Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2024, 37579 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2024, 37579 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Asiel en Migratie,
Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne;
Besluit:
De Regeling opvang ontheemden Oekraïne wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de opvangvoorziening gelegen is;
2. Onder verlettering van de onderdelen g tot en met l tot f tot en met k, vervalt onderdeel f.
B
1. In de artikelen 1, 2, 2a, 7, 8, 9, 10, 11, 11a, 12, 13, 15 en 16 wordt ‘de burgemeester’ telkens vervangen door ‘het college van burgemeester en wethouders’.
2. In de artikelen 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11a, 12, 13 en 15 wordt ‘De burgemeester’ telkens vervangen door ‘Het college van burgemeester en wethouders’.
C
In de artikelen 7, tweede lid, onderdeel a, 7, vierde lid, onderdeel a, 8, eerste lid, onderdeel a, en 13, tweede lid, onderdeel a, wordt telkens na ‘heeft’ ingevoegd ‘en zulks blijkt uit de door de ontheemde opgegeven of van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen ontvangen informatie over zijn inkomsten uit arbeid’.
D
In artikel 7, vierde lid, wordt ‘artikel 10, tweede lid’ vervangen door ‘artikel 10, tweede lid, onderdeel a’.
E
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 242,48’ vervangen door ‘€ 252,18’ en ‘€ 200,65’ door ‘€ 210,05’.
2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘€ 193,98’ vervangen door ‘€ 214,29’ en ‘€ 160,64’ door ‘€ 178,53’.
3. In het tweede lid, onderdeel c, wordt ‘€ 169,74’ vervangen door ‘€ 189,13’ en ‘€ 140,34’ door ‘€ 157,61’.
F
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt ‘€ 242,48’ vervangen door ‘€ 252,18’ en ‘€ 200,65’ door ‘€ 210,05’.
2. In het derde lid, onderdeel b, wordt ‘€ 193,98’ vervangen door ‘€ 214,29’ en ‘€ 160,64’ door ‘€ 178,53’.
3. In het derde lid, onderdeel c, wordt ‘€ 169,74’ vervangen door ‘€ 189,13’ en ‘€ 140,34’ door ‘€ 157,61’.
4. In het vijfde lid wordt ‘€ 80,91’ vervangen door ‘€ 77,16’.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 15 november 2024
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst
Deze regeling tot wijziging van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (hierna: RooO) bevat een aantal aanpassingen die noodzakelijk zijn als gevolg van de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet opvang ontheemde Oekraïne (hierna: TWOO). Voorts regelt deze wijziging dat het toepassen van de staffel uit artikel 10, tweede lid, RooO bij het in rekening brengen van een financiële toelage bij opvangvoorzieningen waarin de ontheemden niet zelf het eigen eten verzorgen (catering) wordt afgeschaft. Tot slot strekt deze wijziging ertoe de bedragen voor het eetgeld en de wooncomponent (in de particuliere opvangvoorziening voor ontheemden (POO) voor ontheemden uit Oekraïne te indexeren per 1 januari 2025.
Op 27 juni 2024 is de TWOO in werking getreden. De TWOO noopt ertoe een aantal aanpassingen door te voeren in de RooO. Allereerst is door middel van artikel 2 van de TWOO niet langer de burgemeester belast met de zorg voor de materiele en immateriële opvang van ontheemden, maar is dat het college van burgemeester en wethouders geworden. Deze terminologie is in de regeling doorgevoerd en daarmee in overeenstemming gebracht met de van kracht zijnde wettelijke regeling.
Daarnaast wordt met deze wijziging van de RooO artikel 7 van de TWOO verwerkt. Die bepaling voorziet erin dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) aan het college van burgemeester en wethouders gegevens uit de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (de Gemeenschappelijke elektronische Voorziening Suwi (GeVS, hierna: Suwinet)) verstrekt voor zover die gegevens noodzakelijk zijn ter uitvoering van de taak van het college. Deze wettelijke bepaling werkt rechtstreeks. Desalniettemin wordt middels deze wijziging geëxpliciteerd dat deze bevoegdheid om gegevens in te zien kan worden aangewend bij het in rekening brengen van de eigen bijdrage en het verplicht intrekken van leefgeld bij inkomsten. Het UWV verstrekt informatie over inkomen uit werk in loondienst bij een Nederlandse werkgever of uit een uitkering ingevolge de werknemersverzekeringen. Gemeenten gebruiken de informatie om te bepalen of, als gevolg van die inkomsten van de ontheemde, het leefgeld wordt ingetrokken en een eigen bijdrage wordt opgelegd. Daarbij is niet enkel het genoten netto inkomen van belang, maar ook aanverwante informatie zodat gemeente een beeld kan vormen van (bijzondere) omstandigheden van de ontheemde. Deze informatie ziet in eerste instantie op de positie van ontheemde als oproep- of uitzendkracht en de werkgever waar ontheemde inkomen uit arbeid heeft. Daarbij geldt nog steeds als uitgangspunt dat het college afziet van het in rekening brengen van de eigen bijdrage, dan wel het intrekken van leefgeld als uit onder andere bovenstaande informatie blijkt dat de ontheemde of een gezinslid daardoor onevenredig nadeel ondervindt (abusievelijk in de toelichting bij de wijziging van 1 juli 2024 aangeduid als onevenredige schade). De inzage in Suwinet door het college is geen reden de meldplicht van de ontheemde omtrent zijn of haar inkomsten in artikel 2a RooO te schrappen. Zo is denkbaar dat er bronnen van inkomsten zijn die niet vermeld zijn in Suwinet, zoals inkomsten uit arbeid in een ander land.
Tot slot komt in de definitiebepaling in artikel 1 van de RooO de definitie van minister te vervallen. In de TWOO is reeds gedefinieerd wat onder Onze Minister moet worden verstaan. Uit artikel 1 TWOO volgt eveneens dat in de op de TWOO rustende bepalingen dezelfde definitie wordt gehanteerd. Gelet daarop kan deze definitie in de RooO komen te vervallen. Kanttekening daarbij is dat in de TWOO nog wordt verwezen naar de Minister van Justitie en Veiligheid. Als gevolg van de portefeuilleverdeling van het kabinet Schoof is inmiddels de Minister van Asiel en Migratie bevoegd.
Met deze wijziging wordt een wijziging aangebracht in de wijze waarop de eigen bijdrage wordt berekend voor die gevallen waarbij voorzien is in catering. Bij het invoeren van de financiële toelage voor catering, artikel 7, vierde lid, van de RooO (per 1 juli 2024), is voor wat betreft de hoogte die in rekening wordt gebracht als eigen bijdrage, aangesloten bij de bedragen zoals neergelegd in artikel 10, tweede lid. Die bedragen hebben betrekking op de hoogte van het eetgeld, het bedrag ten behoeve van voedsel in de opvangvoorziening waarin de ontheemden volledig zelf het eigen eten verzorgen. De hoogte van het eetgeld bedoeld in artikel 10 is gerelateerd aan de grootte van het gezin. Naar mate het gezin groter is, wordt het bedrag dat wordt uitgekeerd voor elk gezinslid kleiner. Dit wordt ook wel de staffel genoemd. Bij de invoering van de eigen bijdrage, moest de vraag worden beantwoord hoe de in natura verstrekte catering moest worden verrekend. Omdat het niet goed mogelijk is de catering niet aan te bieden omdat er geen mogelijkheid bestaat op die locaties zelf het eten te verzorgen, is besloten een bedrag in rekening te brengen voor de catering. Voor de hoogte van dat bedrag is aangesloten bij de hoogte van het eetgeld dat wordt toegekend op de locaties waar de ontheemden zelf het eigen eten kunnen verzorgen. Dat betekent dat per gezinslid een bedrag in rekening wordt gebracht, dat per aanvullend gezinslid steeds lager wordt. Echter, tegelijk is besloten om geen eigen bijdrage in rekening te brengen voor minderjarige kinderen.
Voortschrijdend inzicht maakt dat dit ongewenste consequenties heeft en de situaties niet volledig vergelijkbaar zijn. In het bijzonder had de gekozen werkwijze tot gevolg dat er verschil tussen meerderjarige ontheemden met en zonder kinderen ontstaat op diezelfde locaties, waar ontheemden met kinderen niet alleen geen extra kosten hebben voor de kinderen, maar ook per geleverde catering maaltijd, door de staffel minder hoefden te betalen voor dezelfde geleverde dienst. Daarom zal niet langer een staffel worden toegepast bij het bepalen van de hoogte voor de eigen bijdrage voor de catering. Hiermee wordt het verschil tussen gezinnen in opvangvoorzieningen met en zonder catering kleiner en wordt het verschil tussen meerderjarige ontheemden met en zonder kinderen in een opvangvoorziening met catering opgeheven. Dit heeft als bijkomend voordeel dat dit de uitvoerbaarheid van de regeling ten goede komt: elke meerderjarige ontheemde die een financiële toelage voor catering moet betalen, betaalt hetzelfde bedrag, ongeacht gezinssamenstelling.
De indexatie van het eetgeld en de wooncomponent volgt de berekeningen van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). Uit de berekeningen van het Nibud volgt dat het normbedrag eetgeld naar boven moet worden bijgesteld. Dit is door het COA vastgelegd in het Subsidiebesluit 2024 en reeds verwerkt in het uitbetalingssysteem. Voor de ontheemden uit Oekraïne in Nederland hanteren we het beleid om de financiële verstrekkingen zoveel mogelijk gelijk te trekken met de systematiek van het COA, maar vindt de indexering decentraal plaats.
De wooncomponent betreft een vaste extra toelage voor ontheemden in de POO. De gemiddelde maandelijkse kosten voor één extra kostganger voor nutsvoorzieningen (gas, water en elektra) vormt de eerste helft van de wooncomponent. Dit deel van de wooncomponent is bedoeld om (vrijwillig) bij te dragen aan het gastgezin. Hier kunnen de ontheemde en het gastgezin gezamenlijk afspraken over maken. Volgens een recente berekening door het Nibud dient het nieuwe bedrag voor nutsvoorzieningen naar beneden te worden bijgesteld. Een bedrag voor de bekostiging van recreatieve en educatieve activiteiten vormt het tweede deel van de wooncomponent. Dat bedrag stijgt van € 16 naar € 34. Uit het ‘Kostprijsonderzoek opvang ontheemden Oekraïne 2024’ blijkt dat gemeenten aangeven dat nu steeds meer wordt ingezet op activiteiten die passen bij een langer verblijf in Nederland, zoals taalcursussen en ontwikkeling van vaardigheden voor op de arbeidsmarkt. Vanwege de verlaging voor nutsvoorzieningen aan de ene kant en een verhoging voor recreatieve en educatieve activiteiten aan de andere kant, komt de nieuwe wooncomponent op een bedrag uit van € 77,161. De gemeenten dienen hun softwareleveranciers de opdracht te geven om de nodige aanpassingen te doen in de systemen.
Wat betreft de overgang van bevoegdheden van de burgemeester naar het college van burgemeester en wethouders zijn geen noemenswaardige uitvoerings- en/of financiële lasten voorzien.
Het expliciteren van de bevoegdheid om gegevens in te zien aangewend bij het in rekening brengen van de eigen bijdrage en het verplicht intrekken van leefgeld bij inkomsten is bedoeld om de uitvoering van de RooO door gemeenten te ondersteunen. Voor de meeste gemeenten geldt dat de uitvoering van de RooO momenteel al wordt gedaan door personen die gewend en geautoriseerd zijn om te werken met Suwinet-inkijk en signalen van het Inlichtingenbureau in het kader van de Participatiewet en hiervoor de juiste software tot hun beschikking hebben. Voor een beperkt aantal gemeenten geldt dat licenties moeten worden aangeschaft, bevoegdheden worden toegekend en medewerkers worden getraind om met de applicaties om te gaan en de juiste handelingen te verrichten. Voor deze gemeenten is de impact groter.
In het kader van de Uitvoeringstoets RooO heeft de VNG uitgezocht hoe hoog de uitvoeringslast van gemeenten naar verwachting is, wanneer gemeenten toegang krijgen tot de informatie het UWV over het inkomen van ontheemden via Suwinet-Inkijk. En daaraan gerelateerd, het kunnen ontvangen van signalen vanuit het Inlichtingenbureau.2
Hoe groot de impact op de uitvoering is, is volgens de uitvoeringstoets afhankelijk van een aantal factoren:
1. Of de verstrekking van het leefgeld momenteel al wordt uitgevoerd door personen die gewend en geautoriseerd zijn om te werken met Suwinet-inkijk en signalen van het Inlichtingenbureau in het kader van de Participatiewet en hiervoor de juiste software tot hun beschikking hebben of dit door medewerkers moet worden gedaan die deze kennis, systemen en autorisatie nog niet hebben. Bij de meeste gesproken gemeenten is dit het geval, maar bij een klein aantal niet. Door dit kleine aantal gemeenten moeten licenties worden aangeschaft, bevoegdheden worden toegekend en medewerkers worden getraind om met de applicaties om te gaan en de juiste handelingen te verrichten. Deze gemeenten geven aan dat zij structureel extra capaciteit nodig hebben om hier uitvoering aan te geven. Daarnaast zal dit ook extra capaciteit vereisen voor het beheer van de applicatie. Het bovenstaande resulteert daarom in behoorlijk wat extra kosten. Voor deze gemeenten is de impact groot.
