Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie | Staatscourant 2024, 37642 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie | Staatscourant 2024, 37642 | ander besluit van algemene strekking |
Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,
gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;
gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;
met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 januari 2022;
en voor de gewijzigde versie op 27 maart 2023;
besluit:
1. In deze regeling worden onderstaande begrippen gebruikt.
Een specifieke handeling of bezigheid die door de aanvrager wordt geïnitieerd en door, of met, de doelgroep (een individu, groep of organisatie) wordt uitgevoerd om een specifieke outcome te bereiken. Denk hierbij aan het brainstorms, repetities, coachingsessies, bijeenkomsten, presentaties etc.
Een interne of externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.
Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021.
Programma geïnitieerd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dit programma waarborgt de landelijke kwaliteit van cultuureducatie in het onderwijs.
de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
de drie openbare lichamen van het land Nederland, zijnde de eilanden: Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
(De sector die zich kenmerkt door) het dynamische geheel van normen, waarden, tradities, regels, kunstuitingen, erfgoed, identiteiten etc. van een volk, gemeenschap of groep die tot stand komt door sociale en artistieke processen. Hierbij zijn religie, sport en activiteiten met een winstoogmerk per definitie uitgesloten.
De Code Diversiteit en Inclusie, de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur.
Het doelbewust leren over en door middel van cultuur binnen de school.
Het actief in de vrije tijd beoefenen van kunstzinnige of erfgoedactiviteiten.
Een instelling die zich inzet binnen de cultuursector en zich als zodanig heeft kenbaar gemaakt bij de inschrijving bij de Kamer van Koophandel of soortgelijke organisatie.
De activiteiten die de deskundigheid van personen met betrekking tot de uitoefening van een functie of beroep verbeteren.
Nederland, zonder het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.
Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Aanschaf van materialen voor een project die de aanvrager na dat project nog langere tijd kan gebruiken.
Kosten voor aanschaf van materialen zonder welke het project niet kan worden uitgevoerd.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Een tijdelijke en doelgerichte inspanning van activiteiten en processen die door de aanvrager worden ondernomen om een specifiek doel te bereiken. Projecten worden gekenmerkt door een begin- en einddatum, een duidelijk omschreven doel, en een of meerdere activiteiten en taken die moeten worden uitgevoerd om het specifieke doel te bereiken.
2. In hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken staat wat wordt verstaan onder de begrippen die in het bijzonder bij het desbetreffende hoofdstuk behoren.
Met deze regeling stimuleert het Fonds het ontwikkelen en uitvoeren van projecten die bijdragen aan meer en betere cultuureducatie. Dit is gekoppeld aan de onderwijsvisie van scholen in het primair, gespecialiseerd, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
1. In hoofdstuk 2 en 3 staat beschreven hoe hoog de subsidieplafonds zijn. Het Fonds kan besluiten de subsidieplafonds te wijzigen. Deze wijzigingen kunnen ook zien op specifieke categorieën van activiteiten of voor bepaalde regio's.
2. Ook kan het Fonds besluiten de subsidiehoogte en het tijdvak waarbinnen kan worden aangevraagd aan te passen.
3. Een besluit op grond van het eerste of tweede lid wordt gepubliceerd op de website van het Fonds.
1. Het Fonds weigert subsidie als:
a. voor dezelfde activiteiten al subsidie is of zal worden verleend:
i. door het Fonds;
ii. door een van de andere rijkscultuurfondsen;
iii. op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid; of
iv. op grond van de Erfgoedwet.
b. de activiteiten of projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd op het moment van de aanvraag al worden uitgevoerd;
c. de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of omroeporganisatie;
d. de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dit binnenkort gebeurt;
e. de aanvraag onvoldoende aansluit bij het doel van de regeling; of
f. de aanvrager een rechtspersoon is die niet voldoet aan de verplichtingen ten aanzien van de Governance Code Cultuur of Fair Practice Code, zoals bedoeld in artikel 1.6, vierde en vijfde lid.
2. Het Fonds weigert subsidie aan derden als die in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor een subsidie.
3. Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers in de jaren voorafgaand aan de aanvraag subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.
4. Het Fonds kan weigeren om subsidie te verstrekken als de aanvraag op enige wijze niet in overeenstemming is met de regeling.
1. Alleen kosten die direct verband houden met de projecten of activiteiten komen in aanmerking voor subsidiëring.
2. Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:
a. aantoont dat er een begrotingstekort is, en dat voor een sluitende begroting ondersteuning door het Fonds nodig is;
b. de mogelijkheid van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie onderzoekt, rekening houdend met de aard van het project of de activiteiten; en
c. aannemelijk maakt dat de financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project of de activiteiten uit te voeren.
3. Het Fonds kan in de volgende hoofdstukken verruimingen en beperkingen verbinden aan de omvang van bepaalde begrotingsposten ten opzichte van de totale kosten van projecten of activiteiten.
4. Aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen de benodigde kosten voor het omwisselen van valuta voor het uitvoeren van het project opnemen in de subsidieaanvraag.
5. De kosten voor een verplichte accountantsverklaring, kunnen als subsidiabele kosten in de begroting worden opgenomen.
1. Met deelname aan deze regeling geeft de aanvrager toestemming aan het Fonds om gegevens uit de aanvraag en de eventuele verantwoording in te zetten voor kennisdeling en onderzoeksdoeleinden.
2. Als de aanvrager een rechtspersoon is, dan geldt de verplichting om de Code Diversiteit & Inclusie, de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het vierde en vijfde lid.
3. Als de aanvrager een natuurlijk persoon is, dan geldt de verplichting om de Code Diversiteit & Inclusie en de Fair Practice Code toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het vijfde lid.
4. Voor de Governance Code Cultuur geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier, op grond van onderstaande onderdelen, aantoont:
a. bekend te zijn met de principes uit de code;
b. dat er sprake is van een scheiding tussen toezicht, bestuur en uitvoering, in die zin dat:
i. als er sprake is van een raad van toezichtmodel: een raad van toezicht van ten minste drie leden;
ii. als er sprake is van een bestuursmodel: een bestuur van ten minste drie bestuurders;
c. dat de leden van de raad van toezicht, of de toezichthoudende bestuurders geen onderdeel uitmaken van de begroting.
5. Voor de Code Diversiteit & Inclusie en de Fair Practice Code geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier toelicht hoe die codes worden toepast, waarbij de volgende indeling en daarmee samenhangende verplichtingen gelden:
a. aangevraagd bedrag tot € 25.000: pas de codes toe en leg uit waar dit nog niet volledig lukt, als dat het geval is;
b. aangevraagd bedrag meer dan € 25.000: pas de codes toe, leg uit waar dit nog niet volledig lukt, benoem hierbij de ambities en reflecteer hier achteraf op in de verantwoording.
1. Aanvragen worden ingediend via een volledig ingevuld digitaal aanvraagformulier in de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.
2. Aanvragen worden in ieder geval voorzien van:
a. een projectplan over de gehele looptijd van het project;
b. een sluitende begroting. De begroting mag geen tekort of overschot bevatten.
1. Het Fonds beoordeelt de aanvragen overeenkomstig de regeling. Bij het behandelen van de aanvraag, worden de volgende bepalingen in acht genomen:
a. Als de aanvraag compleet is, neemt het Fonds deze in behandeling en neemt het een beslissing over de aanvraag;
b. Als een onvolledige aanvraag wordt aangevuld, dan geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als moment van het indienen van de aanvraag;
c. De aanvragen worden op volgorde van ontvangst beoordeeld;
d. De aanvraag moet op alle beoordelingscriteria een voldoende scoren om voor subsidieverstrekking in aanmerking te komen;
e. Op de aanvraag wordt binnen uiterlijk dertien weken beslist.
1. Als bij de vaststelling blijkt dat het project in overeenstemming met de aanvraag is uitgevoerd en de begrootte kosten zijn gemaakt, wordt de resterende 10% zo spoedig mogelijk na verzending van het vaststellingsbesluit overgemaakt.
2. Het Fonds kan de bevoorschotting, al dan niet tijdelijk, stoppen als aanvragers hun subsidieverplichtingen niet nakomen. Dat kan het Fonds ook doen wanneer de omstandigheden buiten aanvragers om zodanig zijn veranderd dat het aannemelijk is dat de subsidiabele activiteiten niet op dezelfde manier kunnen worden voortgezet.
1. Subsidieontvangers die een vaststellingsaanvraag moeten doen, doen dit door middel van een activiteitenverslag en een financieel verslag.
2. Afhankelijk van de hoogte van de subsidie voldoet de verslaglegging aan de eisen van de artikelen 25, 26 of 27 van het Algemeen Subsidiereglement.
De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1. Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven. Op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend subsidie verstrekt voor de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
1. In deze regeling worden onderstaande begrippen gebruikt.
schriftelijke ondersteuningsverklaring van het openbaar lichaam aan de aanvrager, voor de invulling van de rol van penvoerder bij deze regeling;
een overheidsorgaan met rechtspersoonlijkheid dat bijzondere bevoegdheden heeft en vastomlijnde taken uitvoert op Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
een culturele instelling die voor zichzelf, en in samenwerking met andere culturele partners en het onderwijs, een subsidieaanvraag indient. De penvoerder is de projectleider en intermediair van het project.
Op grond van dit hoofdstuk kan subsidie worden aangevraagd voor een meerjarig project. Dit project is gericht op meer en betere cultuureducatie in het primair, gespecialiseerd en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in Caribisch Nederland. Scholen, culturele partners en de penvoerder werken samen in het ontwikkelen en uitvoeren van cultuureducatie die is gekoppeld aan de visie van de scholen.
1. Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds projecten die gericht zijn op het bereiken van de volgende effecten:
a. effect a: Creatieve ontplooiing;
b. effect b: Verbinding;
c. effect c: Samenwerking;
d. effect d: Visieontwikkeling;
e. effect e: Kansengelijkheid.
Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Caribische deel van Nederland gevestigde:
a. rechtspersoon, die zich inzet voor cultuureducatie en beschikt over een adhesiebetuiging; en
b. de aanvrager is gevestigd op het eiland waarvoor de aanvraag wordt ingediend.
Subsidie kan alleen worden aangevraagd voor:
a. het ontwikkelen van cultuureducatie waarbij de school en culturele partner samenwerken aan het project. Dit project is gekoppeld aan de onderwijsvisie van de scholen;
b. de deskundigheidsbevordering voor culturele partners, leerkrachten en penvoerder;
c. het uitwerken van een goed werkende infrastructuur voor duurzame cultuureducatie op de scholen;
Met aandacht voor:
d. het doorgeven van lokaal immaterieel erfgoed aan nieuwe generaties;
e. waar mogelijk het gebruik van digitale technologie om bovenstaande te bevorderen.
Voor een project:
a. kan per eiland een vastgesteld bedrag worden aangevraagd. Dat is voor:
i. Bonaire: € 580.183
ii. Sint Eustatius: € 231.016
iii. Saba: € 212.801
b. bedraagt de subsidie maximaal 100% van de totale projectkosten.
Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria. In de toelichting is uiteengezet op welke wijze die worden getoetst:
a. inhoudelijke kwaliteit; en
b. organisatorische kwaliteit.
Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde aanvraagformulier op tijd is ontvangen en vergezeld gaat van:
a. een adhesiebetuiging van het openbaar lichaam;
b. een projectplan;
c. een begroting;
d. een lijst met beoogde samenwerkingspartners, met een toelichting op de taak- en rolverdeling van partners;
e. een recent bankafschrift waarmee het bankrekeningnummer geverifieerd kan worden;
f. in geval van een nieuwe penvoerder: de jaarrekeningen 2021, 2022 en 2023; en
g. in geval van (een samenwerking met) een culturele instelling die gesubsidieerd wordt uit de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2025–2028: een toelichting op de reguliere taken voor cultuureducatie.
1. Aanvragen op grond van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf de dag dat de regeling is gepubliceerd in de Staatscourant 13.00 uur tot en met 6 december 2024, 13.00 uur. De tijdsaanduiding betreft de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.
2. Het Fonds kan indieningstermijnen hanteren die van het eerste lid afwijken. Als dat gebeurt, worden de afwijkende indieningstermijnen op de website van het Fonds gepubliceerd.
Aanvragen die voldoen aan de eisen van de regeling, worden aan een interne adviescommissie voorgelegd voor advies. Aanvragen die niet voldoen aan de regeling kunnen worden afgewezen zonder de een adviescommissie om advies te vragen.
Zo spoedig mogelijk na het verzenden van het subsidieverleningsbesluit betaalt het Fonds 40% van de subsidie uit. In jaar 2 en 3 zal jaarlijks 30% worden voorgeschoten.
Onverminderd de overige weigeringsgronden, wordt de subsidieaanvraag geweigerd als:
a. er minder dan een halve formatieplaats per jaar is opgenomen aan coördinatiekosten op de begroting;
b. de penvoerder een eigen subsidieregeling gebruikt om de verkregen subsidie van het Fonds te verdelen onder de partners;
c. er is voor het betreffende eiland al subsidie is verleend binnen dit hoofdstuk van de regeling.
1. De penvoerder:
a. is de partij met wie het Fonds de subsidierelatie aangaat. De penvoerder is volledig verantwoordelijk voor de naleving van de subsidieverplichtingen en voor de financiële en inhoudelijke subsidieverantwoording;
b. is verplicht tot kennisdeling, monitoring en evaluatie van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt;
c. zet in het projectplan uiteen op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan kennisdeling;
d. is verplicht deel te nemen aan het landelijke kennisdelingstraject door het Fonds en het LKCA. Bijkomende kosten hiervoor komen voor rekening van het Fonds;
e. reserveert op de begroting een reëel bedrag voor monitoring en evaluatie van activiteiten die in het kader van de regeling worden verricht;
f. zet in het projectplan uiteen op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan het monitoring- en evaluatietraject;
g. bespreekt een keer per jaar de voortgang van het project met het Fonds en het openbaar lichaam en neemt halverwege de periode deel aan een tussentijdse evaluatie;
h. is verplicht deel te nemen aan het landelijke traject voor monitoring en evaluatie door het Fonds;
i. stelt het projectplan, verantwoordingen, evaluaties en contactgegevens van de penvoerder beschikbaar voor de kennisdelingsactiviteiten die worden georganiseerd door het LKCA.
2. Het project:
a. start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;
b. heeft een looptijd van 15 maart 2025 tot en met uiterlijk 31 december 2028.
Het Fonds kan besluiten van deze termijnen afwijken.
Het subsidieplafond voor de projecten in dit hoofdstuk tezamen is € 1.024.000.
Het Fonds kan afwijken van de rechten en plichten in deze regeling. Dat kan alleen in het voordeel van de aanvrager en alleen in bijzondere gevallen die een onredelijke uitwerking hebben waarmee geen rekening is gehouden bij het opstellen van deze regeling.
1. Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.
2. Deze regeling vervalt met ingang van 31 december 2028. Deze regeling blijft van toepassing op gehonoreerde aanvragen en eventuele bezwaar- en beroepsprocedures die daaruit voortvloeien.
Met het programma Cultuureducatie uit het beleidsplan 2025–2028 van het Fonds voor Cultuurparticipatie stimuleren we in het Caribisch deel van het Koninkrijk het verstevigen van cultuureducatie in het onderwijs. Om dit goed te kunnen doen helpen we culturele instellingen op de eilanden om hun aanbod verder te ontwikkelen, in samenwerking met de scholen.
In de beleidsperiode 2021–2024 zijn we begonnen met de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit (CmK) op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze beleidsperiode gaan we door met deze inzet, maar breiden we ook uit naar de zelfstandige landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten.
Belangrijke aanknopingspunten voor deze regeling zijn de werkgroep Cultuureducatie, die als onderdeel van het vier-landenoverleg is opgericht, en het Unesco Framework for Culture and arts education.
Cultuureducatie is in de verschillende curricula van het onderwijs vastgelegd met doelstellingen, (verplichte) vakken en eindtermen voor de eindexamenvakken. Daarnaast zijn er ook mogelijkheden om cultuureducatie in te zetten bij onderwijsactiviteiten, zoals bij de burgerschapsopdracht of andere vakken. Nog niet iedere school heeft een duidelijke visie op cultuureducatie binnen het eigen onderwijs of nog niet de juiste invulling van die visie. Deze regeling stelt culturele partijen en scholen in staat om samen te werken aan meer en betere cultuureducatie.
De regeling richt zich in eerste instantie op het versterken van de culturele partners, zodat zij een goede samenwerking kunnen aangaan met het onderwijs. De school moet vaak nog sterker worden in het formuleren van de juiste vraag. Daar kunnen intermediaire instellingen zoals penvoerders bij ondersteunen.
We stimuleren nieuwe initiatieven voor projecten. Projecten of activiteiten die al deel uitmaken van de vaste bedrijfsvoering van de aanvrager komen niet in aanmerking voor subsidie. Het Fonds is immers een stimuleringsfonds: wij financieren tijdelijke ontwikkelingen en stimuleren nieuwe vormen van samenwerking, projecten en aanbod. De rijkscultuurfondsen zijn op dit moment: Fonds podiumkunsten, Stimuleringsfonds creatieve industrie, Mondriaan fonds, Filmfonds, Nederlands letterenfonds en het Fonds voor cultuurparticipatie. Ook als een project al is gestart kan je geen subsidie bij ons aanvragen. Je kan pas na een honorering starten met het project.
Voor subsidie komen alleen kosten van het project in aanmerking die aansluiten bij het doel van de regeling. Tot deze kosten van het project behoren alleen de benodigde uren, materiaalkosten en materiële investeringen die direct nodig zijn voor de realisatie van het project. Bijvoorbeeld de kosten voor de inzet van artistiek en organisatorisch personeel en de huur van repetitieruime of podiumvoorzieningen. Lasten die op een of andere manier tot de normale exploitatiekosten kunnen worden gerekend, mogen niet worden opgenomen op de begroting. Dit zijn bijvoorbeeld de vaste huur, aanschaf van inventaris en investeringen die niet direct nodig zijn voor de realisatie van de activiteiten.
Het Fonds neemt aanvragen in het Nederlands of Engels in behandeling. Aanvragers die hun projectplan schrijven in Papiaments kunnen de kosten voor vertaling naar Nederlands of Engels opnemen op de projectbegroting.
Subsidieontvangers die bij de vaststelling een accountantsverklaring moeten aanleveren, mogen de kosten voor deze accountantsverklaring in de begroting opnemen.
Het Fonds deelt informatie uit de aanvraag en verantwoordingen ten behoeve van onderzoek, bijvoorbeeld om de regeling te evalueren of voor monitoring van programma’s. Daarnaast delen we deze informatie met bijvoorbeeld onze kennispartners zodat zij programma’s kunnen ontwikkelen voor kennisdeling.
Het Fonds hecht waarde aan een stevige (economische) positie van de cultuursector en een divers en inclusief speelveld. Daarom vragen wij aanvragers om de codes die gelden in deze sector toe te passen. Op onze website lees je meer over de drie culturele codes.
De Fair Practice Code. In het huidige cultuurbeleid zet de Minister van OCW in op versteviging van de economische positie van de cultuursector en van makers. De Fair Practice Code is een belangrijke waarborg dat de sector zijn medewerkers en zzp’ers redelijk betaalt. Op de website www.fairpracticecode.nl lees je hier meer over.
De Code Diversiteit & Inclusie. Deze code biedt de culturele en creatieve sector handvatten om diversiteit en inclusie te bevorderen. Op www.codedi.nl lees je meer over deze gedragscode. Ook vind je daar inspiratiemateriaal: collega’s uit de sector leggen uit hoe zij de code inzetten om zelf te werken aan een organisatie waarin diversiteit en inclusie vanzelfsprekend zijn.
De Governance Code Cultuur. Transparantie en goed bestuur staan centraal in deze code. Daarbij werken we gezamenlijk aan een integere culturele sector. Het toepassen van de principes uit deze gedragscode is een voorwaarde om subsidie van het Fonds te krijgen. Daarom is ervoor gekozen om deze code ook expliciet bij de weigeringsgronden te plaatsen (artikel 1.4) Meer informatie over deze code lees je op www.cultuur-ondernemen.nl/governance.
Voor het aanvraagsysteem Mijn Fonds is een account nodig, deze moet aangevraagd worden via de website van het Fonds. De verwerkingstijd voor een accountaanvraag is vijf werkdagen. We raden aan om op tijd een account aan te vragen. De aanvraag en de daarbij behorende documenten zijn leidend voor toetsing of de aanvrager in aanmerking komt voor subsidie. De aanvraag is gericht op het doel van de regeling en de bijbehorende effecten. De aanvrager beschrijft daarom in de aanvraag de activiteiten die worden ondernomen om het gewenste effect te realiseren. Een begroting, gerelateerd aan de activiteiten, kent een kosten en batenkant en komt inclusief de aangevraagde subsidie uit op 0.
In het Caribisch deel van het Koninkrijk werken we aan het verstevigen van cultuureducatie op scholen. Dit is afgesproken in het cultuurconvenant dat het Ministerie van OCW en Caribisch Nederland in 2022 hebben afgesloten. We hebben afgestemd af met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor wat betreft de aansluiting van onze regeling op het programma School & Omgeving op de BES-eilanden, met het LKCA voor de cultuurcoaches en met CJP voor de inzet op de Cultuurkaart.
Met deze vierjarige projectregeling voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba zetten we in op continuïteit in de samenwerking tussen scholen en culturele partners. De regeling biedt ruimte voor pragmatische en flexibele aanvragen, naar gelang de kansen en mogelijkheden op het betreffende eiland. Er wordt geen financiële matching van de openbaar lichamen gevraagd, wel een adhesiebetuiging. Deze zorgt voor extra draagvlak voor de samenwerking tussen culturele partijen en scholen, en inbedding in lokale culturele- en onderwijskundige beleidsdoelen.
Op 15 februari 2024 is tijdens de Wereldconferentie over kunst- en cultuuronderwijs een nieuw raamwerk voor kunst en cultuuronderwijs geaccordeerd door Ministers van cultuur en onderwijs van de Unesco-lidstaten. Het Unesco Framework for Culture and arts education. Ook Nederland heeft dit raamwerk onderschreven. Cultuur wordt door Unesco gedefinieerd als ‘het geheel van onderscheidende spirituele, materiële, intellectuele en emotionele kenmerken die een samenleving of sociale groep kenmerken, die niet alleen kunst en letteren omvat, maar ook levenswijzen, de fundamentele rechten van de mens, waardesystemen, tradities en overtuigingen.’ Daar waar mogelijk vragen we de aanvrager om de bijbehorende doelstellingen zo goed mogelijk te integreren in hun project.
Om een duurzame uitbreiding en verbetering op het vlak van cultuureducatie in het onderwijs te bewerkstelligen is een langdurige inzet nodig. Door de langere looptijd van de projecten kan de penvoerder ook meerjarenafspraken maken met zowel de scholen als de penvoerders en zo bouwen aan een stevige infrastructuur voor cultuureducatie.
Het gaat zowel om het uitbreiden van de verschillende soorten cultuureducatie als om het verbeteren van de activiteiten die nu al plaatsvinden. Bij het uitbreiden kan je denken aan andere disciplines of uitbreiding binnen een discipline. Bij het verbeteren van activiteiten kan je denken aan het laten aansluiten of integreren van cultuureducatie met andere vakken, het verbeteren van de kwaliteit van de activiteiten en het versterken van de kwaliteit van de docent of leerkracht verantwoordelijk voor de cultuureducatie activiteit. Daarnaast is ook het aanbrengen van samenhang in de verschillende activiteiten en het laten aansluiten op het curriculum van de school een bijdrage in het verbeteren van cultuureducatie. Door deze uitbreiding en verbetering krijgen kinderen en jongeren gelijke kansen om over en met cultuur te leren binnen de cultuureducatievakken, maar ook breder in het (burgerschaps-) onderwijs.
De nadruk van deze regeling ligt nadrukkelijk in het bereiken van leerlingen in het primair, gespecialiseerd en voortgezet onderwijs. Ook in het mbo kan de toegang van studenten tot cultuur verbeterd worden en kunnen zo hun creatief vermogen vergroten. Het verstevigen van de cultuureducatie in het mbo is facultatief.
Als het nodig is om activiteiten in sommige gevallen buitenschools te organiseren is dat mogelijk zolang dat op den duur bijdraagt aan de kwaliteit van de cultuureducatie binnenschools. Dit draagt ook bij aan de verbinding tussen binnen- en buitenschoolse cultuureducatie, zodat er extra mogelijkheden zijn voor creatieve ontplooiing en talentontwikkeling van kinderen en jongeren die zich verder willen bekwamen.
De activiteiten opgenomen in het project dragen bij aan de volgende effecten:
Creatieve ontplooiing: Het ontwikkelen van het scheppend vermogen om nieuwe en/of ongebruikelijke maar toepasbare oplossingen voor bestaande problemen te vinden. Denk aan fantaseren, spelen, dromen, inleven, experimenteren, reflecteren, waarbij leerlingen leren doorzetten, lef hebben, falen, ongemak voelen en successen vieren. Maar ook de technische vaardigheden, zodat kinderen zich kunnen uitdrukken en hun creatieve uitingen kunnen vormgeven. Dit creatieve vermogen wordt het sterkst ontwikkeld in een rijke culturele leeromgeving waarin kinderen gestimuleerd worden om zelf oplossingen te bedenken.
Het project is geslaagd als de activiteiten voor de leerlingen bijdragen aan hun creatieve ontplooiing.
Verbinding: Het vergroten van het vermogen van leerlingen om zich te verbinden met ideeën, perspectieven en achtergronden van anderen. Om verbinding te kunnen maken is het nodig dat je je openstelt voor verschillende manieren van denken en doen. Hierdoor leer je meer over de wereld om je heen, vergroot je je begrip en leer je beter samen te werken.
Het project is geslaagd als de activiteiten de verbinding van de leerlingen met andere ideeën, perspectieven en achtergronden van anderen vergroot.
Samenwerken: Het proces waarbij meerdere mensen samen richting hetzelfde doel werken; het organiseren tussen personen / organisaties. Doel is om iets te bereiken of te realiseren wat ieder van de partijen alleen niet kan bereiken. Het gaat in deze regeling om de samenwerking tussen de culturele partners, scholen en penvoerder ten dienste van meer en betere cultuureducatie.
Het project is geslaagd als de samenwerking tussen culturele partners, scholen en de penvoerder is versterkt.
Visieontwikkeling: Het gezamenlijk (school en culturele instellingen) ontwikkelen en vaststellen van een toekomstbeeld en de gedroomde positie van cultuureducatie daarin. Het is een gezamenlijk beeld, gedeeld door alle betrokken, dat een verwachting geeft van de voor cultuureducatie relevante toekomst.
Het project is geslaagd als de scholen en culturele instellingen samen een visie hebben ontwikkeld op cultuureducatie voor de school.
