Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 december 2024, 2024-0000922416, tot wijziging van enige wetten en besluiten in verband met de jaarlijkse aanpassingen van bedragen aan de prijsontwikkeling van de in die wetten en besluiten genoemde bedragen voor 2025

(KetenID WGK027227)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 9, derde lid, en 12a, vierde lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de artikelen 10, tweede lid, 13, vierde lid, 16, derde lid, en 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de artikelen 4, vierde lid, en 6, vijfde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, de artikelen 7, derde lid, en 10, vierde lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen, de artikelen 2.1.1, derde lid, 2.1.6, derde lid, 2.2.6, vijfde lid, 2.2.7, zesde lid, 2.4.1, tweede lid, 3.1.1, vijfde lid, 3.1.6, derde lid, 3.1.7, tweede lid, 3.2.6, vijfde lid, 3.2.7, zesde lid, 3.3.1, tweede lid, 3.4.1, derde lid, 3.4.3, tweede lid, 4.1.1, derde lid, 4.1.6, derde lid, 4.2.6, vierde lid, 4.2.7, zesde lid, 4.3.1, tweede lid, en 4.4.1, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES;

Besluit:

ARTIKEL I

In de bepalingen die worden aangeduid in de kolommen C tot en met E van tabel 1 van de in kolom B genoemde wetten en besluiten worden de in kolom G opgenomen bedragen vervangen door de in kolom H opgenomen bedragen met ingang van 1 januari 2025.

