Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2024, 36945 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2024, 36945 | ander besluit van algemene strekking |
Gelet op artikel 3.10, vierde lid, van de Telecommunicatiewet, en artikel 17 van het Frequentiebesluit 2013;
Besluit:
De vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio-omroep in de FM-band en de DAB-band (174–230 MHz), genoemd in tabellen 1 en 2, worden, met de daaraan te verbinden voorschriften en beperkingen, verleend met toepassing van een veiling als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onderdeel f, van de Telecommunicatiewet.
Pakket (Bestaande uit (FM- en DAB-vergunning |
FM -vergunning |
Demo-grafisch bereik FM-vergunning |
Bijlagen FM-vergunning |
DAB-vergunning (frequentieblok) |
Demo-grafisch bereik DAB-allotment |
Bijlagen DAB-vergunning |
---|---|---|---|---|---|---|
NLCO1 |
B01 |
14,72% |
1,3,4 |
8B |
18,84% |
31,33 |
NLCO2 |
B02 |
8,79% |
1,3,5 |
8B |
18,84% |
31,33 |
NLCO3 |
B03 |
4,43% |
1,3,6 |
8B |
18,84% |
31,33 |
NLCO4 |
B04 |
4,55% |
1,3,7 |
8B |
18,84% |
31,33 |
NLCO5 |
B05 |
16,29% |
1,3,8 |
8B |
18,84% |
31,33 |
NLCO6 |
B06 |
16,02% |
1,3,9 |
5B |
23,38% |
31,37 |
NLCO7 |
B07 |
3,25% |
1,3,10 |
5B |
23,38% |
31,37 |
NLCO8 |
B08 |
6,03% |
1,3,11 |
5B |
23,38% |
31,37 |
NLCO9 |
B09 |
2,14% |
1,3,12 |
12B |
19,77% |
31,38 |
NLCO10 |
B10 |
2,32% |
1,3,13 |
5A |
3,78% |
31,34 |
NLCO11 |
B11 |
1,12% |
1,3,14 |
5A |
3,78% |
31,34 |
NLCO12 |
B12 |
2,76% |
1,3,15 |
5A |
3,78% |
31,34 |
NLCO13 |
B13 |
2,69% |
1,3,16 |
7C-N |
6,28% |
31,35 |
NLCO14 |
B14 |
2,15% |
1,3,17 |
7C-N |
6,28% |
31,35 |
NLCO15 |
B15 |
2,59% |
1,3,18 |
7C-N |
6,28% |
31,35 |
NLCO16 |
B16 |
6,64% |
1,3,19 |
5A |
3,78% |
31,34 |
NLCO17 |
B17 |
1,53% |
1,3,20 |
6A |
6,72% |
31,36 |
NLCO18 |
B18 |
1,91% |
1,3,21 |
6A |
6,72% |
31,36 |
NLCO19 |
B19 |
1,31% |
1,3,22 |
6A |
6,72% |
31,36 |
NLCO20 |
B20 |
3,97% |
1,3,23 |
12B |
19,77% |
31,38 |
NLCO21 |
B21 |
5,63% |
2,3,24 |
7C-Z |
21,07% |
31,39 |
NLCO22 |
B22 |
3,26% |
1,3,25 |
7C-Z |
21,07% |
31,39 |
NLCO23 |
B23 |
1,91% |
1,3,26 |
7C-Z |
21,07% |
31,39 |
NLCO24 |
B24 |
0,86% |
1,3,27 |
5B |
23,38% |
31,37 |
NLCO25 |
B25 |
2,49% |
1,3,28 |
7C-Z |
21,07% |
31,39 |
NLCO26 |
B26 |
1,80% |
1,3,29 |
7C-N |
6,28% |
31,35 |
NLCO27 |
B27 |
1,41% |
1,3,30 |
7C-Z |
21,07% |
31,39 |
DAB-vergunning (frequentieblok) |
Provincies |
Formele naam Allotment |
Aantal beschikbare DAB-only-vergunningen |
Bijlagen |
Demografisch bereik DAB-allotment |
---|---|---|---|---|---|
8B |
Noord Holland en Flevoland |
HOL2403 |
5 |
32,33 |
18,84% |
5A |
Friesland |
HOL2401 |
7 |
32,34 |
3,78% |
7C-N |
Groningen en Drenthe |
HOL2402 |
6 |
32,35 |
6,28% |
6A |
Overijssel |
HOL2404 |
8 |
32,36 |
6,72% |
5B |
Zuid Holland en Zeeland |
HOL2405 |
5 |
32,37 |
23,38% |
12B |
Utrecht en Gelderland |
HOL2406 |
8 |
32,38 |
19,77% |
7C-Z |
Noord Brabant en Limburg |
HOL2407 |
5 |
32,39 |
21,07% |
De aanvraag- en veilingprocedure vangt aan op de datum waarop de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen niet-landelijke commerciële radio-omroep 2024 in werking treedt.
De voorschriften en beperkingen inclusief de (technische) bijlagen behorende bij de vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio-omroep in de FM-band en de DAB-band, bedoeld in artikel 1, worden voor zover dat reeds mogelijk is, vastgesteld in bijlagen 1 tot en met 39.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 9 november 2024
De Minister van Economische Zaken, D.S. Beljaarts
Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de rechtbank Rotterdam, Bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via Externe link:http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op genoemde site voor de precieze voorwaarden.
Met dit besluit wordt bepaald dat voor de verlening van de vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio-omroep de procedure plaats zal vinden door middel van een veiling. Daarnaast wordt hierbij mededeling gedaan van het tijdstip waarop de veilingprocedure van start zal gaan. Tot slot worden, voor zover dat op dit moment al mogelijk is, de voorschriften en beperkingen vastgesteld die aan deze vergunningen zullen worden verbonden.
De rechtbank Rotterdam heeft in haar uitspraak van 20 juli 2022 het Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, inzake de verlengbaarheid van vergunningen voor landelijke commerciële radio-omroepen in de FM-band en het daarmee samenhangende besluit tot wijziging van het Nationaal Frequentieplan 2014 vernietigd. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat uiterlijk met ingang van 1 september 2023 de FM-vergunningen voor de kavels A01 tot en met A09 en de daarbij behorende koppeling met frequentieruimte in de band voor digitale radio-omroep (DAB+) verleend moeten worden na toepassing van artikel 3.10, eerste lid, van de Telecommunicatiewet.1 Deze uitspraak is op 20 december 2022 bevestigd door het College van Beroep voor het bedrijfsleven.2
Hoewel deze bovengenoemde uitspraken zien op de uitgifte van landelijke commerciële radiovergunningen hebben deze ook relevantie voor de verdeling van de niet-landelijke commerciële radiovergunningen. Zo wordt in de uitspraak van 20 juli 2022 aangegeven dat het uitgangspunt van het frequentiebeleid en het wettelijk kader is dat schaarse vergunningen eindig zijn en na afloop opnieuw worden verdeeld, met toepassing van een van de procedures, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van de Telecommunicatiewet. Het verlengen van schaarse vergunningen is slechts mogelijk indien van de uitzonderingsgronden in artikel 18 van het Frequentiebesluit 2013 gebruik gemaakt kan worden. De uitspraak bepaalt ook dat door het voortdurend verlengen van de commerciële (niet-landelijke) radiovergunningen sinds 2003 in afwijking van de wettelijke hoofdregel er op de Minister een zwaarwegende motiveringsplicht rust indien er gebruik wordt gemaakt van één van de uitzonderingsgronden.
De Minister is van oordeel dat er geen objectieve redenen aanwezig zijn om af te wijken van de hoofdregel en de niet-landelijke commerciële vergunningen anders uit te geven dan de landelijke commerciële radiovergunningen. Dit geldt temeer nu deze niet-landelijke commerciële radiovergunningen in 2022 – anders dan de landelijke commerciële radiovergunningen – wel verlengd zijn met een periode van drie jaar tot 1 september 2025.
Op grond van artikel 3.10, vierde lid, van de Telecommunicatiewet, moet worden bekendgemaakt of de vergunningen voor de betrokken frequentieruimte worden verleend volgens de procedure van veiling of vergelijkende toets, en op welk tijdstip deze procedure aanvangt. In de Nota Frequentiebeleid 2016 is vastgesteld dat voor de uitgifte van schaarse vergunningen – absoluut en relatief – voor iedere commerciële toepassing (dus ook voor omroep) een veiling het aangewezen verdeelinstrument blijft.3 Een veiling bewerkstelligt dat vergunningen terechtkomen bij die marktpartijen die uiteindelijk de meeste waarde weten te realiseren. Dit is ook in lijn met het advies van het onafhankelijke Adviescollege verdeling frequentieruimte commerciële radio (Adviescollege Radio) van 5 oktober 2020. Het Adviescollege adviseert om de commerciële radiovergunningen opnieuw te verdelen, daarbij gebruik te maken van een veiling en de nieuwe vergunningen uit te geven voor een periode van tien à twaalf jaar. Het Adviescollege laat daarbij zwaar wegen dat een verdeling nieuwe potentiële partijen kansen biedt om toe te treden, hetgeen het doelmatig gebruik van de frequentieruimte bevordert. Bovendien biedt een nieuwe uitgifte de mogelijkheid om de niet-landelijke vergunningen te moderniseren, daar waar nodig.
Het Adviescollege Radio geeft de voorkeur aan een veiling boven een vergelijkende toets als verdeelmechanisme bij een nieuwe uitgifte. Bij een veiling valt de beschikbare frequentieruimte toe aan de partijen die verwachten er het beste economische resultaat mee te behalen. Dat bevordert de mededinging en een doelmatig gebruik van de frequentieruimte. Daarmee levert een veiling een hogere maatschappelijke welvaart op dan een andere verdelingsmethode. Met dit besluit wordt daarom bepaald dat de betreffende vergunningen worden verdeeld via een veiling.
Het Adviescollege Radio geeft verder aan dat de economische levensvatbaarheid van kleine FM-kavels twijfelachtig is. Het Adviescollege Radio adviseert daarom een nieuwe indeling van de niet-landelijke FM, waarbij de kleinere frequenties bij elkaar worden gevoegd, of aan bestaande niet-landelijke kavels worden toegevoegd, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de indeling van DAB-laag 4. De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft daarom aan de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) gevraagd of een andere indeling van de niet-landelijke vergunningen mogelijk is. Op basis van het advies van de RDI aan de Minister wordt het aantal beschikbare FM-vergunningen teruggebracht van 54 naar 27, waarbij zoveel mogelijk is aangesloten bij de indeling van DAB-laag 4.
De beschikbare 27 niet-landelijke FM-vergunningen worden gecombineerd, dat wil zeggen samen in één pakket, met DAB-vergunningen geveild (zie artikel 1, tabel 1, van dit besluit).
Aangezien er meer digitale frequentieruimte beschikbaar is dan analoge, blijven er, naast de commerciële DAB-vergunningen die in een pakket worden uitgegeven en de 13 DAB-vergunningen die reeds vergeven zijn aan de regionale publieke omroepen, na het samenstellen van de hiervoor genoemde pakketten nog 44 DAB-eenheden over die beschikbaar zijn voor commerciële radio-omroep (zie artikel 1, tabel 2, van dit besluit). Deze restcapaciteit wordt als zogenoemde DAB-only-vergunningen geveild. Voor de wijze van veilen wordt verwezen naar de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen niet-landelijke commerciële FM-radio-omroep 2024.
Met dit besluit worden de voorschriften en beperkingen, voor zover dat reeds mogelijk is, vastgesteld voor de vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio-omroep in de FM-band en de DAB-vergunningen in frequentieblok (174–230 MHz).
De voorschriften, beperkingen en de daarbij behorende (technische bijlagen) van de analoge vergunningen zijn respectievelijk opgenomen in de bijlagen 1 tot en met 30. De voorschriften, beperkingen, en de daarbij behorende technische bijlagen en toelichting van de vergunningen voor digitale radio-omroep zijn opgenomen in bijlagen 31 tot en met 39.
