Regeling van de Minister van Klimaat en Groene Groei van 18 november 2024, nr. WJZ/ 89799993, houdende regels voor het verstrekken van specifieke uitkeringen in verband met de gebiedsinvesteringen Net op Zee (Regeling specifieke uitkeringen gebiedsinvesteringen Net op Zee)

De Minister van Klimaat en Groene Groei,

Gelet op artikel 2, eerste lid, en artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

bestuursakkoord inzake gebiedsinvesteringen Net op Zee:

convenant dat door de Minister en de bestuurders in de regio’s, genoemd in artikel 2, eerste lid, is gesloten om de nadelige effecten van de aanlanding van de netaansluitingen van de windparken op zee in de aanlandlocatie in een regio te mitigeren en om de kwaliteit van de leefomgeving in die regio te verbeteren;

Minister:

Minister van Klimaat en Groene Groei;

regio:

regio, genoemd in artikel 2, eerste lid, waarmee een bestuursakkoord inzake gebiedsinvesteringen Net op Zee is afgesloten en waarbinnen de middelen van de specifieke uitkering wordt besteed;

regio Zeeland:

provincie Zeeland en gemeentes Borsele, Vlissingen, Middelburg, Goes, Noord Beveland, Veere, Kapelle en Reimerswaal;

regio Maasvlakte:

gemeentes Rotterdam en Voorne aan Zee;

regio Noordzeekanaalgebied:

provincie Noord-Holland en gemeentes Velsen, Beverwijk, Heemskerk, Zaanstad en Haarlemmermeer;

regio PAWOZ-Eemshaven:

provincie Groningen en gemeentes Hogeland, Schiermonnikoog en Eemsdelta;

regio Moerdijk, Geertruidenberg, Drimmelen en Oosterhout:

provincie Noord-Brabant en gemeentes Moerdijk, Geertruidenberg, Drimmelen en Oosterhout;

regiokassier:

provincie Zeeland voor de regio Zeeland, gemeente Rotterdam voor de regio Maasvlakte, provincie Noord-Holland voor de regio Noordzeekanaalgebied, provincie Groningen voor de regio PAWOZ-Eemshaven en provincie Noord-Brabant voor de regio Moerdijk, Geertruidenberg, Drimmelen en Oosterhout;

regioplan inzake gebiedsinvesteringen Net op Zee:

gebiedsplan opgesteld door een regio, genoemd in artikel 2, eerste lid, ter uitvoering van mijlpalen 7 en 8 van het herstel- en veerkrachtplan voor Nederland inzake het mitigeren van nadelige effecten van de aanlanding van de netaansluitingen van de windparken op zee en de verbetering van de leefomgeving in de desbetreffende regio;

uitvoeringsbesluit:

Uitvoeringsbesluit van de Raad van 4 oktober 2022 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Nederland (ST 12275/2022; ST 12275/2022 ADD 1) (niet gepubliceerd).

Artikel 2

  • 1. De Minister kan overeenkomstig het bestuursakkoord gebiedsinvesteringen Net op Zee met elk van de onderscheiden regio’s een specifieke uitkering verstrekken aan:

    • a. de provincie Zeeland voor de uitvoering van acties uit het Regioplan gebiedsinvesteringen Net op Zee Zeeland van de regio Zeeland;

    • b. de gemeente Rotterdam voor de uitvoering van acties uit het Regioplan gebiedsinvesteringen Net op Zee Maasvlakte van de regio Maasvlakte;

    • c. de provincie Noord-Holland voor de uitvoering van acties uit het Regioplan gebiedsinvesteringen Net op Zee Noordzeekanaalgebied van de regio Noordzeekanaalgebied;

    • d. de provincie Groningen voor de uitvoering van de acties in de regio PAWOZ-Eemshaven voor de uitvoering van acties uit het Regioplan gebiedsinvesteringen Net op Zee PAWOZ-Eemshaven;

    • e. de provincie Noord-Brabant voor de uitvoering van de acties in de regio Moerdijk, Geertruidenberg, Drimmelen en Oosterhout voor de uitvoering van acties uit het Regioplan gebiedsinvesteringen Net op Zee Moerdijk, Geertruidenberg, Drimmelen en Oosterhout;

  • 2. De ontvanger van de specifieke uitkering, bedoeld in het eerste lid, bestemt als regiokassier de middelen van de specifieke uitkering voor projecten en kosten per gemeente of provincie overeenkomstig de verdeling van de middelen in bijlage I.