A	B	C	D	E	F	G	H
Nr.	Wet/besluit	artikel	lid	onderdeel	Aard vergoeding	Bedragen per 1-1-2024	Bedragen per 1-1-2025
1	Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer	9	1		Vergoeding aan Kamerlid-maatschap verbonden kosten	€ 3.406,54	€ 3.413,35
2	Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer	12a	3		Kilometerprijs dienstauto	€ 0,76	€ 0,82
3	Wet vergoedingen leden Eerste Kamer	10	1		Vz. ao, ouderdom en overlijden	€ 4.607,09	€ 4.496,26
4	Wet vergoedingen leden Eerste Kamer	13	3		Kilometerprijs dienstauto	€ 0,76	€ 0,82
5	Wet vergoedingen leden Eerste Kamer	16	1		Vergoeding aan Kamerlid-maatschap verbonden kosten	€ 3.244,07	€ 3.250,56
6	Wet vergoedingen leden Eerste Kamer	18	2		Vergoeding verblijfskosten	€ 505,15	€ 535,66
7	Wet vergoedingen leden Eerste Kamer	18	2		Vergoeding verblijfskosten	€ 5.029,68	€ 5.333,47
8	Wet vergoedingen leden Eerste Kamer	18	2		Vergoeding verblijfskosten	€ 10.061,36	€ 10.669,07
9	Wet vergoedingen leden Eerste Kamer	18	2		Vergoeding verblijfskosten	€ 16.349,97	€ 17.337,51
10	Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman	4	3		Kilometerprijs dienstauto	€ 0,76	€ 0,82
11	Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman	6	2	a	Vergoeding kosten voorzieningen eigen rekening	€ 453,21	€ 454,12
12	Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman	6	2	b	Vergoeding kosten voorzieningen eigen rekening	€ 377,16	€ 377,91
13	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	2.1.1	1		Vergoeding voor de werkzaamheden	€ 1.996,90	€ 2.142,67
14	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	2.1.6	1		Onkosten-vergoeding statenlid	€ 215,51	€ 215,94
15	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	2.2.6	1	a	Ambtstoelage commissaris	€ 804,61	€ 806,22
16	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	2.2.6	1	b	Vergoeding overige ambtskosten commissaris	€ 615,21	€ 616,44
17	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	2.2.6	2		Vergoeding ambt verbonden kosten gedeputeerde	€ 450,65	€ 451,55
18	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	2.2.6	2	a	Ambtstoelage gedeputeerde bij waarneming	€ 804,61	€ 806,22
19	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	2.2.6	2	b	Vergoeding overige ambtskosten gedeputeerde bij waarneming	€ 615,21	€ 616,44
20	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	2.4.1	1		Vergoeding vergadering commissielid provincie	€ 135,14	€ 145,01
21	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.1.1	1		Vergoeding werkzaamheden raadslid inwonersklasse 1-4	€ 1.155,70	€ 1.240,07
22	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.1.1	1		Vergoeding werkzaamheden raadslid inwonersklasse 5	€ 1.503,12	€ 1.612,85
23	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.1.1	1		Vergoeding werkzaamheden raadslid inwonersklasse 6	€ 1.758,87	€ 1.887,27
24	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.1.1	1		Vergoeding werkzaamheden raadslid inwonersklasse 7	€ 1.996,90	€ 2.142,67
25	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.1.1	1		Vergoeding werkzaamheden raadslid inwonersklasse 8	€ 2.326,32	€ 2.496,14
26	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.1.1	1		Vergoeding werkzaamheden raadslid inwonersklasse 9	€ 2.832,19	€ 3.038,94
27	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.1.6	1		Onkosten-vergoeding raadslid	€ 215,51	€ 215,94
28	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.2.6	1		Ambtstoelage burgemeester	€ 489,83	€ 490,81
29	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.2.6	2		Vergoeding ambt verbonden kosten wethouder	€ 450,65	€ 451,55
30	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.2.6	2		Ambtstoelage wethouder bij waarneming	€ 489,83	€ 490,81
31	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.4.1	1		Vergoeding vergadering commissielid gemeente	€ 72,54	€ 77,84
32	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.4.1	1		Vergoeding vergadering commissielid gemeente	€ 80,20	€ 86,05
33	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.4.1	1		Vergoeding vergadering commissielid gemeente	€ 96,21	€ 103,23
34	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.4.1	1		Vergoeding vergadering commissielid gemeente	€ 118,37	€ 127,01
35	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.4.1	1		Vergoeding vergadering commissielid gemeente	€ 151,20	€ 162,24
36	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	3.4.1	1		Vergoeding vergadering commissielid gemeente	€ 191,67	€ 205,66
37	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	4.1.1	1		Vergoeding werkzaamheden lid AB	€ 758,82	€ 814,21
38	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	4.1.6	1		Onkosten-vergoeding lid AB	€ 215,51	€ 215,94
39	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	4.2.6	1		Ambtstoelage voorzitter waterschap	€ 489,83	€ 490,81
40	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	4.2.6	2		Vergoeding ambt verbonden kosten lid DB	€ 450,65	€ 451,55
41	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	4.2.6	2		Ambtstoelage lid DB bij waarneming	€ 489,83	€ 490,81
42	Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers	4.4.1	1		Vergoeding vergadering commissielid waterschap	€ 135,14	€ 145,01
43	Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen	7	2		Kilometerprijs dienstauto	€ 0,76	€ 0,82
44	Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen	10	2	a	Vergoeding kosten eigen rekening	€ 906,40	€ 908,21
45	Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen	10	2	b	Vergoeding kosten eigen rekening	€ 906,40	€ 908,21
46	Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen	10	2	c	Vergoeding kosten eigen rekening	€ 453,21	€ 454,12
47	Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen	10	2	d	Vergoeding kosten eigen rekening	€ 377,16	€ 377,91
48	Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES	2	2		Vergoeding ambtskosten	€ 480,71	€ 481,67

ARTIKEL II

De Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de artikelen 2.2.7, tweede lid, onder a, van het besluit’ vervangen door ‘artikel 2.2.7, tweede lid, onder a, van het besluit’.

2. In het derde lid wordt ‘de artikelen 2.2.7, tweede lid, onder b, van het besluit’ vervangen door ‘artikel 2.2.7, tweede lid, onder b, van het besluit,’.

B

In artikel 2.4, eerste lid, wordt ‘de artikelen 2.2.7, derde lid, van het besluit’ vervangen door ‘artikel 2.2.7, derde lid, van het besluit’.

C

In artikel 3.2, eerste lid, wordt ‘de artikelen 3.2.7, eerste lid, van het besluit’ vervangen door ‘artikel 3.2.7, eerste lid, van het besluit,’.

