Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening | Staatscourant 2024, 38727 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening | Staatscourant 2024, 38727 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
Gelet op artikel 2, eerste lid, onderdelen b, g en h, van het Besluit van 29 oktober 2022, houdende het stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
vergunninghouders, arbeidsmigranten, dak- en thuisloze mensen, mensen met sociale of medische urgentie, mensen die uitstromen uit een intramurale zorginstelling, uitwonende studenten, woonwagenbewoners en ouderen.
1° sociale huurwoning: huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag;
2° huurwoning voor middenhuur: huurwoning met een aanvangshuurprijs van ten minste het bedrag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, en ten hoogste de maximale huurprijs behorende bij 186 punten op grond van de waardering van de kwaliteit als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte; of
3° betaalbare koopwoning: koopwoning met een koopprijs van ten hoogste het bedrag bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdeel 3, eerste volzin van het Besluit Woningbouwimpuls 2020.
Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
1. De minister verstrekt een specifieke uitkering aan de provincie ten behoeve van de financiering van capaciteitsondersteuning in de organisatie van de provincie, de gemeente, het waterschap of een regionaal samenwerkingsverband ter bevordering van:
a. de vergunningverlening voor woningbouwprojecten;
b. de totstandkoming van lokale of regionale integrale woonzorgvisies en het realiseren van betaalbare woningen met passende zorg en ondersteuning voor aandachtsgroepen;
c. het voorbereiden van een woningbouwproject of herstructureringsproject;
d. het sluiten van anterieure overeenkomsten met marktpartijen;
e. het opstellen van een omgevingsplan en het doorlopen van de bijbehorende procedure;
f. het vitaal en leefbaar maken en houden van vakantieparken; of
g. de transformatie van vakantieparken naar woningen.
De specifieke uitkering is per provincie vastgesteld en bedraagt exclusief btw:
a. Drenthe: € 895.757,94;
b. Flevoland: € 1.418.636,16;
c. Friesland: € 902.456,48;
d. Gelderland: € 3.913.839,51;
e. Groningen: € 1.014.617,13;
f. Limburg: € 1.065.758,34;
g. Noord-Brabant: € 5.560.901,76;
h. Noord-Holland: € 6.738.062,53;
i. Overijssel: € 1.702.547,58;
j. Utrecht: € 3.086.860,91;
k. Zeeland: € 916.578,54; en
l. Zuid-Holland: € 8.733.700,55.
1. De minister verleent uiterlijk 31 december 2024 bij het besluit tot verstrekking van de specifieke uitkering een voorschot van 100 procent en betaalt het voorschot in één keer uit.
2. De uitkeringsbeschikking vermeldt in elk geval:
a. het totale bedrag van de uitkering;
b. het moment van uitbetaling van de uitkering;
c. de periode waarbinnen de uitkering moet zijn besteed en de activiteiten moeten zijn afgerond; en
d. het ingeschatte bedrag dat de provincie aan BTW verschuldigd zal zijn.
1. De provincie besteedt het volledige bedrag aan specifieke uitkering uiterlijk op 31 december 2026 aan de activiteiten waarvoor deze is verstrekt.
2. Indien de volledige besteding van de specifieke uitkering uiterlijk op de datum, genoemd in het eerste lid, niet mogelijk is, kan de minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de ontvanger eenmaal met ten hoogste een jaar verlengen. Het verzoek tot uitstel van de bestedingstermijn kan worden ingediend tussen 1 augustus en 1 oktober 2026.
3. De provincie:
a. voorziet zelf in een financiële bijdrage van ten minste 50% van de kosten van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt; of
b. financiert die activiteiten voor ten minste de duur van een jaar, gerekend vanaf de datum genoemd in het eerste lid, dan wel, indien gebruik is gemaakt van de mogelijkheid tot verlenging als bedoeld in het tweede lid, gerekend vanaf de datum na afloop van de in dat lid bedoelde termijn.
4. Aan het verstrekken van de specifieke uitkering kan de minister nadere verplichtingen verbinden.
1. Gedeputeerde staten informeren de minister op verzoek over de voortgang van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt.
2. Gedeputeerde staten verlenen op verzoek van de minister medewerking en verstrekken op verzoek van de minister informatie ten behoeve van de evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt.
1. Gedeputeerde staten verstrekken uiterlijk 1 april 2025 informatie over de verwachte inzet van de middelen middels het daartoe door de minister beschikbaar gestelde formulier.
