Besluit van de Minister van Asiel en Migratie van 18 december 2024, nummer WBV 2024/27, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister van Asiel en Migratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C7/27 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

27. Het asielbeleid ten aanzien van Pakistan

27.1. Besluitmoratorium

Geen bijzonderheden.

27.2. Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Geen bijzonderheden.

27.3. Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag
27.3.1. Groepsvervolging in de zin van C2/3.2.3 Vc

Geen bijzonderheden.

27.3.2. Risicoprofielen in de zin van paragraaf C2/2.4 Vc

De IND merkt voor Pakistan uitsluitend de volgende categorieën als risicoprofielen aan:

  • ahmadi’s;

  • christenen;

  • afvalligen van het islamitisch geloof;

  • hazara’s;

  • LHBTIQ+;

  • leiders en leden van Pakistan Thereek-e-Insaf (PTI);

  • journalisten en mensenrechtenverdedigers.

27.4.2. Ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3°, Vw als bedoeld in paragraaf C2/3.3.3 Vc

De IND neemt voor de provincies Balochistan en Khyber-Pakhtunkhwa (KP) aan dat sprake is van een relatief lager niveau van willekeurig geweld.

Voor de verdere beoordeling of de vreemdeling een reëel risico op ernstige schade loopt als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3°, Vw (artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn, 2011/95/EG) wordt verwezen naar paragraaf C2/3.3.3 Vc.

Voor overige provincies in Pakistan geldt dat er geen sprake is van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. De IND toetst in dit geval niet op basis van individuele omstandigheden of de vreemdeling een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld als gevolg van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.

27.5. Bescherming
27.5.1. Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van C2/3.4 Vc

De IND neemt in ieder geval aan dat het niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten en internationale organisaties te verkrijgen voor:

  • ahmadi’s;

  • christenen;

  • afvalligen van het islamitisch geloof;

  • hazara’s;

  • LHBTIQ+;

  • leiders en leden van Pakistan Thereek-e-Insaf (PTI);

  • journalisten en mensenrechtenverdedigers; en

  • vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor (seksuele) geweldpleging.

27.5.2. Binnenlands beschermingsalternatief in de zin van C2/3.4 Vc

De IND neemt aan dat geen binnenlands beschermingsalternatief in Pakistan aanwezig is voor de volgende categorieën:

  • ahmadi’s;

  • afvalligen van het islamitisch geloof;

  • hazara’s;

  • LHBTIQ+;

  • leiders en leden van Pakistan Thereek-e-Insaf (PTI);

  • journalisten en mensenrechtenverdedigers; en

  • vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor (seksuele) geweldpleging.

27.6. Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

Er is in Pakistan sprake van adequate opvang in de zin van paragraaf B8/6 Vc voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

27.7. Vertrekmoratorium

Geen bijzonderheden

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 december 2024

De Minister van Asiel en Migratie, namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

A

Op 5 juli 2024 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een algemeen ambtsbericht uitgebracht over de (veiligheids)situatie in Pakistan. Naar aanleiding van het nieuwe ambtsbericht is het beleid ten aanzien van asielzoekers afkomstig uit Pakistan opnieuw beoordeeld. In de brief van 26 november 2024 (kenmerk: 5609780) heeft de Minister de Tweede Kamer geïnformeerd dat het nieuwe ambtsbericht aanleiding is geweest om enkele wijzigingen door te voeren in het landgebonden asielbeleid voor Pakistan. Met dit wijzigingsbesluit wordt het landenbeleid Pakistan (C7/27 Vc) aangepast.

Op basis van de informatie uit het ambtsbericht wordt vastgesteld dat de veiligheidssituatie in Balochistan is verslechterd. Voor Balochistan kan worden gesteld dat er door toegenomen geweld sprake is van een gewapend conflict tussen de Pakistaanse autoriteiten en verschillende (gewapende) partijen die strijden voor een onafhankelijk Balochistan. Hierbij worden ook aanslagen gepleegd.

Uit het ambtsbericht volgt daarnaast dat in de provincie Khyber Pakhtunkhwa (KP) de meeste aanvallen in Pakistan hebben plaatsgevonden. De gepleegde aanvallen, hoewel grotendeels gericht op Pakistaanse veiligheidstroepen en wetshandhavers, betekenen dat er ook in KP sprake is van willekeurig geweld.

Voor de provincies Balochistan en KP is dan ook aangenomen dat er sprake is van willekeurig geweld in de zin van een gewapend conflict, maar daarbij wordt voor beide provincies aangenomen dat de mate en intensiteit van het willekeurig geweld dermate laag is dat de kans om hier slachtoffer te worden zeer gering is (gradatie III).

Voor de overige delen van Pakistan wordt aangenomen dat er geen sprake is van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict als bedoeld onder artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Gelet op voorgaande zijn aanpassingen doorgevoerd in paragraaf C7/27.4.2.

Naar aanleiding van het nieuwe ambtsbericht is bovendien vastgesteld dat sinds de afzetting van de toenmalige premier Imran Khan leiders en leden van zijn partij Pakistan Thereek-e-Insaf (PTI), te maken hebben gekregen met geweld en vervolging en daarom eveneens een bepaalde mate van risico lopen om slachtoffer te worden van geweld en vervolging. Leiders en leden van de PTI worden daarom als risicoprofiel opgenomen. Paragraaf C7/27.3.2 Vc is daarom aangepast. Voor overige aanhangers van de PTI wordt het algemene risico op geweld en vervolging geringer geacht.

Verder is aangenomen dat het voor leiders en leden van de PTI niet mogelijk is om bescherming van de Pakistaanse autoriteiten en internationale organisaties te verkrijgen. Ook wordt aangenomen dat er voor leiders en leden van de PTI geen binnenlands beschermingsalternatief in Pakistan aanwezig is. Gelet hierop zijn de paragrafen C7/27.5.1 Vc en C7/27.5.2 Vc aangepast.

Uit het ambtsbericht volgt tot slot dat er opvangvoorzieningen voor alleenstaande minderjarigen in Pakistan aanwezig zijn. Zowel door overheidsinstellingen als door private partijen worden kinderen opgevangen. Zij krijgen daar onderwijs, medische zorg, kleding en eten naar lokale maatstaven. De instellingen zijn bedoeld voor jongens en meisjes tussen de 5 en 23 jaar oud. Binnen deze opvangvoorzieningen zijn alle religies welkom. In het ambtsbericht wordt ook aangegeven dat er sinds 2022 meer opvangvoorzieningen zijn bijgekomen in Pakistan. Gelet hierop is er geconcludeerd dat er sprake is van adequate opvang in de zin van paragraaf B8/6 Vc voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen in Pakistan. Dit is opgenomen in paragraaf C7/27.6 Vc.

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de eerdergenoemde brief aan de Tweede Kamer.

De Minister van Asiel en Migratie, namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie

Naar boven