Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 4 december 2024, nr. IENW/BSK-2024/327654, tot wijziging van de Tijdelijke subsidieregeling zero-emissie mobiliteit in verband met aanpassingen van financiële en technische aard

(KetenID WGK027206)

Gelet op de artikelen 4, eerste lid, aanhef en onder f en k, 6, zesde lid, 8, eerste lid, 9 en 10, tweede en vierde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Tijdelijke subsidieregeling zero-emissie mobiliteit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.1.5, vijfde lid, wordt ‘vijf zitplaatsen’ vervangen door ‘vier zitplaatsen’.

B

In artikel 2.1.6, onderdeel b, aanhef, wordt ‘€ 4.000.000 per aanvraag’ vervangen door ‘€ 5.000.000 per aanvraag’.

C

Artikel 2.1.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het subsidieplafond voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, is:

    • a. € 18.000.000 voor het jaar 2024;

    • b. € 26.000.000 voor het jaar 2025.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het subsidieplafond voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, is:

    • a. € 10.000.000 voor het jaar 2024;

    • b. € 14.000.000 voor het jaar 2025.

D

Artikel 2.1.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zevende lid, aanhef, vervalt ‘waar nog geen waterstoftankstation operationeel is’.

2. In het zevende lid, onderdeel a, vervalt ‘waar reeds een waterstoftankstation operationeel is’.

3. In het achtste lid vervalt ‘waar nog geen waterstoftankstation operationeel is’.

E

Artikel 2.1.9, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverlening op grond van deze paragraaf kan worden ingediend:

    • a. in 2024 van 15 juli 2024, 9.00 uur tot en met 6 september 2024, 12.00 uur;

    • b. in 2025 van 1 april 2025, 9.00 uur tot en met 7 mei 2025, 17.00 uur.

F

In artikel 2.1.10, vierde lid, vervalt ‘van artikel 25, 27, 28 en 30’.

G

Artikel 2.3.7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘17.900.000’ vervangen door ‘9.900.000’.

2. In onderdeel b wordt ‘15.542.000’ vervangen door ‘23.842.000’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling wijzigt de Tijdelijke subsidieregeling zero-emissie mobiliteit, paragrafen Waterstof in mobiliteit (hierna: Swim) en Private laadinfrastructuur elektrische voertuigen (hierna: Sprila). Op grond van de Swim kunnen subsidies worden verstrekt voor investeringen in waterstoftankstations en emissievrije waterstofvoertuigen voor wegvervoer. Op grond van de Sprila kan subsidie worden verstrekt voor de aanleg van private laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen.

2. Noodzaak tot wijziging

Swim

Tijdens de openstellingsperiode van de Swim (15 juli tot en met 6 september 2024) is voor, afgerond, 39,3 miljoen euro subsidie aangevraagd. Voor aanvragen inclusief aanschaf of opwaardering van waterstoftankstations is 29,7 miljoen aangevraagd. Voor aanvragen die alleen aanschaf of retrofitting van vervoermiddelen betroffen, is 9,6 miljoen aangevraagd. De beschikbare budgetten voor 2024 bedroegen respectievelijk 13 en 9 miljoen euro. Het is van belang dat de ondernemers die de stap willen maken om te investeren in waterstoftankinfrastructuur en -voertuigen, hiertoe zo snel als mogelijk de gelegenheid krijgen.

Met deze wijziging komt aanvullend geld beschikbaar om ondernemers nog dit jaar de kans de geven deze stap te maken.

Sprila

Op 24 september 2024 is de Sprila voor het eerst opengesteld. Voor de advisering over en aanleg van DC-laadstations (voor andere aanvragers dan OV-concessiehouders of touringcarbedrijven) is op 24 september 2024 in totaal 30,5 miljoen euro subsidie aangevraagd. Het voor deze categorie beschikbare bedrag is 15,5 miljoen euro. Voor advisering over en aanleg van AC-laadstations is tot en met 11 oktober slechts 2,1 miljoen euro subsidie aangevraagd, terwijl voor deze categorie 17,9 miljoen euro beschikbaar is.

Met deze wijziging zijn middelen die oorspronkelijk bedoeld waren voor de categorie AC-laadstations overgeheveld naar de categorie DC-laadstations. Hierdoor kunnen meer aanvragen worden toegekend voor advies over en aanleg van DC-laadstations. De aanleg van voldoende laadinfrastructuur is een cruciale voorwaarde in de transitie naar emissievrije mobiliteit. De mogelijkheid om deze aanleg te bevorderen, moet dan ook zoveel als mogelijk worden benut.

3. Inhoud van de wijzigingen

Wijziging paragraaf Swim

De belangrijkste wijziging betreft de verhoging van het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2024. In artikel 2.1.7, eerste en tweede lid, van de Swim staan subsidieplafonds van respectievelijk 13 miljoen (aanvragen inclusief aanschaf of opwaardering van waterstoftankstations) en 9 miljoen (alleen aanschaf of retrofitting van vervoermiddelen). Deze subsidieplafonds zijn verhoogd tot respectievelijk 18 miljoen en 10 miljoen euro. Ook zijn voor de Swim de subsidieplafonds en de openstellingsperiode voor het jaar 2025 vastgesteld.

Daarnaast zijn enkele verbeteringen doorgevoerd.

De voorrangsregeling in artikel 2.1.8, zevende en achtste lid, is aangepast. In deze leden stond een voorrangsregeling voor aanvragen in stedelijk knooppunten waar nog geen waterstoftankstation operationeel is. Dit om het doel te bereiken van een evenwichtige en landelijk dekkende spreiding van waterstoftankstations. Deze voorrangsregeling werkt niet goed in de situatie dat op basis van de Swim subsidie voor de aanleg van een waterstoftankstation is verleend, en dit waterstoftankstation bij de aanvang van de volgende aanvraagperiode nog niet operationeel is. Het artikel verwijst voor de voorrangsregel daarom nu uitsluitend naar stedelijk knooppunten die zijn opgenomen in bijlage 1. In die bijlage komen bij een volgende wijziging van de Swim ook die stedelijk knooppunten te staan waarvoor geldt dat op grond van de Swim subsidie is verleend voor de aanleg van een waterstoftankstation.