2. De informatie, bedoeld in het eerste lid, bevat ten minste:
a. een omschrijving van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering naar verwachting wordt ingezet, waarbij wordt aangegeven wat de ingeschatte verhouding van de inzet van de middelen is tussen de woningbouwprojecten, herstructureringsprojecten, woonzorgvisies en vakantieparken waarbij wordt aangegeven wat de ingeschatte verhouding van de inzet van de aangevraagde middelen is met de inzet van de middelen door de gemeentelijke of provinciale organisatie; en
b. de verwachte begin- en einddatum van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering naar verwachting wordt ingezet.
1. Gedeputeerde staten leggen verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
2. De minister stelt de specifieke uitkering vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de gedeputeerde staten, op de in het eerste lid bedoelde wijze, de eindverantwoording aan de minister hebben verstrekt.
3. Indien uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat de specifieke uitkering niet volledig of onrechtmatig is besteed, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de minister worden teruggevorderd. De minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan gedeputeerde staten.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Met de derde tranche van de Regeling specifieke uitkering flexibele inzet ondersteuning woningbouw (ook wel de flexpoolregeling genoemd) stelt het Rijk de provincies in de gelegenheid om de provinciale organisatie, gemeenten, waterschappen en regionale samenwerkingsverbanden met een flexibele inzet van capaciteit en expertise te ondersteunen in de planvorming en vergunningverlening voor woningbouw- en herstructureringsprojecten. Met de flexpoolmiddelen kunnen inhuur of loonkosten worden vergoed. Daarmee wordt beoogd de snelheid te bevorderen in de voorfase van woningbouwprojecten. De eerste twee tranches van de flexpoolregeling hebben succes gehad voor de woningbouw: uit de SiSa-verantwoording over de middelen uit de eerste tranche blijkt dat deze in totaal hebben bijgedragen aan projecten met daarin 234.000 woningen. Omdat de woningnood nog steeds hoog is, en arbeidstekorten door medeoverheden nog altijd worden genoemd als belangrijke reden tot vertraging van projecten, is de waarde van deze derde tranche duidelijk.
Ook is het mogelijk de middelen te benutten voor capaciteit benodigd voor het ontwikkelen en afstemmen van woonvisies. In deze woonvisies dient aandacht te zijn voor woongerelateerde zorg en ondersteuningsbehoefte (integrale woonzorgvisies) voor aandachtsgroepen met als resultaat betaalbare huisvesting voor aandachtsgroepen met passende zorg en ondersteuning.
Tenslotte is het mogelijk de middelen in te zetten om decentrale overheden1 met flexibele capaciteit en expertise te ondersteunen in de planvorming en bij de uitvoering van de aanpak van de veelal complexe, meervoudige problematiek op vakantieparken. Het Rijk werkt samen met provincies en gemeenten aan een langjarig programma voor het leefbaar maken en houden van vakantieparken in Nederland om zo de leefbaarheid van het platteland te vergroten.2 Middels deze regeling wordt hiervoor middelen beschikbaar gesteld voor provincies, die deze kunnen doorverstrekken aan gemeenten. Parken die niet meer vitaal te maken zijn kunnen getransformeerd worden naar woningen. Primair ligt de uitvoering daarvan bij gemeenten en provincies. Zij hebben daarvoor eveneens uitvoeringscapaciteit nodig. De regeling faciliteert deze uitvoeringscapaciteit bij gemeenten en provincies.
Vertraging in de planvorming en vergunningverlening kan er uiteindelijk toe leiden dat de woningbouwproductie verder terugloopt. De voorbereidende werkzaamheden om tot woningbouw te komen zijn divers en complex. Deze bestaan onder andere uit het uitwerken van mobiliteitsplannen, het opstellen van grondexploitaties, het opstellen van een omgevingsplan, het voeren van onderhandelingen met marktpartijen en de juridische afwikkeling van de vergunningverlening. Met name middelgrote en kleine gemeenten hebben slechts beperkte capaciteit om uitvoering te geven aan deze werkzaamheden.