D

In artikel 3.3, eerste lid, wordt ‘de artikelen 3.2.7, tweede lid, onder a, van het besluit’ vervangen door ‘artikel 3.2.7, tweede lid, onder a, van het besluit’.

E

In artikel 3.9, vierde lid, onder b, wordt ‘de commissaris of de gedeputeerde’ vervangen door ‘de burgemeester of wethouder’.

F

In artikel 4.2, eerste lid, wordt ‘de artikelen 4.2.7, eerste lid, van het besluit’ vervangen door ‘artikel 4.2.7, eerste lid, van het besluit,’.

G

In artikel 4.3, eerste lid, wordt ‘de artikelen 4.2.7, tweede lid, onder a, van het besluit’ vervangen door ‘artikel 4.2.7, tweede lid, onder a, van het besluit’.

H

Artikel 4.9, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen c en d worden verletterd tot de onderdelen a en b.

2. In onderdeel b (nieuw) wordt ‘de commissaris of de gedeputeerde’ vervangen door ‘de voorzitter of het lid van het dagelijks bestuur’.

ARTIKEL III

• 1. Artikel I treedt in werking met ingang van 1 januari 2025. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2024, treedt artikel I in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, en werkt artikel I terug tot en met 1 januari 2025.

• 2. Artikel II treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van de onderdelen A, B, F en G terug tot en met 28 maart 2019, ten aanzien van de onderdelen C en D tot en met 1 januari 2019 en ten aanzien van de onderdelen E en H tot en met 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark

TOELICHTING

1. Algemeen deel

1.1. Indexering

1.1.1. Algemeen

Artikel I van de onderhavige regeling behelst het indexeren van bedragen ten behoeve van diverse bij wet en besluit geregelde onkostenvergoedingen en vergoedingen voor de werkzaamheden van en toelagen voor politieke ambtsdragers die jaarlijks met ingang van 1 januari worden aangepast. Artikel II strekt tot het aanbrengen van een aantal technische correcties in de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.

1.1.2. Indexatiemethodes voor vergoedingen aan decentrale politieke ambtsdragers en de Rijksvertegenwoordiger BES

Voor de indexering van de bedragen van onkostenvergoedingen voor decentrale politieke ambtsdragers wordt op grond van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (hierna: Rechtspositiebesluit dpa) gebruik gemaakt van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgestelde consumentenprijsindexcijfer (CPI), geldend voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar. Hetzelfde geldt voor de indexering van de onkostenvergoeding voor de Rijksvertegenwoordiger op grond van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES. De indexering van de vergoedingen voor de werkzaamheden van decentrale volksvertegenwoordigers vindt op grond van het Rechtspositiebesluit dpa plaats aan de hand van het indexcijfer cao-lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen (per maand), eveneens geldend voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor de aanpassing van de bedragen per 1 januari 2025 wordt dus gekeken naar de indexcijfers van september 2023 in vergelijking met de indexcijfers van september 2022.

1.1.3. Indexatiemethodes voor vergoedingen aan leden Eerste en Tweede Kamer

Op grond van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en Wet vergoedingen leden Eerste Kamer geschiedt ook de indexering van de vergoeding van de aan het Kamerlidmaatschap verbonden kosten (de ambtstoelage) per 1 januari van elk jaar aan de hand van de door het CBS vastgestelde CPI voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar. Ook hiervoor wordt dus voor het jaar 2025 gekeken naar het indexcijfer van september 2023 in vergelijking met het indexcijfer van september 2022.

Daarnaast moet ingevolge de genoemde wetten de kilometerprijs van dienstauto’s jaarlijks per 1 januari worden gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease zakelijke personenauto’s inclusief brandstof. Ook daarbij wordt gebruik gemaakt van het prijsindexcijfer over het tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor de indexatie van 2025 betekent dit dat wordt gekeken naar de indexcijfers van 2023 in vergelijking met de indexcijfers van 2022. Ten slotte zijn er vergoedingen aan Kamerleden voor verblijfskosten die aan de hand van een rekenregel moeten worden gewijzigd in verband met de wijziging van de vergoedingen voor verblijfkosten tijdens dienstreizen van ambtenaren die werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