  • 3. De specifieke uitkering wordt verstrekt voor verplichtingen die zijn of worden aangegaan in de periode van 1 februari 2020 tot en met 31 maart 2026.

  • 4. De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor kosten die reeds uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd.

  • 5. De uitvoeringsperiode betreft voor de regio’s Zeeland en Maasvlakte de kalenderjaren 2020 tot en met 2030, betreft voor de regio Moerdijk, Geertruidenberg, Drimmelen en Oosterhout de kalenderjaren 2020 tot en met 2034, betreft voor de regio PAWOZ-Eemshave de kalenderjaren 2020 tot en met 2035 en betreft voor de regio Noordzeekanaalgebied de kalenderjaren 2020 tot en met 2037.

Artikel 3 Uitkeringsplafond en BTW

  • 1. Het uitkeringsplafond van de specifieke uitkeringen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, gezamenlijk bedraagt € 210 miljoen, inclusief BTW.

  • 2. De betaling wordt verminderd met de kosten waarvoor de regio op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds voor compensatie in aanmerking komt.

Artikel 4 Verplichtingen

  • 1. De ontvanger van de specifieke uitkering draagt verantwoordelijkheid voor de besteding van de middelen overeenkomstig deze regeling en legt twee keer per jaar hierover verantwoording af met gebruikmaking van een middel dat door de Minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. De regio wendt de specifieke uitkering zodanig aan dat geen sprake is van ongeoorloofde verlening van staatssteun.

  • 3. De regio beantwoordt aan de artikelen 9, 17, tweede lid, 22, eerste, tweede en derde lid, en 34, eerste lid, van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees parlement en de raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PBEU L 57/17) zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/435 van het Europees parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PbEU L 2023, nr. 63).

  • 4. De regio beantwoordt aan Verordening (EU) 2020/852 van het Europees parlement en de raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PbEU L 198/13).

  • 5. De regio draagt er zorg voor dat indien dit bij of krachtens paragraaf 16.4.2 van de Omgevingswet verplicht is voor acties een milieueffectrapportage wordt opgesteld.

  • 6. In de beschikking tot verstrekking van de specifieke uitkering kunnen nadere voorwaarden en verplichtingen voor de regio worden opgenomen.

Artikel 5 Betaling

  • 1. De Minister verleent de ontvanger van de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 2, eerste lid, in de beschikking tot vertrekking van de specifieke uitkering voorschotten in twee of drie jaarlijkse termijnen van 2024 tot en met 2026.

  • 2. Uiterlijk op 1 september van de kalenderjaren 2025 en 2026 dient de ontvanger van de specifieke uitkering ten aanzien van de op grond van artikel 2, eerste lid, verstrekte specifieke uitkering een voorstel in voor de verdeling van het voorschot over de acties uit het regioplan gebiedsinvesteringen Net op Zee van de desbetreffende regio. De Minister neemt de acties en de verdeling van de uitkering over de acties per kalenderjaar op in bijlage II.

Artikel 6 Verantwoording

  • 1. De ontvanger van de specifieke uitkering verantwoordt de besteding van de specifieke uitkering uiterlijk op 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar, zoals geregeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. De gemeente die een uitkering heeft ontvangen van de ontvanger van de specifieke uitkering legt verantwoording af over de besteding van desbetreffende uitkering met toepassing van artikel 17a, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 7 Vaststelling

De Minister stelt de uitkering binnen 22 weken nadat de Minister de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ontvangen, ambtshalve overeenkomstig de verlening vast, tenzij:

  • a. de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend, niet of niet volledig hebben plaatsgevonden, of

  • b. niet is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 4.

Artikel 8 Terugvordering

Indien uit de verantwoordingsinformatie bedoeld in artikel 6 blijkt dat de specifieke uitkering in de uitvoeringsperiode niet volledig is besteed aan uitvoeringsactiviteiten waarvoor deze is verstrekt, of onrechtmatig is besteed, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de Minister worden teruggevorderd. De Minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de ontvanger van de specifieke uitkering.

Artikel 9 Inwerkingtreding en horizon

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2038, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn verleend.