De transitie naar DAB is nog niet genoeg gevorderd om bij de uitgifte van de niet-landelijke commerciële vergunningen al definitief te bepalen wanneer de FM-band kan worden afgeschakeld. Omdat de transitie geleidelijk verloopt zal FM naar verwachting nog meerdere jaren het dominante distributiekanaal blijven. Pas naarmate meer luisteraars overstappen op digitale distributiekanalen, zal de betekenis van FM-radiodistributie afnemen. Dit uitgangspunt is ook gehanteerd bij de uitgifte van de landelijke commerciële vergunningen. Op basis van het onderzoeksrapport van Dialogic4 is er geen reden aanwezig om FM verplicht af te schakelen vóór 2035.
Om te verzekeren dat partijen zowel over analoog als digitaal spectrum kunnen beschikken in de transitiefase naar DAB+, worden de 27 niet-landelijke FM vergunningen zoals hierboven reeds is aangegeven, gecombineerd, dat wil zeggen samen in één pakket, met een DAB-vergunning uitgegeven. Dit is bestendig overheidsbeleid inzake de transitie naar digitale radio.
Een pakket bestaat uit twee afzonderlijke vergunningen die derhalve bij elkaar horen. Zo is in beide vergunningen bepaald dat de vergunning niet meer geldig is, indien de vergunninghouder niet langer tevens houder is van de andere vergunning die deel uitmaakt van hetzelfde pakket. Op deze wijze wordt voorkomen dat de vergunningen afzonderlijk kunnen worden ‘ingeleverd’ dan wel overgedragen.
Aangezien de nieuw uit te geven gecombineerde vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio-omroep voor 10 jaar worden uitgegeven, kan de Minister gedurende de looptijd van de FM-vergunningen besluiten dat het wenselijk is om een mogelijkheid te creëren om de ingebruiknameverplichting van de FM-vergunningen te verlagen of de FM-vergunning tussentijds terug te geven. Hiermee is beoogd een mogelijkheid te creëren voor partijen, die zelf van mening zijn dat de kosten van het (in volle omvang) uitzenden van FM-distributie niet langer opwegen tegen de baten, de verzorging van hun FM-netwerk te verlagen. Dit moment kan voor elke partij anders liggen en staat los van een algemene datum voor (verplichte) afschakeling van FM. In de FM-vergunning is bepaald dat de vergunninghouder daartoe een verzoek kan indienen. De Minister moet echter wel voorafgaand aan een dergelijk verzoek al een besluit hebben genomen over de wenselijkheid hiervan en de condities bepalen waaronder verzoeken gehonoreerd kunnen worden. Indien een dergelijk verzoek gehonoreerd wordt, heeft dit geen consequenties voor de bijbehorende DAB-vergunning, waarmee de vergunninghouder mag blijven uitzenden.
De simulcastverplichting, inhoudende dat een vergunninghouder – kort gezegd – wordt verplicht het programmakanaal (bestaande uit radioprogramma’s) dat op grond van zijn FM-vergunning wordt uitgezonden ongewijzigd en gelijktijdig digitaal uit te zenden over zijn bijbehorende DAB-vergunning, blijft bij de uitgifte van de niet-landelijke commerciële pakketten behouden. Dit is in lijn met het advies van het onafhankelijk Adviescollege Radio en in lijn met de eerdere uitgifte van de landelijke commerciële radiovergunningen in 2023. De simulcastverplichting heeft de afgelopen jaren een waardevolle bijdrage geleverd aan de transitie naar digitale radio. Reden om deze voorwaarden voor de gecombineerde vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio-omroep te handhaven.
In de DAB-vergunningen die deel uitmaken van de pakketten is in artikel 2, vierde lid, wel opgenomen dat de simulcastverplichting in bepaalde situaties niet onverkort geldt. De simulcastverplichting geldt niet als deze tot gevolg heeft dat in een DAB-allotment een programmakanaal meerdere keren moet worden uitgezonden. Een onnodige ‘dubbeling’ draagt namelijk niet bij aan efficiënt spectrumgebruik.
Deze situatie kan zich voordoen als een vergunninghouder meerdere pakketten bezit waarbij de DAB-vergunningen uit deze pakketten in hetzelfde allotment vallen en de vergunninghouder ervoor kiest om op meerdere FM-vergunningen hetzelfde programmakanaal uit te zenden, zoals in onderstaand voorbeeld:
De vergunninghouder bezit de vergunningen voor pakketten NLCO1 en NLCO2 waarbij de DAB-vergunningen binnen hetzelfde allotment vallen. Als de vergunninghouder op beide FM-vergunningen hetzelfde programmakanaal uitzendt, hoeft deze enkel op één DAB-vergunning dit programmakanaal te simulcasten. Het staat de vergunninghouder vrij om op de andere DAB-vergunning een ander programmakanaal uit te zenden. Wanneer de vergunninghouder ervoor kiest om op de FM-vergunningen verschillende programmakanalen uit te zenden, geldt voor beide DAB-vergunningen de simulcastverplichting en is artikel 2, vierde lid, van de DAB-vergunning niet van toepassing.
Het creëren van een mogelijkheid tot het verlagen van de ingebruiknameverplichting kan gevolgen hebben voor het al dan niet kunnen blijven uitzenden via de FM-vergunning en kan daarmee dus ook gevolgen hebben voor de simulcastverplichting. In de DAB-vergunning behorende bij de FM-vergunning is daarom bepaald dat in dat specifieke geval de vergunninghouder verplicht blijft om ongewijzigd het programmakanaal dat wordt of werd5 uitgezonden middels de FM-vergunning, digitaal te blijven uitzenden.
Mocht een zeer lage ingebruiknameverplichting wenselijk zijn, dan kan de Minister eveneens besluiten dat in dat specifieke geval er een mogelijkheid moet zijn om de FM-vergunning in te leveren met behoud van de DAB-vergunning. Het zou hier dus gaan om een afwijking van de hoofdregel dat een DAB-vergunning niet meer geldig is, indien de vergunninghouder niet langer tevens houder is van de bij hetzelfde pakket behorende FM-vergunning. In dit specifieke geval komt ook de simulcastverplichting te vervallen.
De digitale niet-landelijke vergunningen, zowel de vergunningen die gecombineerd met een FM-vergunning als pakket worden uitgegeven als de DAB-only-vergunningen blijven grotendeels6 ongewijzigd. Zo is nog steeds de verplichting opgenomen om een samenwerkingsovereenkomst te sluiten.
Ook de ingebruiknameverplichting blijft op hetzelfde niveau. Opgemerkt wordt dat het hier gaat om een ondergrens die is vastgelegd in de vergunning. Het staat partijen uiteraard vrij om extra investeringen te doen en er op die wijze voor te zorgen dat het netwerk robuuster wordt.
Per capaciteitseenheid zal de beschikbare bandbreedte gelijk blijven aan de huidige vergunningen voor DAB-laag 4, zijnde 96 kb/s. Hierdoor zijn er per allotment 12 capaciteitseenheden beschikbaar.
Voor de goede orde wordt er nog op gewezen dat uit artikel 3.10, vierde lid, tweede volzin, van de Telecommunicatiewet volgt dat die onderdelen van de vergunning die pas na de procedure van de veiling kunnen worden vastgesteld, niet worden opgenomen in dit besluit. Hierbij valt te denken aan de naam van de toekomstige vergunninghouder, de te betalen veilingprijs en de dossiernummers van de vergunningen.
Naast de aan de FM-vergunning te verbinden voorschriften, zal de vergunninghouder ook artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 (Regeling AGF) in acht moeten nemen.
De procedure vangt aan op de datum waarop de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen niet-landelijke commerciële radio-omroep 2024 in werking treedt. Vanaf die datum kunnen aanvragen worden ingediend. Op grond van de Regeling hebben aanvragers vanaf die datum acht weken de tijd om hun aanvraag in te dienen, op de wijze zoals is voorgeschreven in de Regeling. In die Regeling zijn ingevolge de artikelen 8, 9 en 10 van het Frequentiebesluit 2013 de regels neergelegd inzake de aanvraag van een vergunning (pakket), de eisen die aan de aanvrager worden gesteld en de wijze waarop de veiling plaatsvindt. Deze eisen dragen bij aan het selecteren van een bestendige vergunninghouder, voorafgaand aan de daadwerkelijke veiling.
Dit besluit is, op grond van artikel 3.10, vierde lid, van de Telecommunicatiewet, voorbereid overeenkomstig artikel 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit houdt in dat het voorgenomen besluit zes weken, namelijk van 17 mei 2024 tot en met 28 juni 2024, publiek ter inzage heeft gelegen zodat eenieder zijn of haar zienswijze hierop kon geven.
Hieronder wordt op de gegeven zienswijzen ingegaan voor zover zij betrekking hebben op dit besluit tot veilen van de niet-landelijke commerciële vergunningen en de daarbij behorende bijlagen.
Dit betekent dat niet nader zal worden ingegaan op zienswijzen die betrekking hebben op andere onderwerpen, andere beleidsmatige wensen of individuele verzoeken tot het nemen van een besluit. Daarbij benadrukt de Minister allereerst dat het vanwege de zeer uiteenlopende wensen en belangen van respondenten simpelweg onmogelijk is een besluit te nemen dat (volledig) tegemoetkomt aan al die wensen en belangen. Dit geldt in het bijzonder voor (discussies over) de kavelindeling. De Minister moet keuzes maken, waarbij het streven naar een doelmatig frequentiegebruik voorop staat. Het is aan de Minister om – ten behoeve van deze keuzes – de verschillende belangen te identificeren, deze belangen tegen elkaar af te wegen, en de gemaakte belangenafweging deugdelijk te motiveren.
Daar waar partijen aangeven dat zij nog niet gehoord zijn, merkt de Minister op dat juist de toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht bedoeld is om eenieder in de gelegenheid te stellen om op alle ter inzage gelegde documenten, bijbehorende bijlagen en onderliggende rapporten een zienswijzen te geven. Gelet op de grote hoeveelheid reacties hebben veel partijen hiervan gebruik gemaakt. De ingebrachte zienswijzen zijn meegewogen in de definitieve besluitvorming.
Daar waar veel reacties zijn ontvangen van kleinere partijen die met een beperkt bereik al dan niet lokaal willen uitzenden, merkt de Minister het volgende op. Bij regeling van 24 maart 2020 is, met instemming van de ministerraad, het Adviescollege verdeling frequentieruimte commerciële radio (verder te noemen: Adviescollege Radio) ingesteld. In het najaar van 2020 heeft het Adviescollege Radio zijn adviesrapport uitgebracht.7 Het advies van dit adviescolleges vormt een van de belangrijkste pijlers bij de nadere invulling van de beleidskeuzes bij de uitgifte van de lokale, niet-landelijke en landelijke commerciële radiovergunningen.
Het Adviescollege Radio heeft aangegeven geen zinvolle invulling te zien in het creëren van een extra domein in het FM-spectrum voor lokale commerciële radio. De economische levensvatbaarheid van kleine FM-kavels is twijfelachtig en de beschikbare frequentieruimte biedt maar beperkte mogelijkheden. Het Adviescollege Radio acht het niet aannemelijk dat een afzonderlijk beschermd lokaal domein op FM materiële betekenis zou kunnen hebben.
Zeker nu de mogelijkheden voor het uitzenden van een lokaal radioprogramma op digitale wijze sterk zijn toegenomen. Daarnaast speelt ook de vraag of de maatschappelijke baten van het reserveren van schaarse FM-frequenties opwegen tegen de maatschappelijke kosten, aldus het Adviescollege Radio. Het Adviescollege Radio adviseert om lokale commerciële radio te laten plaatsvinden via het digitale domein, waaronder het uitzenden via digitale etherfrequenties in laag 6.
Dit advies heeft de Minister overgenomen. Vanaf 1 september 2024 kon in heel Nederland de digitale laag 6 (DAB+) in gebruik worden genomen. Laag 6 is bestemd voor partijen die geïnteresseerd zijn in het uitzenden van lokale programma´s met een kleiner bereik.