1.1.4. Indexatiemethodes voor vergoedingen aan bewindspersonen en leden Hoge Colleges van Staat

Ook in het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen staan geldbedragen die jaarlijks per 1 januari moeten worden geïndexeerd. De indexering van de ambtstoelage van ministers, staatssecretarissen, de vice-President van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de overige leden van de Raad van State, de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer, en de substituut-ombudsmannen gebeurt per 1 januari van elk jaar aan de hand van het vastgestelde consumentenprijsindexcijfer (CPI) geldend voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor 2025 betekent dit dat de indexatie van de desbetreffende bedragen dus geschiedt aan de hand van indexcijfers die door het CBS zijn vastgesteld voor de maand september van 2023 in vergelijking met de maand september van 2022.

Voor deze ambtsdragers geldt verder dat de bedragen voor de kilometervergoeding jaarlijks per 1 januari worden gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease inclusief brandstof. Ook daarbij wordt gebruik gemaakt van het prijsindexcijfer over het tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor de indexatie van 2025 betekent dit dus dat ook wordt gekeken naar de indexcijfers van september 2023 in vergelijking met de indexcijfers van september 2022.

1.2. Aanpassing salarissen en vergoedingen politieke ambtsdragers aan CAO Rijk

Ten aanzien van een aantal bedragen in diverse wetten en besluiten is bepaald dat deze aangepast moeten worden als voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van BZK in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) een wijziging van het loon is overeengekomen. De vakbonden en de werkgever van de sector Rijk hebben op 24 april 2024 een akkoord bereikt over de CAO Rijk 2024–2024. De afspraken in dat akkoord zijn verwerkt in een nieuwe cao die geldt vanaf 1 juli 2024 tot en met 31 december 2025. Op grond van deze cao is met ingang van 1 juli 2024 een salarisverhoging afgesproken van eerst 8,5% plus daarna een vast bedrag van € 50,–. De bedragen die als gevolg hiervan moeten worden aangepast, zijn reeds door middel van een aparte ministeriële regeling gewijzigd (Stcrt. 2024, 17611). Zij zijn om deze reden niet nogmaals meegenomen in onderhavige ministeriële regeling.

1.3. Aanpassing Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers

Artikel II behelst het corrigeren van een aantal onvolkomenheden in de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij de onderdelen. Aangezien zij correcties betreffen van de bestaande bepalingen, wordt aan de verschillende wijzigingsonderdelen in artikel II terugwerkende kracht verleend tot en met de datum waarop de desbetreffende bepalingen van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers in werking zijn getreden.

1.4. Gevolgen voor de regeldruk

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier dan ook niet geselecteerd voor een formeel advies.

1.5. Inwerkingtreding

Artikel I, dat een aantal bedragen indexeert, treedt in werking met ingang van 1 januari 2025. Daarmee is voldaan aan de vaste verandermomenten. Afgeweken is van de gebruikelijk gehanteerde minimale invoeringstermijn van twee maanden. Dit is een gevolg van het feit dat sommige bedragen voor 2025 niet eerder beschikbaar waren. De doelgroepen zijn bekend met de periodieke wijzigingen: de personen die de regeling uitvoeren zijn goed in staat om deze op korte termijn door te voeren.

Indien deze regeling niet tijdig, dat wil zeggen na 31 december 2024, bekend wordt gemaakt voorziet de tweede volzin van de het eerste lid van de inwerkingtredingsbepaling (artikel III) erin dat artikel I alsnog met ingang van de eerste dag na haar bekendmaking in werking treedt en terugwerkt tot en met de dag van haar aanvankelijk beoogde inwerkingtreding, namelijk 1 januari 2025. De terugwerkende kracht is in dit geval niet bezwaarlijk, aangezien de wijzigingen in artikel I een begunstigende werking voor de betrokkenen hebben.