Artikel 10 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkeringen gebiedsinvesteringen Net op Zee.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 november 2024

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans

BIJLAGE I BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID

Verdeling middelen specifieke uitkering gebiedsinvesteringen Net op Zee naar provincie of gemeente onderverdeeld

  • 1) Regio Zeeland totaal € 50.000.000

    Provincie Zeeland € 7.500.000

    Gemeente Borsele € 21.452.106

    Gemeente Vlissingen € 1.372.128

    Gemeente Middelburg € 4.673.422

    Gemeente Goes € 1.793.712

    Gemeente Noord Beveland € 1.751.073

    Gemeente Veere € 3.735.129

    Gemeente Kapelle € 2.104.281

    Gemeente Reimerswaal € 5.618.149

  • 2) Regio Maasvlakte totaal € 10.000.000

    Gemeente Rotterdam € 5.000.000

    Gemeente Voorne aan Zee € 5.000.000

  • 3) Regio Noordzeekanaalgebied totaal € 50.000.000

    Provincie Noord-Holland € 3.000.000

    Gemeente Velsen € 23.950.000

    Gemeente Beverwijk € 11.850.000

    Gemeente Heemskerk € 1.100.000

    Gemeente Zaanstad € 9.500.000

    Gemeente Haarlemmermeer € 600.000

  • 4) Regio Moerdijk/Geertruidenberg/Drimmelen en Oosterhout totaal € 50.000.000

    Provincie Noord-Brabant € 10.600.000

    Gemeente Moerdijk € 11.700.000

    Gemeente Geertruidenberg € 11.700.000

    Gemeente Drimmelen € 11.700.000

    Gemeente Oosterhout € 4.300.000

  • 5) Regio PAWOZ-Eemshaven totaal € 50.000.000

    Provincie Groningen € 5.000.000

    Gemeente Hogeland € 31.000.000

    Gemeente Schiermonnikoog € 10.000.000

    Gemeente Eemsdelta € 4.000.000

BIJLAGE II BIJ ARTIKEL 5, TWEEDE LID

 

TOELICHTING

1. Inleiding

In deze regeling worden regels gesteld over een specifieke uitkering ten behoeve van projecten die de leefkwaliteit in een vijftal regio’s moeten verbeteren, omdat de leefkwaliteit wordt verminderd doordat deze gebieden zijn aangewezen als aanlandlocaties voor windenergie op zee. Deze regeling volgt bestuurlijke afspraken die de Minister voor Klimaat en Energie heeft gemaakt met de desbetreffende regio’s. De middelen voor deze regeling zijn afkomstig uit het Klimaatfonds en deze uitgaven zullen gedeeltelijk worden bekostigd met Europese middelen uit het Herstel- en Veerkrachtfonds.

2. Achtergrond

Nederland werkt aan een toekomst met duurzame energie. Daarbij maakt Nederland steeds meer gebruik van duurzame energiebronnen, zoals wind op zee. Eind 2032 moeten voor het vermogen van ongeveer 21 GW aan windparken op zee gerealiseerd zijn. De energie-infrastructuur moet voor het transport van een steeds groeiend volume aan duurzame energie worden uitgebreid en aangepast. Het transport van de elektriciteit afkomstig van windparken op zee naar het vaste land vergt converterstations op de zogenaamde aanlandlocaties en een aansluiting op een hoogspanningsstation. Aanlandingen vinden plaats in het Eemshavengebied, in Zeeland (Borssele), in het Noordzeekanaalgebied, op de Maasvlakte en in het gebied Moerdijk, Geertruidenberg, Drimmelen en Oosterhout.

Voor de verantwoorde inpassing van de windparken op zee en de bijbehorende infrastructuur van het net op zee is uit het Klimaatfonds 1,686 miljard euro beschikbaar gesteld. Daarvan wordt 500 miljoen euro ingezet om de leefkwaliteit in de omgeving van de aanlandlocaties voor windenergie op zee te versterken. Dit zijn de zogenaamde gebiedsinvesteringen. De gebiedsinvesteringen vinden plaats in het gebied waar de aanlanding impact heeft op de leefkwaliteit, zoals de aanlandlocatie, het gebied aangrenzend aan de aanlandlocatie en het gebied van het tracé (over land en water) van de aanlanding. Vaak bevinden aanlandlocaties zich ook in regio’s waar meerdere grote energie-infrastructuurprojecten samenkomen, bijvoorbeeld om de verduurzaming van een grote industriële cluster te realiseren. De leefomgeving in deze regio’s staat daarmee extra onder druk. Deze gebiedsinvesteringen moeten de leefkwaliteit in de aanlandlocaties verbeteren.

3. Financiering Klimaatfonds en HVF

Het is de bedoeling dat 220 miljoen euro van de 500 miljoen euro enkel wordt voorgefinancierd uit het Klimaatfonds. De uiteindelijke financiering tot een bedrag van 220 miljoen euro is afkomstig uit het Europese Herstel en veerkracht-fonds (hierna: HVF) dat is ingesteld krachtens de Herstel- en veerkrachtverordening1.

Een goede inpassing van de aanlanding van windenergie op zee is onlosmakelijk verbonden met de productie van windenergie. Als er niet voldoende aandacht is voor de leefkwaliteit in de aanlandregio’s is de verwachting dat tijdige realisatie van die projecten onder druk komt te staan. Daarmee kan windenergie op zee niet of beperkt bijdragen aan de doelstelling uit de Klimaatwet van 55% CO2-vermindering 2030. De gebiedsinvesteringen in de regio’s met de aanlandlocaties moeten de leefkwaliteit in de aanlandlocaties verbeteren en het draagvlak voor de aanlanding behouden of vergroten. Daarmee wordt de kans om windenergie op zee succesvol te realiseren vergroot. De gebiedsinvesteringen dragen daardoor bij aan de doelstellingen van de Tijdelijke wet Klimaatfonds, in het bijzonder de doelstelling, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van die wet om bij te dragen aan de transitie naar een klimaatneutrale energievoorziening. Afhankelijk van de investeringsprojecten die in de Regioplannen worden opgenomen kunnen de gebiedsinvesteringen ook bijdragen aan het bestedingsdoel, bedoeld artikel 2, tweede lid, onderdeel b: ‘het stimuleren van de implementatie van technieken voor energie-efficiëntie en het stimuleren van de toepassing van hernieuwbare energie en overige broeikasgas-reducerende en circulaire technieken en maatregelen in het bedrijfsleven’ of het bestedingsdoel, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c. het stimuleren van de toepassing van technieken voor energie-efficiëntie, van hernieuwbare energie en van koolstofvastlegging in de gebouwde omgeving. Bijvoorbeeld wanneer gebiedsinvesteringen door de regio worden ingezet voor investeringsprojecten die bijdragen aan het versterken van de regionale economie of het versnellen en toepassen van de (duurzame) energietransitie.

De COVID-19-pandemie heeft een groot effect gehad op de economie in de Europese lidstaten. In februari 2021 hebben de Europese Raad en het Europees parlement daarom op voorstel van de Europese Commissie de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit in het leven geroepen. Lidstaten kunnen een financiële bijdrage uit deze faciliteit krijgen voor investeringen in onder meer de groene transitie. Daartoe hebben lidstaten plannen bij de Europese Commissie ingediend. Ook Nederland heeft een dergelijk plan – een Herstel- en Veerkrachtplan (hierna: HVP) – opgesteld. Deze is door de Raad goedgekeurd op 8 september 2022. Een onderdeel van het Nederlandse HVP betreft de gebiedsinvesteringen Windenergie op zee. Op grond van Verordening (EU) 2021/241 ontvangen lidstaten middelen uit het HVF bij het behalen van mijlpalen en doelstellingen uit het door de Europese Commissie voorgestelde besluit van de Raad van de Europese Unie over de goedkeuring van de door lidstaten opgestelde HVP’s. In het goedkeuringsbesluit inzake het Nederlandse HVP van de Raad van de Europese Unie2 (hierna: het raaduitvoeringsbesluit) zijn ten aanzien van de gebiedsinvesteringen windenergie op zee de mijlpalen 17 en 18 relevant. Op grond van mijlpaal 17 uit het goedkeuringsbesluit van de Raad dient Nederland te zorgen voor een beheersovereenkomst tussen de Minister en elke regio met een aanlandlocatie. Deze verplichting is aanleiding geweest voor de bestuursakkoorden Aanlandlocaties windenergie op zee met de diverse regio’s. Mijlpaal 18 betreft nadere overeenkomsten met de desbetreffende regio’s die de pakketten bevatten met maatregelen die in de regio’s moeten worden uitgevoerd om de negatieve effecten van de aanlanding van offshore windenergie op de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te beperken