Dit betekent dat de Minister geen FM-frequenties meer beschikbaar stelt voor partijen die met een kleiner bereik op de FM willen uitzenden. Een van de belangrijkste redenen waarop deze beslissing berust, is het gegeven dat er maar een beperkt aantal resterende kleinere FM-frequenties beschikbaar zijn, ook met het inzetten van een aantal kleinere FM-frequenties uit de database van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (hierna: RDI). De Minister verwijst in dit verband naar de Dialoogsessies uit 2017 waar uiteindelijk slechts een zeer beperkt aantal FM-frequenties bruikbaar bleek voor daadwerkelijk gebruik. Dit ondanks het feit dat partijen zelf een lijst met frequenties hadden aangedragen. Dit is nu niet anders. Tegenover een zeer beperkt aantal kleinere analoge FM-frequenties staat een hoeveelheid van 815 digitale vergunningen met een kleiner bereik voor commercieel gebruik in laag 6, waarmee digitale verzorging door heel Nederland mogelijk is.
Daarenboven merkt de Minister op dat om te verzekeren dat partijen zowel over analoog als digitaal spectrum kunnen beschikken in de transitiefase naar DAB+, FM-vergunningen, worden gecombineerd, dat wil zeggen samen in één pakket, met een DAB-vergunning worden uitgegeven. Dit is bestendig overheidsbeleid inzake de transitie naar digitale radio.
Het beperkt aantal beschikbare FM-frequenties met een kleiner bereik maakt het uitgeven van pakketten in laag 6, maar voor een zeer beperkt aantal DAB-allotments mogelijk aangezien er niet in alle 57 digitale allotments FM-frequenties beschikbaar zijn.
De Minister merkt daarbij eveneens op dat de uitgifte van kleinere FM-frequenties als onderdeel van pakketten in laag 4 evenmin in de rede ligt. Het uitgeven van kleinere FM-frequenties in combinatie met digitale DAB-frequenties met een groter bereik is inefficiënt spectrumbeheer. De FM-frequenties zijn qua bereik te klein en de digitale allotments in laag 4 (in totaal 7 allotments) zijn qua bereik veel te groot om gecombineerd te worden. Dit klemt temeer nu de Minister de simulcastverplichting, inhoudende dat een vergunninghouder – kort gezegd – wordt verplicht tenminste één programmakanaal bestaande uit radioprogramma’s dat op grond van zijn FM-vergunning wordt uitgezonden ongewijzigd en gelijktijdig digitaal uit te zenden over zijn bijbehorende DAB-vergunning als beleidsinstrument blijft hanteren. Het gecombineerd uitgeven van FM-vergunningen met een digitale DAB-vergunning in laag 4 zou als gevolg hebben dat een lokaal analoog programma in een zeer groot digitaal gebied te beluisteren is. Dit komt niet overeen met de aard en het doel van lokale radio-omroep om juiste mensen lokaal te bedienen met zeer specifiek lokaal gerichte programmering.
In dit verband verwijst de Minister ook naar een ander advies van het Adviescollege Radio.
Het Adviescollege Radio adviseert om voor de verdeling van de niet landelijke commerciële radio onderzoek te doen naar een nieuwe indeling van niet-landelijke FM-kavels en de dekking van deze FM-kavels zo veel mogelijk aan te laten sluiten bij de nieuwe DAB+- laag 4 indeling en de FM-kavels juist te vergroten. Dit onderzoek heeft de Minister door de RDI laten uitvoeren en heeft geresulteerd in 27 kavels die qua grootte beter aansluiten op de digitale allotments van laag 4.
Om bovengenoemde redenen kan de Minister niet meegaan in verzoeken van kleinere commerciële radiopartijen om de kavels bestemd voor niet-landelijke radiouitzendingen te verkleinen of om meer kleinere FM-frequenties uit te geven. Daar waar respondenten van mening zijn dat de huidige opzet van de verdeling van niet-landelijke kavels te weinig kansen biedt voor kleinere commerciële radiostations verwijst de Minister deze respondenten naar de frequentieruimte in de digitale laag 6 die onlangs beschikbaar is gekomen.
Daarbij acht de Minister het van belang dat partijen zelf hebben aangedrongen om de scheiding tussen de verschillende domeinen strikter vorm te geven. Ook het Adviescollege Radio adviseert om de bestaande scheiding te continueren en tevens aan te scherpen. Het nieuwe artikel 3a van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep en de nieuwe bijlage bij deze Tijdelijke regeling gebruiksbeperking voorzien hierin. Bij een striktere scheiding is het ook gepast om specifieke frequentieruimte beschikbaar te stellen voor een specifieke doelgroep. De digitale DAB-laag 6 is bestemd voor het uitzenden van radioprogramma´s met een kleiner bereik. Hieruit volgt ook dat de niet-landelijke vergunningen zowel de FM- als de DAB-vergunningen bedoeld zijn voor partijen die in een groter gebied willen uitzenden.
Een groot aantal respondenten geeft aan zich wel te kunnen vinden in de door de Minister gekozen nieuwe kavelindeling. Eén respondent merkt op dat de nieuwe frequentie indeling recht doet aan de niet-landelijke markt aangezien een ondernemer zijn eigen gebied kan samenstellen hetgeen de respondent tevreden stemt.
Een aantal respondenten geeft aan dat de keuze voor het uitgeven van de niet-landelijke commerciële vergunningen voor een periode van tien jaar daarbij zeer positief ontvangen is. De respondenten zijn met de Minister van mening dat een langere periode zekerheid biedt om te kunnen ondernemen.
Eén respondent geeft aan van mening te zijn dat het samenvoegen van kleinere kavels tot grotere de meest significante aanpassing is die wordt doorgevoerd naar aanleiding van het advies van het Adviescollege Radio. Hierdoor worden deze kavels rendabeler. Dat is naar de mening van deze respondent positief; een klein kavel is immers nauwelijks op een financieel verantwoorde manier te exploiteren. Deze respondent is echter van mening dat veel kavels nog steeds uit een combinatie van zeer kleine FM-zenders bestaan, wat de technische exploitatie kostbaar maakt. Een kavel met minder, maar sterkere zenders is in exploitatie veel goedkoper dan een kavel met meer, maar zwakke zenders. Voor elk opstelpunt zijn er immers vaste (hoge) kosten voor masthuur en verbinding. Deze respondent stelt daarom voor dat er grotere pakketten worden samengesteld (demografisch bereik) met minder opstelpunten. Een andere respondent geeft aan van mening te zijn dat de samenstelling van de kavels anders zou moeten, aangezien deze – volgens deze respondent – juist te omvangrijk zijn.
Hierop wordt als volgt gereageerd. De herindeling en clustering van de niet-landelijke FM-kavels is zodanig gekozen dat deze indeling kan bijdragen aan de economische levensvatbaarheid en betere mogelijkheden voor een winstgevende exploitatie. Er is daarbij zoveel mogelijk aangesloten bij de indeling van de niet-landelijke kavels in DAB-laag 4, conform het advies van het Adviescollege Radio. De Minister hecht er in dit verband aan om te benadrukken dat niet alle mogelijke combinaties van samenvoeging mogelijk zijn. Daar waar de Minister keuzes kon maken, is dit op een zorgvuldige en transparante wijze vastgelegd. De Minister verwijst hiervoor naar het rapport van de RDI van 29 januari 2024. Dit betekent ook dat de Minister niet elk individueel verzoek om tot een nadere indeling te komen, kan honoreren. Temeer niet nu die individuele wensen vaak op gespannen voet staan van belangen met andere belanghebbenden. De Minister gaat daarom niet mee in de wens van een respondent om te komen tot nog grotere FM kavels en daarmee grotere pakketten.
De Minister merkt nog het volgende op. Bij de herindeling is een aantal uitgangspunten gehanteerd, waaronder een aantal technische aangezien, zoals hierboven reeds aangegeven, niet op willekeurige wijze kavels kunnen worden samengevoegd. Zo zijn er grotere kavels gemaakt door een aantal kleinere kavels over de bestaande grotere kavels te verdelen wat tot gevolg heeft dat uiteindelijk 27 FM kavels zijn overgebleven. Dit heeft er inderdaad toe geleid dat er bij sommige grotere kavels een aantal kleine FM-zenders is bijgekomen. Dit betekent echter niet dat de desbetreffende kavels daardoor niet goed exploiteerbaar zijn. De Minister is van mening dat de toevoeging van de zenders zoals opgenomen in het rapport van de RDI niet waardeverminderend werkt voor deze kavels. Uit historische veilingopbrengsten en uit het feit dat deze zenders op dit moment geëxploiteerd zijn, mag verondersteld worden dat deze zenders een zelfstandige economische waarde vertegenwoordigden. Het toevoegen van deze zenders aan grotere kavels zal naar verwachting deze zenders juist rendabeler maken, aangezien de kosten voor het exploiteren van een radio-omroep over een groter aantal luisteraars verdeeld zal worden.
Partijen kunnen daarnaast FM-kavels combineren (tot maximaal 30% demografisch bereik) om een succesvol businessmodel mogelijk te maken. Ook om deze reden gaat de Minister niet mee in de door een respondent geuite wens om te komen tot nog grotere FM-kavels en daarmee grotere pakketten.
Een aantal respondenten is het niet eens met het voornemen van de Minister om de kavels voor niet-landelijke commerciële radio-omroepen per 1 september 2025 uit te geven middels een veiling. Dit voornemen is volgens respondenten gebaseerd op inmiddels feitelijk onjuiste conclusies en adviezen. Zo stamt het rapport met aanbevelingen van het onafhankelijk Adviescollege verdeling frequentieruimte commerciële radio (Adviescollege Radio) uit 2020. In de tussentijd hebben zich nieuwe marktomstandigheden voorgedaan die vandaag de dag een ander licht werpen op de totale niet-landelijke radiomarkt.
Uitgangspunt van het frequentiebeleid, zoals opgenomen in de Nota Frequentiebeleid 2016 en het wettelijk kader, is dat schaarse vergunningen eindig zijn en worden verdeeld met toepassing van één van de procedures, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van de Telecommunicatiewet. Wat de keuze tussen deze procedures betreft, is in de Nota frequentiebeleid gesteld dat veilen de hoofdregel is. In de memorie van toelichting bij artikel 3.10 van de Telecommunicatiewet is aangegeven dat primair gekozen zal worden voor een veiling als verdeelinstrument. Dit omdat de veiling economisch gezien de meest efficiënte verdeling oplevert. Van belang bij dit uitgangspunt is dat een ieder die geïnteresseerd is de kans krijgt om over een vergunning te beschikken. De onderhavige regeling volgt dit uitgangspunt. Er zijn geen objectieve redenen om hiervan af te wijken. Het feit dat het advies van het onafhankelijk Adviescollege Radio uitgebracht is op 5 oktober 2020 doet daar niets aan af. Het Adviescollege adviseert conform het wettelijk stelsel om de commerciële radiovergunningen opnieuw te verdelen en daarbij gebruik te maken van een veiling. Het Adviescollege Radio overweegt daar onder meer bij dat schaarse frequentievergunningen in beginsel na hun looptijd opnieuw worden verdeeld, zodat nieuwkomers een kans krijgen de markt te betreden en de zittende vergunninghouders niet onevenredig worden bevoordeeld.
Dit advies is ook in lijn met de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 juli 2022, die is
bevestigd door het College van Beroep voor het bedrijfsleven bij uitspraak van 20 december
20208. Zo wordt in de uitspraak van 20 juli 2022 aangegeven dat het uitgangspunt van het frequentiebeleid en het wettelijk kader is dat schaarse vergunningen eindig zijn en na afloop opnieuw worden verdeeld, met toepassing van een van de procedures, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van de Telecommunicatiewet. Het verlengen van schaarse vergunningen is slechts mogelijk indien van de uitzonderingsgronden in artikel 18 van het Frequentiebesluit 2013 gebruik gemaakt kan worden. De uitspraak bepaalt ook dat door het voortdurend verlengen van de commerciële (niet-landelijke) radiovergunningen sinds 2003 in afwijking van de wettelijke hoofdregel er op de Minister een zwaarwegende motiveringsplicht rust indien er gebruik wordt gemaakt van één van de uitzonderingsgronden.
De Minister is van oordeel dat er geen objectieve redenen aanwezig zijn om af te wijken van de hoofdregel en de niet-landelijke vergunningen anders uit te geven dan de landelijke commerciële radiovergunningen. Dit geldt temeer nu deze niet-landelijke commerciële radiovergunningen in 2022 – anders dan de landelijke commerciële radiovergunningen – wel verlengd zijn met een periode van drie jaar tot 1 september 2025.
