Mededeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 november 2024, nr. 2024-0000903093, tot bekendmaking van de pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd in 2030

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

overwegende dat in artikel 7a, tweede lid, van de Algemene Ouderdomswet is bepaald dat de verdere verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Algemene Ouderdomswet, en de aanvangsleeftijd, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Algemene Ouderdomswet, jaarlijks, voor de eerste maal uiterlijk op 1 januari 2021 voor het jaar 2026, moet worden vastgesteld;

Gelet op artikel 7a, tweede lid, derde zin, van de Algemene Ouderdomswet;

Maakt bekend:

dat de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Algemene Ouderdomswet, en de aanvangsleeftijd, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Algemene Ouderdomswet, in 2030 67 jaar en 3 maanden, respectievelijk 17 jaar en 3 maanden zijn.

Deze bekendmaking zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum

TOELICHTING

In artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) is de AOW-gerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd tot en met het kalenderjaar 2025 vastgelegd. Op grond van artikel 7a, tweede en derde lid, van de AOW wordt de verdere verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd jaarlijks en vijf jaar voorafgaand aan de inwerkingtredingsdatum berekend volgens de volgende formule:

V = 2/3 * (L – 20,64) – (P – 67)

waarbij:

V staat voor de verhoging van de AOW-leeftijd in het aanpassingsjaar ten opzichte van de AOW-leeftijd in het jaar voorafgaande aan het aanpassingsjaar.

2/3 is een coëfficiënt die er in de formule voor zorgt dat de toename van de levensverwachting voor tweederde meetelt in een stijging van de AOW-leeftijd. Een stijging van de levensverwachting met één jaar, resulteert zodoende in een toename van de AOW-leeftijd met 8 maanden.

L staat voor de geraamde macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd zoals die verwacht wordt in het aanpassingsjaar.

20,64 is de door CBS in 2019 geraamde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd voor het jaar 2024.

P staat voor de geldende AOW-leeftijd in het jaar voorafgaand aan het aanpassingsjaar.

67 is de geldende AOW-leeftijd in jaren in 2025.

Indien V negatief is of minder dan 0,25 bedraagt, wordt deze gesteld op 0. Indien V 0,25 of meer bedraagt, wordt deze gesteld op drie maanden.

De ramingen voor de macro gemiddelde resterende levensverwachting worden op grond van artikel 7a, vierde lid, van de AOW uitgevoerd en bekendgemaakt door het Centraal bureau voor de statistiek (CBS). Het CBS heeft de raming van de macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd voor 2030 bekend gemaakt: 20,96 jaar. Uit toepassing van deze raming in bovenstaande formule vloeit voort dat de AOW-leeftijd en de aanvangsleeftijd voor het kalenderjaar 2030 uitkomt op 67 jaar en drie maanden, respectievelijk 17 jaar en drie maanden. Deze zijn niet verhoogd ten opzichte van de AOW-leeftijd en de aanvangsleeftijd die voor 2029 gelden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum

Naar boven