4. Bestuursakkoorden

In juni 2024 zijn vijf bestuursakkoorden getekend door de Minister voor Klimaat en Energie enerzijds en de bestuurders van de belanghebbende gemeentes en provincies van de regio’s PAWOZ-Eemshaven, Zeeland, Noordzeekanaalgebied, Maasvlakte en Moerdijk/Geertruidenberg/Drimmelen en Oosterhout anderzijds. De ondertekening van de bestuursakkoorden voor 30 juni 2024 betrof een verplichting op grond van het raadsuitvoeringsbesluit. De bestuursakkoorden bevatten de rechten en plichten vanuit het herstel en veerkrachtfonds en het Klimaatfonds. Het bestuursakkoord verwijst verder naar de specifieke uitkering die bij onderhavige regeling wordt geregeld.

Iedere regio heeft een regioplan opgesteld, waarin projecten die de leefkwaliteit moeten verbeteren zijn opgenomen, deze projecten worden in de formulering van de Herstel- en Veerkrachtverordening acties genoemd. Deze acties mogen nog gewijzigd worden tot 31 maart 2026. In de bestuursakkoorden is de verdeling van het uitkeringsplafond van 210 miljoen euro afgesproken. Vier regio’s krijgen elk 50 miljoen euro, terwijl regio Maasvlakte 10 miljoen euro krijgt. Deze bedragen zijn inclusief BTW en worden exclusief de BTW uitgekeerd in verband met de afdracht aan het BTW-compensatiefonds. Er is voorts afgesproken dat elke regio een regiokassier aanwijst. Deze regiokassier wordt de ontvanger van de specifieke uitkering, maakt de middelen over naar de andere deelnemende openbare lichamen in de desbetreffende regio en is belast met de formele verantwoording van de besteding van de middelen jegens de Minister van Klimaat en Groene Groei (hierna: de Minister). Ten slotte is afgesproken dat de regiokassier als taak heeft om het definitieve regioplan te schrijven en dit, uiterlijk 31 maart 2026, in te leveren bij de Minister. Op deze manier kan worden voldaan aan mijlpaal 18 zoals genoemd in het raadsuitvoeringsbesluit.

5. Verdeling van de middelen

In artikel 3 van onderhavige regeling wordt 210 miljoen euro inclusief BTW beschikbaar gesteld voor de regio’s waarin de aanlandlocaties van de elektriciteit afkomstig van windparken op zee zijn gelegen. In artikel 2, eerste lid, van de regeling is geregeld dat de Minister de specifieke uitkeringen kan verlenen aan de provincies Zeeland, Noord-Holland, Groningen, en Noord-Brabant en de gemeente Rotterdam. De vier provincies ontvangen ieder overeenkomstig de bestuursakkoorden 50 miljoen euro en de gemeente Rotterdam 10 miljoen euro. Het ritme van betalingen zal in verband met het vigerende begrotingsbeleid van het kabinet afwijken van hetgeen is afgesproken in artikel 6, tweede lid, van de verschillende bestuursakkoorden. Het is thans de bedoeling dat 50 miljoen euro in 2024, 100 miljoen in 2025 en 60 miljoen in 2026 wordt overgemaakt.

Op grond van artikel 2, tweede lid, zijn de provincies Zeeland, Noord-Holland, Groningen, en Noord-Brabant en de gemeente Rotterdam verplicht de middelen uit de specifieke uitkering te bestemmen voor de acties van de in de verschillende regio’s deelnemende gemeentes en in voorkomend geval de provincie. De ontvangers van de specifieke uitkering houden daarbij de verdeling van de middelen over de verschillende openbare lichamen in acht zoals deze in bijlage I bij artikel 2, tweede lid, overeenkomstig de bestuursakkoorden zijn opgenomen. De acties die voor financiering in aanmerking komen zijn beschreven in regioplannen van de verschillende regio’s en worden opgenomen in de thans nog lege bijlage II bij artikel 5, tweede lid, van de regeling. Op grond van artikel 5, tweede lid, dient de ontvanger van de specifieke uitkering (regiokassier) voor september de acties die voor financiering in aanmerking komen doorgeven, zodat de Minister deze jaarlijks kan toevoegen aan de thans nog lege bijlage II. Dit geldt voor de periode 2025 tot het einde van de uitvoeringsperiode. De acties waaraan de middelen uit de specifieke uitkering worden besteed, zijn vervolgens onderdeel van de regeling en zodat toezicht op rechtmatige besteding kan worden verricht.

