Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2024, 39093 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2024, 39093 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 5.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 71 van de Wet op het primair onderwijs artikel 67 van de Wet primair onderwijs BES en artikel 71 van de Wet op de expertisecentra;
Besluit:
organisatie, ongeacht haar rechtsvorm, die economische activiteiten uitoefent;
basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte en gemengde leerweg van het vmbo, bedoeld in artikel 2.22, eerste lid, onderdelen b tot en met d, van de WVO 2020;
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WPO BES, artikel 1 van de WEC of artikel 1.1 van de WVO 2020;
leerjaar 3 of 4 van het mavo, leerjaar 4 of 5 van het havo en leerjaar 4, 5 of 6 van het vwo;
leeromgevingen die buiten de traditionele klaslokalen en schoolgebouwen plaatsvinden, die leerlingen de mogelijkheid bieden om te leren en te groeien in contexten die verschillen van de standaard schoolsetting;
Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;
kennis en ervaring die een leerling aan het eind van het voortgezet onderwijs moet hebben, als bedoeld in de bijlagen bij de Regeling examenprogramma’s voortgezet onderwijs;
wetenschappelijk bewezen aanpak of werkwijze die aantoonbaar bijdraagt aan onderwijsverbetering waarbij zowel kennis uit onderzoek als praktijkkennis is toegepast;
examenprogramma als bedoeld in artikel 2.54 van de WVO 2020;
bekostigd onderwijs op scholen waar primair en voortgezet onderwijs wordt gegeven;
gemengde leerweg van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, als bedoeld in artikel 2.22, eerste lid, onder d van de WVO 2020;
hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b van de WVO 2020;
interventiekompas als bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling;
bekostigde bachelor- of masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3a van de WHW die opleidt tot het verkrijgen van een getuigschrift waaruit blijkt dat is voldaan aan de bekwaamheidseisen die zijn vastgesteld krachtens artikel 32a, eerste lid, van de WPO, artikel 7.10 van de WVO 2020, artikel 32a, eerste lid, van de WEC of artikel 35, eerste lid, van de WPO BES;
Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
middelbaar algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van de WVO 2020;
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
leerling als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022, artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC 2022, artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO BES 2022 of artikel 6.7 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020;
Nationaal Groeifonds als bedoeld in artikel 1 van de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds;
penvoerder als bedoeld in artikel 1.5;
personeel als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020, artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WPO BES of artikel 1 van de WEC;
school waar primair onderwijs wordt gegeven;
praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e van de WVO 2020;
onderwijs dat gegeven wordt op een school of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO, onderwijs en speciaal voortgezet onderwijs dat gegeven wordt op een school of instelling als bedoeld in artikel 1 van de WECof onderwijs dat gegeven wordt op een school als bedoeld in artikel 1 van de WPO BES;
programmaorganisatie van het programma Techkwadraat;
aaneengesloten geografisch gebied bestaande uit het grondgebied van één of meer gemeenten;
Registratie Instellingen en Opleidingen;
overeenkomst tussen in ieder geval alle vestigingen in de Techkwadraatregio;
uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020, artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC of artikel 1 van de WPO BES;
periode waarin het onderwijs aan de school wordt verzorgd, beginnend op 1 augustus van enig kalenderjaar en eindigend op 31 juli daaropvolgend;
taakbeleid als bedoeld in artikel 8.1 van de Collectieve arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs 2023–2024;
het programma volgend op de Nationaal Groeifonds-aanvraag ‘Investeren in het talent van de toekomst’ dat inzet op een leeromgeving over technologie waar onderwijs en praktijk samenkomen.
regio als bedoeld in artikel 1.6;
regio als bedoeld in artikel 3.1 van de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2025–2028;
regio als bedoeld in 2.1 van de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2025–2028;
proces waarbij kennis, vaardigheden en begrip worden ontwikkeld met betrekking tot technologie en de toepassing ervan binnen de domeinen wetenschappen, natuurwetenschappen, techniek en ICT;
hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld in artikel 1 van de WPO, hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld artikel 76a van de WEC, hoofdvestiging als bedoeld in artikel 4.13 van de WVO 2020, nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.14 van de WVO 2020 of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.16 van de WVO 2020, met inbegrip van een vestiging van een school voor voorbereidend beroepsonderwijs die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap die van rechtswege is ontstaan na de omzetting op grond van artikel 12.2.4 van de WEB, te herkennen aan het zescijferige nummer in het RIO;
onderwijs dat gegeven wordt op een school als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020 of op Caribisch Nederland als bedoeld in hoofdstuk 11 van de WVO 2020;
school waar voortgezet onderwijs wordt gegeven;
voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel d van de WVO 2020;
voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a van de WVO 2020;
Wet educatie en beroepsonderwijs;
Wet op de expertisecentra;
beschrijving van de inzet van werknemers op een school, bedoeld in de Collectieve arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs 2023–2024;
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
Wet op het primair onderwijs;
Wet primair onderwijs BES;
Wet voortgezet onderwijs 2020.
Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling.
1. De minister kan subsidie verstrekken aan een penvoerder van een Techkwadraatregio om in regioverband in de schooljaren 2025/2026, 2026/2027 en 2027/2028 vorm te geven aan toekomstbestendig, dekkend en kwalitatief hoogstaand technologieonderwijs binnen het bekostigd funderend onderwijs, voor:
a. een Techkwadraatregio voor de schooljaren 2025/2026, 2026/2027 en 2027/2028; of
b. een Techkwadraatregio voor de schooljaren 2026/2027 en 2027/2028, indien het subsidieplafond, bedoeld in artikel 1.14, nog niet is uitgeput.
2. Op grond van deze regeling komen de kosten voor de volgende activiteiten voor subsidie in aanmerking:
a. kosten voor het vrij roosteren van personeel, voor zover uit het werkverdelingsplan of het taakbeleid blijkt dat het personeel dat is vrijgeroosterd, is ingezet voor Techkwadraat;
b. kosten voor personeel dat wordt aangenomen of ingehuurd voor Techkwadraat;
c. kosten voor samenwerking tussen en binnen Techkwadraatregio’s ten behoeve van toekomstbestendig, dekkend en kwalitatief hoogstaand technologieonderwijs;
d. kosten voor aanvullend technologieonderwijs, waarbij wordt ingezet op verrijking van de lessen door middel van de regionale samenwerking tussen vestigingen van onderwijs, buitenschoolse leeromgevingen en bedrijven.
3. Op grond van deze regeling wordt geen subsidie verstrekt voor:
a. kosten voor huisvesting als bedoeld in artikel 6.2 van de WVO 2020, artikel 92 van de WPO, artikel 90 van de WEC en artikel 79 van de WPO BES;
b. activiteiten waarvoor de minister reeds bekostiging of subsidie verstrekt;
c. activiteiten die voor het tijdstip van indienen van de aanvraag reeds hebben plaatsgevonden; of
d. activiteiten waarvoor de minister reeds subsidie heeft verstrekt op grond van de Regeling Regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027 of de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2025–2028.
1. Aan het einde van de subsidieperiode moet een cofinanciering van ten minste 20% van de totale meerjarenbegroting van het project zijn behaald door bedrijven, organisaties uit buitenschoolse leeromgevingen of andere publieke en private partijen. De cofinanciering moet in geld of in geld waardeerbaar zijn.
2. De cofinanciering die afkomstig is van bedrijven bedraagt ten minste 10% van de totale meerjarenbegroting.
3. De penvoerder staat garant voor de cofinanciering.
1. Het bevoegd gezag van één van de vestigingen van een school die deel uitmaakt van de Techkwadraatregio, treedt namens de vestigingen in de samenwerkingsovereenkomst op als penvoerder.
2. Subsidie wordt aangevraagd door, verleend aan en verantwoord door de penvoerder. Op de penvoerder rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke partij feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende activiteiten.
3. Bij de aanvraag wordt een door alle vestigingen in de Techkwadraatregio getekende verklaring gevoegd waarin zij verklaren dat de penvoerder gemachtigd is om hen in het kader van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen, en dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder over de besteding van de subsidie, op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.
1. Een Techkwadraatregio is een regio waarbinnen onderwijs, bedrijfsleven en organisaties actief in de buitenschoolse leeromgeving gezamenlijk vormgeven aan toekomstbestendig, dekkend en kwalitatief hoogstaand technologieonderwijs binnen het bekostigd funderend onderwijs waarbij wordt gestimuleerd en gefaciliteerd dat alle leerlingen in het funderend onderwijs structureel in aanraking komen met kwalitatief hoogstaand technologieonderwijs, en waarvoor een aanvraag kan worden ingediend als bedoeld in het tweede lid.
2. Een aanvraag door de penvoerder van een Techkwadraatregio komt in aanmerking voor subsidie voor zover:
a. wordt aangesloten bij de infrastructuur van een techniekregio of een techniekluwe regio, of hier gemotiveerd van wordt afgeweken;
b. alle vestigingen van scholen in die regio desgewenst kunnen deelnemen;
c. minimaal 20 vestigingen van po-scholen en minimaal 3 vestigingen van vo-scholen uit de betreffende regio deelnemen aan de Techkwadraatregio, met dien verstande dat een vo-vestiging leerlingen heeft in de bovenbouw van het mavo, havo of vwo, of uitsluitend leerlingen heeft in het eerste of tweede leerjaar van het mavo, havo, vwo of vbo om voor subsidie in aanmerking te komen;
d. de deelnemende vestigingen van scholen die een regio vormen uit aangrenzende gemeenten komen;
e. de deelnemende vestigingen een samenwerkingsovereenkomst ondertekenen, als bedoeld in artikel 1.8, tweede lid, onderdeel b; en
f. er bij het vormgeven van het technologieonderwijs in regioverband door de deelnemende vestigingen wordt samengewerkt met bedrijven en organisaties uit de buitenschoolse leeromgeving. Dit moet blijken uit het activiteitenplan en regiovisie, als bedoeld in artikel 1.8, tweede lid, onderdeel a, sub 1.