Naast vertraging in de voorfase van woningbouw die allerlei soorten projecten raakt, is het op de huidige, krappe woningmarkt met name voor kwetsbare groepen uitdagend om een woonplek te vinden. Het programma ‘Een thuis voor iedereen’ heeft als doel om juist voor deze zogeheten aandachtsgroepen te zorgen voor voldoende betaalbare en geschikte woningen met een evenwichtige verdeling over gemeenten en met de juiste zorg, ondersteuning en begeleiding. Om dit doel te realiseren, maken rijk, provincies, gemeenten, zorgaanbieders en woningcorporaties afspraken over bouw, toewijzing en ondersteuning van deze specifieke woningen. Een van deze afspraken betreft het opstellen van lokale of regionale woonvisies met aandacht voor woongerelateerde zorg en ondersteuningsbehoefte (integrale woonzorgvisies) voor alle gemeenten om te komen tot de gewenste woningbouwprogrammering voor de huisvesting van aandachtsgroepen met passende zorg en ondersteuning. Het gaat hierbij om het maken van analyses en berekeningen om deze visies op te stellen, het betrekken van relevante organisaties, zoals zorgpartijen en cliëntenorganisaties, bij de totstandkoming van deze visie en de doorvertaling daarvan naar lokale prestatieafspraken met onder andere woningcorporaties en het doorlopen van ambtelijke en bestuurlijke processen. Juist bij deze opgave ontbreekt het bij medeoverheden aan de gewenste personele capaciteit en expertise om deze taak op te pakken en uit te voeren. De lokale dan wel regionale ontwikkeling van integrale woonzorgvisies vereist immers goede afstemming met corporaties, zorgpartijen, cliëntorganisaties en andere relevante maatschappelijke organisaties. Deze regionale samenwerking is een belangrijk uitgangspunt van het programma ‘Een thuis voor iedereen’.
Personele capaciteit kan ook worden ingezet voor het leefbaar maken en houden van vakantieparken of het transformeren van vakantieparken naar woningen. Hierbij kan worden gedacht aan de inzet van projectleiders of het aantrekken van specifieke expertise. Het kan daarbij gaan om capaciteit en expertise bij het transformeren van vakantieparken naar woningen en ter verbetering van de leefbaarheid en vitaliteit van vakantieparken. Het verbeteren hiervan komt ten goede aan de woonomgeving.3 Voor het verbeteren van de vitaliteit en leefbaarheid van vakantieparken geniet een integrale, gebiedsgerichte aanpak de voorkeur.4 De personele capaciteit die met deze specifieke uitkering kan worden gefinancierd kan bijvoorbeeld worden ingezet ter verbetering van de BAG-registratie, wat van belang is om een beter beeld van de ruimtelijke situatie op parken te krijgen, het verzorgen dat aandachtsgroepen die noodgedwongen verblijven op een vakantiepark door een gebrek aan passende woonruimte worden begeleid naar passende huisvesting buiten het vakantiepark, of het aanpakken van (ondermijnende) criminaliteit, die de leefbaarheid op of rondom vakantieparken vermindert.De middelen kunnen dus worden ingezet voor verschillende doelen. Tussen deze doelen zijn geen schotten opgenomen. Provincies kunnen dus zelf beoordelen hoe de middelen worden ingezet ten behoeve van de verschillende activiteiten
Met deze specifieke uitkering worden provincies in staat gesteld om op een flexibele wijze extra expertise bij medeoverheden en de eigen organisatie in te zetten. De flexibele inzet betekent dat provincies en medeoverheden bijvoorbeeld een flexpool kunnen inrichten waarin medewerkers met specialistische kennis tijdelijk worden ingezet op actuele opgaven, in programma’s en projecten in meerdere gemeenten. Ook met adviesbureaus kunnen afspraken gemaakt worden over de inzet van adviseurs die projectmatig en tijdelijk kunnen worden ingezet in de organisatie van de provincie of bij de medeoverheden om concrete knelpunten op te lossen.
Provincies (en medeoverheden waaraan provincies de middelen beschikbaar stellen) kunnen er ook voor kiezen om, in plaats van een flexpool in te richten, de aangevraagde middelen te benutten voor tijdelijke personele versterking binnen hun eigen organisatie. Daarbij kan de focus zowel op het tijdelijk vergroten van de capaciteit van de organisatie als op het gericht inzetten van specifieke expertise liggen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om expertises zoals verkeerskundigen die gemeenten ondersteunen bij het uitwerken van het mobiliteitsprofiel, planeconomen die de financieel-economische doorrekeningen van woningbouwprojecten opstellen of verifiëren, juristen die nodig zijn om de vergunningverlening af te handelen of projectleiders en beleidsmakers die het proces begeleiden om te komen tot woonvisies met aandacht voor woongerelateerde zorg en ondersteuningsbehoefte (integrale woonzorgvisies) op regionaal of lokaal niveau.