De wijzigingen van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers in artikel II werken ingevolge het tweede en derde lid van artikel III terug tot en met de datum van inwerkingtreding van de te wijzigen bepalingen uit de genoemde regeling. Dit is toegelicht in paragraaf 1.3.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, nummers 1, 5, 11, 12, 14 tot en met 19, 27 tot en met 30, 38 tot en met 41 en 44 tot met 48

Onkostenvergoeding leden Tweede en Eerste Kamer, decentrale politieke ambtsdragers, Rijksvertegenwoordiger BES, leden Hoge Colleges van Staat en bewindspersonen

De hierna genoemde toelagen en onkostenvergoedingen worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de CPI, geldend voor de maand september in het tweede voorafgaande kalenderjaar. De CPI voor september 2023 is vastgesteld op 127,16. Voor september 2022 is het indexcijfer vastgesteld op 126,89. Procentueel is dat een verhoging van 0,2%. Dit betekent dat deze bedragen met ingang van 1 januari 2025 worden verhoogd met 0,2%.

Het betreft de volgende vergoedingen:

Aard vergoeding	Bepaling	Artikel I
De vergoeding voor leden van de Tweede en Eerste Kamer voor kosten verbonden aan de uitoefening van het ambt	artikel 9, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en artikel 16, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer	Nr. 1 en 5
De vergoeding voor de vice-President van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de leden van de Raad van State, de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt	artikel 6, tweede lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman	Nr. 11 en 12
De onkostenvergoeding voor statenleden	artikel 2.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa	Nr. 14
De ambtstoelage en overige ambtskosten voor de commissaris van de Koning en de gedeputeerde die de commissaris waarneemt	artikel 2.2.6, eerste en tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa	Nr. 15, 16, 18 en 19
De onkostenvergoeding voor gedeputeerden	artikel 2.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa	Nr. 17
De onkostenvergoeding voor raadsleden	artikel 3.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa	Nr. 27
De ambtstoelage voor burgemeesters	artikel 3.2.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa	Nr. 28
De onkostenvergoeding voor wethouders	artikel 3.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa	Nr. 29
De ambtstoelage voor wethouders die een burgemeester waarnemen	artikel 3.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa	Nr. 30
De onkostenvergoeding voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap	artikel 4.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa	Nr. 38
De ambtstoelage voor een voorzitter van een waterschap	artikel 4.2.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa	Nr. 39
De onkostenvergoeding voor een lid van het dagelijks bestuur van een waterschap	artikel 4.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa	Nr. 40
De ambtstoelage voor een lid van het dagelijks bestuur dat de voorzitter van een waterschap waarneemt	artikel 4.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa	Nr. 41
De vergoeding voor ministers en staatssecretarissen voor de kosten van voorzieningen die voor hun eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt	artikel 10, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen	Nr. 44 tot en met 47
De vergoeding voor de Rijksvertegenwoordiger BES voor de aan zijn ambt verbonden kosten	artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES	Nr. 48

Artikel I, nummers 2, 4, 10 en 43

Dienstauto

Deze wijzigingen strekken tot aanpassing van de bedragen die zijn opgenomen in artikel 12a, derde lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, artikel 13, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 4, derde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en artikel 7, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen. Het in deze bepalingen vermelde bedrag heeft betrekking op de maximaal toegestane kilometerprijs van een aan te schaffen dienstauto. Zoals toegelicht in paragraaf 1.1 wordt het bedrag per 1 januari van elk jaar gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease zakelijke personenauto’s inclusief brandstof, zoals door het CBS gepubliceerd, over het tweede kalenderjaar voorafgaand aan genoemde datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer over het jaar daaraan voorafgaand. De stijging van het normbedrag is als volgt berekend:

Het prijsindexcijfer autolease zakelijke personenauto’s inclusief brandstof 2023 is 137,3. Het prijsindexcijfer autolease zakelijke personenauto’s 2022 inclusief brandstof was 128,4. Het verschil is dus 137,3 – 128,4 = 8,9. In een percentage uitgedrukt is de stijging 6,93%. Het normbedrag voor 2023 was (niet afgerond) € 0,76407681; vermeerderd met 6,93% wordt (niet afgerond) € 0,81702733. Het normbedrag wordt met ingang van 1 januari 2025 dus € 0,82.