In artikel 2.1.5, vijfde lid, is de eis dat een voor rolstoelen toegankelijk voertuig over meer dan vijf zitplaatsen beschikt, aangepast. De eis is nu dat dit voertuig over meer dan vier zitplaatsen beschikt. Hierdoor wordt het eenvoudiger om subsidie aan te vragen voor voertuigen waarvoor rijbewijs B volstaat.

In artikel 2.1.6, onderdeel b, is het maximum van vier miljoen euro voor de aanschaf of retrofit van emissievrije waterstofvoertuigen verhoogd tot vijf miljoen euro. Deze ophoging komt voort uit de ervaring met consortia waaraan exploitanten deelnemen van waterstoftankstations met een dagcapaciteit van meer dan 1.000 kilogram. Bij deze consortia is het maximum van vier miljoen euro eerder bereikt dan bij andere waterstoftankstations. Dit als gevolg van de omstandigheid dat de basisafname door emissievrije waterstofvoertuigen bij waterstoftankstations met een dagcapaciteit van meer dan 1.000 kilogram hoger is dan bij een waterstoftankstation dat bijvoorbeeld 500 kilogram als dagcapaciteit heeft.

Wijziging paragraaf Sprila

De wijziging betreft de aanpassing van deelplafonds voor het kalenderjaar 2024. In artikel 2.3.7, eerste lid, onderdeel b, van de Sprila stond een deelplafond van 15.542.000 euro voor advisering over en aanleg van laadinfrastructuur voor DC laadstations (anders dan voor OV-concessiehouders of touringcarbedrijven). Dit plafond is met 8 miljoen euro verhoogd tot 23.542.000 euro. In het achterliggende Klimaatfondsfiche ‘Laadinfrastructuur voor wegvervoer1’ zijn de middelen voor private laadinfrastructuur verdeeld per doelgroep (personenauto, bestelauto, taxi, vrachtauto, OV-bus/touringcar). De middelen zijn niet gelinkt aan een bepaald laadvermogen (AC of DC). De Sprila bevat een indeling in deelplafonds naar laadvermogen. Dit dient de uitvoerbaarheid van de regeling. In de praktijk blijkt het zwaartepunt van de aanvragen uit de doelgroepen ‘personen- en bestelauto’s’ en ‘taxi- en doelgroepenvervoer’, anders dan verwacht, niet bij de AC-laadstations te liggen, maar bij de DC-laadstations. Gelet hierop is het deelplafond voor DC laadstations verhoogd met 8 miljoen euro. Dit bedrag was voor de doelgroepen ‘personen- en bestelauto’s’ en ‘taxi- en doelgroepenvervoer’ ondergebracht in het deelplafond voor AC laadstations, maar is aangevraagd in het deelplafond voor DC laadstations. Het deelplafond voor advisering over en aanleg van laadinfrastructuur voor AC laadstations is tegelijkertijd met 8 miljoen verlaagd. Dit plafond daalt hiermee van 17,9 miljoen euro tot 9,9 miljoen euro. Deze verlaging vindt plaats omdat het totale subsidieplafond, dat alle deelplafonds omvat, op deze wijze gelijk blijft. Het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen (eerst komt, eerst maalt). Gelet op de ervaring dat de meeste aanvragen bij deze verdelingswijze op de eerste dag worden ingediend, is de kans verwaarloosbaar dat er aanvragen voor advisering over en aanleg van laadinfrastructuur voor AC laadstations komen die gevolgen van deze verlaging ondervinden. Mocht dit niettemin gebeuren, dan geldt op grond van artikel 4:27, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat deze wijziging voor deze aanvragen geen gevolgen heeft.

4. Gevolgen van de wijziging

Door de wijziging kunnen meer ondernemers gebruik maken van een subsidie. De wijziging van deze regeling heeft naar haar aard geen gevolgen voor de administratieve lasten voor ondernemers en burgers. Op grond van het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie2 kon internetconsultatie daarom achterwege blijven.

De wijzigingsregeling betreft voornamelijk de wijziging van subsidieplafonds en aanvraagperiodes. Dit type wijzigingen is uitgezonderd van voorafgaande toetsing door het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Daarnaast bevat de wijzigingsregeling enkele praktische aanpassingen. Deze aanpassingen verduidelijken of verruimen de mogelijkheid om subsidie aan te vragen. Om deze reden is de ontwerpregeling niet voorgelegd aan het ATR.

5. Inwerkingtreding

Met de datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van de door het kabinet vastgestelde vaste verandermomenten. Tevens wordt afgeweken van de in het systeem van vaste verandermomenten opgenomen minimale invoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding. Aanleiding daarvoor is dat met een snelle inwerkingtreding de gewijzigde regeling kan worden toegepast op de aanvragen die in de openstellingsperiode zijn ingediend. Dit is in het voordeel van de aanvragers. De uitzondering is gerechtvaardigd omdat dit een reparatie betreft (artikel 4.17, vijfde lid, onderdeel c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Daarbij wordt de doelgroep van de regeling geïnformeerd door informatie op de website van Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO), die met de subsidievertrekking op grond van deze regeling is belast. De korte invoeringstermijn is niet bezwaarlijk voor RVO, omdat zij al op de hoogte is van deze wijziging en deze onmiddellijk kan toepassen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen

Naar boven