De afgelopen jaren is er in diverse provincies ervaring opgedaan met de flexibele inzet van expertise en capaciteit, en de vorige regelingen flexpools.5 In de meeste provincies is er voor gemeenten de mogelijkheid om bij de provincie een aanvraag te doen voor de inzet van externe expertise en capaciteit bij concrete woningbouwprojecten. In 2022 is er een tussenevaluatie uitgevoerd naar de eerste bevindingen van de regeling flexpools, door onderzoeksbureau RIGO6. Hieruit bleek dat er nog steeds behoefte is aan extra capaciteit om woningbouwprojecten te versnellen, en er zijn enkele aanscherpingen doorgevoerd om de regeling te optimaliseren voor de tweede tranche. Deze blijven gelijk in de derde tranche, aangevuld met een aantal extra aanpassingen die zijn doorgevoerd op basis van evaluatiegesprekken met provincies. In de afgelopen anderhalf jaar heeft het Ministerie van BZK/VRO twee landelijke bijeenkomsten georganiseerd om de werking van de flexpoolregeling met provincies te evalueren, en hen de kans te bieden van elkaars ervaringen te leren. Concreet gaat het bij de aanpassingen voor deze nieuwe regeling om een lichte aanpassing in de verdeelsleutel alsmede het minimum uit te keren bedrag per provincie. Het uitbreiden van de doelstelling van de regeling met het leefbaar houden van vakantieparken, of de transformatie naar woningen, is ook nieuw ten opzichte van de vorige regeling.
De regeling blijft provincies relatief veel vrijheid bieden in de wijze hoe de middelen mogen worden besteed. Dit betekent echter niet dat de inzet vrijblijvend is. De specifieke uitkering brengt voor provincies de verantwoordelijkheid mee om zich in te zetten voor het bespoedigen van de voorfase en vergunningverlening van woningbouwprojecten, gebiedsontwikkelingen en het ontwikkelen van integrale woonzorgvisies, voor het leefbaar maken en houden van vakantieparken, dan wel voor de transformatie van vakantieparken naar woningen. Deze inzet richt zich op het behalen van concrete resultaten door gerichte (tijdelijke) versterkingen van capaciteit of expertise bij medeoverheden. Van provincies wordt verwacht dat zij zich zullen inspannen om regionale of provinciale flexpools op te zetten, waar dat haalbaar en nuttig lijkt. Samenwerking tussen gemeenten en regio’s is een belangrijk uitgangspunt voor deze regionale of provinciale flexpools. Door goed samen te werken kan kennis onderling uitgewisseld worden en kunnen afspraken worden gemaakt over de schaarse inzet van medewerkers. Bestuurlijke (woondeal)overleggen zullen worden gebruikt om over de voortgang van deze regionale of provinciale flexpools te praten.
Voor de specifieke uitkering op grond van deze regeling is in totaal 41,8 mln. euro (incl. btw) gereserveerd. De verdeling van deze middelen is voor het grootste gedeelte (41,3 mln. euro, incl. btw) gebaseerd op de woningbouwopgave. De woningbouwopgave is niet in elke provincie gelijk, daarom worden de beschikbare middelen verdeeld over de provincies op basis van de woningbouwplannen zoals afgesproken in de woondeals (herijkte cijfers uit mei 2024). Dit is een lichte wijziging ten opzichte van de verdeelsleutel in de vorige twee tranches, waarbij de middelen werden verdeeld op basis van de ABF prognose van de woningbouwbehoefte per provincie. Door uit te gaan van de aantallen uit de woondeals wordt de verdeling gemaakt op basis van daadwerkelijke plannen i.p.v. een voorspelde behoefte, en sluit zo dus beter aan op de realiteit. Daarnaast is de minimale uitkering per provincie verhoogd van € 500.000 (incl. btw) naar € 1 miljoen (incl. btw).
Een kleiner deel van de verdeling van de specifieke uitkering (500.000 euro, incl btw.) is gebaseerd op basis van het aantal vakantieparken per provincie zoals bekend bij het kadaster. Hiervoor is gekozen omdat – in tegenstelling tot eerdere tranches – de middelen ook kunnen worden besteed aan capaciteitsondersteuning en inzet van expertise ter bevordering van leefbaar maken en houden van vakantieparken en de transformatie van vakantieparken naar woningen.