3. Een vestiging van een school kan aan maximaal één Techkwadraatregio deelnemen.
1. Voorafgaand aan een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onder b kan de penvoerder een vooraanmelding doen.
2. Voor de vooraanmelding wordt gebruik gemaakt van het formulier dat bekend is gemaakt op de website www.dus-i.nl.
3. De vooraanmelding bestaat uit:
a. de penvoerder en de regio waar deze aanvraag betrekking op heeft; en
b. het aantal vestigingen waarmee een aanvraag wordt ingediend of uitgebreid.
4. De vooraanmelding wordt ingediend van 1 september 2025 tot en met 26 september 2025.
1. Voor de subsidieaanvraag wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat wordt bekendgemaakt op de website www.dus-i.nl.
2. In aanvulling op de artikelen 3.4 tot en met 3.7 van de Kaderregeling bevat de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid:
a. een activiteitenplan inclusief een regiovisie voor de periode 2025–2028 die bestaat uit:
1°. de samenstelling van de Techkwadraatregio en de onderbouwing daarvan, waarbij de samenwerking wordt omschreven met bedrijven en organisaties uit de buitenschoolse leeromgeving;
2°. een vermelding van de regio waarbinnen de samenwerking plaatsvindt;
3°. een concrete omschrijving van het regionale doel met betrekking tot de dekking, toekomstbestendigheid en kwaliteit van het technologieonderwijs in het primair en voortgezet onderwijs waarbij wordt omschreven hoe het technologieonderwijs zich verhoudt tot de kerndoelen als bedoeld in artikel 9 van de WPO, artikel 2.13 van de WVO 2020 en artikel 13, zevende lid, van de WEC en examenprogramma’s als bedoeld in artikel 2.54 van de WVO 2020;
4°. een beschrijving van hoe de werkdruk van leraren en schoolleiders zo veel mogelijk wordt verminderd;
5°. een concrete omschrijving van de wijze waarop de regiovisie bijdraagt aan het betrekken van ondervertegenwoordigde groepen in technologische beroepen.
6°. een concrete omschrijving van de wijze waarop wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingen en activiteiten rond technologieonderwijs in de regio;
7°. een concrete omschrijving van de wijze waarop de tijdelijke impuls op basis van deze subsidieregeling na het schooljaar 2027/2028 wordt voortgezet en streeft naar een structureel effect in de regio;
8°. een beschrijving van binnen de regio belangrijke thema’s en hoe hier in de regio aandacht aan wordt besteed, waaronder in ieder geval de 5 kompaspunten uit het interventiekompas:
i. regionale samenwerking
ii. beroepsontwikkeling
iii. onderwijsontwikkeling
iv. imago en beeldvorming
v. lerend vermogen; en
9°. een beschrijving van de wijze waarop de cofinanciering, bedoeld in artikel 1.4, aan het einde van de subsidieperiode zal worden behaald;
b. een door in ieder geval alle aan de Techkwadraatregio deelnemende vestigingen ondertekende samenwerkingsovereenkomst met daarin:
1°. een beschrijving van de manier waarop de samenwerking wordt georganiseerd en hoe de benodigde expertise op scholen zelf kan worden opgebouwd en kan beklijven;
2°. een beschrijving van de verdeling van de middelen over de activiteiten;
3°. een beschrijving van de verantwoordelijkheden van iedere partij en de activiteiten die iedere partij gaat uitvoeren;
4°. de machtiging, bedoeld in artikel 1.5, derde lid; en
c. een sluitende meerjarenbegroting.
3. De subsidieaanvraag kan worden ingediend:
a. van 4 december 2024, 9.00 uur tot en met 13 januari 2025, 16.00 uur voor een aanvraag als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a;
b. van 25 november 2025, 9.00 uur tot en met 23 december 2025, 16.00 uur voor een aanvraag als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b, indien het subsidieplafond, bedoeld in artikel 1.14 nog niet is uitgeput.
4. Aanvragen die worden ingediend buiten een in het derde lid bedoeld aanvraagtijdvak, worden afgewezen.
1. Als het subsidieplafond, bedoeld in artikel 1.14, nog niet is uitgeput krijgt de penvoerder van een Techkwadraatregio, als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, de gelegenheid om aanvullende subsidie aan te vragen indien de Techkwadraatregio wordt uitgebreid met minimaal één vestiging van een vo-school of drie vestigingen van po-scholen.
2. Voor de aanvullende subsidieaanvraag wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat wordt bekend gemaakt op de website www.dus-i.nl.
3. De subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, wordt gewijzigd op de volgende punten:
a. het activiteitenplan, bedoeld in artikel 1.8, tweede lid, onderdeel a, wordt aangevuld met de nieuwe samenstelling van de Techkwadraatregio en de aanvullende activiteiten voor de periode 2026–2028;
b. de meerjarenbegroting, bedoeld in artikel 1.8, tweede lid, onderdeel c, wordt aangepast aan de aanvullende aanvraag;
c. de ondertekende samenwerkingsovereenkomst, inclusief de machtiging als bedoeld in artikel 1.5, derde lid, moet worden ondertekend door de nieuwe vestigingen.
4. De aanvullende subsidieaanvraag kan worden ingediend van 25 november 2025, 09.00 uur tot en met 23 december 2025, 16.00 uur.
5. De aanvullende aanvragen die worden ingediend na sluiting van het aanvraagtijdvak als bedoeld in het vierde lid worden afgewezen.
1. De minister stelt een onafhankelijke adviescommissie in die de minister adviseert over de subsidieaanvragen, bedoeld in de artikelen 1.8 en 1.9.
2. Een subsidieaanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria en deelaspecten:
a. activiteitenplan en regiovisie gericht op dekkend, toekomstbestendig en kwalitatief hoogstaand technologieonderwijs in de regio, beoordeeld met een cijfer tussen de 1 en 10 op de deelaspecten:
1°. de regiovisie bevat een regionale analyse met aandacht voor binnen de regio belangrijke thema’s.
2°. de regiovisie bevat heldere doelstellingen gericht op dekkend, toekomstbestendig kwalitatief hoogstaand technologieonderwijs in het funderend onderwijs.
3°. een activiteitenplan dat aansluit bij de regiovisie en het interventiekompas.
b. Uitvoerbaarheid en haalbaarheid, beoordeeld met een cijfer tussen de 1 en 10 op de volgende deelaspecten:
1°. het plan bevat een samenwerkingsovereenkomst.
2°. het plan sluit aan bij reeds lopende regionale trajecten.
c. Onderbouwde en sluitende begroting, beoordeeld met een voldoende of onvoldoende.
3. De criteria en deelaspecten zijn uitgewerkt in een beoordelingskader, dat als bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd.
4. De subsidie wordt slechts verleend indien de aanvraag op alle deelaspecten minimaal 6 van de 10 punten en een voldoende op de onderbouwde en sluitende begroting scoort, bedoeld in bijlage 1.
1. De minister beslist uiterlijk:
a. op 13 juni 2025 op aanvragen als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a.
b. op 1 juni 2026 op aanvragen als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b en op aanvullende aanvragen als bedoeld in artikel 1.9, eerste lid.
2. Indien de minister een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, afwijst, anders dan vanwege de overschrijding van het subsidieplafond:
a. kan voor aanvragen als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, van 13 juni 2025 tot 13 juli 2025 een gewijzigde aanvraag worden ingediend. De minister besluit op de gewijzigde aanvraag uiterlijk 22 september 2025.
b. kan voor aanvragen als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b, van 2 juni tot 2 juli 2026 een gewijzigde aanvraag worden ingediend. De minister besluit op de gewijzigde aanvraag uiterlijk 11 september 2026.
1. Aan de subsidieverstrekking zijn de volgende verplichtingen verbonden:
a. uitvoering van de activiteiten start zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in oktober 2025 voor aanvragen als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, en uiterlijk in oktober 2026 voor aanvragen als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b;
b. de penvoerder is ervoor verantwoordelijk dat vestigingen van de Techkwadraatregio meewerken aan peer-reviews, monitoring en evaluatie van deze regeling ten behoeve van een lerende aanpak;
c. de penvoerder zendt op uiterlijk 28 februari 2029 een eindverslag over de gehele subsidieperiode aan de minister;
d. de penvoerder van een Techkwadraatregio als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, zendt op uiterlijk 1 november 2026 een voortgangsrapportage over de periode augustus 2025 tot en met 31 juli 2026 en op 1 november 2027 een voortgangsrapportage over de periode 1 augustus 2026 tot en met 31 juli 2027 aan de minister;
e. de penvoerder van een Techkwadraatregio als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b zendt op uiterlijk 1 november 2027 een voortgangsrapportage over de periode 1 augustus 2026 tot en met 31 juli 2027 aan de minister;
2. De minister kan een formulier vaststellen ten behoeve van het eindverslag.
1. De voortgangsrapportage, bedoeld in artikel 1.12, eerste lid, onderdelen d en e, omvat ten minste:
a. een omschrijving van de bestede middelen;
b. een sluitende en goed onderbouwde meerjarenbegroting over de betreffende periode, bedoeld in artikel 1.12, eerste lid, onderdelen d of e, waarin eveneens inzicht wordt gegeven in de stand van zaken van de cofinanciering, bedoeld in artikel 1.4;
c. de bereikte mijlpalen en de gerealiseerde doelen over de betreffende periode, bedoeld in artikel 1.12, eerste lid, onderdelen d of e, waaronder de voortgang op de in artikel 1.8, tweede lid, gespecificeerde onderdelen van de regiovisie; en
d. indien nodig een bijstelling van de regiovisie, het activiteitenplan, de samenwerkingsovereenkomst en de begroting.