Daar waar een aantal respondenten van mening is dat er geheel nieuw beleid geformuleerd moet worden dat rekening houdt met alle huidige vergunninghouders en met name de zittende kleinere partijen, kan de Minister deze respondenten niet volgen.
Zoals hierboven is aangegeven is het juist van belang dat eenieder die geïnteresseerd is in frequentiespectrum de kans krijgt om over een vergunning te beschikken. Potentiële nieuwe partijen wordt op deze wijze een kans geboden om toe te treden tot de radiomarkt. De door respondenten geuite wens om bestaande vergunninghouders zoveel mogelijk te accommoderen staat haaks op dit uitgangspunt en kan alleen daarom al buiten beschouwing blijven.
Een aantal respondenten is van mening dat er in de database van de RDI nog een groot aantal ongebruikte kleinere FM-frequenties te vinden is, dat op dit moment ingezet zou moeten worden. Zo geeft één respondent aan dat hoewel het fijn is dat RDI eindelijk eens iets doet met enkele extra FM-frequenties die al jaren ongebruikt op de plank liggen er naar de mening van deze respondent nog 11 frequenties zijn die een redelijke dekking hebben en passen in de nieuw gecreëerde pakketten en dus per direct ingezet kunnen worden voor de niet-landelijke sector. Een andere respondent geeft aan dat deze zogenoemde restfrequenties toegevoegd moeten worden aan de landelijke FM-kavels.
Alvorens in te gaan op deze afzonderlijke zienswijzen merkt de Minister in algemene zin het volgende op. Het toevoegen van frequenties was onder de Gedragslijn netverbetering FM-omroepband en bescherming paarse gebieden (hierna: de Gedragslijn 2013) onder voorwaarden toegestaan. De FM-Gedragslijn 2013 is stopgezet per 1 september 2015.
In 2021 is een nieuwe FM-gedragslijn geconsulteerd. In verband met de verdeling van de vergunningen voor de landelijke commerciële radio-omroep in 2023 en de voorbereiding van de verdeling van de vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio-omroep in 2025 heeft de inwerkingtreding hiervan echter (nog) niet plaatsgevonden. Het is daarom op dit moment niet passend om vooruitlopend op de niet-landelijke veiling een aantal kleinere FM-frequenties toe te voegen aan niet-landelijke FM-vergunningen.
Daar waar een aantal FM-frequenties beschikbaar is, zou dat kunnen nadat de veiling voor de niet-landelijke vergunningen heeft plaatsgevonden. De meeste geëigende weg is dit te doen op basis van een in werking getreden Gedragslijn of een soortgelijk toetsingskader. Door respondenten zijn in totaal 31 'kleine'' FM-frequenties – die niet in het RDI rapport voorkomen – aangedragen met het verzoek deze frequenties los uit te geven ofwel toe te voegen aan een specifiek nieuw niet-landelijk commercieel FM-kavel B01 t/m B27 uit het RDI rapport. Afgezien van bovenstaande reden kan een deel van deze kleine FM-frequenties niet als niet-landelijke commerciële FM-frequentie ingezet worden onder andere vanwege de toewijzing aan het Ministerie van Defensie (militaire omroep), de huidige reservering / inzet als evenementenfrequentie, de reservering voor lokale publieke omroep of, de nationaal niet-beschermde status of het zeer beperkte demografische bereik.
Eén respondent geeft in algemene zin aan dat daar waar bij kavels de oorspronkelijke technische parameters weer zijn opgenomen in het veilingontwerp en het bekendmakingsbesluit dit ongedaan zou moeten worden gemaakt.
De Minister kan deze respondent niet volgen. Het uitgangspunt bij een verdeling is dat de uit te geven kavels met de volledige rechten worden uitgegeven en niet met belemmeringen of wijzigingen die golden in de voorafgaande periode aan de uitgifte. Dit zou namelijk een rendabele exploitatie door een nieuwe efficiënte toetreder kunnen belemmeren.
Eén respondent geeft aan dat de zender Utrecht 97,3 MHz uit het kavel B06 verdwenen is. Deze respondent is van mening dat het frequentietechnisch veel logischer is om de zender wel in dit kavel te houden. Een andere respondent geeft aan dat de zender Utrecht 98,5 MHz uit B09 gehaald zou moeten worden zodat lokale partijen de exploitatie kunnen verzorgen. Daarnaast geeft een andere respondent aan dat ook de zender Deventer 94,4 MHz voor exploitatie door een lokale partij uit het nieuwe kavel B17 gehaald zou moeten worden.
Uitgangspunt bij de herindeling van de FM-kavels is om zo veel mogelijk aan te sluiten bij de nieuwe DAB-laag 4 indeling, zodat de dekking van een FM-kavel zo goed mogelijk overeenkomt met die van het daaraan gekoppelde DAB-allotment. Op deze wijze wordt een winstgevende exploitatie bevorderd. Dit is de reden dat de zender Utrecht 97,3 MHz uit kavel B06 gehaald is en in kavel B20 geplaatst is. Alle frequenties in kavel B20 vallen dan namelijk in de allotment Gelderland/Utrecht.
Daar waar de respondent verwijst naar Utrecht 97,3 MHz merkt de Minister op dat deze zender in een ander allotment ligt dan de andere (grote) zender van het huidige kavel B06 (Rotterdam 97,6 MHz), namelijk het allotment Z-Holland/Zeeland. Dit is dus geen reden om de zender Utrecht 97.3 MHz in het kavel B06 terug te plaatsen.
Zoals hierboven aangegeven, is het primaire doel van de herindeling van de FM-kavels om een winstgevende exploitatie te bevorderen door grotere analoge kavels te maken en zoveel mogelijk aan te sluiten bij de nieuwe DAB-laag 4. Het nieuw gevormde kavel B09 – waar Utrecht 98,5 MHz onderdeel van is – en het nieuw gevormde kavel B17 – waar Deventer 94,4 MHz onderdeel van is – is in lijn met bovenstaande uitgangspunten.
Een aantal respondenten geeft aan dat de zender in Roermond voor kavel B21 afwijkt van het kerngebied van het kavel en dat naar de mening van deze respondenten dit een waarde verlagend
effect heeft op dit specifieke kavel. De respondenten zijn namelijk van mening dat het onaannemelijk is dat de extra kosten (distributie, stroom, toezichtskosten enz.) ooit terugverdiend kunnen worden uit het extra bereik dat de frequentie biedt. Roermond 92,8 MHz zou daarom verwijderd moeten worden uit kavel B21. De respondenten vragen zich af of dit aspect is meegewogen in de waardebepaling van SEO.
Zoals hierboven reeds is aangegeven, is bij de herindeling een aantal uitgangspunten gehanteerd, waaronder een aantal technische. Zo zijn er grotere kavels gemaakt door een aantal kleinere kavels over de bestaande grotere kavels te verdelen wat tot gevolg heeft dat uiteindelijk 27 FM kavels zijn overgebleven. Dit heeft inderdaad tot gevolg dat er bij sommige grotere kavels een aantal FM-zenders is bijgekomen. Dit betekent echter niet dat de desbetreffende kavels daardoor niet goed exploiteerbaar zijn omdat – zoals respondenten stellen- de extra exploitatiekosten nooit terugverdiend kunnen worden.
Het betreft daarnaast een niet eerder ingezette frequentie met een demografisch bereik van 0,14%. Andere zenders met een dergelijk bereik worden over het algemeen als exploitabel beoordeeld. Het verplaatsen van deze zender naar een ander kavel met meer zenders in Limburg is niet mogelijk, aangezien alle kavels met zenders in Limburg reeds in Roermond een zender hebben staan, waardoor er veel overlap in verzorging zou optreden.
Na de veiling zou de vergunninghouder wel een verzoek op grond van artikel 3.19, eerste en derde lid, van de Telecommunicatiewet kunnen indienen voor wijziging van de vergunning met teruggave van deze zender, mocht een nieuwe eigenaar deze niet exploitabel vinden.
Eén respondent stelt voor de opstelplaats van Venlo 104,4 MHz in kavel B27 te veranderen omdat er aan deze nieuwe zender nog afgeronde coördinaten gekoppeld zijn.
De Minister reageert hier als volgt op. Op dit moment bestaat er nog geen zender voor Venlo 104,4 MHz. Er zijn diverse locaties in Venlo die in aanmerking komen voor het plaatsen van een dergelijke zender. Het is voorafgaande aan de veiling niet te bepalen op welke locatie een vergunninghouder voor dit kavel deze zender wil plaatsen. De vergunning zoals die geveild gaat worden wordt daarom niet aangepast. Na de veiling kan de nieuwe vergunninghouder doorgeven wat de definitieve locatie van deze zender in Venlo wordt, waarop de vergunning aangepast zal worden.
Eén respondent stelt voor het antenne diagram van Ommen 93,1 MHz van kavel B19 aan te passen tussen 0 en 10 graden.
Het antenne diagram is conform de gecoördineerde rechten van Nederland. Het is niet doelmatig het antenne diagram te beperken, zonder dat daar specifieke redenen voor zijn. Zolang de nieuwe vergunninghouder binnen de grenzen van het vergunde diagram blijft is het geen probleem als de vergunning tussen 0 en 10 graden meer rechten geeft. Er is daarom voorafgaand aan de veiling geen reden aanwezig om het antenne diagram aan te passen.
Eén respondent heeft de Minister verzocht om de zender Hoogezand 91,3 MHz van kavel B14 met maximaal gecoördineerde rechten uit te geven.
In de consultatiestukken is de wijziging die door de huidige vergunninghouder is aangevraagd nog niet doorgevoerd. Omdat door deze wijziging ook de internationale rechten van Nederland zijn aangepast en dus ook definitief zijn gewijzigd, is de vergunning voor kavel B14 hierop aangepast. Het demografisch bereik voor deze vergunning is opnieuw berekend. De herberekende waarde heeft SEO meegenomen in het vaststellen van de definitieve reserve prijzen.
Eén respondent verzoekt om de maximaal gecoördineerde rechten uit te geven voor Vught 97,4MHz en Vught 88,9 MHz van kavel B21.
Na onderzoek van de RDI is gebleken dat de gevraagde aanpassingen voor deze specifieke frequenties geen invloed hebben op het groene of paarse gebied van andere zenders. De vergunning voor kavel B21 voor deze specifieke frequenties is daarom conform dit verzoek aangepast.
Een aantal respondenten heeft de Minister verzocht om de maximaal gecoördineerde rechten uit te geven voor de zenders.9
Na onderzoek van de RDI is gebleken dat de gevraagde aanpassingen voor deze specifieke frequenties invloed hebben op het groene dan wel paarse gebied van andere vergunninghouders of de nieuwe vergunninghouder zelf. De vergunningen voor deze specifieke frequenties zijn om deze reden niet aangepast.
Daarnaast heeft een aantal respondenten de Minister verzocht om de maximaal gecoördineerde rechten uit te geven voor een zestal andere zenders.10
Na onderzoek van de RDI is gebleken dat de maximale frequentierechten die Nederland heeft voor deze zenders al in de geconsulteerde vergunningen vermeld zijn. De te veilen vergunning voor deze specifieke frequenties zijn daarom niet aangepast.
Eén respondent verzoekt om aangevraagde wijzigingen voor het huidige kavel B14 (92,9 MHz in Groningen, 93,0 MHz in Assen en 91,3 MHz in Stadskanaal) ook van toepassing te laten zijn voor de te veilen vergunning voor kavel B14.
Hier wordt als volgt op gereageerd. De gevraagde wijzigingen van de vergunning zijn nog in behandeling en vloeien voort uit de specifieke omstandigheden van de huidige vergunninghouder. De aangevraagde wijzigingen kunnen daarom alleen betrekking hebben op de huidige looptijd van de vergunning tot 1 september 2025. Dit betekent dat kavel B14 niet gewijzigd is naar aanleiding van hetgeen respondent heeft ingebracht.
Het staat de vergunninghouder van kavel B14 uiteraard vrij om na de veiling eventuele wijzigingen aan te vragen. De wijzingen zullen dan beoordeeld worden aan de hand van de dan geldende feiten en omstandigheden.
Eén respondent geeft aan dat in de geconsulteerde vergunning van kavel B21 onder artikel 4 onjuiste frequenties genoemd worden. Dit is een juiste constatering. De vergunning voor kavel B21 is hierop aangepast.
Eén respondent verzoekt om de frequentie Meppel 95,7 MHz te verplaatsen van het nieuwe kavel B16 naar het nieuwe kavel B14 of B26 en een andere respondent verzoekt om de frequentie Smilde 104,7 MHz te verplaatsen van het nieuwe kavel B11 naar het nieuwe kavel B26.
Hier wordt als volgt op gereageerd. Eén van de uitgangspunten bij de herindeling van de NLCO kavels is om de bestaande kavels B01 t/m B26 als uitgangspunt te nemen. Kavel B16 biedt zowel verzorging in Friesland als in Groningen en Drenthe. Door de SFN relaties tussen zenders is het niet mogelijk B16 alleen verzorging te geven in Friesland of in Groningen en Drenthe. Omdat daarnaast de frequentie Meppel 95,7 MHz tot op heden altijd onderdeel geweest is van kavel B16, zijn er geen zwaarwegende reden deze frequentie te verplaatsen naar een ander kavel.
Ook voor de frequentie Smilde 104,7 MHz geldt dat deze frequentie tot op heden altijd onderdeel geweest is van kavel B11 en voor een belangrijk deel zijn verzorgingsgebied heeft in het allotment waar B11 aan gekoppeld is. Daarnaast is deze frequentie mede op basis van de input van de NLCR in kavel B11 gelaten.
Eén respondent geeft aan dat DAB-laag 6 gebruik maakt van dezelfde of nabuurkanalen van de reeds bestaande DAB-lagen, waaronder de kanalen van DAB laag 4. De respondent geeft aan dat doorgaans degene die als laatste wijzigingen aanbrengt, rekening houdt met de bestaande situatie en reeds eerder verstrekte vergunningen. Concreet betekent dit dat de huidige zenders van laag 4 rekening moeten gaan houden met laag 6. Deze respondent is daarom van mening dat het noodzakelijk is dat er voor dit probleem in de regeling een voorziening wordt getroffen.
De Minister reageert hier als volgt op. Met de introductie van DAB-laag 6 worden er veel meer frequentieblokken in Nederland in gebruik genomen dan bij de andere DAB-lagen, die ook nog eens in veel gevallen in meerdere geografisch gescheiden gebieden (allotments) herhaald worden. Hierdoor is er bij diverse allotments een reële kans op nabuurkanaalinterferentie tussen deze lagen en DAB-laag 6 aanwezig. Het is daarom van belang het maximale zendvermogen in DAB-laag 6 te beperken en aan te laten sluiten bij de omvang van het allotment.
Voor nabuurkanaalinterferentie is in de vergunningen van laag 6 in tabel 211 van de bijlage een norm opgenomen. In de vergunningen is echter niet weergegeven in welke gevallen overschrijding van een dergelijke norm een probleem is. Daar is bewust voor gekozen omdat door het opnemen in de vergunning van een dergelijke norm er minder flexibiliteit ontstaat.
De Minister is van mening dat het redelijk is om een grens te hanteren op basis van het demografisch gebied waarvoor nabuurkanaalinterferentie zich voordoet. De RDI zal hiervoor vooralsnog een norm hanteren van maximaal 2.000 inwoners binnen het betreffende gebied (vergelijkbaar wat nu voor grootsignaalgedrag bij FM wordt gehanteerd). Waarbij het aantal inwoners berekend wordt middels de vastgestelde rekenmethode in de vergunning. Daarbij zullen alleen situaties van nabuurkanaalinterferentie in beschouwing worden genomen waarbij de daadwerkelijke verzorging binnen het allotment ligt van vergunninghouders die nabuurkanaalinterferentie ondervinden en waarbij de berekende veldsterkte minimaal het niveau haalt van wat nodig is voor mobiele ontvangst. Aangezien de (internationale) ervaring met nabuurkanaalinterferentie met DAB nog zeer beperkt is, zal de RDI, indien nodig, in overleg met de markt deze norm na twee jaar evalueren.
Eén respondent geeft aan van mening te zijn dat er voor het vaststellen of er voldaan wordt aan de ingebruiknameverplichting in de uit te geven DAB-vergunningen een rekenkundig model gebruikt wordt, terwijl in de vergunningen voor de eerder uitgegeven vergunningen in laag 4 dit kader niet van toepassing is. De respondent geeft aan van menig te zijn dat dit nadelig werkt voor alle vergunninghouders in laag 4 aangezien dit model de veldsterkte voorspelt op een wijze die niet aansluit bij de praktijk. Deze aanpak leidt volgens de respondent tot onnodig dure netwerken en adviseert daarom om vast te houden aan het criterium op basis van metingen in het veld.
Hier wordt als volgt op gereageerd. Het vaststellen of voldaan wordt aan de ingebruiknameverplichting (IGV) op basis van een rekenkundig model is voor zowel de vergunninghouder als voor het uitvoeren van toezicht eenvoudiger dan middels veldsterkte metingen. Het gehanteerde propagatiemodel is een empirisch model en gebaseerd op metingen. Het is daarom niet aannemelijk dat een IGV op basis van een rekenmodel in betekende mate afwijkt van een IGV gebaseerd op veldsterkte metingen. De huidige netwerken in DAB-laag 4 voldoen allen aan de IGV-norm op basis van het rekenmodel, het is dan ook niet duidelijk waarom een IGV die hierop gebaseerd is, leidt tot hogere kosten.
Een aantal respondenten vraagt zich af of het berekende demografische bereik van de DAB-allotments gebaseerd is op het daadwerkelijke bereik van de bestaande zenders in een allotment of dat het, het aantal inwoners binnen een allotment betreft. Tevens vragen deze respondenten zich af of alleen de verzorging van zenders binnen het allotment wordt meegenomen.
Het genoemde demografisch bereik betreft het percentage van het aantal inwoners van Nederland dat binnen de grenzen van een allotment woont en niet het bereik van bestaande zenders. De reden hiervoor is dat vergunninghouders gezamenlijk na vergunningverlening kunnen bepalen waar zij zenders willen plaatsen en/of ze de bestaande zenders willen behouden. Daarnaast kunnen de huidige zenders ook verzorging creëren buiten het allotment, echter de mensen die daarmee bereikt worden behoren niet per se tot de doelgroep van de vergunninghouders. Het is daarom niet wenselijk om dit bereik toe te rekenen aan de betreffende kavels en op te nemen in het bekendmakingsbesluit. Voor wat betreft het bepalen of er aan de ingebruiknameverplichting wordt voldaan, wordt alleen de rekenkundige verzorging van zenders binnen het allotment meegerekend.
Een aantal respondenten geeft aan dat het demografisch bereik van kavel B25 volgens de publicatie in de Staatscourant van 2022 een kleiner bereik heeft dan wat in het rapport onderzoek herinrichting NLCO wordt vermeld.
Dit is een juiste constatering. Als gevolg van de introductie van nieuwe hoogte kaarten zijn de effectieve hoogtes van zenders aangepast. Dit heeft met name in Zuid Limburg, vanwege de soms plaatselijke hoogteverschillen, een merkbaar effect gehad op de verzorging van kavel B25.
Een aantal respondenten geeft aan dat bij een aantal FM-kavels zenders zijn opgenomen met een NIB (Non-Interference Basis) status. Naar het oordeel van deze respondenten betekent het ontbreken van een sluitend gebruiksrecht op deze frequenties een bedreiging voor de businesscase voor deze kavels. Daarnaast geeft één respondent aan van mening te zijn dat als het buitenland na een jaar geen klacht heeft ingediend deze NIB status zou moeten komen te vervallen. Hetgeen na 20 jaar voor alle betreffende frequenties zou gelden.
De Minister merkt hierover het volgende op. De zenders met een NIB status, zijn zenders die al vele jaren op deze wijze in gebruik zijn. De internationale coördinatie voor deze zenders is afgerond. De NIB status, die deze zenders hebben, geldt daarbij alleen in relatie tot een of meerdere buurlanden, zoals bedoeld is in artikel 4.7 van het Geneve ’84 akkoord en niet nationaal. Om dit extra te verduidelijken is in de definitieve versie van de FM-vergunningen opgenomen dat zenders die op NIB-basis zijn verleend geen storing mogen veroorzaken op andere zenders in het buitenland. Er is derhalve nationaal geen beperking in het gebruiksrecht die van invloed is op de businesscase.
De coördinatie met buurlanden voor zenders in Nederland, die in het verleden heeft plaatsgevonden, heeft veelal geleid tot een NIB clausule voor onbepaalde tijd. In veel gevallen ziet de NIB clausule op een specifieke zender in het buitenland. De kans dat dit na 20 jaar alsnog zou leiden tot interferentie klachten is minimaal, echter formeel verandert dit niets aan het verkregen recht. De NIB-clausule moet daarom in de vergunning blijven staan.
Eén respondent geeft aan van mening te zijn dat de overlap tussen FM-kavels niet meegeteld zou moeten worden in het demografisch bereik en vindt dat een versoepeling van de regels op zijn plaats is.
De Minister reageert hier op als volgt. De overlap van verzorging van zenders binnen een kavel wordt bij het bepalen van het demografisch bereik niet dubbel geteld. Bij de vaststelling van het demografisch bereik per kavel is dit eenvoudig vast te stellen.
De overlap tussen kavels wordt echter wel dubbel geteld. Dit heeft een praktische reden. Indien de overlap tussen kavels niet mee zou tellen, dan zou voor ieder combinatie van kavels waarbij dit zich voor kan doen apart het demografisch bereik berekend moeten worden. Met de voorgestelde kavelindeling leidt dit tot honderden mogelijke combinaties. Nog los van het vele werk dat dit met zich meebrengt, wordt het dan voor een ieder die deel wil nemen aan de veiling zeer onoverzichtelijk om te bepalen wanneer het maximaal toegestane bereik is behaald.
Eén respondent geeft aan dat in de concept vergunning van kavel B21 verwezen wordt naar het verkeerd DAB+ frequentieblok. Dit moet niet 7C-N zijn, maar 7C-Z.
De Minister merkt op dat dit is een juiste constatering is. Dit is aangepast in definitieve versie van de vergunning.
Eén respondent geeft aan dat de bestaande zenders in allotments Friesland 5A, Overijssel 6A en Brabant/Limburg 7C, reeds een overschrijding van de 40 dBuV/m contour geven op een aantal allotments in laag 6 en dat dit niet past binnen de vergunningen van de publieke regionale omroepen, die na de veiling van de NLCO-vergunningen nog van kracht zijn. Dit heeft tot gevolg dat de eisen in de DAB-NLCO vergunning ook van toepassing worden op de RPO en dat bestaande netwerken aangepast moeten worden. De respondent adviseert deze eisen te laten vervallen.
Hier wordt als volgt op gereageerd. Het klopt dat voor Friesland 5A en Brabant/Limburg 7C de 40 dBuV/m contour van de bestaande zenders reeds de allotmentgrenzen van allotment 38, 41 (5A) en 13 (7C) overschrijden. De bijlagen bij deze vergunning zijn aangepast, zodat de veldsterkte contouren van de bestaande zenders niet meer overlappen met deze allotments.
Eén respondent geeft aan dat er een fout zit in bijlage 4 van het rapport onderzoek herinrichting NLCO. Zowel in kavel B11 als in kavel B26 is in de verzorgingsplaatjes Smilde 104,7 MHz afgebeeld.
Het is juist dat hier een fout in het rapport staat. Het rapport is hierop aangepast.
Een aantal respondenten heeft suggesties gedaan om de tekst van de DAB-vergunningen aan te passen. Daar waar de suggesties leiden tot tekstuele verbeteringen zijn deze overgenomen. Niet alle suggesties zijn echter gevolgd. De respondenten gaan er namelijk aan voorbij dat naast de vergunningvoorschriften ook de algemeen geldende bepalingen van de Telecommunicatiewet en regelgeving van toepassing zijn.