Kansengelijkheid: Elk kind en elke jongere van elke achtergrond, komaf of woonplaats heeft een gelijke kans om over en met cultuur te leren en de eigen creatieve talenten te ontdekken, binnen cultuureducatievakken maar ook breder in het (burgerschaps-)onderwijs.
Het project is geslaagd als de activiteiten de kansengelijkheid van leerlingen hebben vergroot.
Licht in je projectplan toe hoe de activiteiten gaan bijdragen aan de beoogde effecten.
Alleen een op de eilanden gevestigde rechtspersoon kan aanvragen. Daarbij moet uit het kvk-uittreksel blijken dat deze rechtspersoon zich inzet voor cultuureducatie. De rechtspersoon dient bovendien te beschikken over een adhesiebetuiging van het openbaar lichaam. Hierom kan worden verzocht bij het betreffende openbaar lichaam.
Het primaire resultaat van de aanvraag is een samenhangend programma voor cultuureducatie op de verschillende scholen op het eiland. Dit vraagt visievorming, planvorming en ervaring opdoen voor het uitvoeren van de gemaakte plannen. De penvoerder werkt samen met de verschillende scholen en culturele partners samen aan de activiteiten. Het uitvoeren van cultuureducatie activiteiten is een belangrijk onderdeel van het programma. Hiervoor is het ontwikkelen van een gezamenlijke visie belangrijk, maar helpt het vooral ook om uit te proberen wat past bij een school. Door te doen ontdek je wat aanslaat bij kinderen en wat nog verdere aandacht vraagt. Daarnaast gebruik je evaluatie, op de verschillende niveaus van uitvoering, om richting te geven aan het vervolg. De samenwerking tussen het onderwijs en het (lokale) culturele veld is een voorwaarde voor de juiste expertise, maar ook voor het borgen van de ontwikkelde programma’s. Het voorbereiden van het onderwijs op de curriculumvernieuwingen zal gedurende de looptijd van het project steeds meer vorm krijgen.
Om tot dit samenhangende programma te komen zal het nodig zijn om te werken aan de professionalisering van leerkrachten, (vak-)docenten en andere betrokkenen. Wij zien dit als een belangrijke voorwaarde voor goede cultuureducatie. Mogelijkheden zijn bijvoorbeeld trainingen, coaching, kennisdeling en scholing. Maak in de aanvraag duidelijk welke doelgroepen op welke wijze werken aan professionalisering.
Naast het uitvoeren van de cultuureducatie activiteiten en deskundigheidsbevordering is het ook nodig om te werken aan een functionele infrastructuur voor cultuureducatie op het eiland. Dit kan door projecten te standaardiseren, vaste netwerken op te bouwen en langlopende afspraken met scholen en culturele partners te maken over rol en taakverdeling.
De aandachtspunten voor deze beleidsperiode zijn het doorgeven van lokaal immaterieel erfgoed en waar mogelijk het gebruik van digitale technologie ten dienste van cultuureducatie. Hoe deze aandachtspunten een plek krijgen in de projecten lezen we graag terug in de aanvraag.
We toetsen de inhoudelijke kwaliteit van de aanvraag op de aansluiting met het doel en gewenste effecten van de regeling. Dragen de voorgestelde activiteiten bij aan het behalen van het doel en de effecten zoals beschreven in de toelichting van artikel 2.2.
Bij organisatorische kwaliteit wordt beoordeeld of er sprake is van een projectplan dat aansluit bij het doel en de activiteiten. We beoordelen of de planning realistisch is; of de rol- en taakverdeling van iedereen die meewerkt aan het project helder beschreven is; of de culturele codes worden toegepast; op welke manier je aandacht besteedt aan monitoring en evaluatie van het project. We beoordelen daarnaast of de begroting inzichtelijk, redelijk en realistisch is. Ook beoordelen we of scholen en culturele partners inhoudelijk betrokken zijn bij het projectplan, zijn de vragen en mogelijkheden van deze samenwerkingspartners goed in de aanvraag verwerkt?
Voor de adhesiebetuiging is een format beschikbaar op onze website, kijk hiervoor op de webpagina van de regeling op de site van het Fonds. Met deze adhesiebetuiging wijst het Openbaar Lichaam de penvoerder voor het eiland aan, deze penvoerder is verantwoordelijk voor het indienen van de aanvraag en het uitvoeren van het project. Aanvragen zonder adhesieverklaring worden niet door het Fonds in behandeling genomen. Het Fonds kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het weigeren van een adhesieverklaring door een Openbaar Lichaam.