Artikel I, nummers 3 en 6 tot en met 9

Leden Eerste Kamer

Vergoeding voorziening arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Artikel 10, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ziet op een vergoeding waarmee de leden van de Eerste Kamer voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. Deze vergoeding wordt jaarlijks herzien onder meer aan de hand van voor het overheidspersoneel geldende inhoudingen ter zake van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Met ingang van 1 januari 2025 bedraagt deze vergoeding € 4.496,26 (was € 4.607,09) (artikel I, nummer 3). Het bedrag daalt als gevolg van gelijkblijvende berekeningsgrondslagen en stijgende franchises. Bij vrijwel gelijkblijvende premies daalt dan de vergoeding.

Vergoeding van verblijfskosten

Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ontvangen leden van de Eerste Kamer ter vergoeding van verblijfskosten een bedrag waarvan de hoogte op grond van het tweede lid afhankelijk is van de afstand van de woonplaats van het Kamerlid of het door het Kamerlid bewoonde deel van de woonplaats tot het gebouw van de Eerste Kamer. Op grond van artikel 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer worden de bedragen jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van de voor ambtenaren van het Ministerie van BZK geldende vergoeding van reis- en verblijfskosten van dienstreizen.

De toepassing van genoemde rekenregel leidt tot de volgende bedragen met ingang van 1 januari 2025 (artikel I, nummers 6 tot en met 9):

0 km: € 535,66 (was € 505,15) per jaar

10 km: € 5.333,47 (was € 5.029,68) per jaar

75 km: € 10.669,07 (was € 10.061,36) per jaar

150 km en meer: € 17.337,51 (was € 16.349,97) per jaar

Leden Tweede Kamer

Vergoeding van verblijfskosten

Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer ontvangen leden van de Tweede Kamer ter vergoeding van verblijfskosten een bedrag waarvan de hoogte afhankelijk is van de afstand van de woonplaats van het Kamerlid of het door het Kamerlid bewoonde deel van de woonplaats tot het gebouw van de Tweede Kamer. In artikel 8, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer is beschreven hoe de betreffende bedragen tot stand komen. Deze bedragen worden niet met deze ministeriële regeling aangepast, maar voor de volledigheid wel vermeld in deze toelichting.

De toepassing van de in dit lid genoemde rekenregel leidt tot de volgende bedragen met ingang van 1 januari 2025:

0 km: € 10.662,00 (was € 10.087,00) per jaar

10 km: € 18.126,00 was € € 17.092,00) per jaar

75 km: € 25.643,70 (was € 24.111,10) per jaar

150 km: € 34.832,00 (was € 32.690,00) per jaar

Artikel I, nummers 13, 20, 21 tot en met 26, 31 tot en met 36, 37 en 42

Statenleden, raadsleden, leden algemeen bestuur van een waterschap en commissieleden

Vergoeding voor de werkzaamheden en vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden toegekend aan statenleden en raadsleden wordt jaarlijks aangepast aan de hand van het door het CBS vastgestelde indexcijfer cao-lonen overheid inclusief bijzondere beloningen (per maand). Voor de indexatie van 2025 betekent dit dat wordt gekeken naar de indexcijfers van september 2023 in vergelijking met de indexcijfers van september 2022. Voor de indexering voor het jaar 2025 betekent dit het volgende. Het indexcijfer cao-lonen overheid inclusief bijzondere beloningen voor september 2023 is vastgesteld op 136,3. Voor september 2022 is dit indexcijfer vastgesteld op 127,0. Procentueel is dat een verhoging van 7,3%. Dit betekent dat deze bedragen met ingang van 1 januari 2025 worden verhoogd met 7,3%. Hierbij dient te worden opgemerkt dat gebruik is gemaakt van de in StatLine van het CBS gepubliceerde tabel 2010=100. Deze tabel heeft betrekking op de verslagjaren 1972 tot en met oktober 2023. Aangezien de maand september 2023 hier binnen valt, is voor de berekening van het indexcijfer voor 2025 deze tabel als uitgangspunt genomen en niet de inmiddels ook beschikbare tabel 2020=100. Dit alles betekent dat de vergoeding voor de werkzaamheden voor statenleden en raadsleden voor het jaar 2025 worden verhoogd met 7,3%. Dit geldt ook voor de vergoeding voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap die geen lid zijn van het dagelijks bestuur en voor de vergoeding van commissieleden van provincies, gemeenten en waterschappen voor het bijwonen van vergaderingen.

