Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2024, 38826 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2024, 38826 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
(KetenID WGK026731)
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
fysiek en telefonisch goed bereikbaar informatiepunt in het grensgebied waar kosteloos frontofficedienstverlening in het kader van grensoverschrijdend wonen, werken, studeren en ondernemen wordt verleend;
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
de colleges van GedeputeerdeStaten van de provincies Drenthe, Overijssel, Gelderland en Limburg en het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten Goes, Eindhoven, Baarle-Nassau en Bergen op Zoom.
De Minister verstrekt een specifieke uitkering aan de Rijksontvangers ten behoeve van de financiering van de GrensInfoPunten.
1. Voor de specifieke uitkering is per kalenderjaar een bedrag van in totaal € 943.750,– inclusief BTW, beschikbaar.
2. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt jaarlijks uiterlijk 31 januari ter beschikking gesteld aan de Rijksontvangers overeenkomstig de verdeling, bedoeld in de bijlage bij deze regeling.
3. De wijze van betaling aan de Rijksontvanger wordt opgenomen in de toekenningsbeschikking.
1. De Rijksontvanger draagt zorg voor de uitbetaling van het bedrag, bedoeld in artikel 3, tweede lid, aan de onder hem ressorterende GrensInfoPunten.
2. De Rijksontvanger kan geen aanvullende inhoudelijke eisen aan de uitbetaling van de Rijksbijdrage verbinden.
Indien in een kalenderjaar de uitkering, bedoeld in artikel 2, niet volledig is besteed, kan de Rijksontvanger het niet bestede bedrag tot maximaal 100% van de toekende uitkering (in dat kalenderjaar) reserveren voor besteding als bedoeld in artikel 2, in het daaropvolgende kalenderjaar.
1. De Rijksontvanger legt jaarlijks verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
2. Bij een toekenningsbeschikking op grond van deze regeling met een bedrag gelijk of onder de € 125.000 vindt geen accountantscontrole plaats, boven op de reguliere jaarrekeningcontrole door de accountant.
3. Indien de uitvoering van deze regeling volledig of gedeeltelijk door de Rijksontvanger aan het bestuur van een medeoverheid is opgedragen, kan voor de vaststelling van de specifieke uitkering de informatie, bedoeld in art. 17a van de Financiële-verhoudingswet, mede in aanmerking worden genomen die de medeoverheid heeft verstrekt over het jaar waarop de vaststelling betrekking heeft.
4. Indien uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat de uitkering, bedoeld in artikel 2, niet volledig door de Rijksontvanger is besteed, kan de uitkering ter hoogte van het niet-bestede deel door de Minister teruggevorderd worden van de Rijksontvanger rekening houdend met de reserveringsregeling, bedoeld in artikel 5.
5. De Minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de vaststelling aan de Rijksontvanger.
6. De bestedingen worden bij de vaststelling buiten aanmerking gelaten indien deze blijkens het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid, van de Gemeentewet of artikel 217, vierde, onderdeel b, van de Provinciewet, dat deel uitmaakt van de informatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, als fout of onzeker worden aangemerkt.
7. Indien de toepassing van het zesde lid naar het oordeel van de Minister leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan hij de bestedingen die als fout of onzeker worden aangemerkt, in afwijking van het vierde lid, geheel of gedeeltelijk in aanmerking nemen bij de vaststelling.
8. Bij de vaststelling wordt uitgegaan van de gegevens waarvan de Minister kennis heeft op 30 september van het jaar volgend op het verantwoordingsjaar, met dien verstande dat gegevens die het college op verzoek van de Minister op een latere datum verstrekt mede in aanmerking worden genomen.
9. Indien de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het eerste lid, niet binnen achttien maanden na het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is ontvangen, stelt de Minister de specifieke uitkering ambtshalve vast.
Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
|
GIP |
Rijksontvanger |
Bijdrage SZW1 |
|---|---|---|
|
Eems Dollard Regio (EDR) |
Provincie Drenthe |
€ 63.125,– |
|
EUREGIO |
Provincie Overijssel |
€ 137.750,– |
|
Euregio Rijn-Waal |
Provincie Gelderland |
€ 105.500,– |
|
Euregio Rijn-Maas Noord |
Provincie Limburg |
€ 64.425,– |
|
Aachen-Eurode |
Provincie Limburg |
€ 124.750,– |
|
Maastricht |
Provincie Limburg |
€ 182.500,– |
|
Bergen op Zoom |
Bergen op Zoom |
€ 59.516,– |
|
Eindhoven |
Eindhoven |
€ 43.897,– |
|
Baarle-Nassau |
Baarle-Nassau |
€ 22.287,– |
|
Scheldemond |
Goes |
€ 140.000,– |
|
Totaal |
€ 943.750,– |
|
Een vitale grensoverschrijdende arbeidsmarkt heeft op regionaal en op nationaal niveau voordelen. Een goed functionerende grensinformatiestructuur is daarbij van groot belang. Het netwerk van tien bestaande GrensInfoPunten (GIP’s) vormt hier een belangrijk onderdeel van. Daarom hebben het Rijk en de regio’s besloten om de GIP's gezamenlijk vanaf 2020 een solide financiële basis te geven. Op 25 november 2019 hebben de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en betrokken regionale partijen hiertoe convenanten gesloten. De hierin opgenomen Rijksbijdrage betreft duurzame financiering (van in beginsel structurele aard). De hoogte van de specifieke uitkering voor de Rijksontvanger is in beginsel gelijk aan 50% van de te financieren jaarlijkse kosten voor instandhouding van de GIP’s.