Op grond van artikel 17, tweede lid, van de HVF-verordening komen maatregelen in aanmerking voor financiering uit de Herstel- en veerkrachtfacilitiet in aanmerking die vanaf 1 februari 2020 zijn aangevat, voor zover deze maatregelen voldoen aan de eisen neergelegd in de verordening. Om deze reden is in artikel 2, derde lid, van de regeling opgenomen dat de specifieke uitkering wordt verstrekt voor verplichtingen die in de periode van 1 februari 2020 tot en met 31 maart 2026 zijn aangegaan, de datum waarop het definitieve regioplan op grond van het bestuursakkoord wordt ingediend.

De uitvoeringsperiode van de projecten die met de onderhavige specifieke uitkering bekostigd worden betreft voor de regio’s Zeeland, Maasvlakte de kalenderjaren 2020 tot en met 2030. Voor Moerdijk, Geertruidenberg, Drimmelen en Oosterhout de kalenderjaren 2020 tot en met 2034. Voor de regio Noordzeekanaalgebied de kalenderjaren 2020 tot en met 2037 en voor PAWOZ-Eemshaven de kalenderjaren 2020 tot en met 2035. Zie daartoe artikel 2, vijfde lid, van de regeling. De Herstel- en veerkrachtverordening biedt om onderuitputting van de Europese middelen uit het HVF te voorkomen de mogelijkheid dat de budgetten van acties worden gewijzigd en/of aangevuld. Daarbij zou de verdeling van middelen tussen de deelnemende openbare lichamen in de regio ook kunnen veranderen. Indien dergelijke wijzigingen na 2026 zouden gebeuren, dienen de bijlages I en II bij deze regeling gewijzigd, om de rechtmatige besteding van de middelen uit de specifieke uitkeringen die op grond van deze regeling worden verleend te verzekeren.

Met deze middelen dienen projecten, ‘acties’ genoemd, gefinancierd te worden die de leefbaarheid in de desbetreffende regio’s moeten vergroten. en op grond van het raadsuitvoeringsbesluit (mijlpaal 18) dienen deze acties uiterlijk op 31 maart 2026 zijn overeengekomen in een administratieve overeenkomst.

6. Verplichtingen van de regiokassier en de betrokken gemeentes

In artikel 4 van onderhavige regeling zijn aanvullende verplichtingen opgenomen. De eerste verplichting is gericht aan de ontvanger van de specifieke uitkering. Deze draagt de verantwoordelijkheid dat de middelen overeenkomstig de regeling worden besteed en dient over de besteding van de middelen twee keer per jaar verantwoording af te leggen. De ontvanger van de specifieke uitkering en de deelnemende gemeentes in de regio maken hierover afspraken. De halfjaarlijkse verantwoording moet de Minister in de gelegenheid stellen om te kunnen voldoen aan artikel 27 van de Herstel- en veerkrachtverordening, die van een lidstaat vordert om twee maal per jaar verslag uit te brengen over vorderingen bij de verwezenlijking van het herstel- en verkrachtplan en over gemeenschappelijke indicatoren. De rapportagemomenten zijn twee maal per jaar, te beginnen met 31 december 2024 en eindigend op 31 december 2026. De ontvanger van de specifieke uitkering kan voor de halfjaarlijkse rapportage gebruik maken van het format dat door de Minister beschikbaar is gesteld. Deze verantwoording verschilt van de Sisa-verantwoording op grond van artikel 6 van deze regeling.