Concreet betekent dit dat het bedrag, genoemd in artikel 2.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa, wordt gewijzigd in € 2.142,67 (was € 1.996,60 per 1 januari 2024) (artikel I, nummer 13).

Voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap wordt het bedrag, genoemd in artikel 4.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa, gewijzigd in € 814,21 (was € 758,82 per 1 januari 2024) (artikel I, nummer 37).

De vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden is bepaald in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa. Ook deze bedragen, die niet tussentijds zijn verhoogd in 2023, worden verhoogd met 7,3%. Concreet betekent dit dat de bedragen voor de vergoeding van de werkzaamheden per maand per 1 januari 2025 als volgt luiden (artikel I, nummers 21 tot en met 26):

Klasse	Inwonertal	Vergoeding werkzaamheden per maand per 1 januari 2024	Vergoeding werkzaamheden per maand per 1 januari 2025
1	Tot en met 8.000	€ 1.155,70	€ 1.240,07
2	8.001-14.000	€ 1.155,70	€ 1.240,07
3	14.001-24.000	€ 1.155,70	€ 1.240,07
4	24.001-40.000	€ 1.155,70	€ 1.240,07
5	40.001-60.000	€ 1.503,12	€ 1.612,85
6	60.001-100.000	€ 1.758,87	€ 1.887,27
7	100.001-150.000	€ 1.996,90	€ 2.142,67
8	150.001-375.000	€ 2.326,32	€ 2.496,14
9	vanaf 375.001	€ 2.832,19	€ 3.038,94

De vergoeding per vergadering voor provinciale commissieleden wordt, rekening houdend met de procentuele verhoging van 7,3% per 1 januari 2025 vastgesteld op € 145,01 (was € 135,14) per vergadering (artikel 2.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 20).

De vergoeding per vergadering voor gemeentelijke commissieleden bedraagt per 1 januari 2025 (artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummers 31 tot en met 36):

Klasse	Inwonertal	Vergoeding werkzaamheden per vergadering per 1 januari 2024	Vergoeding werkzaamheden per vergadering per 1 januari 2025
1	Tot en met 10.000	€ 72,54	€ 77,84
2	10.001–20.000	€ 80,20	€ 86,05
3	20.001–50.000	€ 96,21	€ 103,23
4	50.001–100.000	€ 118,37	€ 127,01
5	100.001–250.000	€ 151,20	€ 162,24
6	vanaf 250.001	€ 191,67	€ 205,67

In artikel 4.4.1, van het Rechtspositiebesluit dpa is bepaald dat een commissielid van een waterschap een vergoeding ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie. Deze vergoeding wordt per 1 januari 2025 vastgesteld op € 145,01 (was € 135,14) per vergadering (artikel I, nummer 42). Dit bedrag komt dus overeen met de vergoeding aan provinciale commissieleden.

Artikel II, onderdelen A, B, C, D, F en G

In de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers wordt in een aantal bepalingen ten onrechte gesproken van ‘artikelen’ waar slechts naar een enkel artikel verwezen wordt. Ook ontbreekt in enkele bepalingen een komma. Tot het corrigeren van genoemde onvolkomenheden strekken deze onderdelen.

Artikel II, onderdelen E en H

Artikel 3.9 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers behelst de beveiligingsmaatregelen voor een burgemeester of wethouder. In het vierde lid wordt echter per abuis verwezen naar ‘de commissaris of de gedeputeerde’ (onderdeel E). Dezelfde verkeerde verwijzing staat in artikel 4.9 waar het de beveiligingsmaatregelen van een voorzitter of lid van het dagelijks bestuur van een waterschap betreft. In het laatstgenoemde artikel worden in het vierde lid daarnaast de letteraanduidingen van de subonderdelen gecorrigeerd (onderdeel H).

Artikel III

De inwerkingtreding en terugwerkende kracht van de verschillende artikelen en onderdelen daarvan is toegelicht in paragraaf 1.5 van het algemeen deel van deze toelichting.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark