Beleidsregel van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 november 2024, nr. 45809081 tot wijziging van de Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen 2022 in verband met het sanctioneren van samenwerkingsverbanden en het opleggen van sancties op grond van de Wet medezeggenschap op scholen

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 155 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 10.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 38 van de Wet medezeggenschap op scholen en de artikelen 4:46, 4:48, 4:49, 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen 2022 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

samenwerkingsverband: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na ‘Wet educatie en beroepsonderwijs BES’ wordt ingevoegd ‘, artikel 38 van de Wet medezeggenschap op scholen’.

2. Onder aanduiding van de bestaande tekst van het artikel als het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Deze beleidsregel regelt in aanvulling op het eerste lid de wijze waarop de Minister ten aanzien van samenwerkingsverbanden gebruik maakt van zijn bevoegdheden, bedoeld in artikel 155 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 10.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 38 van de Wet medezeggenschap op scholen en de artikelen 4:46, 4:48, 4:49, 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

C

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Sancties bij tekortkomingen basisonderwijs en voortgezet (speciaal) onderwijs

  • 1. Bij het niet naleven van een wettelijk voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet voortgezet onderwijs 2020, de Wet primair onderwijs BES of de Wet medezeggenschap op scholen door het bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES of artikel 1 van de Experimentenwet onderwijs kan de Minister:

    • a. in de eerste drie maanden van het verzuim maandelijks ten minste 0 en ten hoogste 15 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar inhouden;

    • b. in de vierde tot en met zesde maand van het verzuim maandelijks ten minste 16 en ten hoogste 75 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar inhouden;

    • c. in de zevende en daaropvolgende maanden van het verzuim maandelijks ten hoogste 100 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar inhouden.

  • 2. Bij het niet naleven van een wettelijk voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet op het primair onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs 2020 of de Wet medezeggenschap op scholen door een samenwerkingsverband kan de Minister:

    • a. in de eerste drie maanden van het verzuim maandelijks ten minste 0 en ten hoogste 15 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar inhouden;

    • b. in de vierde tot en met zesde maand van het verzuim maandelijks ten minste 16 en ten hoogste 75 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar inhouden;

    • c. in de zevende en daaropvolgende maanden van het verzuim maandelijks ten hoogste 100 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar inhouden.

  • 3. De Minister kan bij het herhaaldelijk niet naleven van hetzelfde wettelijk voorschrift direct een hoger inhoudingspercentage toepassen dan genoemd in het eerste lid, onder a of b, of het tweede lid, onder a of b,. Hiervan is sprake indien een dergelijk niet naleven van hetzelfde wettelijke voorschrift meer dan eenmaal plaatsvindt binnen een periode van vier jaar.

D

In artikel 6, eerste lid, aanhef wordt na ‘het bevoegd gezag’ ingevoegd ‘of het samenwerkingsverband’.

E

In artikel 7 wordt ‘artikel 4, eerste lid, onder a,’ vervangen door ‘artikel 4, eerste lid, onder a, of tweede lid, onder a,’ en wordt na ‘het bevoegd gezag’ ingevoegd ‘of het samenwerkingsverband’.

ARTIKEL II

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen 2022 (hierna: de beleidsregel) is vastgesteld om duidelijkheid te bieden over de wijze van sanctioneren door de Minister of, in mandaat, door de Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie). Het is de opvolger van de gelijknamige beleidsregel uit 2012. Met deze wijziging wordt de reikwijdte van de beleidsregel uitgebreid op twee punten: samenwerkingsverbanden en medezeggenschap.

2. Hoofdlijnen

Sinds de invoering van de beleidsregel in 2022 is gebleken dat de reikwijdte hiervan te beperkt is. Alle scholen in het primair en voortgezet onderwijs en cluster 3- en 4-scholen in het speciaal onderwijs zijn aangesloten bij een samenwerkingsverband voor het bieden van passend onderwijs. De inspectie houdt toezicht op deze samenwerkingsverbanden en geeft herstelopdrachten wanneer wettelijke tekortkomingen worden vastgesteld, net zoals bij het bevoegd gezag van scholen. In het verlengde hiervan kunnen ook sancties worden opgelegd wanneer een samenwerkingsverband niet of onvoldoende aan de herstelopdracht voldoet. Voor sancties die opgelegd worden aan een samenwerkingsverband geldt echter nog geen kader, zoals dat er wel is voor sancties aan onderwijsinstellingen. Met deze wijziging worden ook sancties voor samenwerkingsverbanden gebonden aan het sanctieregime uit de beleidsregel. Hoewel de bekostiging voor samenwerkingsverbanden een andere opbouw kent, kan hierbij dezelfde getrapte wijze van sanctioneren worden toegepast. De totale inkomsten van samenwerkingsverbanden zijn namelijk te vergelijken met die van onderwijsinstellingen, met een vrijwel gelijke verhouding tussen de basisbekostiging en overige bekostiging. De beleidsregel biedt bovendien ruimte om rekening te houden met bijzondere gevallen. Het is daarom passend dat voor samenwerkingsverbanden hetzelfde sanctieregime geldt als voor onderwijsinstellingen. Dat wordt met deze wijziging geregeld.