2. De minister kan een formulier vaststellen ten behoeve van de voortgangsrapportage.
Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in totaal € 129 miljoen beschikbaar.
1. Het subsidiebedrag per aanvraag als bedoeld in de artikel 1.3, eerste lid en artikel 1.9, bestaat uit:
a. een vast bedrag per vestiging; en
b. een bedrag per leerling, met uitzondering van leerlingen in het praktijkonderwijs en het derde of vierde leerjaar van het vbo en de gemengde leerweg;
2. Het bedrag per vestiging wordt berekend door het aantal vestigingen als bedoeld in artikel 1.6, tweede lid, onderdeel c, dat deelneemt aan de Techkwadraatregio te vermenigvuldigen met:
a. € 8.500 in het geval van een aanvraag als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a; of
b. een nader te bepalen bedrag dat uiterlijk 24 oktober 2025 bekend wordt gemaakt door wijziging van deze regeling in het geval van een aanvraag als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b of artikel 1.9.
3. Het bedrag per leerling wordt berekend door het aantal leerlingen, dat op de peildatum bedoeld in het vijfde lid stond ingeschreven op de vestigingen, bedoeld in artikel 1.6, tweede lid, onderdeel c, die deelnemen aan de Techkwadraatregio te vermenigvuldigen met:
a. € 45 in het geval van een aanvraag als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a; of
b. een nader te bepalen bedrag dat uiterlijk 24 oktober 2025 wordt bekend gemaakt door wijziging van deze regeling in het geval van een aanvraag als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b of artikel 1.9;
4. Het subsidiebedrag per aanvraag als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, wordt berekend door de bedragen uit het tweede en derde lid bij elkaar op te tellen.
5. Het bedrag in het derde lid wordt berekend op basis van het aantal leerlingen ingeschreven op de vestigingen die deelnemen aan de Techkwadraatregio op basis van de voorlopige telling, zoals geregistreerd bij DUO. Voor vestigingen van po-scholen wordt 1 februari 2024 als peildatum gehanteerd, en voor vestigingen van vo-scholen wordt 1 oktober 2024 als peildatum gehanteerd.
6. Het aanvullende subsidiebedrag als bedoeld in artikel 1.9 wordt berekend door de bedragen uit het tweede en derde lid bij elkaar op te tellen voor de vestigingen waarmee de Techkwadraatregio is uitgebreid.
1. Indien de toewijzing van alle daarvoor in aanmerking komende volledige aanvragen als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, voor een subsidie leidt tot overschrijding van het subsidieplafond, bedoeld in artikel 1.14, krijgt de aanvraag voor de Techkwadraatregio van Caribisch Nederland, bedoeld in artikel 2.1, onderdeel b, voorrang.
2. Vervolgens verdeelt de minister het beschikbare bedrag door:
a. het bedrag van overschrijding in eerste instantie naar rato in mindering te brengen over alle aanvragen boven de grens van € 2.500.000,–, tot een maximum van 50% van het aangevraagde budget boven deze grens;
b. indien er nog een overschrijding resteert, brengt de minister het resterende bedrag van overschrijding naar rato van het aangevraagde bedrag tot de grens van € 2.500.000,– in mindering over alle aanvragen, met uitzondering van het deel dat al is belast onder a, tot het subsidieplafond is bereikt.
3. Indien na toepassing van het eerste en tweede lid nog middelen resteren en de toewijzing van alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen als bedoeld artikel 1.11, tweede lid, onderdeel a, leidt tot overschrijding van het subsidieplafond als bedoeld in artikel 1.14, wordt het beschikbare bedrag door loting verdeeld.
1. Indien het subsidieplafond, bedoeld in artikel 1.14, na het verstrekken van subsidie als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, nog niet is uitgeput worden de resterende gelden als volgt verdeeld:
a. indien de toewijzing van alle daarvoor in aanmerking komende volledige aanvragen als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b, en artikel 1.9, leidt tot overschrijding van het subsidieplafond als bedoeld in artikel 1.14, krijgt de aanvraag voor de Techkwadraatregio van Caribisch Nederland, bedoeld in artikel 2.1, onderdeel a, voorrang;
b. indien na toepassing van onderdeel a, nog middelen resteren krijgen vervolgens aanvragen waarbij 50% van de vestigingen die deel uitmaken van de aanvraag voor een Techkwadraatregio in een gemeente gevestigd zijn waar nog geen Techkwadraatregio actief is en aanvullende aanvragen als bedoeld in artikel 1.9, voorrang;
c. indien na toepassing van onderdeel b het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de overschrijding naar rato in mindering gebracht over alle aanvragen, bedoeld in artikel 1.17, eerste lid, onderdeel b;
d. indien na toepassing van onderdelen a en b nog middelen resteren, wordt dit bedrag door loting verdeeld over de resterende volledige aanvragen.
2. Indien na toepassing van het eerste lid nog middelen resteren en de toewijzing van alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen als bedoeld artikel 1.11, tweede lid, onderdeel b, leidt tot overschrijding van het subsidieplafond als bedoeld in artikel 1.14, wordt het beschikbare bedrag verdeeld door loting verdeeld.
1. De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend. Niet bestede middelen worden teruggevorderd.
2. De subsidie wordt voor 31 augustus 2028 besteed.
1 Bij goedkeuring wordt de subsidie verleend binnen 22 weken na sluiting van de aanvraagtermijn.
2. De minister verleent een voorschot van 100%.
3. Het voorschot wordt in drie gelijke delen uitbetaald over de jaren 2025, 2026 en 2027 bij een aanvraag als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a en artikel 1.11, tweede lid, onderdeel a. Een aanvraag als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b, artikel 1.9 en artikel 1.11, tweede lid, onderdeel b worden uitbetaald in twee gelijke delen in de jaren 2026 en 2027.
1. De financiële verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G2, zoals bedoeld in bijlage 4 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
2. De vaststelling vindt plaats binnen een jaar na de indiening van het jaarverslag over het laatste jaar van besteding.
Bij subsidieverstrekking aan scholen in Caribisch Nederland:
a. bedraagt de totale cofinanciering, in afwijking van artikel 1.4, eerste en tweede lid, ten minste 5% van de totale meerjarenbegroting van het project door bedrijven en organisaties van buitenschoolse leeromgevingen;
b. geldt Caribisch Nederland in afwijking van artikel 1.6 als één Techkwadraatregio, waarbinnen:
i. wordt aangesloten bij de infrastructuur van de daar actieve techniekluwe regio; en
ii. alle vestigingen van vo-scholen in de regio, uitgezonderd beroepsgericht vmbo, deelnemen;
ii. minimaal 75% van de vestigingen van po-scholen in die regio deelneemt, daarbij geldt dat alle vestigingen desgewenst kunnen deelnemen; en
iv. een samenwerkingsovereenkomst wordt ondertekend als bedoeld in artikel 1.8, tweede lid, onderdeel b;
c. hoeft in afwijking van artikel 1.8, tweede lid, sub a, onder 3°, niet te worden omschreven hoe het technologieonderwijs zich verhoudt tot de kerndoelen en examenprogramma’s;
d. bedraagt het subsidiebedrag in afwijking van artikel 1.15 maximaal € 1.100.000,– omgerekend in dollars tegen de vastgestelde wisselkoers.