Zo is een aantal respondenten van mening dat de huidige formulering van artikel 2, tiende lid, van de vergunning de vergunninghouder beperkt tot samenwerking met een partij die ook een vergunning heeft, terwijl maximale vrijheid in distributie het uitgangspunt zou moeten zijn.
De Minister kan de respondenten niet volgen in hun betoog. Indien een vergunninghouder ervoor kiest om met mindere bitrate uit te zenden dan vergund, kan de vergunninghouder dit deel van de aan hem vergunde capaciteit laten gebruiken door een andere samenwerkende vergunninghouder, als beide vergunninghouders daarmee schriftelijk hebben ingestemd, dit volgt uit artikel 2, tiende lid van de DAB-vergunning behorende bij een pakket en artikel 2, achtste lid, van de DAB-only-vergunning. Dit vergunningvoorschrift komt overeen met het voorschrift dat in de huidige DAB-vergunningen voor niet-landelijke commerciële omroep staat en is een logisch gevolg van het samen delen van capaciteit.
Een aantal respondenten is daarnaast van mening dat de huidige formulering van artikel 2, negende lid, van de digitale vergunningen de vergunninghouders beperkt in de toepassing van gebruik van restruimte, namelijk deze restruimte mag enkel voor kwaliteitsverbetering ingezet worden. De respondenten zijn van mening dat het de vergunninghouder vrij zou moeten staan om deze ook te gebruiken voor andere protectieniveaus of aanvullende programmakanalen.
De Minister merkt daar het volgende over op. Artikel 2, negende van de DAB-vergunning behorende bij een pakket en artikel 2, achtste lid, van de DAB-only-vergunning ziet op de situatie dat in een allotment niet het maximale aantal vergunningen is verleend en er daardoor sprake is van restruimte. Iedere vergunninghouder kan deze restruimte naar rato gebruiken, zolang deze restruimte niet is vergund. Naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen is dit artikel aangepast en staat het de vergunninghouder vrij om de restruimte te gebruiken naar eigen inzicht.
Een aantal respondenten is van mening dat de huidige formulering van artikel 3 van de DAB-vergunningen voorbij gaat aan het feit dat er al doorlopende samenwerkingsovereenkomsten van kracht zijn binnen de allotments. De respondenten geven daarbij aan dat zij het onwenselijk vinden dat, naar aanleiding van de veiling, weer opnieuw onderhandeld dient te worden.
Het is inherent aan een nieuwe uitgifte dat de commerciële vergunningen opnieuw moeten worden verleend. Dit betekent ook dat er in het geval van de digitale vergunningen opnieuw onderhandeld moet worden over de bepalingen van de samenwerkingsovereenkomst. Het staat partijen daarbij vrij om de inhoud van reeds bestaande samenwerkingsovereenkomsten als uitgangspunt te nemen.
Als na inwerkingtreding van de samenwerkingsovereenkomst een vergunning wordt verleend bepaalt artikel 3, tiende lid, van de vergunning dat samenwerkende vergunninghouders binnen een allotment ervoor zorgen dat die nieuwe vergunninghouder op non-discriminatoire voorwaarden partij kan worden bij de samenwerkingsovereenkomst. De Minister schrijft niet op dwingende wijze voor hoe dit moet gebeuren. Het is aan partijen zelf om dit te regelen.
Een aantal respondenten is van mening dat de RDI te allen tijde op de hoogte dient te zijn wie er met wie op welke manier samenwerkt. Partijen zouden daarom verplicht moeten worden om de samenwerkingsovereenkomst op te sturen naar de RDI. Daarmee kan de RDI altijd de marktontwikkelingen op de voet volgen. Deze respondenten geven de Minister daarom in overweging om in de artikel 2, tiende lid, van de en artikel 3, vijfde lid, van de DAB-vergunning de passage ‘op verzoek’ achterwege te laten.
De Minister zal alleen in situaties dat er een concrete aanleiding bestaat, de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen opvragen. Bovendien is in artikel 10, eerste lid van de DAB-vergunning opgenomen dat de vergunninghouder de RDI bij de in die artikelen genoemde situaties onmiddellijk informeert over wijzigingen in de zeggenschap of feitelijke invloed die van invloed kunnen zijn om verbondenheid tussen rechtspersonen. Met deze bepalingen is daarmee voldoende gewaarborgd dat de Minister over relevante actuele informatie kan beschikken.
De Minister van Economische Zaken, D.S. Beljaarts
In deze vergunning wordt verstaan onder:
a. commerciële radio-omroep: radio-omroep als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008 die wordt verzorgd door een commerciële media-instelling als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet;
b. groepsmaatschappijen: zoals bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
c. kavel: samenstel van opstelplaats(en), frequentie(s) en vermogen(s) zoals opgenomen in bijlage A behorend bij de vergunning;
d. minister: Minister van Economische Zaken;
e. pakket: combinatie van vergunningen als bedoeld in artikel 1 van Besluit bekendmaking veiling vergunningen niet-landelijke commerciële radio-omroep 2024 bestaande uit een vergunning voor FM-kavel <kavel> en een vergunning voor DAB+ in frequentieblok <frequentieblok>;
f. niet-landelijke commerciële radio-omroep: commerciële radio-omroep via FM-frequenties waarvoor op grond van artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 gebruiksvoorschriften gelden;
g. RDI: Rijksinspectie Digitale Infrastructuur;
h. vergunning: vergunning als bedoeld in artikelen 3.13 en 3.14 van de Telecommunicatiewet en artikel 17 van het Frequentiebesluit 2013 voor het gebruik van frequentieruimte in de band van 87,5–104,8 MHz.
1. Het gebruiksrecht omvat het gebruik van de frequentieruimte, opgenomen in bijlage A bij deze vergunning, voor niet-landelijke commerciële radio-omroep (kavel <kavel>).
2. De vergunninghouder neemt de aan hem toegewezen frequentieruimte binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze vergunning in gebruik en houdt deze in gebruik. Op frequenties die hetzelfde SFN-ID hebben en gemarkeerd zijn als gesynchroniseerd of als netgebonden, zendt de vergunninghouder, behoudens reclame, hetzelfde radioprogramma uit.
3. De vergunde frequentieruimte voor niet-landelijke commerciële radio-omroep wordt gebruikt voor het uitzenden van een programmakanaal als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Mediawet 2008, bestaande uit een of meerdere radioprogramma´s, waarvan het demografisch bereik, als bedoeld in artikel 1 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep, de 30 procent niet overschrijdt.
4. De vergunninghouder neemt daarbij de voorschriften en beperkingen uit deze vergunning en bijbehorende bijlagen in acht.
5. In afwijking van het tweede lid, kan de ingebruiknameverplichting op aanvraag van de vergunninghouder worden verlaagd, als de minister daaraan voorafgaand kenbaar heeft gemaakt dat een verlaging wenselijk is en onder welke voorwaarden dit mogelijk is.
1. Frequenties ten aanzien waarvan in bijlage A is opgenomen dat zij op Non Interference Base zijn verleend met toevoeging van artikel 4.7 Genève ‘84, mogen geen storing veroorzaken op zenders in het buitenland en ondervonden storing van deze zenders dient door de vergunninghouder te worden geaccepteerd.
2. De technische parameters van de in het eerste lid bedoelde zenders kunnen in het kader van doelmatig frequentiegebruik tussentijds gewijzigd of ingetrokken worden.
1. De vergunninghouder veroorzaakt:
a. geen ontoelaatbare belemmeringen door het gewenste signaal van radioapparaten in andere radioapparaten of in elektrische of elektronische inrichtingen, enb. in het frequentiegebied van 100 kHz tot en met 2,5 GHz in ziekenhuizen, alsmede op de percelen waar deze ziekenhuizen staan, geen piekwaarde van de elektrische veldsterkte die gelijk is aan of hoger is dan 5,4 volt per meter.
2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing als een vergunninghouder op of in een ziekenhuis of het perceel waarop dat ziekenhuis staat een radioapparaat heeft geplaatst met schriftelijke instemming van dat ziekenhuis.
De vergunninghouder informeert de RDI onmiddellijk over wijzigingen in de zeggenschap of feitelijke invloed die:
a. andere rechtspersonen die een FM- of DAB-vergunning houden of diens groepsmaatschappijen, direct of indirect op het beleid van de vergunninghouder of diens groepsmaatschappijen kunnen uitoefenen;
b. de vergunninghouder of diens groepsmaatschappijen, direct of indirect kan uitoefenen op het beleid van andere rechtspersonen die een FM- of DAB-vergunning houden of diens groepsmaatschappijen;
c. natuurlijke personen direct of indirect kunnen uitoefenen op het beleid van de vergunninghouder of diens groepsmaatschappijen, als die natuurlijke personen direct of indirect een zodanige zeggenschap of feitelijke invloed hebben dat zij in belangrijke mate het beleid van een andere rechtspersoon die een FM- of DAB-vergunning houdt of diens groepsmaatschappijen kunnen bepalen of aanmerkelijke invloed hebben op de inhoud van dat beleid;
d. natuurlijke personen direct of indirect kunnen uitoefenen op het beleid van een andere rechtspersoon die een FM- of DAB-vergunning houdt of diens groepsmaatschappijen, als die natuurlijke personen direct of indirect een zodanige zeggenschap of feitelijke invloed hebben dat zij in belangrijke mate het beleid van de vergunninghouder of diens groepsmaatschappijen kunnen bepalen of aanmerkelijke invloed hebben op de inhoud van dat beleid.
2. In afwijking van het eerste lid, is de vergunninghouder niet verplicht informatie te verstrekken voor zover die informatie betrekking heeft op:
a. het kunnen uitoefenen van zeggenschap of feitelijke invloed op of door rechtspersonen ten aanzien waarvan hij aan de minister schriftelijk en zonder enig voorbehoud heeft verklaard dat hij met die rechtspersonen één rechtspersoon vormt als bedoeld in artikel 3 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep, of
b. het door natuurlijke personen kunnen uitoefenen van zeggenschap of feitelijke invloed op rechtspersonen als bedoeld in artikel 3 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep die onder de verklaring, bedoeld in onderdeel a, vallen.
De vergunninghouder, of een gemachtigde, stelt de minister van elke wijziging in het gebruik van de frequentieruimte uiterlijk vier weken voorafgaand aan die wijziging schriftelijk in kennis met vermelding van de datum van die wijziging.
Kennisgevingen en correspondentie die verband houden met deze vergunning, worden gericht aan de RDI te Groningen.
De vergunninghouder is tevens houder van de vergunning voor DAB+ die deel uitmaakt van pakket <Pakket NLCO>.
Deze vergunning is geldig van 1 september 2025 tot en met 31 augustus 2035, dan wel de dag waarop de vergunninghouder niet langer houder is van de bijbehorende vergunning voor DAB+, zoals bedoeld in artikel 8.
In deze vergunning wordt verstaan onder:
a. commerciële radio-omroep: radio-omroep als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008 die wordt verzorgd door een commerciële media-instelling als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet;
b. groepsmaatschappijen: zoals bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
c. kavel: samenstel van opstelplaats(en), frequentie(s) en vermogen(s) zoals opgenomen in bijlage A behorend bij de vergunning;
d. minister: Minister van Economische Zaken;
e. pakket: combinatie van vergunningen als bedoeld in artikel 1 van Besluit bekendmaking veiling vergunningen niet-landelijke commerciële radio-omroep 2024 bestaande uit een vergunning voor FM-kavel B21 en een vergunning voor DAB+ in frequentieblok 7C-Z;
f. niet-landelijke commerciële radio-omroep: commerciële radio-omroep via FM-frequenties waarvoor op grond van artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 gebruiksvoorschriftengelden;
g. RDI: Rijksinspectie Digitale Infrastructuur;
h. vergunning: vergunning als bedoeld in artikelen 3.13 en 3.14 van de Telecommunicatiewet en artikel 17 van het Frequentiebesluit 2013 voor het gebruik van frequentieruimte in de band van 87,5–104,8 MHz.
1. Het gebruiksrecht omvat het gebruik van de frequentieruimte, opgenomen in bijlage A bij deze vergunning, voor niet-landelijke commerciële radio-omroep (kavel B21).
