Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2024, 37827 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2024, 37827 | ander besluit van algemene strekking |
Besluit van 12 november 2024, nr. 2024-28420
De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft het volgende besloten.
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikelen 10l en 10m van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen
Besluit:
Dit interpretatieve besluit is een verduidelijking van de implementatie van de Richtlijn (EU) 2021/514 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen door middel van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen. In het bijzonder wordt de deregistratie van rapporterende buitenlandse platformexploitant nader toegelicht.
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
een verkoper als bedoeld in bijlage V, deel I, onderdeel B, onder 2, van Richtlijn 2011/16/EU;
platformexploitant die geen fiscaal ingezetene van een lidstaat is, noch is opgericht in overeenstemming met de wetten van een lidstaat, noch zijn plaats van leiding of een vaste inrichting in een lidstaat heeft, maar wel de verrichting van relevante activiteiten door te rapporteren verkopers of relevante activiteiten in verband met de verhuur van onroerend goed dat is gelegen in een lidstaat faciliteert en bovendien geen gekwalificeerde platformexploitant buiten de Europese Unie is;
Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van Europese Unie van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (PbEU 2021, L 104);
een platformexploitant als bedoeld in bijlage V, deel I, onderdeel A, onder 5, van Richtlijn 2011/16/EU;
lidstaat van de Europe Unie;
Onze Minister van Financiën;
een platform als bedoeld in bijlage V, deel I, onderdeel A, onder 1, van Richtlijn 2011/16/EU;
een entiteit als bedoeld in bijlage V, deel I, onderdeel A, onder 2, van Richtlijn 2011/16/EU;
een platformexploitant als bedoeld in bijlage V, deel I, onderdeel A, onder 4, van Richtlijn 2011/16/EU;
Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PbEU 2011, L 64);
een actieve verkoper, die geen uitgesloten verkoper is, die een ingezetene is als bedoeld in bijlage V, deel II, onderdeel D, van Richtlijn 2011/16/EU van een lidstaat of ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied, of die een onroerend goed heeft verhuurd dat in een lidstaat of gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied is gelegen;
een verkoper als bedoeld in bijlage V, deel I, onderdeel B, onder 4, van Richtlijn 2011/16/EU;
een gebruiker van een platform als bedoeld in bijlage V, deel I, onderdeel B, onder 1, van Richtlijn 2011/16/EU.
1. Bijlage V, deel IV, onderdeel F, nummer 5, van Richtlijn 2011/16/EU, is geïmplementeerd in de artikelen 10l en 10m van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen. Op grond van artikel 10l en 10m van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen is de lidstaat van unieke registratie verplicht de Europese Commissie te verzoeken om een rapporterende platformexploitant uit het centraal register te schrappen indien:
a) de platformexploitant de lidstaat ervan in kennis stelt dat hij niet langer als platformexploitant actief is;
b) er bij gebreke van een kennisgeving op grond van onderdeel a, redenen zijn om te veronderstellen dat een platformexploitant zijn activiteiten heeft stopgezet;
c) de platformexploitant niet langer als buitenlandse platformexploitant kwalificeert op grond van artikel 10l, eerste lid van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen;
d) de lidstaat de registratie bij zijn bevoegde autoriteit heeft ingetrokken op grond van artikel 10m van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.
2. Onze Minister draagt zorg voor de verzoeken aan de Europese Commissie om de betreffende platformexploitant uit het centraal register te schrappen.
1. Onze Minister stelt de exploitant in de gelegenheid zich uit te laten over het voornemen tot schrappen van de registratie als bedoeld in de onderdelen b en c van artikel 2.1 van dit besluit.
2. Tegen het besluit tot schrappen van de registratie staat met toepassing van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar en beroep open.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 12 november 2024
De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken
Op 22 maart 2021 heeft de Raad van de Europese Unie (hierna: EU) Richtlijn (EU) 2021/514 (hierna: DAC7) aangenomen, waarin een aantal uitbreidingen en verbeteringen in Richtlijn 2011/16/EU zijn aangebracht. Met de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling Digitale platformeconomie (hierna: de implementatiewet) is DAC7 met ingang van 1 januari 2023 in de Nederlandse wetgeving, meer specifiek in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (hierna: WIB) en de daarop gebaseerde regelgeving geïmplementeerd.
De Europese Commissie heeft op 30 mei 2023 aan Nederland vragen gesteld over de wijze waarop DAC7 in Nederland in nationale wetgeving is geïmplementeerd. De vragen van de Europese Commissie zien specifiek op de wijze van implementatie van Bijlage V, deel IV, onderdeel F, nummer 5 van DAC7 (het schrappen van een rapporterende platformexploitant uit het centrale register). In reactie op die vragen is gewezen op de parlementaire behandeling van de implementatiewet. Het kabinet heeft zich daar op het standpunt gesteld dat bepaalde onderdelen van Bijlage V, deel IV, onderdeel F, nummer 5 van DAC7 geen expliciete implementatiewetgeving vereisen. Dat standpunt is in de wetsgeschiedenis niet nader toegelicht. De Europese Commissie heeft Nederland daarom verzocht de implementatie van die onderdelen te verduidelijken. Dit interpretatieve besluit komt aan het verzoek van de Europese Commissie tegemoet. In dit besluit wordt toegelicht in welke situaties een zogeheten rapporterende (buitenlandse) platformexploitant uit het centrale register moet worden geschrapt (verduidelijking van de artikelen 10l en 10m van de WIB).