De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Deze regeling zal met de bijlagen en toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins
Criterium |
Deelaspecten |
Minimale vereisten |
---|---|---|
1. Een activiteitenplan inclusief regiovisie dat toeziet op dekkend, toekomstbestendig en kwalitatief hoogstaand technologieonderwijs in de regio. |
A. De regiovisie bevat een regionale analyse en heeft aandacht voor binnen de regio belangrijke thema’s. |
1. In de regiovisie is een onderbouwde keuze gemaakt voor de samenstelling van de regio waarbij zoveel mogelijk aangesloten is bij de bestaande infrastructuur van een techniekregio of techniekluwe regio (STO), of hiervan gemotiveerd is afgeweken door bijvoorbeeld aan te sluiten bij andere bestaande samenwerkingsverbanden en initiatieven. 2. De regiovisie bevat een overzicht van de relevante partijen in de regio, inclusief hoe gewerkt wordt aan samenhang en samenwerking tussen de verschillende partners. 3. Er wordt inzichtelijk gemaakt welke belangen de partners hebben bij dit plan en hoe de individuele belangen worden vertaald in de gezamenlijke doelstellingen van de Techkwadraatregio. 4. De regiovisie bevat een concrete omschrijving welke bestaande samenwerkingen en activiteiten er zijn en hoe hierop wordt voortgebouwd rond technologieonderwijs in de regio. 5. De regiovisie bevat een concrete omschrijving hoe de tijdelijke impuls op basis van deze subsidieregeling tot structureel effect in de regio leidt en een onderbouwde indicatie hoe de Techkwadraatregio na 2028 wordt voortgezet en hoe de tijdelijke impuls op basis van deze subsidieregeling tot structureel effect in de regio leidt. 6. De regiovisie beschrijft hoe er aandacht zal worden besteed aan de binnen de regio belangrijke thema’s waaronder in ieder geval vijf kompaspunten uit het interventiekompas: regionale samenwerking, beroepsontwikkeling, onderwijsontwikkeling, imago en beeldvorming en lerend vermogen. |
B. De regiovisie bevat heldere doelstellingen gericht op dekkend, toekomstbestendig kwalitatief hoogstaand technologieonderwijs in het funderend onderwijs |
1. De regiovisie bevat een SMART omschrijving van de regionale doelstellingen met betrekking tot de dekking, toekomstbestendigheid en kwaliteit van het technologieonderwijs in het primair en voortgezet onderwijs. 2. Een beschrijving van hoe de werkdruk van leraren en schoolleiders zo veel mogelijk wordt verminderd. 3. De regiovisie bevat een SMART omschrijving van de regionale doelstellingen met betrekking tot het betrekken van ondervertegenwoordigde groepen in de techniek. 4. De doelstellingen sluiten aan bij het huidige onderwijsaanbod door bij de invulling hiervan gebruik te maken van het aanbod uit de omgeving (zoals musea, science centers en bibliotheken) en bestaande netwerken, zoals STO-regio’s en regionale VO-HO-netwerken. 5. De doelstellingen sluiten aan bij het door het Nationaal Groeifonds gefinancierde programma Techkwadraat en in het bijzonder bij het door het programmabureau verstrekte interventiekompas. 6. Er wordt een beschrijving gegeven van de mijlpalen die gedurende de subsidieperiode moeten worden bereikt om de doelstellingen te behalen. |
|
C. De aanvraag bevat een activiteitenplan dat aansluit bij de regiovisie en het interventiekompas verspreid door het programmabureau. Het interventiekompas is te vinden in bijlage 2. |
1. Het activiteitenplan bevat concrete, realistische en toekomstbestendige acties om de in de regiovisie geformuleerde doelstellingen te bereiken. 2. Het activiteitenplan is opgebouwd op basis van de vijf kompaspunten zoals benoemd in het door het programmabureau verstrekte interventiekompas. 3. Het activiteitenplan bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd. 4. Het activiteitenplan bevat voor elke activiteit waar mogelijk een onderbouwing van het evidence-informed karakter van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de activiteit. |
|
2. Uitvoerbaarheid en haalbaarheid. |
A. Het plan bevat een samenwerkingsovereenkomst met daarin de inrichting van een deskundige en duurzame organisatie die zorg draagt voor sturing op een efficiënte inzet en verantwoording van middelen, samenwerking, planning, evaluatie en communicatie. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande structuren. |
1. De samenwerkingsovereenkomst bevat een beschrijving van de manier waarop de samenwerking wordt georganiseerd, en hoe de benodigde expertise op scholen zelf kan worden opgebouwd en kan beklijven. 2. De samenwerkingsovereenkomst bevat een beschrijving van de verdeling van de middelen over de activiteiten. 3. De samenwerkingsovereenkomst bevat een beschrijving van de verantwoordelijkheden van iedere partij en de activiteiten die iedere partij gaat uitvoeren. 4. De samenwerkingsovereenkomst maakt aannemelijk dat de regio gezamenlijk optrekt, van elkaar leert en zo veel mogelijk van elkaars expertise en voorzieningen gebruik maakt, zo ook van bestaande voorzieningen in de regio. 5. De samenwerkingsovereenkomst heeft een open karakter en beschrijft de wijze waarop partijen kunnen toetreden tot de Techkwadraatregio. De overeenkomst is dus flexibel en niet strikt vastomlijnd. De samenwerking kan evolueren naarmate de omstandigheden of behoeften veranderen. |
B. Aansluiting bij reeds lopende regionale trajecten. |
1. Het plan bevat een beschrijving van de aansluiting van dit plan op, en zo mogelijk versterking van, eventuele reeds lopende regionale trajecten met overeenkomstige doelen (zoals de regionale VO-HO-netwerken en de Sterk Techniekonderwijs-regio’s), en maakt aannemelijk dat het plan hierop aanvullend is. 2. Indien partijen reeds subsidie ontvangen op basis van de Regeling Sterk Techniekonderwijs of de Regeling Regionaal Investeringsfonds MBO, zijn de regiovisies niet onderling tegenstrijdig en met elkaar verenigbaar. |
|
3. Onderbouwde en sluitende begroting. |
A. Het plan bevat een realistisch uitgewerkte meerjarenbegroting van de kosten en baten. |
1. Er is een inzichtelijke en evenwichtige meerjarenbegroting voor de subsidieperiode die voldoet aan artikel 3.5 van de Kaderregeling. Dit betekent dat (1) de begroting per kompaspunt een overzicht behelst van de geraamde kosten en opbrengsten van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd; (2) de begrotingsposten ieder afzonderlijk van een toelichting worden voorzien; en (3) de begroting sluitend is. De begroting geeft inzicht in de loonkosten, materiële kosten en overige kosten. 2. De begroting maakt inzichtelijk hoe de middelen door de regio zijn verdeeld over de activiteiten en wat de omvang van de kosten voor de overhead is. |
B. Doelstellingen worden op zo efficiënt mogelijke manier bereikt. |
1. Uit de aanvraag blijkt dat de middelen (geld, tijd en menskracht) zo efficiënt mogelijk worden ingezet om maximale resultaten te bereiken. 2. Voor de berekening van de personeelskosten wordt onderscheid gemaakt tussen interne en externe personeelskosten. Voor intern personeel wordt een uurtarief gehanteerd conform de meest recent geraamde GPL. Voor extern personeel wordt een integraal tarief gehanteerd van maximaal € 135,– per uur inclusief BTW. De inzet van vrijwilligers wordt gewaardeerd op ten hoogste het uurtarief van intern personeel. |
|
C. Het plan toont aan hoe de 20% cofinanciering bereikt wordt aan het einde van de subsidieperiode. |
1. De cofinanciering van minimaal 20% is weergegeven en volgens de kaders van de regeling geregeld. 2. De aanvraag bevat een beschrijving van de beoogde inbreng van de bedrijven (de kosten van bedrijven) en organisaties gekoppeld aan de activiteiten van de Techkwadraatregio dat overeenkomt met de beschrijving van de cofinanciering. |
Het Nationaal Groeifonds investeert maximaal € 351,6 miljoen in het programma Techkwadraat, dat gericht is op het in regioverband versterken van technologieonderwijs in Nederland. Dit bedrag bestaat uit een directe toekenning van € 145,8 miljoen en een voorwaardelijke toekenning van € 205,8 miljoen. Van het totaalbedrag is ongeveer € 330 miljoen bestemd voor de bekostiging penvoerders van Techkwadraatregio’s. Hiervan is ongeveer € 129 miljoen beschikbaar via de Subsidieregeling Techkwadraat 2025–2027 (hierna: de regeling). Het resterende bedrag wordt beschikbaar gesteld via een nieuwe subsidieregeling, afhankelijk van de toekenning van het Nationaal Groeifonds in 2028. Vanaf 2025 wordt dit geld verdeeld over de Techkwadraatregio's, waar het bekostigde funderend onderwijs (scholen voor primair onderwijs (po), (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so), voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs theoretische leerweg (vmbo tl), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo)) samenwerkt met bedrijven en organisaties uit de buitenschoolse leeromgevingen. Een belangrijke voorwaarde om deze samenwerking te stimuleren is door middel van cofinanciering door bedrijven, organisaties uit buitenschoolse leeromgevingen (zoals musea, bibliotheken, science centers, technohubs) en andere regionale partijen (zoals hoger onderwijsinstellingen en gemeenten). Gedurende de regio- en planvormingsfase worden onderwijsinstellingen ondersteund door het programmabureau.
Het overkoepelende doel van de regeling is om elk kind in het funderend onderwijs toegang te geven tot toekomstbestendig, dekkend en kwalitatief hoogwaardig technologieonderwijs. Met de term technologie worden de technische en wetenschappelijke vakgebieden bedoeld die zich richten op het begrijpen en toepassen van natuurlijke fenomenen en processen, evenals het ontwerpen en ontwikkelen van technologische oplossingen. Technologieonderwijs kan worden gedefinieerd als het proces waarbij kennis, vaardigheden en begrip worden ontwikkeld met betrekking tot technologie en de toepassing ervan. Dit omvat het leren over verschillende technologische systemen, gereedschappen, processen en hun impact op individuen, samenlevingen en de wereld als geheel. Het doel van technologieonderwijs is niet alleen om technologische vaardigheden te ontwikkelen, maar ook om een dieper begrip te bevorderen van hoe technologieën werken, hoe ze worden ontworpen en hoe ze kunnen worden toegepast om problemen op te lossen en kansen te benutten.
De noodzaak van deze regeling komt voort uit de huidige situatie in het technologieonderwijs in Nederland. Scholen zijn verplicht om een minimum aan techniek- en technologieonderwijs aan te bieden volgens de kerndoelen en examenprogramma’s. Echter, de huidige uitvoering daarvan is vaak minimaal, versnipperd en kwalitatief onder de maat. Dit betekent dat veel leerlingen niet voldoende voorbereid zijn op de technologische en wetenschappelijke uitdagingen van de toekomst. Met deze regeling wordt daarom een impuls gegeven aan de ontwikkeling van regionale leerecosystemen, genaamd Techkwadraatregio's. Deze aanpak richt zich niet op het naleven van de minimumeisen, maar op het creëren van een regionaal leerecosysteem waar scholen, bedrijven en buitenschoolse leeromgevingen, zoals musea en science centers, intensief samenwerken. Dit leerecosysteem is erop gericht om het technologieonderwijs van hogere kwaliteit te maken en af te stemmen op de specifieke behoeften van de regionale arbeidsmarkt. Door deze geïntegreerde samenwerking wordt het verplichte curriculum verbonden aan regionale doelen wat zorgt voor praktische, toepassingsgerichte kennis en ervaring die hen voorbereiden op toekomstige banen in de technologische sector. De regeling legt een sterke nadruk op vijf kerngebieden (vijf kompaspunten uit het interventiekompas): regionale samenwerking, beroepsontwikkeling, onderwijsontwikkeling, imago- en beeldvorming, en het lerend vermogen.
Regeldruk
Om te voorkomen dat er onnodige regeldruk wordt veroorzaakt, worden vanuit DUS-I in iedere stap digitale formulieren beschikbaar gesteld waar een deel van de gegevens vooraf is ingevuld.
Met name het proces voorafgaand aan de het indienen van de aanvraag vraagt om een tijdsinvestering van de Techkwadraatregio. Een penvoerder moet de regio vormen en zij moeten samen plannen maken. Om de regeldruk hier zo laag mogelijk te houden, worden regio-ondersteuners ingezet. Het proces van subsidieaanvraag vereist gedetailleerde plannen en onderbouwingen, waaronder een activiteitenplan en een sluitende meerjarenbegroting. Per deelnemende vestiging wordt de tijdsinvestering aan de voorkant geschat op zes uur. Voor de penvoerder wordt deze tijdsinvestering geschat op tien uur.
Voor het indienen van een subsidieaanvraag wordt voor de penvoerder van de regio de tijdsbesteding geschat op gemiddeld twee uur.
Naast de initiële aanvraag zijn er ook doorlopende verplichtingen voor monitoring en evaluatie. Penvoerders moeten één of twee keer een voortgangsrapportages indienen. Dit wordt gedaan om een lerende aanpak te bevorderen en om de effectiviteit van de regeling te waarborgen. Het analyseren van de activiteiten en invullen van de verantwoording wordt geschat op drie uur. Andere monitoringsonderzoeken zoals peer-review worden onder leiding van het programmabureau en het Ministerie van OCW geschat op vier uur voor de totale subsidieperiode.
De verwachting is dat circa 80 regio’s bestaande uit ongeveer 23 vestigingen een aanvraag indienen. Uitgaande van een uurtarief van € 54,– betekent dit:
– voor de penvoerder per regio: 22 uur x € 54,– = € 1.188,–
– voor de vestigingen per regio: 6 uur x 23 vestigingen x € 54,– = € 7.452,–
– Dit betekent € 8.640 per toekenning aan een Techkwadraatregio voor de subsidie.
ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Uitvoering en handhaafbaarheid
Deze regeling is beoordeeld via een uitvoeringstoets van DUS-I met als oordeel uitvoerbaar. Wat betreft handhaving van deze regeling, worden de ingediende aanvragen beoordeeld door een onafhankelijke adviescommissie. Deze commissie geeft advies aan de minister over de kwaliteit van deze aanvragen.
In artikel 1.1 zijn de begripsbepalingen opgenomen.
In de regeling wordt specifiek verwezen naar de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo: de basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte en gemengde leerweg, zoals beschreven in artikel 2.22, eerste lid, onderdelen b tot en met d, van de WVO 2020.
Deze definitie is bewust gekozen omdat deze leerwegen binnen het vmbo reeds in aanmerking komen voor de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2025–2028 (STO). Om duidelijkheid te verschaffen en dubbele bekostiging te voorkomen, maken we een onderscheid door te spreken over voortgezet onderwijs exclusief het beroepsgerichte vmbo.
In de regeling wordt een aantal keer verwezen naar de buitenschoolse leeromgevingen. In artikel 1.1 wordt deze gedefinieerd als leeromgevingen die buiten de traditionele klaslokalen en schoolgebouwen plaatsvinden. Deze omgevingen bieden leerlingen de mogelijkheid om te leren en te groeien in contexten die verschillen van de standaard schoolsetting. In essentie bieden buitenschoolse leeromgevingen leerlingen waardevolle leerervaringen die hen helpen om kennis en vaardigheden te ontwikkelen die ze mogelijk niet in een traditionele klasomgeving zouden opdoen.
Enkele voorbeelden van organisaties uit buitenschoolse leeromgevingen zijn:
– Musea en wetenschapscentra
– Natuur- en milieucentra
– Bibliotheken
– Kinderopvangorganisaties
– Techhubs
Op deze subsidieregeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de kaderregeling) van toepassing. Dit betekent dat onder meer de bepalingen over het begrotingsvoorbehoud (artikel 1.4 van de Kaderregeling), de verplichting tot het meewerken aan onderzoek (artikel 5.4 van de Kaderregeling), de meldingsplicht (artikel 5.7 van de Kaderregeling) en de inlichtingenplicht (artikel 5.11 van de Kaderregeling) ook gelden voor de ontvanger van een subsidie op grond van deze regeling.
De minister kan op grond van deze regeling subsidie verstrekken aan penvoerders van Techkwadraatregio’s voor de schooljaren 2025–2026, 2026–2027 en 2027–2028. Deze subsidie is bedoeld om in regioverband technologieonderwijs binnen het funderend onderwijs te versterken. Het doel is om toekomstbestendig, dekkend en kwalitatief hoogstaand technologieonderwijs te realiseren. De subsidie is specifiek gerelateerd aan het door het Nationaal Groeifonds gefinancierde programma Techkwadraat.
De subsidieregeling hanteert een gestructureerd groeimodel om regio's te stimuleren in hun ontwikkeling. Als na de eerste aanvraagronde nog middelen resteren, biedt de regeling het daaropvolgende jaar de mogelijkheid om zowel bestaande regio's uit te breiden als nieuwe regio's te initiëren.
Concreet betekent dit dat er twee mogelijkheden zijn:
1. In 2025 subsidie aan te vragen voor de schooljaren 2025–2026, 2026–2027 en 2027–2028 (artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a). Hierbij geldt de mogelijkheid om de aanvraag aan te vullen in 2026 (artikel 1.9).
2. In 2026 subsidie aan te vragen voor de schooljaren 2026–2027 en 2027–2028 (artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b).
Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:
– Kosten voor het vrij roosteren van personeel, voor zover uit het werkverdelingsplan of het taakbeleid blijkt dat het personeel dat is vervangen, is ingezet voor Techkwadraat. Een voorbeeld is de groepsleerkracht die een middag uit het rooster is gehaald om samen met een medewerker van een bedrijf een bezoek van de school voor te bereiden en te zorgen dat dit aansluit op wat de leerlingen in de reguliere lessen leren. Kosten voor het vervangen van personeel zijn deels subsidiabel: alleen de extra kosten die vervanging ten opzichte van de reguliere personeelskosten met zich meebrengt zijn subsidiabel.
– Kosten voor personeel dat wordt aangenomen of ingehuurd voor Techkwadraat. Een voorbeeld is het aannemen van een netwerkfunctionaris die zorgt voor de verbinding tussen de scholen, bedrijven en andere organisaties om effectief samen te werken aan het gezamenlijke technologieonderwijs in de Techkwadraatregio.
– Kosten voor samenwerking tussen en binnen Techkwadraatregio’s ten behoeve van toekomstbestendig, dekkend en kwalitatief hoogstaand technologieonderwijs. Een voorbeeld van kosten voor de samenwerking is het organiseren van een gezamenlijke bijeenkomst waarbij faciliteiten als zaalhuur nodig zijn.
– Kosten voor aanvullend technologieonderwijs, waarbij wordt ingezet op verrijking van de lessen door middel van de regionale samenwerking van onderwijs, buitenschoolse leeromgevingen en bedrijven, binnen en buiten school(tijd). Activiteiten die aansluiten bij het in de bijlage genoemde interventiekompas vallen hieronder. Een voorbeeld is het deelnemen van leerlingen aan experimenten en simulaties bij een Science Center die hen helpen om de theoretische concepten die ze op school leren, toe te passen in een praktische setting.
Subsidie kan niet worden verstrekt voor de volgende activiteiten:
– Kosten voor huisvesting.
– Activiteiten die reeds worden bekostigd uit de rijksbijdrage voor de betreffende scholen. De reguliere lesuren van de groepsleerkracht zijn bijvoorbeeld kosten die al bekostigd worden uit de rijksbijdrage.
– Activiteiten die voor het tijdstip van indienen van de aanvraag reeds hebben plaatsgevonden. Het schrijven van de activiteitenplannen en de regiovisie is bijvoorbeeld niet subsidiabel.
– Activiteiten waarvoor de minister reeds subsidie heeft verstrekt op grond van de Regeling Regionaal investeringsfonds mbo 2024–2027, Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2025–2028 of een andere ministeriële regeling.
De bepalingen onder artikel 1.4 zijn bedoeld om te verzekeren dat projecten niet volledig afhankelijk zijn van subsidies en dat er een substantiële betrokkenheid en financiële steun is vanuit andere sectoren, met name het bedrijfsleven. Dit verhoogt de duurzaamheid en haalbaarheid van de projecten en stimuleert samenwerking tussen verschillende partijen.
Organisaties kunnen voor de gehele subsidieperiode met de Techkwadraat-regio samenwerken, voor een deel van de subsidieperiode, of eenmalig. Van de totale meerjarenbegroting bestaat 80% uit subsidie en 20% moet worden gefinancierd via cofinanciering. Minstens 10% van de totale meerjarenbegroting, oftewel de helft van de vereiste cofinanciering, moet afkomstig zijn uit het bedrijfsleven. Als er meer dan 20% cofinanciering wordt binnengehaald, blijft de vereiste bijdrage van 10% uit het bedrijfsleven ongewijzigd.