2. De vergunninghouder neemt de aan hem toegewezen frequentieruimte binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze vergunning in gebruik en houdt deze in gebruik. Op frequenties die hetzelfde SFN-ID hebben en gemarkeerd zijn als gesynchroniseerd of als netgebonden, zendt de vergunninghouder, behoudens reclame, hetzelfde radioprogramma uit.
3. De vergunde frequentieruimte voor niet-landelijke commerciële radio-omroep wordt gebruikt voor het uitzenden van een programmakanaal als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Mediawet 2008, bestaande uit een of meerdere radioprogramma´s, waarvan het demografisch bereik, als bedoeld in artikel 1 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep, de 30 procent niet overschrijdt.
4. De vergunninghouder neemt daarbij de voorschriften en beperkingen uit deze vergunning en bijbehorende bijlagen in acht.
5. In afwijking van het tweede lid, kan de ingebruiknameverplichting op aanvraag van de vergunninghouder worden verlaagd, als de minister daaraan voorafgaand kenbaar heeft gemaakt dat een verlaging wenselijk is en onder welke voorwaarden dit mogelijk is.
1. Frequenties ten aanzien waarvan in bijlage A is opgenomen dat zij op Non Interference Base zijn verleend met toevoeging van artikel 4.7 Genève ‘84, mogen geen storing veroorzaken op zenders in het buitenland en ondervonden storing van deze zenders dient door de vergunninghouder te worden geaccepteerd.
2. De technische parameters van de in het eerste lid bedoelde zenders kunnen in het kader van doelmatig frequentiegebruik tussentijds gewijzigd of ingetrokken worden.
De vergunninghouder zorgt ervoor dat in totaal ten hoogste 2000 inwoners in een of meer gebieden woonachtig zijn waar de veldsterkte veroorzaakt door de frequentie 88,8 MHz te Waalwijk hoger is dan 95 dBuV/m. De veldsterkte wordt bepaald op anderhalve meter hoogte.
1. De vergunninghouder veroorzaakt:
a. geen ontoelaatbare belemmeringen door het gewenste signaal van radioapparaten in andere radioapparaten of in elektrische of elektronische inrichtingen, en
b. in het frequentiegebied van 100 kHz tot en met 2,5 GHz in ziekenhuizen, alsmede op de percelen waar deze ziekenhuizen staan, geen piekwaarde van de elektrische veldsterkte die gelijk is aan of hoger is dan 5,4 volt per meter.
2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing als een vergunninghouder op of in een ziekenhuis of het perceel waarop dat ziekenhuis staat een radioapparaat heeft geplaatst met schriftelijke instemming van dat ziekenhuis.
De vergunninghouder informeert de RDI onmiddellijk over wijzigingen in de zeggenschap of feitelijke invloed die:
a. andere rechtspersonen die een FM- of DAB-vergunning houden of diens groepsmaatschappijen, direct of indirect op het beleid van de vergunninghouder of diens groepsmaatschappijen kunnen uitoefenen;
b. de vergunninghouder of diens groepsmaatschappijen, direct of indirect kan uitoefenen op het beleid van andere rechtspersonen die een FM- of DAB-vergunning houden of diens groepsmaatschappijen;
c. natuurlijke personen direct of indirect kunnen uitoefenen op het beleid van de vergunninghouder of diens groepsmaatschappijen, als die natuurlijke personen direct of indirect een zodanige zeggenschap of feitelijke invloed hebben dat zij in belangrijke mate het beleid van een andere rechtspersoon die een FM- of DAB-vergunning houdt of diens groepsmaatschappijen kunnen bepalen of aanmerkelijke invloed hebben op de inhoud van dat beleid;
d. natuurlijke personen direct of indirect kunnen uitoefenen op het beleid van een andere rechtspersoon die een FM- of DAB-vergunning houdt of diens groepsmaatschappijen, als die natuurlijke personen direct of indirect een zodanige zeggenschap of feitelijke invloed hebben dat zij in belangrijke mate het beleid van de vergunninghouder of diens groepsmaatschappijen kunnen bepalen of aanmerkelijke invloed hebben op de inhoud van dat beleid.
2. In afwijking van het eerste lid, is de vergunninghouder niet verplicht informatie te verstrekken voor zover die informatie betrekking heeft op:
a. het kunnen uitoefenen van zeggenschap of feitelijke invloed op of door rechtspersonen ten aanzien waarvan hij aan de minister schriftelijk en zonder enig voorbehoud heeft verklaard dat hij met die rechtspersonen één rechtspersoon vormt als bedoeld in artikel 3 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep, of
b. het door natuurlijke personen kunnen uitoefenen van zeggenschap of feitelijke invloed op rechtspersonen als bedoeld in artikel 3 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep die onder de verklaring, bedoeld in onderdeel a, vallen
De vergunninghouder, of een gemachtigde, stelt de minister van elke wijziging in het gebruik van de frequentieruimte uiterlijk vier weken voorafgaand aan die wijziging schriftelijk in kennis met vermelding van de datum van die wijziging.
Kennisgevingen en correspondentie die verband houden met deze vergunning, worden gericht aan de RDI te Groningen.
De vergunninghouder is tevens houder van de vergunning voor DAB+ die deel uitmaakt van pakket NLCO21.
Deze vergunning is geldig van 1 september 2025 tot en met 31 augustus 2035, dan wel de dag waarop de vergunninghouder niet langer houder is van de bijbehorende vergunning voor DAB+, zoals bedoeld in artikel 9.
De vergunninghouder zendt uit binnen het in figuur 1 bedoelde masker (gemeten volgens de procedure zoals vermeld in Annex 1 van ITU-R SM 1268-5).
In tabel 1 is dit masker in tabelvorm weergegeven.
Figuur 1: Spectrummasker voor FM-uitzendingen.
Bron: ITU-R SM 1268-5
x-as (kHz) |
y-as (dB) |
---|---|
f0 – 74 |
0 |
f0 – 107,5 |
–15 |
f0 – 124 |
–30 |
f0 – 152,5 |
–40 |
f0 + 74 |
0 |
f0 + 107,5 |
–15 |
f0 + 124 |
–30 |
f0 + 152,5 |
–40 |
Tabel 1: Spectrummasker voor FM-uitzendingen in tabelvorm.
Bron: ITU-R SM 1268-5
De frequentieplanning en de berekening van het theoretische verzorgingsgebied (het zogenaamde groene gebied) van FM-omroepfrequenties van 87,6 MHz tot en met 104,8 MHz geschiedt op basis van onderstaande zerobase norm die is gebruikt bij de uitgifte van deze vergunningen in 2003 en nadien.
Item |
Parameter |
---|---|
Propagatiemodel |
Recommandatie ITU-R P.370-7 met TCA en morfografie |
Ontvangstantenne |
Non-directief |
Hoogte ontvangstantenne |
1,5 meter; met een morfografisch afhankelijke correctie om van 10 meter naar 1,5 meter om te rekenen |
Polarisatiediscriminatie |
Geen |
Gewenst signaalniveau |
50% plaats 50% tijd |
Ongewenst signaalniveau |
50% plaats 10% tijd & 50% tijd (worst case) |
Terrein-oneffenheid |
Terrain Clearance Angle (TCA) vanaf 5 km en verder conform recommandatie ITU-R P.370-7 |
Berekening interferentie |
Methode sterkste stoorder |
Ontvangst |
Stereo |
Minimum bruikbare veldsterkte |
37 tot 43,5 dBµV/meter op 1,5 meter hoogte, afhankelijk van de morfografie |
Item |
Frequentie afstand zenders |
Protectieverhouding |
---|---|---|
Protectieverhoudingen conventioneel geplande zenders voor respectievelijk continue / troposferische storing |
0 kHz |
40 dB / 32 dB |
100 kHz |
30 dB / 22 dB |
|
200 kHz |
–2 dB |
|
300 kHz |
–15 dB |
|
400 kHz |
–25 dB |
|
Protectieverhoudingen voor SFN en NSF geplande zenders |
0 kHz |
Tussen 2 en 25 dB (afhankelijk van looptijd) |
100 kHz |
5 dB |
|
200 kHz |
–5 dB |
|
300 kHz |
–15 dB |
|
400 kHz |
–25 dB |
Kavel |
B01 |
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
Datum |
<datum> |
Aantal bladen |
1 van 7 |
Opstelplaats |
Frequentie |
Vermogen (ERP) |
---|---|---|
AMSTERDAM |
98,0 MHz |
11,749 kW |
DEN HAAG |
98,0 MHz |
0,032 kW |
ALKMAAR |
98,3 MHz |
15,849 kW |
Toelichting bij punt 5:
Onder punt 5 van deze bijlage zijn, indien noodzakelijk, aanvullende restricties opgenomen voor omroepzenders ten behoeve van het voorkomen van storing in de luchtvaartband 108 – 118 MHz. De onderdrukking van ongewenste uitstraling van de gehele zendinstallatie in de luchtvaartband dient minimaal te voldoen aan ITU-R SM.1009-1, daarbij wordt voor de verticale apertuur uitgegaan van de waarden zoals vermeld in ITU-R SM.1009-1. Indien er een waarde voor de onderdrukking van ongewenste uitstraling in dBc is opgegeven dan geldt deze aanvullende eis voor de gehele zendinstallatie.
Kavel |
B01 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
2 van 7 |
|
AMSTERDAM 98,0 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
AMSTERDAM |
|
Lengte/breedtegraad |
004E53 14,5 / 52N20 11,0 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
135 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
–1 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
98,0 MHz |
|
ERP |
11,749 kW |
|
ERPmax Verticaal |
11,749 kW |
|
Offset type |
Gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
B1 |
|
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
0,0 |
180 |
14,7 |
10 |
0,7 |
190 |
14,7 |
20 |
5,7 |
200 |
14,7 |
30 |
8,8 |
210 |
14,7 |
40 |
10,0 |
220 |
14,7 |
50 |
10,7 |
230 |
8,7 |
60 |
10,7 |
240 |
5,7 |
70 |
10,7 |
250 |
3,7 |
80 |
13,7 |
260 |
1,7 |
90 |
13,7 |
270 |
0,0 |
100 |
22,7 |
280 |
0,0 |
110 |
22,7 |
290 |
0,0 |
120 |
24,7 |
300 |
0,0 |
130 |
25,2 |
310 |
0,0 |
140 |
16,7 |
320 |
0,0 |
150 |
16,7 |
330 |
0,0 |
160 |
16,7 |
340 |
0,0 |
170 |
16,7 |
350 |
0,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
90 dBc |
Kavel |
B01 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
4 van 7 |
|
DEN HAAG 98,0 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
DEN HAAG |
|
Lengte/breedtegraad |
004E20 09,1 / 52N04 50,5 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
100 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
1 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
98,0 MHz |
|
ERP |
0,032 kW |
|
ERPmax Verticaal |
0,032 kW |
|
Offset type |
Gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
B1 |
|
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
0,0 |
180 |
16,0 |
10 |
0,0 |
190 |
12,0 |
20 |
0,0 |
200 |
10,0 |
30 |
0,0 |
210 |
8,0 |
40 |
0,0 |
220 |
6,0 |
50 |
0,0 |
230 |
3,0 |
60 |
0,0 |
240 |
1,0 |
70 |
0,0 |
250 |
0,0 |
80 |
1,0 |
260 |
0,0 |
90 |
4,0 |
270 |
0,0 |
100 |
12,0 |
280 |
0,0 |
110 |
12,0 |
290 |
0,0 |
120 |
10,0 |
300 |
0,0 |
130 |
10,0 |
310 |
0,0 |
140 |
10,0 |
320 |
0,0 |
150 |
10,0 |
330 |
0,0 |
160 |
12,0 |
340 |
0,0 |
170 |
15,0 |
350 |
0,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
70 dBc |
Kavel |
B01 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
6 van 7 |
|
ALKMAAR 98,3 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
ALKMAAR |
|
Lengte/breedtegraad |
004E46 03,4 / 52N37 03,6 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
50 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
1 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
98,3 MHz |
|
ERP |
15,849 kW |
|
ERPmax Verticaal |
15,849 kW |
|
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
||
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
0,0 |
180 |
25,0 |
10 |
0,0 |
190 |
25,0 |
20 |
1,0 |
200 |
25,0 |
30 |
2,0 |
210 |
25,0 |
40 |
4,0 |
220 |
25,0 |
50 |
6,0 |
230 |
25,0 |
60 |
9,0 |
240 |
25,0 |
70 |
14,0 |
250 |
25,0 |
80 |
20,0 |
260 |
23,0 |
90 |
23,0 |
270 |
22,0 |
100 |
24,0 |
280 |
20,0 |
110 |
25,0 |
290 |
14,0 |
120 |
25,0 |
300 |
9,0 |
130 |
25,0 |
310 |
6,0 |
140 |
25,0 |
320 |
4,0 |
150 |
25,0 |
330 |
2,0 |
160 |
25,0 |
340 |
1,0 |
170 |
25,0 |
350 |
0,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
95 dBc |
Kavel |
B02 |
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
Datum |
<datum> |
Aantal bladen |
1 van 15 |
Opstelplaats |
Frequentie |
Vermogen (ERP) |
---|---|---|
LELYSTAD |
89,4 MHz |
0,087 kW |
AMSTERDAM |
93,6 MHz |
2,630 kW |
WIERINGERMEER |
96,0 MHz |
1,585 kW |
ALKMAAR |
96,3 MHz |
1,000 kW |
HAARLEM |
97,3 MHz |
1,778 kW |
ALMERE |
97,4 MHz |
1,230 kW |
EMMELOORD |
97,5 MHz |
0,100 kW |
Toelichting bij punt 5:
Onder punt 5 van deze bijlage zijn, indien noodzakelijk, aanvullende restricties opgenomen voor omroepzenders ten behoeve van het voorkomen van storing in de luchtvaartband 108 – 118 MHz. De onderdrukking van ongewenste uitstraling van de gehele zendinstallatie in de luchtvaartband dient minimaal te voldoen aan ITU-R SM.1009-1, daarbij wordt voor de verticale apertuur uitgegaan van de waarden zoals vermeld in ITU-R SM.1009-1. Indien er een waarde voor de onderdrukking van ongewenste uitstraling in dBc is opgegeven dan geldt deze aanvullende eis voor de gehele zendinstallatie.