De overige verplichtingen volgen ook uit de Herstel- en veerkrachtverordening en om te verzekeren dat deze worden nageleefd door alle in de regio’s deelnemende openbare lichamen worden deze expliciet opgelegd aan alle deelnemende openbare lichamen van de regio’s. Om te verzekeren dat alle eisen die bij of krachtens de Herstel- en veerkrachtverordening in acht genomen worden is de ‘Handleiding verantwoording gebiedsinvesteringen ‘net op zee’ onder het herstel en veerkrachtplan’ opgesteld en beschikbaar gesteld aan de verschillende regio’s waarvoor de middelen uit deze specifieke uitkeringen zijn bedoeld. De deelnemers aan de regio’s met aanlandlocaties voor windenergie op zee dienen op grond hiervan onder meer een projectadministratie met de benodigde verantwoordingsinformatie bij te houden en op verzoek te kunnen overleggen ter verantwoording van de bestedingen. De uitwerking hiervan is onderdeel van de regioplannen gebiedsinvesteringen Net op Zee’.

7. Verantwoording

De regio’s dienen zich financieel te verantwoorden jegens de Minister over de besteding van de gebiedsinvesteringen. Dit gebeurt door de ontvanger van de specifieke uitkering, als regiokassier, door verantwoording af te leggen over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet (zie artikel 6, eerste lid, van de regeling). Deze verantwoording over de besteding van specifieke uitkeringen verloopt op een landelijk uniforme wijze via de zogeheten Sisa-bijlage (Single information, single audit). Het gaat hier om een bijlage bij de jaarrekening van de desbetreffende gemeente of provincie. Aangezien de Sisa-bijlage onderdeel uitmaakt van de jaarrekening, heeft de accountantsverklaring van de jaarrekening tevens betrekking op de specifieke uitkeringen. De gemeenten in de regio’s die niet de ontvanger zijn van de specifieke uitkering leggen verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet (zie hiertoe artikel 6. tweede lid, van de regeling).

8. Persoonsgegevens

Artikel 22, tweede lid, onderdeel d, van de Herstel- en veerkrachtverordening vereist voor Europese audits en controles dat Nederland diverse gegevens over de ontvangers van middelen uit het HVF verzamelt en bewaart. Deze bepaling biedt de expliciete wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel c van de Algemene verordening gegevensbescherming om desbetreffende persoonsgegevens te verwerken.

9. Toezicht

Op de naleving van deze regeling wordt toegezien door de toezichthouders die op grond van de Kaderwet EZK- en LNV subsidies in het Besluit aanwijzing toezichthouders Kaderwet EZK- en LNV-subsidies 2020. De Audit Dienst Rijk (ADR) is opgenomen als aangewezen toezichthouder voor deze specifieke uitkering en dat maakt het mogelijk dat de ADR reviews kan uitvoeren (derdelijns toezicht), op de controles van de accountants (tweedelijns toezicht) en van de provincie/gemeente (eerstelijnstoezicht). Ook ziet de ADR toe op de rapportage door de Minister die op grond van de Herstel- en veerkrachtverordening aan de Europese Commissie moet worden verstuurd.

10. Regeldruk

Deze regeling heeft betrekking op bestuursorganen en is daarom niet relevant voor het adviescollege toetsing regeldruk (ATR), die zich richt op het verminderen van regeldruk op het bedrijfsleven en burgers.

11. Inwerkingtreding en horizon van de regeling

In artikel 9 van onderhavige regeling zijn de inwerkingtreding en de vervaldatum geregeld. De inwerkingtredingsdatum is de dag na de publicatiedatum in de Staatscourant. De inwerkingtreding gebeurt niet op één van de vaste verandermomenten en ook wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn. Dit is gerechtvaardigd omdat op deze manier negatieve gevolgen voor de doelgroep (de regio’s met aanlandlocaties) wordt voorkomen. De begunstigden van de specifieke uitkering hebben voorts al kennis van de inhoud van de regeling, aangezien deze met hen is afgestemd.

In afwijking van het kabinetsbeleid dat aan regelingen met specifieke uitkeringen een horizon van 5 jaar wordt verbonden, wordt in artikel 10 geregeld dat de regeling vervalt met ingang van 1 januari 2038. Deze verre horizon is noodzakelijk in verband met de uitvoeringsperiode die in overeenstemming is met het Nederlandse HVP.

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans


X Noot
1

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees parlement en de raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PBEU L 57/17) zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/435 van het Europees parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PbEU L 2023, nr. 63).

X Noot
2

Uitvoeringsbesluit van de Raad van 8 september 2022 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Nederland. Dit besluit is niet gepubliceerd, maar gericht aan de lidstaat Nederland en wordt ter beschikking gesteld aan de regio’s.

Naar boven