Voorbeeld:
Een Techkwadraatregio heeft een activiteitenplan met een totale meerjarenbegroting van € 1.000.000. Om in aanmerking te komen voor subsidie, moet er voldaan worden aan de cofinancieringseisen.
Totale cofinancieringseis:
Er moet minstens 20% van de totale meerjarenbegroting van het project worden gefinancierd door bedrijven en buitenschoolse leeromgevingen. Dit houdt in dat 80% via de toegekende subsidie wordt gedekt. Voor een project van € 1.000.000 betekent dit een cofinanciering van minstens € 200.000.
Verdeling van cofinanciering:
Minimaal de helft van deze cofinanciering moet afkomstig zijn van bedrijven.
Dit betekent dat van de € 200.000 cofinanciering minstens € 100.000 door bedrijven moet worden bijgedragen.
Bedrijven dragen bij (in geld of in geld waardeerbaar):
Bedrijf A draagt € 50.000 in geld bij.
Bedrijf B levert werknemersuren ter waarde van € 30.000.
Bedrijf C biedt consultancy diensten ter waarde van € 20.000.
Totale bijdrage van bedrijven: € 100.000.
Buitenschoolse leeromgevingen dragen bij (in geld of in geld waardeerbaar):
Een natuurcentrum biedt toegang en faciliteiten ter waarde van € 50.000.
Een lokaal museum levert educatief materiaal ter waarde van € 40.000.
Een bibliotheek biedt ruimtes en personeel voor een waarde van € 10.000.
Totale bijdrage van buitenschoolse leeromgevingen: € 100.000.
Totale cofinanciering: € 100.000 (bedrijven) + € 100.000 (buitenschoolse leeromgevingen) = € 200.000.
In dit scenario voldoet de Techkwadraatregio aan de cofinancieringseisen:
De totale cofinanciering is 20% van de totale meerjarenbegroting en minimaal de helft van de cofinanciering (€ 100.000) komt van bedrijven.
De penvoerder staat garant voor de cofinanciering. Dit betekent dat indien de 20% cofinanciering aan het einde van de subsidieperiode niet is behaald, de penvoerder het verschil moet aanvullen met eigen financiering. Bedrijven en organisatie uit de buitenschoolse leeromgevingen mogen de samenwerkingsovereenkomst tekenen, maar dit hoeft niet. De penvoerder schetst van te voren een plan of voornemen over hoe zij vorm willen geven aan de cofinanciering en de samenwerking met bedrijven en organisaties.
Cofinanciering kan bestaat uit twee soorten middelen:
1) Structurele en incidentele publieke middelen;
2) Private middelen bedrijfsleven.
Voorbeelden van cofinanciering in de vorm van structurele en incidentele publieke middelen zijn:
– FTE’s die po- en vo-scholen vrij gaan maken voor de uitvoer van het activiteitenplan (betaald vanuit de lumpsum);
– Outreach activiteiten en onderzoek door universiteiten en hogescholen gericht op technologieonderwijs (regionale vo-ho netwerken);
– Activiteiten en onderwijsaanbod gericht op technolgieonderwijs van lerarenopleidingen;
– Programma’s van regionale expertisecentra zoals KWTO en TechYourFuture;
– Educatieve programma’s van musea, bibliotheken, science centers op het gebied van technologie-onderwijs;
– Bijdrage in uren van vrijwilligers in bijvoorbeeld bèta Olympiades en Vakkanjers;
– Initiatieven gericht op technologieonderwijs vanuit regionale netwerken van de vakverenigingen;
– Bijdrage voor Technasium;
– Middelen uit de Regiodeals (als het gaat om activiteiten voor talent en po/vo);
– Activiteiten gericht op technologieonderwijs vanuit de sociale agenda’s van provincies en gemeentes waar die inzetten op jonge kind, kansengelijkheid, inclusie;
– Activiteiten vanuit de educatieve agenda’s van provincies en gemeentes;
– Activiteiten van Integrale Kind Centra;
– Provinciale investeringen op het gebied van technologie.
Voorbeelden van cofinanciering in de vorm van private middelen (georganiseerd) bedrijfsleven zijn:
– Gastlessen gericht op technologie gegeven door mensen uit het bedrijfsleven;
– Bedrijven die uren en mankracht inzetten om mee te denken over beter technologieonderwijs;
– Het bedrijfsleven helpt mee technologie opdrachten te ontwikkelen voor in de klas;
– Het schenken van materialen of apparatuur;
– Ruimtes beschikbaar stellen voor evenementen gericht op technologie;
– Mee organiseren van evenementen;
– Stages of meeloopdagen bij bedrijven gericht op technologie organiseren buiten het reguliere curriculum om.
De penvoerder is het bevoegd gezag van een po- of vo-vestiging die namens de Techkwadraat-regio de subsidieaanvraag indient bij DUS-i. De penvoerder krijgt de subsidie toegewezen en is verantwoordelijk voor de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Dit artikel legt de juridische en organisatorische basis voor de oprichting en werking van een Techkwadraatregio, waarbij samenwerking, kwaliteit en toegankelijkheid van technologieonderwijs centraal staan. De voorwaarden stellen specifieke eisen aan de samenstelling van de regio en de betrokkenheid van scholen en andere lokale partijen, om zo een effectief mogelijke implementatie en continuïteit van het technologieonderwijs in het funderend onderwijs na te streven.
Een Techkwadraatregio wordt gedefinieerd als een regio waarin onderwijs, bedrijfsleven en organisaties uit de buitenschoolse leeromgeving gezamenlijk werken aan technologieonderwijs. De regio streeft naar onderwijs van hoge kwaliteit en het in aanraking brengen van alle leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs met technologieonderwijs.
Voorwaarden voor een aanvraag:
– Penvoerder en aanvraag: De aanvraag voor de Techkwadraatregio kan alleen worden ingediend door de penvoerder van die regio.
– Aansluiting bij bestaande infrastructuur: de Techkwadraatregio moet waar mogelijk aansluiten bij de infrastructuur van een techniekregio of techniekluwe regio van STO, tenzij hier een gegronde motivatie voor wordt gegeven om hiervan af te wijken. Op basis van de gesprekken die met diverse schoolbesturen zijn gevoerd, is gekozen om aan te sluiten bij de infrastructuur die is opgebouwd met STO. Het belangrijkste uitgangspunt is aansluiten bij wat er al is. Gegronde motivatie om af te wijken, kan daarom ook zijn dat andere bestaande samenwerkingen in de betreffende regio een infrastructuur vormen die beter aansluit bij de regiovisie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan vo-ho netwerken of de arbeidsmarktregio.
– Deelname van scholen: Alle vestigingen van scholen in de regio moeten desgewenst kunnen deelnemen aan de Techkwadraatregio. Maar een vo-vestiging moet leerlingen hebben in de bovenbouw van het mavo, havo of vwo, of uitsluitend leerlingen heeft in het eerste of tweede leerjaar van het mavo, havo, vwo of vbo om voor subsidie in aanmerking te komen.
– Minimale deelname: Er moeten minimaal 20 vestigingen van basisscholen (po-scholen en (v)so-scholen) en minimaal 3 vestigingen van middelbare scholen (vo-scholen) uit de betreffende regio betrokken zijn.
– Geografische spreiding: schoolvestigingen die deel willen uitmaken van een Techkwadraatregio moeten afkomstig zijn uit aangrenzende gemeenten.
– De deelnemende vestigingen moeten een samenwerkingsovereenkomst ondertekenen.
– De deelnemende vestigingen werken bij het vormgeven van technologieonderwijs samen met bedrijven en andere partners in de buitenschoolse leeromgeving.
Een individuele vestiging van een school kan slechts deelnemen aan één Techkwadraatregio om zo een duidelijke afbakening en samenwerking binnen de regio te waarborgen. Dit geldt niet voor bedrijven of buitenschoolse leeromgevingen.
Voorafgaand aan de subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b kan een penvoerder namens een techniekregio van 1 september 2025 tot en met 26 september 2025 een vooraanmelding doen. Het is zeer wenselijk dat penvoerders hiervan gebruik maken. Met een vooraanmelding kan het maximaal aan te vragen subsidiebedrag worden bepaald. Dit vergemakkelijkt de uitvoering. Voor de vooraanmelding wordt gebruikt gemaakt van het formulier dat bekend wordt gemaakt via de website van Dus-I. De vooraanmelding bestaat uit de regio waar de aanvraag betrekking op heeft en het aantal vestigingen.
Dit artikel waarborgt dat subsidieaanvragen worden ingediend volgens een gestructureerd proces, waarbij de focus ligt op regionale samenwerking, duurzaamheid van projecten en de kwaliteit van technologieonderwijs. Door strikte indieningstermijnen en gedetailleerde documentatie worden transparantie en consistentie in de beoordeling van subsidieaanvragen gewaarborgd.
De subsidieaanvraag zoals bedoeld onder artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, kan worden ingediend van 4 december 2024, 09:00 uur tot en met 13 januari 2025, 16:00 uur. Aanvragen ingediend na 13 januari, 16:00 uur worden afgewezen. Na het indienen van de aanvraag kunnen er feitelijke vragen ter verduidelijking worden gesteld door de adviescommissie.
De subsidieaanvraag zoals bedoeld onder artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b, kan worden ingediend van 25 november 2025, 9.00 uur tot en met 23 december 2025, 16.00 uur. Dit kan alleen indien het subsidieplafond nog niet is uitgeput na de eerste aanvraagronde. Aanvragen ingediend na sluiting van het aanvraagtijdvak worden afgewezen.