De btw die via het BTW-compensatiefonds naar schatting kan worden teruggevraagd wordt ingehouden op de uitkeringen. Bij het inschatten van de omvang van deze component is ervanuit gegaan dat 2/3e van de middelen zal worden besteed aan btw-plichtige activiteiten waarvoor het BTW-compensatiefonds bedoeld is. Dat is namelijk het geval bij inhuur van extern personeel voor overheids- of niet-economische activiteiten, ook wel overheidshandelen genoemd. Voor de transparantie is hieronder toegelicht op welke manier de uitkering per provincie is opgebouwd:
Provincie |
Flexpool-middelen incl btw |
Flexpool-middelen ex btw |
Vakantieparken-middelen incl btw |
Vakantieparken-middelen ex btw |
Complete uitkering ex btw |
---|---|---|---|---|---|
Zuid-Holland |
€ 10.125.044,75 |
€ 8.707.538,49 |
€ 30.421 |
€ 26.162,06 |
€ 8.733.700,55 |
Noord-Holland |
€ 7.784.851,43 |
€ 6.694.972,23 |
€ 50.105 |
€ 43.090,30 |
€ 6.738.062,53 |
Noord-Brabant |
€ 6.416.375,84 |
€ 5.518.083,22 |
€ 49.789 |
€ 42.818,54 |
€ 5.560.901,76 |
Utrecht |
€ 3.572.005,15 |
€ 3.071.924,43 |
€ 17.368 |
€ 14.936,48 |
€ 3.086.860,91 |
Gelderland |
€ 4.456.766,18 |
€ 3.832.818,91 |
€ 94.210 |
€ 81.020,60 |
€ 3.913.839,51 |
Overijssel |
€ 1.931.917,48 |
€ 1.661.449,04 |
€ 47.789 |
€ 41.098,54 |
€ 1.702.547,58 |
Flevoland |
€ 1.643.681,93 |
€ 1.413.566,46 |
€ 5.895 |
€ 5.069,70 |
€ 1.418.636,16 |
Groningen |
€ 1.164.419,36 |
€ 1.001.400,65 |
€ 15.368 |
€ 13.216,48 |
€ 1.014.617,13 |
Limburg |
€ 1.206.937,88 |
€ 1.037.966,58 |
€ 32.316 |
€ 27.791,76 |
€ 1.065.758,34 |
Friesland |
€ 1.000.000 |
€ 860.000 |
€ 49.368 |
€ 42.456,48 |
€ 902.456,48 |
Drenthe |
€ 1.000.000 |
€ 860.000 |
€ 41.579 |
€ 35.757,94 |
€ 895.757,94 |
Zeeland |
€ 1.000.000 |
€ 860.000 |
€ 65.789 |
€ 56.578,54 |
€ 916.578,54 |
Met deze regeling wordt het mogelijk dat provincies een bijdrage van het Rijk ontvangen om de flexibele inzet van expertise en capaciteit aan gemeenten mogelijk te blijven maken. De inzet van de middelen kan bijvoorbeeld gericht zijn op het opzetten van een vaste pool van adviseurs door de regio of provincie. Deze adviseurs kunnen vervolgens worden uitgeleend aan gemeenten of ze werken ten behoeve van de gehele regio of provincie. Een andere vorm die mogelijk is dat gemeenten of regio’s zelf capaciteit en expertise inhuren met een bijdrage vanuit de provincie.
In de regeling is bepaald dat de middelen dienen te worden ingezet voor het bieden van personele ondersteuning en expertise ten behoeve van het bevorderen van de snelheid van een of meer van de volgende processen:
• a. de vergunningverlening van woningbouwprojecten. De vergunningverlening is een complex juridisch traject. Met middelen afkomstig uit deze regeling kan er specifieke (juridische) expertise worden ingehuurd. Daarnaast kan het zijn dat een gemeente een bepaalde periode een piek in aanvragen ziet aankomen. Inzet van de middelen afkomstig uit deze regeling kan dan vertraging voorkomen door tijdelijk de capaciteit te vergroten.
• b. de totstandkoming van woonvisies met aandacht voor woongerelateerde zorg en ondersteuningsbehoefte (integrale woonzorgvisies, onderdeel volkshuisvestingsprogramma) en het realiseren van betaalbare woningen voor aandachtsgroepen. De woonzorgvisies maken helder wat mensen uit de aandachtsgroepen nodig hebben aan zowel huisvesting, welke omgeving passend is en welke zorg en ondersteuning nodig is. Deze opgaven worden zo goed als mogelijk gekwantificeerd. De woonzorgvisies vormen de basis voor gemeenten om op lokaal niveau bindende wederkerige afspraken te maken met woningcorporaties, particuliere verhuurders, zorgaanbieders of zorgkantoren en andere partijen.