Het projectplan en de begroting dienen volgens de formats zoals die op de website staan te worden opgesteld. Vertel in je projectplan wat je gaat doen en waar het project over gaat. Doordat je activiteiten uitvoert, bereik je bepaalde effecten. Beschrijf van elk effect dat je wilt bereiken: hoe, voor wie en waarom dit een relevante ontwikkelstap is voor de deelnemers, leerlingen en/of organisatie. In de toelichting van artikel 2.2 lees je meer over de effecten en wat we daarover vragen en willen weten.
De lijst met beoogde samenwerkingspartners betreft zowel de culturele partners als onderwijsinstellingen en dient als bijlage bij de aanvraag. Het overzicht is gerelateerd aan de activiteiten opgenomen in de aanvraag. Bij iedere samenwerkingspartner staat ook de taak en rolverdeling in de samenwerking beschreven. Hierbij kan worden gedacht aan rollen als: intermediair, uitvoerder, ontwikkelaar, opdrachtgever, kunstvakdocent, etc. Verschillende taken kunnen worden beschreven op het niveau van lesgeven, organiseren, evalueren, ontwikkelen, etc.
Omdat de projecten een duurzame verbetering in cultuureducatie moeten bewerkstelligen is ook een stevige positie van de penvoerder gewenst. We vragen dan ook om minstens een halve formatieplaats op te nemen op de begroting van het project.
Penvoerders zijn verantwoordelijk voor het (laten) plaatsvinden van de activiteiten. Niettemin kunnen Penvoerders derden inschakelen die deze activiteiten uitvoeren. Penvoerders kunnen hiervoor géén eigen subsidieregeling gebruiken voor het verdelen van de middelen. Dit onderdeel is toegevoegd om meer duidelijkheid te bieden aan de positie van de penvoerders van deze regeling. Voor zover de Penvoerder derden inschakelt, kan dat alleen op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst. De wijze waarop de penvoerder de gelden gaat besteden, moet in de aanvraag dan ook duidelijk zijn omschreven.
We verstrekken per eiland 1 keer subsidie, de aanvrager die door het Openbaar Lichaam is aangewezen als penvoerder kan de aanvraag doen. Andere aanvragen neemt het Fonds niet in behandeling.
Ter ondersteuning van de penvoerders en ambtenaren zetten we met deze regeling ook in op kennisdeling in het ontwikkelen van een goede infrastructuur op het eiland. We bedoelen hiermee niet de materiele infrastructuur, maar de organisatorische infrastructuur zodat scholen en culturele partners samen kunnen werken aan cultuureducatie. Hiervoor is scholing, uitwisseling en kennisdeling nodig. Uitwisseling kan internationaal, interregionaal en interinsulaire plaatsvinden.
De eerste concrete activiteiten zijn:
– Werkbezoek aan Nederland voor de (beoogde) penvoerders en het Openbaar Lichaam om meer te leren over hoe lokale CmK constructies in Europees Nederland zijn vormgegeven en vice versa. Beide partijen hebben veel van elkaar te leren. Daarnaast kan het gaan over welke interventies bijdragen aan het stimuleren van samenwerking tussen de culturele partners, en hoe de penvoerder de betrokkenheid van scholen kan vergroten. Ook relevant zijn vormen van ondersteuning die aan het lokale programma toegevoegd kunnen worden, bijvoorbeeld in samenwerking met het mbo of hoger onderwijs.
– Een train-de-trainer op het vlak van de ICC-cursus voor penvoerders. Penvoerders willen graag de leerkrachten en directies kunnen trainen om zo ook vanuit de school meer sturing, draagvlak en visie te ontwikkelen. Als penvoerders deze trainingen zelf kunnen bieden versterkt dit ook hun positie. Het principe van een leerecosysteem moet hierin zeker meegenomen worden, dit sluit aan bij het bouwen aan de benodigde infrastructuur.
– Uitwisseling tussen de penvoerders en betrokken ambtenaren met andere CmK projecten. Bijvoorbeeld door middel van werkbezoeken, of het (duurzaam) verbinden van penvoerders.
Mogelijk worden hier nog extra activiteiten in opgenomen als de ontwikkelingen de komende jaren daarom vragen.
De aanvrager dient op de begroting budget te reserveren voor kennisdeling.
De kosten voor monitoring en evaluatie dienen gerelateerd te zijn aan de activiteiten zoals die zijn opgenomen in de aanvraag.
De monitoring en evaluatie kan gaan over de bereikte effecten in het project, maar ook over bijvoorbeeld streven naar ecologische duurzaamheid, werken aan ‘fair chain supply’ of andere aspecten van cultureel ondernemerschap of cultuurbeoefening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-37642.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.