De tweede wijziging betreft de toevoeging van de Wet medezeggenschap op scholen (hierna: WMS). Deze wet biedt reeds de mogelijkheid om bekostiging in te houden bij overtreding (art. 38 WMS), maar een koppeling met de Beleidsregel financiële sancties ontbrak nog. Er is geen reden om overtredingen die de medezeggenschap raken op een andere manier te sanctioneren dan overtreding van onderwijswetgeving en daarom wordt hiervoor aangesloten bij de reeds bestaande wijze van sanctionering in de beleidsregel.

Voor regelgeving omtrent medezeggenschap geldt dat, naast handhaving door de Minister, overtredingen ook kunnen worden gecorrigeerd door de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS (hierna: LCG WMS). De LCG WMS behandelt geschillen tussen de verschillende partijen die bij medezeggenschap betrokken zijn. Idealiter zorgt dit ervoor dat overtreding van de medezeggenschapsregelgeving al in een vroeg stadium wordt opgelost, voordat sanctionering door de inspectie of de Minister aan de orde komt.

Voor deze wijziging heeft afstemming plaatsgevonden met de LCG WMS. Uitgangspunt is en blijft dat het medezeggenschapsorgaan, bevoegd gezag of samenwerkingsverband zelf naar de geschillencommissie stapt bij een geschil. Dat biedt echter niet in elk geval uitkomst. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een bevoegd gezag dat in het geheel geen medezeggenschapsorgaan heeft ingesteld. De LCG WMS kan dit niet afdwingen, terwijl een financiële sanctie wel een pressiemiddel vormt voor het bestuur of samenwerkingsverband om hier werk van te maken. Sanctioneren ligt ook meer voor de hand bij structurele of langdurige schendingen van de WMS. De route van de geschillencommissie en de route van sanctioneren zijn daarmee aanvullende instrumenten die naast elkaar kunnen bestaan, zoals ook al werd erkend in de memorie van toelichting bij de WMS.1

De beleidsregel is van toepassing op Caribisch Nederland, maar deze wijziging heeft geen gevolgen voor onderwijsinstellingen en samenwerkingsverbanden daar. De WMS is namelijk niet van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (art. 1a WMS). Passend onderwijs wordt in Caribisch Nederland niet verzorgd door samenwerkingsverbanden, maar door Expertisecentra Onderwijszorg. Zij ontvangen geen reguliere bekostiging en kunnen dus ook niet gesanctioneerd worden.

3. Uitvoering, toezicht en handhaving

Er is geen sprake van administratieve lasten voor onderwijsinstellingen voor de uitvoering van dit beleid. Sancties worden opgelegd door de Minister of, in mandaat, door de inspectie. Bij inhouding van de bekostiging vindt een wijziging in de uitbetaling plaats. Deze uitbetaling wordt uitgevoerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Met deze wijziging wordt aangesloten bij de reeds bekende en gehanteerde werkwijze voor wijzigingen in uitbetalingen.

Deze wijziging heeft geen invloed op de wijze waarop de inspectie toezicht houdt. De wijziging heeft wel invloed op de handhaving, namelijk door een kader te bieden voor financiële sancties bij overtredingen van de WMS of van andere onderwijswetgeving door samenwerkingsverbanden. Dit zorgt voor een eenduidiger en transparanter handhavingsbeleid.

DUO en de inspectie hebben een uitvoeringstoets verricht en de wijziging als uitvoerbaar beoordeeld.

Artikelsgewijs

Artikel I, onder B en C

De artikelen 2 en 4 worden gewijzigd, waarmee de bevoegdheid van de Minister wordt ingevuld om financiële sancties op te leggen aan samenwerkingsverbanden als zij de Wet op het primair onderwijs of de Wet voortgezet onderwijs 2020 overtreden. Ook wordt beschreven welke sancties de Minister kan opleggen aan scholen en samenwerkingsverbanden die de Wet medezeggenschap op scholen overtreden.

Artikel 4 bevat de sanctiestrategieën. Er is geen reden om een sanctiesystematiek te hanteren die afwijkt van de nu gevolgde manier van sanctioneren. Daarom wordt voor samenwerkingsverbanden en, voor wat betreft de Wet medezeggenschap op scholen, voor schoolbesturen dezelfde sanctiestrategie gehanteerd als tot nu gevolgd werd bij schoolbesturen die de in het eerste lid genoemde bepalingen overtreden.

Artikel I, onder D

Vanwege de uitbreiding van de reikwijdte van de beleidsregel worden samenwerkingsverbanden toegevoegd aan de formulering van de artikelen 6. Zo kan de Minister ook een (spoed)aanwijzing opleggen aan samenwerkingsverbanden.

Artikel I, onder E

De redelijke termijn van artikel 7 gaat eveneens gelden voor samenwerkingsverbanden. Ook wordt de verwijzing naar artikel 4 aangepast, vanwege de wijziging van dit artikel (zie artikel I, onder C).

Artikel II

Het beoogde moment van inwerkingtreding is 1 januari 2025. Dit is een van de vaste verandermomenten.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul


X Noot
1

Kamerstukken II, 2005/05, 30 414, nr. 3, onder 4: Handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid.

Naar boven