Voor de GIP’s aan de Duits-Nederlandse grens (die burgers van beide zijden van de grens bedienen) geldt dat Niedersachsen (NS), Nord-Rhein Westfalen (NRW) en Duitse regionale partijen 50% van de totale kosten per GIP dragen. Het Rijksaandeel bij deze GIP’s is dus feitelijk 25% (50% van de Nederlandse 50%). Voor de GIP’s aan de Vlaamse grens geldt dat deze volledig door Nederlandse partijen worden bekostigd. De informatiestructuur aan Vlaamse kant is op andere wijze georganiseerd en gefinancierd.
Met deze regeling wordt de rechtstreekse uitbetaling van de Rijksbijdrage aan de Rijksontvangers vanaf 2024 geregeld. Voor de jaren 2020 tot en met 2022 is deze bijdrage via de Sociale verzekeringsbank (SVB) aan de Rijksontvangers overgemaakt en in het jaar 2023 vanuit SZW zonder wettelijke grondslag. De uitbetalingen aan de Rijksontvangers in voorgaande jaren waren niet overeenkomstig de Financiële-verhoudingswet. Met deze regeling zijn de uitbetalingen aan de Rijksontvangers vanaf 1 januari 2024 in overeenstemming met de Financiële-verhoudingswet. De afspraken uit de convenanten met betrekking tot de rol van de Rijksontvanger en de uitbetaling van de jaarlijkse Rijksbijdrage vormen de basis voor deze regeling. Indien hiervan wordt afgeweken, wordt dit hieronder toegelicht. Dit betreft in het bijzonder de BTW en de verantwoording. De regeling heeft geen invloed op de overige afspraken uit de convenanten.
Doelgroep is de in de regeling onder artikel 1 genoemde Rijksontvangers. In de convenanten hebben deze zich verantwoordelijk verklaard voor ontvangst van de Rijksbijdrage en doorbetaling aan de GIP’s. De keuze voor de rol van de Rijksontvangers is gebaseerd op de verscheidenheid in vormgeving en bestuurlijke inbedding van de GIP’s. Het Rijk heeft hierdoor geen titel om de duurzame financiering aan alle GIP’s te realiseren. Ook zorgt de rol van Rijksontvanger voor een goede borging van de regionale betrokkenheid.
De aan de Rijksontvangers uit te keren bedragen omvatten van 50% van de in de convenanten opgenomen Nederlandse kosten voor de GIP’s. Regionale partijen, in het bijzonder regionale en lokale overheden dragen de overige 50% bij. Gezien de verschillende regionale netwerken van de GIP’s kunnen deze in samenstelling en verhouding per convenant verschillen.
De omvang van de rijksbijdrage per Rijksontvanger is opgenomen in bijlage van de regeling. Op basis van een inschatting van de BTW door de Rijkontvangers, draagt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het bedrag van de BTW af aan het Ministerie van Financiën. Gemeenten of provincies kunnen de BTW verhalen bij het BTW-compensatiefonds van het Ministerie van Financiën. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid keert de rijkbijdrage exclusief BTW uit aan de Rijkontvangers. Op dit punt wijkt de regeling af van de convenanten, waarin was opgenomen dat er geen BTW berekend zou worden, indachtig de aard van de werkzaamheden van de GIP’s (geen ingehuurde of commerciële diensten). Sinds het afsluiten van de convenanten is het toezicht op het juist omgaan met de BTW verscherpt. De regeling wordt hiermee in overeenstemming gebracht.