• c. het voorbereiden van een woningbouwproject of herstructureringsproject. De uitwerking van een woningbouw- of herstructureringsproject vraagt expertise op vele vlakken. Bijvoorbeeld verkeerskundig, financieel en organisatorisch. Het formuleren van randvoorwaarden, overleg met inwoners, stedenbouwkundige inpassing, klimaatadapatie, parkeeroplossingen en mobiliteitsknelpunten zijn enkele aspecten die uitgewerkt moeten worden. Daarnaast moet er een grondexploitatie of businesscase worden opgezet. Niet elke gemeente heeft evenveel ervaring met het uitwerken van (grote) woningbouwprojecten, waardoor de benodigde expertise beperkt aanwezig kan zijn binnen het ambtelijk apparaat. Deze regeling stelt gemeenten in de gelegenheid om specifieke expertises in te huren, zoals een verkeerskundige, jurist planeconoom of projectleider.
• d. het sluiten van anterieure overeenkomsten met marktpartijen. Een belangrijk element in de voorfase is de anterieure overeenkomst waarin privaatrechtelijke afspraken worden gemaakt tussen gemeenten en private partijen die betrokken zijn bij woningbouw- of herstructureringsprojecten. De regeling kan ingezet worden voor het inzetten van expertise bij deze onderhandelingen.
• e. het opstellen van een omgevingsplan en het doorlopen van de bijbehorende procedure. Het omgevingsplan is doorgaans de basis voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit en daarom is het van belang dat deze wordt vastgesteld. Het vaststellen van een omgevingsplan kent een uitvoerige voorbereiding waaronder inspraakprocedures en het bepalen van de impact op de bestaande omgeving.
• f. het leefbaar maken en houden van vakantieparken. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om activiteiten die ervoor zorgen dat ondermijnende criminaliteit wordt aangepakt of dat aandachtsgroepen die noodgedwongen verblijven op een vakantiepark door een gebrek aan passende woonruimte worden begeleid naar passende huisvesting buiten het vakantiepark.
• g. de transformatie van vakantieparken naar woningbouw. Het kan hierbij gaan om het opstellen en uitvoeren van een plan voor de transformatie van vakantieparken naar wonen. Wanneer er besloten is tot transformatie van een vakantiepark, dan moet daarvoor in samenwerking met alle belanghebbenden een plan worden uitgewerkt en uitgevoerd.
Het gaat nadrukkelijk niet om activiteiten van medeoverheden die niet op de voorbereiding of uitvoering van specifieke projecten toezien, zoals het maken van gemeentelijk woonbeleid, het bestuurlijke proces rondom de woondeals, en de monitoring van woningbouw.
Van gedeputeerde staten wordt verlangd dat zij uiterlijk 1 april 2025 informatie opsturen over de beoogde inzet van de middelen. Bij eerdere tranches van de flexpoolregeling was er sprake van een aanvraag, waarbij gedeputeerde staten aangaven hoe de middelen naar verwachting zouden worden ingezet ten behoeve van de verschillende activiteiten. Omwille van het moment van inwerkingtreding van deze regeling, en vanwege het feit dat het zeer wenselijk is dat de middelen – gezien de rijksbegrotingssystematiek – nog dit jaar worden uitgekeerd, is er voor gekozen bij de derde tranche geen aanvraagprocedure in te richten, maar de middelen ambtshalve te verstrekken. Om zicht te houden op de inzet van de middelen van deze regeling is er wel voor gekozen om de informatie die eerder met de aanvraag werd uitgevraagd op een later moment te verzamelen.
Dit overzicht dient een omschrijving te omvatten van de activiteiten waaraan gedeputeerde staten voornemens is de uitkering te besteden en een inschatting van de verhouding van de te besteden middelen per activiteit. Daarbij wordt ten minste aangegeven wat de verwachte verhouding van de inzet van de middelen is tussen woningbouwprojecten, herstructureringsprojecten, woonzorgvisies en de aanpak van vakantieparken. Aan de provincies wordt een format beschikbaar gesteld waarin alle gevraagde onderdelen staan.
Ten minste één keer per jaar rapporteert de provincie in de jaarrekening conform de Financiële-verhoudingswet over de rechtmatigheid van bestedingen waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt (via de SiSa-verantwoording).
Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat aan het eind van de periode, bedoeld in artikel 7 eerste en tweede lid, van deze regeling de uitkering niet volledig of onrechtmatig is besteed aan de activiteiten waarvoor deze is verstrekt, dan kan de minister (dat deel van) de toegekende specifieke uitkering terugvorderen.
De minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie over de periode, bedoeld in artikel 7, eerste en tweede lid, van deze regeling mededeling van de terugvordering aan de provincie.
In het geval dat een provincie financiële middelen van de specifieke uitkering aan een gemeente ter beschikking stelt of onderdelen van een project voor een gemeente betaalt, zal die gemeente aan de provincie moeten aantonen dat het geld aan de activiteiten is besteed zoals voorgeschreven in deze regeling of dat die activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd. De provincie legt verantwoording af aan de minister.
De activiteiten waarvoor de uitkering wordt verstrekt kunnen activiteiten zijn waarover btw verschuldigd is. Dat zal grotendeels het geval zijn, gezien de aard van flexpools waarbij geldt dat expertise en capaciteit door de provincie en gemeenten veelal extern worden ingehuurd.
De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor de over de activiteiten verschuldigde btw.7 De btw-component wordt gestort in het BTW-compensatiefonds van het Ministerie van Financiën. Voor de berekening van de uitkeringen per provincie is ervan uitgegaan dat twee derde van de beschikbare middelen aan btw-plichtige activiteiten besteed wordt.8 Provincies kunnen op grond van de relevante wetgeving een beroep doen op het btw-compensatiefonds.9
Afhankelijk van de gekozen vorm waarin provincies de gemeenten ondersteunen met flexibele inzet van expertise en capaciteit is het mogelijk dat er sprake is van aanbestedingsplichtige activiteiten. Dit is met name het geval indien er gewerkt wordt met externe inhuur in plaats van het vullen van een pool met ambtelijke capaciteit.
Net als in hun reguliere werkzaamheden zijn decentrale overheden zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan de voorschriften rondom staatssteun conform de Europese regels en de uitwerking in de Aanbestedingswet 2012. Omdat de provincies bij de onderhavige uitkering zelf kiezen op welke wijze ze de inzet van extra mankracht vormgegeven, is deze vormgeving nog onvoldoende bepaald om op het niveau van de Rijksoverheid een toets uit te kunnen voeren.
Er is geen sprake van administratieve lasten voor burgers of bedrijven. Extern ingehuurde bedrijven of zelfstandigen zijn weliswaar indirect begunstigden van deze uitkering, maar zij ondervinden geen administratieve verplichtingen hiervan.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk heeft
Deze regeling is voor openbare consultatie gepubliceerd op www.internetconsultatie.nl, de consultatietermijn liep van 20 september tot en met 20 oktober 2024. Dat heeft vier reacties opgeleverd. Het Interprovinciaal Overleg (IPO) is in het kader van de code interbestuurlijke verhoudingen een concept van de regeling aangeboden ter consultatie, maar heeft hier geen gebruik van wensen te maken.
De vier reacties zijn afkomstig van drie provincies, en één individuele persoon. Dit individu gaf aan dat het openstellen van een SPUK-regeling als deze niet genoeg is om de druk op het halen van de doelstelling te verhogen. Dat klopt, en daarom spant de Minister van VRO zich op vele manieren in om partijen hun verantwoordelijkheid te laten nemen in het aanpakken van het woningtekort, bijv. met de Wet versterken regie op de volkshuisvesting en de wederkerige afspraken op de Woontop. De drie provincies geven alle drie aan verheugd te zijn dat er nieuwe middelen beschikbaar worden gesteld voor ambtelijke capaciteit voor woningbouw. De nieuwe verdeelsleutel (op basis van afgesproken woningbouwaantallen in de Woondeals i.p.v. Primos-prognose van woningbouwbehoefte) is volgens alle drie de provincies een verbetering. Wel heeft provincie Groningen vraagtekens gesteld bij de verdeling van de middelen: in haar eigen berekeningen zou het bedrag per woning per provincie erg verschillen. Dat heeft er waarschijnlijk mee te maken dat in de berekening van de provincie nog uit is gegaan van de oorspronkelijke Woondeal-cijfers, waar de verdeling van de middelen is gebaseerd op de herijkte Woondealcijfers die afgelopen voorjaar zijn vastgesteld. Bij de drie provincies die de minimumuitkering ontvangen (Zeeland, Drenthe, Friesland) is het bedrag per woning inderdaad hoger dan o.b.v. de woningbouwopgave zou worden berekend. Dit omdat de berekening naar rato van de opgave in principe geen rekening houdt met schaalvoordelen bij provincies met grotere opgaven.