2. Welke gegevens er daadwerkelijk zichtbaar zijn bij de Suwinet-Inkijk en hoe en welke signalen door het Inlichtingenbureau aangeleverd zullen worden aan gemeenten. Wanneer bijvoorbeeld geen duidelijke voorschriften voor de bepaling van het inkomstenbedrag worden benoemd kan dit de complexiteit in de uitvoering vergroten, omdat dit tot vragen en mogelijk bezwaarschriften kan leiden.
3. Hoe de gemeente om wil gaan met de mogelijkheid om de Polisadministratie te raadplegen. Een aantal gesproken gemeenten heeft aangegeven voornemens te zijn om op het moment dat zij toegang krijgen, het hele dossier van ontheemden dat verstrekkingen ontvangt te willen gaan checken. Er zijn ook gemeenten die aangeven dat zij dit, omwille van de capaciteit die dit vergt, niet zullen doen. De toegang tot Suwinet en de controles die uitgevoerd kunnen worden leiden er mogelijk toe dat ontheemden sneller aangeven dat zij inkomsten uit arbeid hebben, waardoor het leefgeldbestand kleiner wordt en er minder ontheemden verstrekkingen ontvangen zonder dat zij hier recht op hebben. De netto impact op gemeenten lijkt op termijn beperkt.
4. Hoe de gemeente gaat handelen wanneer uit de gegevens blijkt dat een ontheemde onterecht verstrekkingen heeft ontvangen. Wil de gemeente gaan terugvorderen per dwangbevel dan zal men aan de civiele rechter een executoriale titel moeten vragen – in de RooO en de Tijdelijke Wet is voor terugvordering via dwangbevel geen grondslag. Gesproken gemeenten geven aan dat dit voor hen geen uitvoerbare route is, gezien dit veel tijd en capaciteit kost en de opbrengsten ervan vaak beperkt zijn. De impact bij de keuze om te vorderen hangt sterk af van de bereidheid van ontheemden om terug te betalen. Voor een deel van de gemeenten wegen de extra uitvoeringslasten niet op tegen de hoogte van de terug te vorderen bedragen.
Middels de inwerkingtreding van de TWOO is niet langer de burgemeester verantwoordelijk voor de zorg voor de materiele en immateriële opvang van ontheemden, maar is dit toebedeeld aan het college van burgemeester en wethouders. Om die reden is in de definitiebepaling, onder vervanging van de definitie van ‘burgemeester’, de definitie van ‘het college van burgemeester en wethouders’ toegevoegd.
Daarnaast is de definitie van ‘minister’ komen te vervallen, omdat in de TWOO reeds een definitiebepaling daarvan is opgenomen. Aangezien de RooO gebaseerd is op de TWOO is het niet noodzakelijk in de RooO opnieuw een definitiebepaling daarvan op te nemen.
In artikel 7, tweede en vierde lid, en artikel 8, eerste lid is aan onderdeel a toegevoegd dat het hebben van inkomsten uit arbeid zowel kan blijken uit informatie van de ontheemde zelf of uit ontvangen informatie van het UWV. Het is wenselijk aan deze bepaling toe te voegen dat het hebben van inkomsten uit arbeid kan blijken uit zowel informatie van de ontheemde zelf als uit informatie uit Suwinet.
De aanpassing in artikel 13, tweede lid heeft eenzelfde strekking en achtergrond als de aanpassingen in artikel 7 en 8 van de regeling. Ook de vergoeding aan ontheemden in de particuliere opvangvoorziening dient bij inkomsten uit arbeid te worden ingetrokken, welke inkomsten kunnen blijken uit ofwel informatie van de ontheemde zelf ofwel uit informatie uit Suwinet.
Voor de hoogte van de financiële toelage bij opvangplekken waar geen gelegenheid is om zelf het eigen eten te verzorgen en catering aanwezig is, wordt aansluiting gezocht bij het bedrag zoals bepaald in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de RooO. Daarmee wordt niet langer gebruik gemaakt van de staffel die is neergelegd in artikel 10, tweede lid, RooO en welke staffel geldt voor eetgeld. Concreet betekent dit dat niet langer de grootte van het gezin bepalend is bij de hoogte van de financiële toelage voor catering, maar altijd maximaal twee keer € 252,18 in rekening wordt gebracht.
In artikel 10 en artikel 12 is de hoogte van de bedragen van eetgeld en de wooncomponent bijgesteld conform de normbedragen van het Nibud.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-37579.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.