In artikel 2.1 is verduidelijkt in welke situaties de lidstaat van unieke registratie aan de Europese Commissie verzoekt om een platformexploitant uit het centrale register te schrappen. Dit zijn de situaties zoals opgenomen in bijlage V, deel IV, onderdeel F, nummer 5, sub a tot en met c van Richtlijn 2011/16/EU. Hieronder worden deze situaties nader toegelicht. Hiernaast wordt de registratie van een buitenlandse platformexploitant die zich in Nederland registreert als bedoeld in artikel 10l, tweede lid, van de WIB ingetrokken als die rapporterende platformexploitant na twee aanmaningen van de Minister van Financiën nog steeds niet voldoet aan de rapportageverplichtingen die ten aanzien van hem gelden. Deze situatie is expliciet opgenomen in artikel 10m, eerste lid, van de WIB en behoeft daarom geen verduidelijking.
Ingevolge artikel 2.1, onderdeel a, van dit besluit verzoekt de lidstaat van unieke registratie aan de Europese Commissie om een platformexploitant uit het register te schrappen indien een platformexploitant niet langer als platformexploitant actief is en niet langer relevante activiteiten faciliteert voor te rapporteren verkopers (in een lidstaat). De platformexploitant dient hiertoe aan de Minister van Financiën een gewijzigd overzicht te verstrekken van de lidstaten waarvan de te rapporteren verkopers ingezetenen zijn. Als in het gewijzigde overzicht geen lidstaten meer vermeld staan en dus blanco is, volgt deregistratie omdat er niet langer sprake is van een actieve platformexploitant.
Ingevolge artikel 2.1, onderdeel b, van dit besluit verzoekt de lidstaat van unieke registratie aan de Europese Commissie om een platformexploitant uit het register te schrappen indien er (bij gebreke van een kennisgeving op grond van onderdeel a) redenen zijn om te veronderstellen dat een platformexploitant zijn activiteiten heeft stopgezet. Onderdeel b heeft met onderdeel a gemeen dat de rapporterende platformexploitant niet meer als zodanig actief is. Het verschil met onderdeel a is dat in die situatie de rapporterende platformexploitant zelf actie onderneemt doordat hij een wijziging doorgeeft, terwijl deze bij onderdeel b geen actie onderneemt. Het hangt van de feiten en omstandigheden van het concrete geval af of er sprake is van redenen om te veronderstellen dat een platformexploitant zijn activiteiten heeft stopgezet. Redenen kunnen bijvoorbeeld zijn dat de website die de verkoopactiviteiten mogelijk maakte definitief is opgeheven of dat de betreffende platformexploitant niet meer in het handelsregister is ingeschreven.
Ingevolge artikel 2.1, onderdeel c, van dit besluit verzoekt de lidstaat van unieke registratie aan de Europese Commissie om een platformexploitant uit het register te schrappen indien een platformexploitant niet langer als buitenlandse platformexploitant kwalificeert. Indien een platformexploitant niet langer als buitenlandse platformexploitant kwalificeert vervalt de verplichting tot registratie in een lidstaat.
Ingevolge artikel 2.1, onderdeel d, van dit besluit verzoekt de lidstaat van unieke registratie aan de Europese Commissie om een platformexploitant uit het register te schrappen indien de rapporterende platformexploitant na twee aanmaningen van de Minister van Financiën niet voldoet aan de rapportageverplichting, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10m van de WIB.
Ingevolge artikel 2.2 van dit besluit stelt de Minister van Financiën de exploitant in de gelegenheid zich uit te laten over het voornemen tot schrappen van de registratie. De Directeur-generaal Belastingdienst is aangewezen om besluiten te nemen namens de Minister van Financiën en te handelen als bevoegde autoriteit ter uitvoering van de WIB (zie artikel 1 besluit Belastingen, internationale administratieve samenwerking; aanwijzing bevoegde autoriteiten). In dit kader is er geen formele procedure maar hangt de meest geschikte wijze om met de exploitant over dat voornemen van gedachten te wisselen af van de feiten en omstandigheden van het individuele geval. Tegen de intrekking van de registratie staat bezwaar en beroep open overeenkomstig het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.
Ingevolge artikel 3.1 treedt dit besluit in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt dit besluit met ingang van 1 januari 2026. Het voornemen is om de verduidelijking van de artikelen 10l en 10m van de WIB mee te nemen in het wetsvoorstel waarmee de Richtlijn 2023/2226/EU1 wordt geïmplementeerd. Voor de vervaldatum is aangesloten bij de datum van implementatie van de richtlijn 2023/2226/EU.
Ingevolge artikel 3.2 kan dit besluit worden aangehaald als: Besluit deregistratie platformexploitant WIB.
De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken
Richtlijn (EU) 2023/2226 van de Raad van 17 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, Pb L 2023/2226, ook wel DAC8 genoemd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-37827.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.