De provincie Zeeland heeft gereageerd dat de minimumuitkering van € 1 miljoen incl. btw nog steeds geen recht doet aan de praktijk; de schaalvoordelen zouden niet voldoende zijn meegenomen in deze verdeelsleutel. Voorgesteld wordt om 60% van de middelen beschikbaar te stellen aan de vijf provincies met de grootste opgaven, en 40% te verdelen over de zeven overige provincies. Dit voorstel is te volgen vanuit de positie van Zeeland, maar toch is besloten om vast te houden aan de verdeelsleutel zoals deze in de consultatieversie van de regeling opgenomen. Er bestaat immers geen inzicht in de omvang van de schaalvoordelen die optreden bij grotere opgaven. Daarnaast kennen de projecten in reeds sterk verstedelijkte gebieden (waar de meeste middelen naar toe gaan) vaak een hogere complexiteit vanwege de vele reeds aanwezige partijen/belangen in de omgeving, en vragen dus mogelijk om meer expertise. Met de huidige verdeelsleutel krijgt de provincie Zeeland een bedrag van € 60,60 per woning, anderhalf keer zoveel als de provincies die de uitkering krijgen o.b.v. hun Woondealaantallen (€ 40,84 per woning).
De provincie Noord-Brabant heeft verzocht om ook het (laten) uitvoeren van onderzoeken naar procesversnelling in de woningbouw toe te voegen aan de subsidiabele activiteiten onder de regeling. Dat is een begrijpelijk verzoek, maar besloten is om dit niet in te willigen. Het aantal doelstellingen onder de flexpoolregeling is sinds de eerste tranche al tweemaal uitgebreid, en uiteindelijk blijft het belangrijkste doel om middelen direct voor extra ambtelijke capaciteit voor de woningbouwopgave beschikbaar te stellen. Via andere trajecten wordt al ingezet op het versnellen van processen en procedures in de woningbouw, het Rijk besteedt aandacht en middelen aan het implementeren van parallel plannen als standaard werkwijze bij woningbouwprojecten. De VNG heeft daarnaast (met financiële ondersteuning van het Rijk) een pilotprogramma opgezet voor innovatieve ideeën van gemeenten en provincies om slimmer met capaciteit om te gaan bij de woningbouwopgave.
Deze regeling betreft een uitkering aan provincies met als doel het bevorderen van de snelheid in de voorfase van woningbouwprojecten en het bieden van ondersteuning bij personele capaciteit voor het opstellen en lokaal of regionaal afstemmen van integrale woonzorgvisies met daaruit volgende huisvesting voor aandachtsgroepen, en ondersteuning in capaciteit en expertise bij het leefbaar maken en houden van vakantieparken of de transformatie van vakantieparken naar woningbouw. Gezien dit karakter en de looptijd zal er eventueel enkel een eindevaluatie plaatsvinden, maar het is ook mogelijk dat er informatie over de voortgang wordt opgevraagd voor de monitoring. Daarnaast zal in de reguliere overleggen tussen Rijk en provincie aandacht worden besteed aan de voortgang van de capaciteitsondersteuning. In de evaluatie wordt naar de doelmatigheid en effectiviteit van het instrument gekeken. Voor de doelmatigheid zal er worden gekeken naar het bereik van de regeling (aantal projecten dat bereikt wordt en het type knelpunten dat opgepakt wordt). De evaluatie van de effectiviteit richt zich op de resultaten: zijn capaciteitstekorten in mindere mate een vertragende factor voor de woningbouw en op welke wijze heeft de regeling daaraan bijgedragen?
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
In de praktijk zal de aanpak van vakantieparken belegd zijn bij provincies, gemeenten of samenwerkingsverbanden die daaruit bestaan, gezien de aard van de problematiek en de bevoegdhedenverdeling tussen de verschillende bestuursorganen.
De positieve impact van het verbeteren van de vitaliteit en leefbaarheid van vakantieparken op de woonomgeving is tweeledig: Vakantieparken liggen vaak in de omgeving van woonwijken en daarnaast verblijven mensen op sommige parken nu al permanent en wordt dit door gemeenten, vaak langdurig, gedoogd.
Regeling specifieke uitkering flexibele inzet ondersteuning woningbouw (2020) en de tweede tranche (2022).
Zoals blijkt uit artikel 2, tweede lid, Besluit van 29 oktober 2022, houdende het stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-38727.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.