De bijdrage komt ten goede aan de dienstverlening en informatievoorziening van de GIP’s aan burgers en werkgevers ten aanzien van de effecten van over de grens wonen, werken en leren. De activiteiten zijn beschreven in de convenanten. Het gaat kortweg gezegd om het aanbieden van kosteloos “frontoffice dienstverlening” in het kader van grensoverschrijdend wonen, werken, studeren en ondernemen, verleend door minimaal één deskundig adviseur en dat voldoet aan de kwaliteitsstandaard als benoemd in de samenwerkingsovereenkomst GrensInfoPunten d.d. 9 mei 2019: “Samenwerkingsovereenkomst tussen GrensInfoPunten inzake “Samenwerkingsplan 2020”” (GIP’s langs de Nederlands-Duitse grens) en de “Samenwerkingsovereenkomst GrensInfoPunten Vlaanderen-Nederland”. (GIP’s langs de Nederlands-Vlaamse grens). De Rijksontvangers dragen in dit verband slechts zorg voor uitbetaling van de Rijksbedragen aan de onder hem ressorterende GIP’s.
Indien in een kalenderjaar de uitkering, bedoeld in artikel 3, niet volledig is besteed, kan de Rijksontvanger, het niet bestede bedrag tot maximaal 100% van de toekende uitkering reserveren voor besteding als bedoeld in artikel 2, in het daaropvolgende kalenderjaar. De berekening van de reserveringsregeling wordt door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgevoerd. De hoogte van de reserveringsregeling wordt opgenomen in de jaarlijkse vaststellingsbeschikking.
De jaarlijkse verantwoording geschiedt via het systeem van single information, single audit (hierna: SiSa) zoals bepaald in de ministeriële regeling informatieverstrekking SiSa. Bij niet tijdig indienen van de verantwoordingsinformatie door de Rijksontvanger bij het Ministerie van BZK, treedt het maatregelenbeleid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in werking.
Bij een toekenningsbeschikking op grond van deze regeling met een bedrag gelijk of onder de € 125.000 vindt geen accountantscontrole plaats (boven op de reguliere jaarrekeningcontrole door de accountant). Dit is in overeenstemming met de notitie van de commissie BADO van 20 april 2022 over specifieke uitkeringen met een gering bedrag.
Indien de uitvoering van deze regeling volledig of gedeeltelijk door de Rijksontvanger aan het bestuur van een medeoverheid is opgedragen, kan voor de vaststelling de informatie, bedoeld in art. 17a van de Financiële-verhoudingswet, mede in aanmerking worden genomen die de medeoverheid heeft verstrekt over het jaar waarop de vaststelling betrekking heeft. Er is hierbij sprake van “SiSa tussen medeoverheden”.
De financiële verhouding tussen het Rijk en de provincies en gemeenten is geregeld in de Financiële-verhoudingswet (Fvw). De (algemene) delegatiegrondslagen voor het regelen van een specifieke uitkering zijn opgenomen in artikel 17. Specifieke uitkeringen worden geregeld bij of krachtens de wet. De betaling van de Rijksbijdrage 2024 moet binnen dit kalenderjaar geëffectueerd zijn. Daarom wordt in deze regeling wordt, vanwege het spoedeisende karakter, gebruik gemaakt van het tweede lid van artikel 17. Dat biedt in samenhang met artikel 4:23, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, de mogelijkheid om, vooruitlopend op de totstandkoming van een wettelijke grondslag, een ministeriële regeling vast te stellen. Dit kan alleen mits binnen een jaar na vaststelling van de regeling het wetsvoorstel, dat de wettelijke grondslag creëert, aanhangig is gemaakt bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De wettelijke grondslag zal worden opgenomen in de Wet SUWI.
De regeling wijzigt de grondslag voor het uitbetalen van de gelden die bestemd zijn voor de GIP’s. De verantwoording door de Rijksontvangers geschiedt via het daartoe bestemde en bekende systeem SiSa zoals bepaald in de ministeriële regeling informatieverstrekking SiSa. De ontwerpregeling is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.
De regeling is niet opengesteld voor internetconsultatie, omdat deze slechts gevolgen heeft voor de gemeenten en provincies die als Rijksontvanger optreden. Zij zijn betrokken geweest bij de totstandkoming van deze regeling.
Er wordt niet cumulatief voldaan aan de voorwaarden uit artikel 107, lid 1, VWEU. Derhalve is er geen sprake van staatssteun.
Gelet op de intensieve overleggen met de gemeenten en provincies over de totstandkoming en inrichting van de specifieke uitkering is met de Rijksontvangers overeengekomen dat een uitvoeringstoets niet noodzakelijk wordt geacht. De Rijksontvangers hebben aangegeven uitvoering te kunnen geven aan de regeling.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024. De terugwerkende kracht is begunstigend voor de Rijksontvangers, omdat zij middels deze specifieke uitkering gelden kunnen ontvangen vanaf 1 januari 2024. Vanwege een gewenste spoedige inwerkingtreding wordt, in afstemming met de Rijksontvangers, van de vaste verandermomenten en invoeringstermijn afgeweken.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-38826.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.