Subsidieaanvragen dienen te worden ingediend via het vastgestelde aanvraagformulier, beschikbaar op de website www.dus-i.nl. Bij de subsidieaanvraag zoals bedoeld onder artikel 1.3, eerste lid, onderdelen a en b, horen de volgende elementen:
– Activiteitenplan inclusief regiovisie voor de periode 2025–2028: Er moet een plan worden opgesteld voor de activiteiten die zullen plaatsvinden in de periode 2025–2028. In artikel 1.8, tweede lid, onderdeel a, staat opgesomd waar het activiteitenplan aan moet voldoen. Dit komt ook terug in het beoordelingskader.
– Samenwerkingsovereenkomst: Een door in ieder geval alle vestigingen als bedoeld in artikel 1.6, tweede lid, onderdeel c, ondertekende samenwerkingsovereenkomst, inclusief vereiste machtigingen, moet worden bijgevoegd door de penvoerder.
– Meerjarenbegroting: Een financiële planning voor meerdere jaren moet worden ingediend, welke ten minste via 20% cofinanciering wordt gedekt.
Een aanvraag wordt enkel goedgekeurd indien ieder criterium aanwezig is en minimaal 6 van de 10 punten heeft. Deze criteria zijn te vinden in het beoordelingskader voor de subsidieaanvraag bijgevoegd in bijlage 1.
De penvoerder van een Techkwadraatregio zoals beschreven in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, kan van 25 november 2025, 09.00 uur tot en met 23 december 2025, 16.00 uur een gewijzigde aanvraag indienen wanneer de regio wordt uitgebreid met ten minste één vo-school of drie po-scholen. Hiervoor moet gebruik gemaakt worden van het aanvraagformulier dat beschikbaar wordt op de website van www.dus-i.nl. De aanvraag moet de meerjarenbegroting, de samenwerkingsovereenkomst en het activiteitenplan inclusief de regiovisie bevatten die zijn aangevuld met de nieuwe samenstelling van de Techkwadraatregio. Een gewijzigde aanvraag kan alleen worden ingediend, indien het subsidieplafond nog niet is uitgeput.
De onafhankelijke, door de minister in te stellen, adviescommissie adviseert de minister over de kwaliteit van het uitgewerkte activiteitenplan. Dit advies geeft zij op basis van het beoordelingskader, bijgevoegd in bijlage 1 van de regeling. Het activiteitenplan wordt enkel voorzien van een positief advies indien de commissie ieder criterium met een voldoende beoordeelt. Een criterium wordt als voldoende beoordeeld wanneer alle deelaspecten van dit criterium met voldoende beoordeeld zijn. Een deelaspect wordt als voldoende beoordeeld wanneer alle minimale vereisten behorende bij dat deelaspect aanwezig zijn en minimaal 6 van de 10 punten scoren.
De minister besluit op de aanvraag als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, uiterlijk 13 juni 2025. Indien de minister een aanvraag afwijst, kan van 13 juni 2025 tot 13 juli 2025 een gewijzigde aanvraag worden ingediend. De minister besluit op de gewijzigde aanvraag uiterlijk 22 september 2025.
De minister besluit op de aanvraag als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b, uiterlijk 1 juni 2026. Indien de minister een aanvraag afwijst, kan van 2 juni 2026 tot 2 juli 2026 een gewijzigde aanvraag worden ingediend. De minister besluit op de gewijzigde aanvraag 11 september 2026.
De minister besluit op de aanvullende aanvraag zoals bedoeld in artikel 1.9, eerste lid, uiterlijk 1 juni 2026. Bij de aanvullende aanvraag is geen gewijzigde aanvraag na afwijzing mogelijk.
De toekenning van subsidie gaat gepaard met een aantal specifieke verplichtingen. Deze verplichtingen zijn opgesteld om te waarborgen dat de gesubsidieerde projecten goed worden uitgevoerd, de resultaten op transparante wijze worden gerapporteerd, en er een systematische aanpak is voor evaluatie en verbetering van de regeling. Hieronder volgt een toelichting op deze verplichtingen:
Uitvoering van de activiteiten en verantwoordelijkheden van de penvoerder:
1. De activiteiten waarvoor subsidie is toegekend, moeten zo spoedig mogelijk beginnen. Een activiteit is subsidiabel vanaf 13 januari 2025. Deze termijnen zorgen ervoor dat projecten tijdig van start gaan en de subsidie effectief wordt benut binnen een relevante periode. Er zijn twee deadlines gesteld:
– Voor aanvragen onder artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, moet de uitvoering uiterlijk in oktober 2025 starten.
– Voor aanvragen onder artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b, moet de uitvoering uiterlijk in oktober 2026 starten.
2. Deelname aan peer-reviews, monitoring en evaluatie.
Het (doorlopend) lerende karakter van het programma Techkwadraat vraagt om kennisontwikkeling over de programma-uitvoering en over de inzet van interventies in de regionale activiteitenplannen en in bovenregionale activiteiten. Daarvoor worden monitorings- evaluatie- en onderzoeksactiviteiten uitgevoerd door het programmabureau van Techkwadraat, OCW en/of door deze twee daarvoor aangestelde partijen. Van een Techkwadraatregio zoals in deze regeling beschreven wordt gevraagd om aan deze activiteiten deel te nemen. De deelname betreft onder andere de deelname van betrokken partijen en partners aan interviews, enquêtes, en leeractiviteiten, en het aanleveren van relevante documentatie en data. Via de penvoerder wordt gevraagd om deelname aan meer intensievere dataverzameling bij een deel van de betrokken scholen (leerlingen, docenten, bestuurders) die binnen een geselecteerde onderzoekspopulatie valt. De opgedane kennis en opbrengsten van deze activiteiten worden door het programmabureau ontsloten voor Techkwadraatregio’s om evidence-informed bij te sturen op de regionale activiteiten.
3. Indiening van het eindverslag.
De penvoerder moet uiterlijk op 28 februari 2029 een eindverslag indienen bij de minister. Dit verslag beslaat de gehele subsidieperiode en dient als afsluitende verantwoording van de activiteiten en de besteding van de middelen.
Het eindverslag moet bestaan uit twee onderdelen:
– Activiteitenverslag: Een gedetailleerd verslag van de voorgenomen en de uitgevoerde activiteiten, inclusief de behaalde resultaten en eventuele afwijkingen van het oorspronkelijke plan.
– Financieel verslag: Een realisatieoverzicht van de voorgenomen en gerealiseerde kosten van het project.
4. Voor de aanvragen onder artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a het toezenden van een voortgangsrapportage over de periode augustus 2025 tot en met 31 juli 2026 op uiterlijk 1 november 2026 en een voortgangsrapportage over de periode augustus 2026 tot en met 31 juli 2027 op uiterlijk 1 november 2027. Voor de aanvragen onder artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b het toezenden van een voortgangsrapportage over de periode augustus 2026 tot en met 31 juli 2027 op uiterlijk 1 november 2027.
Op de website van DUS-I wordt een vastgesteld formulier gepubliceerd ten behoeve van de voortgangsrapportages en het eindverslag. De minister heeft de bevoegdheid om een standaardformulier vast te stellen voor de voortgangsrapportages en het eindverslag. Dit formulier kan helpen om de inhoudelijke en financiële verslaglegging te uniformeren en te vergemakkelijken, zodat alle benodigde informatie op een consistente manier wordt aangeleverd.
In artikel 1.13 worden een aantal bepalingen omschreven die zorgen voor transparantie en verantwoording van de penvoerders van Techkwadraatregio's naar de minister. Door middel van gedetailleerde rapportages wordt inzicht gegeven in de financiële uitgaven, de voortgang van de projecten, en eventuele benodigde bijstellingen in de plannen. Het vaststellen van een standaardformulier door de minister draagt bij aan een uniforme en efficiënte verwerking van de rapportages.
De voortgangsrapportage moet minimaal de volgende elementen bevatten:
a. Bestede middelen: Een gedetailleerd overzicht van de financiële uitgaven gedurende de gerapporteerde periode.
b. Een sluitende en goed onderbouwde meerjarenbegroting.
c. Bereikte mijlpalen en gerealiseerde doelen: Een verslag van de behaalde mijlpalen en de gerealiseerde doelen binnen de betreffende periode.
d. Bijstellingen: Een herziening van de regiovisie, het activiteitenplan, de samenwerkingsovereenkomst en de begroting, indien wijzigingen gewenst zijn, waarbij inzicht wordt gegeven in hoe aan het eind van de subsidieperiode de voorgenomen doelen worden bereikt.
Voor subsidieverstrekking in de schooljaren 2025–2026, 2026–2027 en 2027–2028 is in totaal € 129 miljoen per jaar beschikbaar. Dit bedrag wordt in drie gelijke delen in drie kalenderjaren (2025, 2026, 2027) verstrekt aan de subsidieaanvrager bij een aanvraag in de eerste periode. Bij een aanvraag in de tweede periode, of een aanvulling, worden de middelen verdeeld over twee kalenderjaren (2027, 2028). Als er meer middelen worden aangevraagd dan beschikbaar is, worden de aanvragen gehonoreerd volgens de systematiek die geregeld is in artikel 1.16.
Het te ontvangen subsidiebedrag is afhankelijk van het aantal deelnemende vestigingen in een regio. De hoogte van het bedrag wordt daarnaast deels vastgesteld aan de hand van het aantal leerlingen op de vestigingen in de regio.
Voor aanvragen als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, is er per deelnemende vestiging een bedrag van € 8.500 beschikbaar. Daarnaast wordt een bedrag van € 45 per leerling in de deelnemende vestigingen verstrekt. De bedragen worden voor de hele regio bij elkaar opgeteld en aan de penvoeder uitgekeerd.
Voor vo-vestigingen geldt dat alleen vestigingen voor subsidie in aanmerking komen die leerlingen hebben in de bovenbouw van het mavo, havo of vwo, of uitsluitend leerlingen heeft in het eerste of tweede leerjaar van het mavo, havo, vwo of vbo bedoeld in artikel 1.6, tweede lid, onderdeel c. Alleen deze leerlingen tellen mee voor het subsidiebedrag.
Voor aanvragen als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b, en 1.9 wordt het beschikbare bedrag per vestiging en per leerling bekendgemaakt in de Staatscourant, uiterlijk op 24 oktober 2025.
Indien het subsidieplafond in 2025 wordt overschreden, treedt een procedure in werking waarbij de minister het beschikbare budget verdeeld onder de goedgekeurde subsidieaanvragers. Aanvragen uit Caribisch Nederland krijgen voorrang. Vervolgens wordt het budget wordt naar rato in mindering gebracht over de subsidieaanvragen. Er zijn daarbij twee stappen:
1. Het bedrag dat te veel is aangevraagd, wordt naar rato in mindering gebracht op alle aanvragen die meer dan € 2.500.000,– vragen. Dit gebeurt tot maximaal 50% van het bedrag boven de € 2.500.000,–.
2. Als er daarna nog niet genoeg geld is, wordt het resterende tekort evenredig verdeeld over de overige aanvragen tot de grens van € 2.500.000,–, behalve op het deel dat al is verminderd in stap 1.
Voorbeeldberekening: er is een overschrijding van het subsidiebudget. Een aanvraag van € 2.600.000 zit boven de grens van € 2.500.000. Daarom zal € 100.000 hiervan meetellen in de eerste stap, waarbij naar rato de overschrijding in mindering wordt gebracht. Dit gaat tot maximaal een mindering van € 50.000 (namelijk 50%). Indien er nog steeds een overschrijding resteert, wordt de resterende € 1.500.000 meegenomen in de tweede stap. Over alle aanvragen wordt daarbij de overschrijding naar rato in mindering gebracht.
Indien de volledige subsidieaanvragen zijn verdeeld en de toewijzing van alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen als bedoeld artikel 1.11, tweede lid, onderdeel a, zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt het beschikbare bedrag door loting verdeeld.
Als het subsidieplafond in 2025 niet is overschreden, kunnen regio’s in 2026 een aanvullende aanvraag doen voor uitbreiding of het starten van een nieuwe regio. Indien dan het subsidieplafond wordt overschreden, treedt ook een procedure in werking waarbij de minister het beschikbare budget verdeeld onder de goedgekeurde subsidieaanvragers. Dit is als volgt opgenomen in de regeling:
1. Aanvragers uit Caribisch Nederland krijgen voorrang.
2. Vervolgens krijgen uitbreidingsaanvragen en aanvragen van een Techkwadraatregio waarbij minstens 50% van de locaties in een gemeente liggen waar nog geen Techkwadraatregio is, voorrang.
3. Als het subsidieplafond niet toereikend is voor uitbreidingsaanvragen en aanvragen van een Techkwadraatregio waarbij minstens 50% van de locaties in een gemeente liggen waar nog geen Techkwadraatregio is, wordt de overschrijding naar rato in mindering gebracht onder al deze aanvragen.
4. Als er nog budget is na de voorrang zoals bedoeld in artikel 1.17, eerste lid, onderdeel b, wordt dit bedrag door loting verdeeld over de resterende volledige aanvragen.
5. Indien de volledige subsidieaanvragen zijn verdeeld en de toewijzing van alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen als bedoeld artikel 1.11, tweede lid, onderdeel b, zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt het beschikbare bedrag door middel van loting verdeeld.
Artikel 1.18, eerste lid, bepaalt dat de ontvangen subsidie alleen gebruikt mag worden voor de specifieke activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend. Dit betekent dat de subsidieontvanger de financiële middelen moet inzetten zoals aangegeven in de subsidieaanvraag en zoals goedgekeurd door de subsidieverstrekker. Als er aan het einde van de subsidieperiode nog middelen over zijn die niet zijn besteed aan de goedgekeurde activiteiten, dan moet de subsidieontvanger op basis van de formele vaststelling deze onbestede middelen teruggeven. Deze bepaling zorgt ervoor dat de subsidiegelden op een verantwoorde en transparante manier worden gebruikt, en voorkomt dat de middelen voor andere doeleinden worden ingezet.
Artikel 1.18, tweede lid, stelt een uiterste datum vast waarop de subsidie moet zijn besteed. Alle activiteiten die gefinancierd worden door de subsidie moeten uiterlijk op 31 augustus 2028 zijn uitgevoerd en afgerond. Dit zorgt voor duidelijkheid en tijdigheid in de uitvoering van de gesubsidieerde projecten. Het helpt ook bij het plannen en beheren van de middelen, zodat de projecten binnen de gestelde termijn resultaten opleveren. De datum fungeert als een deadline die ervoor zorgt dat de middelen binnen een redelijke tijdspanne worden benut, wat ook de controle en verantwoording achteraf vergemakkelijkt.
Artikel 1.19 is bedoeld om duidelijkheid en zekerheid te bieden over de timing van de subsidieverlening en de betalingsvoorwaarden. Het voorschot van 100% helpt om de uitvoering van gesubsidieerde projecten soepel te laten verlopen door onmiddellijke financiering te bieden, terwijl het bepalen van het betaalritme door de minister ervoor zorgt dat de betalingen aansluiten op de liquiditeitsbehoefte van de ontvangers.
In het eerste lid wordt de manier waarop de financiële verantwoording van de subsidie moet worden uitgevoerd, beschreven. Deze verantwoording heeft betrekking op de subsidie zoals vermeld in artikel 1.3, eerste lid. De financiële verantwoording moet plaatsvinden via de jaarverslaggeving, waarbij gebruik wordt gemaakt van model G2. Dit model is onderdeel van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en volgt uit bijlage 4 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Hierbij hoort ook een accountantsverklaring.
Het tweede lid bepaalt het tijdsbestek waarbinnen de vaststelling van de financiële verantwoording moet plaatsvinden. Nadat het jaarverslag over het laatste jaar van besteding van de subsidie is ingediend, moet de vaststelling binnen een jaar worden afgerond. Dit betekent dat de verantwoordelijke instantie binnen een jaar na indiening van het jaarverslag een definitief oordeel geeft over de verantwoording van de subsidie.
Dit artikel bepaalt dat, tenzij anders geregeld in dit hoofdstuk, de artikelen van deze regeling ook van toepassing zijn op Caribisch Nederland. Hierbij wordt erkend dat de specifieke context en omstandigheden van Caribisch Nederland kunnen verschillen van die in het Europese deel van Nederland. Daarom zijn bepaalde onderdelen aangepast om recht te doen aan deze verschillen, terwijl tegelijkertijd de essentiële principes en doelen van de regeling behouden blijven. Dit bevordert een passende en effectieve toepassing van de regelgeving over beide delen van het Koninkrijk der Nederlanden.
Bedrijven en buitenschoolse leeromgevingen kunnen voor de gehele subsidieperiode met de Techkwadraat-regio samenwerken, voor een deel van de subsidieperiode, of eenmalig. De cofinanciering bedraagt minimaal 5% van het subsidiabele deel van de meerjarenbegroting.
Voor Caribisch Nederland geldt een specifieke invulling als één Techkwadraatregio:
a. Er wordt gestreefd naar aansluiting bij de bestaande infrastructuur van de daar reeds actieve techniekluwe regio,
b. Alle vo-vestigingen van scholen binnen Caribisch Nederland nemen deel aan de Techkwadraatregio, Voor het po geldt dat minimaal 75% van de vestigingen deelneemt en de overige vestigingen ook deelnemen indien zij dat wensen.
c. Het technologieonderwijs hoeft niet aan te sluiten bij de kerndoelen.
d. Het maximale subsidiebedrag bedraagt 1,1 miljoen euro en wordt omgerekend in dollars tegen de vastgestelde wisselkoers.
De Techkwadraatregio is ontworpen als een flexibel en inclusief kader dat rekening houdt met lokale omstandigheden en mogelijkheden, met als uiteindelijk doel een samenhangend en effectief technologieonderwijsbeleid over het gehele Koninkrijk der Nederlanden.
De hardheidsclausule zoals beschreven in artikel 3.1 van de regeling biedt de minister de bevoegdheid om in specifieke gevallen af te wijken van de bepalingen die in de regeling zijn opgenomen. Deze mogelijkheid kan worden toegepast wanneer strikte naleving van de regeling zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Met andere woorden, als de toepassing van de regeling zou resulteren in een situatie die duidelijk en substantieel onrechtvaardig is voor een individu of groep, kan de minister besluiten om de betreffende bepaling(en) niet toe te passen. Deze clausule biedt dus flexibiliteit in de uitvoering van de regeling, zodat recht kan worden gedaan aan specifieke omstandigheden die buiten de standaardregels vallen.
Lid 1 geeft aan wanneer de regeling van kracht wordt, oftewel op welke datum deze van toepassing wordt.
Lid 2 bepaalt wanneer de regeling automatisch komt te vervallen.
Dit artikel geeft de officiële naam waarmee de regeling kan worden aangehaald. De citeertitel ‘Subsidieregeling Techkwadraat 2025–2028’ dient als een beknopte en herkenbare manier om naar de regeling te verwijzen in communicatie, documenten en andere juridische en administratieve contexten.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-39093.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.