Kavel |
B02 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
2 van 15 |
|
LELYSTAD 89,4 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
LELYSTAD |
|
Lengte/breedtegraad |
005E26 16,4 / 52N31 34,1 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
112 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
2 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
89,4 MHz |
|
ERP |
0,087 kW |
|
ERPmax Verticaal |
0,087 kW |
|
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
||
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
10,0 |
180 |
0,0 |
10 |
10,0 |
190 |
2,0 |
20 |
3,0 |
200 |
12,0 |
30 |
0,0 |
210 |
8,0 |
40 |
0,0 |
220 |
7,0 |
50 |
0,0 |
230 |
6,0 |
60 |
0,0 |
240 |
7,0 |
70 |
0,0 |
250 |
10,0 |
80 |
3,0 |
260 |
12,0 |
90 |
11,0 |
270 |
19,0 |
100 |
10,0 |
280 |
26,0 |
110 |
12,0 |
290 |
20,0 |
120 |
3,0 |
300 |
18,0 |
130 |
0,0 |
310 |
11,0 |
140 |
0,0 |
320 |
8,0 |
150 |
2,0 |
330 |
6,0 |
160 |
0,0 |
340 |
6,0 |
170 |
0,0 |
350 |
7,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
Kavel |
B02 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
4 van 15 |
|
AMSTERDAM 93,6 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
AMSTERDAM |
|
Lengte/breedtegraad |
004E53 14,5 / 52N20 11,0 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
117 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
–1 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
93,6 MHz |
|
ERP |
2,630 kW |
|
ERPmax Verticaal |
2,630 kW |
|
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
||
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
2,0 |
180 |
24,0 |
10 |
4,0 |
190 |
24,0 |
20 |
9,0 |
200 |
24,0 |
30 |
14,0 |
210 |
23,0 |
40 |
21,0 |
220 |
21,0 |
50 |
23,0 |
230 |
18,0 |
60 |
24,0 |
240 |
13,0 |
70 |
24,0 |
250 |
8,0 |
80 |
24,0 |
260 |
4,0 |
90 |
24,0 |
270 |
4,0 |
100 |
24,0 |
280 |
4,0 |
110 |
24,0 |
290 |
4,0 |
120 |
24,0 |
300 |
4,0 |
130 |
24,0 |
310 |
3,0 |
140 |
24,0 |
320 |
0,0 |
150 |
24,0 |
330 |
0,0 |
160 |
24,0 |
340 |
0,0 |
170 |
24,0 |
350 |
1,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
84 dBc |
Kavel |
B02 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
6 van 15 |
|
WIERINGERMEER 96,0 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
WIERINGERMEER |
|
Lengte/breedtegraad |
005E03 29,9 / 52N54 30,6 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
90 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
–4 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
96,0 MHz |
|
ERP |
1,585 kW |
|
ERPmax Verticaal |
1,585 kW |
|
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
||
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
13,0 |
180 |
20,0 |
10 |
13,0 |
190 |
20,0 |
20 |
13,0 |
200 |
20,0 |
30 |
15,0 |
210 |
18,0 |
40 |
21,0 |
220 |
18,0 |
50 |
26,0 |
230 |
13,0 |
60 |
25,0 |
240 |
7,0 |
70 |
24,0 |
250 |
2,0 |
80 |
23,0 |
260 |
0,0 |
90 |
21,0 |
270 |
0,0 |
100 |
21,0 |
280 |
0,0 |
110 |
20,0 |
290 |
0,0 |
120 |
20,0 |
300 |
0,0 |
130 |
20,0 |
310 |
0,0 |
140 |
20,0 |
320 |
0,0 |
150 |
20,0 |
330 |
5,0 |
160 |
20,0 |
340 |
10,0 |
170 |
20,0 |
350 |
10,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
Kavel |
B02 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
8 van 15 |
|
ALKMAAR 96,3 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
ALKMAAR |
|
Lengte/breedtegraad |
004E46 03,4 / 52N37 03,6 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
60 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
1 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
96,3 MHz |
|
ERP |
1,000 kW |
|
ERPmax Verticaal |
1,000 kW |
|
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
||
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
0,0 |
180 |
13,0 |
10 |
0,0 |
190 |
13,0 |
20 |
0,0 |
200 |
13,0 |
30 |
2,0 |
210 |
13,0 |
40 |
4,0 |
220 |
13,0 |
50 |
6,0 |
230 |
13,0 |
60 |
8,0 |
240 |
13,0 |
70 |
10,0 |
250 |
12,0 |
80 |
11,0 |
260 |
10,0 |
90 |
12,0 |
270 |
8,0 |
100 |
12,0 |
280 |
6,0 |
110 |
12,0 |
290 |
4,0 |
120 |
12,0 |
300 |
3,0 |
130 |
13,0 |
310 |
2,0 |
140 |
13,0 |
320 |
1,0 |
150 |
13,0 |
330 |
0,0 |
160 |
13,0 |
340 |
0,0 |
170 |
13,0 |
350 |
0,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
Kavel |
B02 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
10 van 15 |
|
HAARLEM 97,3 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
HAARLEM |
|
Lengte/breedtegraad |
004E40 10,9 / 52N23 17,3 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
85 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
1 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
97,3 MHz |
|
ERP |
1,778 kW |
|
ERPmax Verticaal |
1,778 kW |
|
Offset type |
Gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
B2 |
|
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
2,0 |
180 |
26,0 |
10 |
4,0 |
190 |
25,0 |
20 |
8,0 |
200 |
23,0 |
30 |
13,0 |
210 |
22,0 |
40 |
18,0 |
220 |
21,0 |
50 |
22,0 |
230 |
16,0 |
60 |
26,0 |
240 |
12,0 |
70 |
23,0 |
250 |
10,0 |
80 |
20,0 |
260 |
7,0 |
90 |
20,0 |
270 |
5,0 |
100 |
22,0 |
280 |
2,0 |
110 |
25,0 |
290 |
0,0 |
120 |
27,0 |
300 |
0,0 |
130 |
27,0 |
310 |
0,0 |
140 |
25,0 |
320 |
0,0 |
150 |
25,0 |
330 |
0,0 |
160 |
25,0 |
340 |
0,0 |
170 |
25,0 |
350 |
0,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
Kavel |
B02 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
12 van 15 |
|
ALMERE 97,4 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
ALMERE |
|
Lengte/breedtegraad |
005E13 14,3 / 52N20 43,7 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
50 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
–2 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
97,4 MHz |
|
ERP |
1,230 kW |
|
ERPmax Verticaal |
1,230 kW |
|
Offset type |
Gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
B2 |
|
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
0,0 |
180 |
16,0 |
10 |
0,0 |
190 |
16,0 |
20 |
0,0 |
200 |
16,0 |
30 |
0,0 |
210 |
16,0 |
40 |
0,0 |
220 |
16,0 |
50 |
0,0 |
230 |
16,0 |
60 |
0,0 |
240 |
16,0 |
70 |
0,0 |
250 |
16,0 |
80 |
0,0 |
260 |
14,0 |
90 |
5,0 |
270 |
11,0 |
100 |
12,0 |
280 |
7,0 |
110 |
15,0 |
290 |
4,0 |
120 |
16,0 |
300 |
0,0 |
130 |
16,0 |
310 |
0,0 |
140 |
16,0 |
320 |
0,0 |
150 |
16,0 |
330 |
0,0 |
160 |
16,0 |
340 |
0,0 |
170 |
16,0 |
350 |
0,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
Kavel |
B02 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
14 van 15 |
|
EMMELOORD 97,5 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
EMMELOORD |
|
Lengte/breedtegraad |
005E45 11,7 / 52N42 44,8 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
50 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
–4 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
97,5 MHz |
|
ERP |
0,100 kW |
|
ERPmax Verticaal |
0,100 kW |
|
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
||
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
0,0 |
180 |
0,0 |
10 |
0,0 |
190 |
1,0 |
20 |
5,8 |
200 |
2,0 |
30 |
7,2 |
210 |
2,0 |
40 |
7,8 |
220 |
1,0 |
50 |
7,8 |
230 |
0,0 |
60 |
7,4 |
240 |
0,0 |
70 |
4,7 |
250 |
0,0 |
80 |
1,0 |
260 |
0,0 |
90 |
0,0 |
270 |
0,0 |
100 |
0,0 |
280 |
0,0 |
110 |
0,0 |
290 |
0,0 |
120 |
0,0 |
300 |
0,0 |
130 |
0,0 |
310 |
0,0 |
140 |
0,0 |
320 |
0,0 |
150 |
0,0 |
330 |
0,0 |
160 |
0,0 |
340 |
0,0 |
170 |
0,0 |
350 |
0,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
Kavel |
B03 |
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
Datum |
<datum> |
Aantal bladen |
1 van 7 |
Opstelplaats |
Frequentie |
Vermogen (ERP) |
---|---|---|
DEN HELDER |
94,5 MHz |
1,000 kW |
AMSTERDAM |
94,9 MHz |
0,468 kW |
ALKMAAR |
104,2 MHz |
3,020 kW |
Toelichting bij punt 5:
Onder punt 5 van deze bijlage zijn, indien noodzakelijk, aanvullende restricties opgenomen voor omroepzenders ten behoeve van het voorkomen van storing in de luchtvaartband 108 – 118 MHz. De onderdrukking van ongewenste uitstraling van de gehele zendinstallatie in de luchtvaartband dient minimaal te voldoen aan ITU-R SM.1009-1, daarbij wordt voor de verticale apertuur uitgegaan van de waarden zoals vermeld in ITU-R SM.1009-1. Indien er een waarde voor de onderdrukking van ongewenste uitstraling in dBc is opgegeven dan geldt deze aanvullende eis voor de gehele zendinstallatie.
Kavel |
B03 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
2 van 7 |
|
DEN HELDER 94,5 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
DEN HELDER |
|
Lengte/breedtegraad |
004E46 02,0 / 52N55 51,0 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
40 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
1 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
94,5 MHz |
|
ERP |
1,000 kW |
|
ERPmax Verticaal |
1,000 kW |
|
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
||
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
0,0 |
180 |
8,0 |
10 |
0,0 |
190 |
7,0 |
20 |
0,0 |
200 |
6,0 |
30 |
0,0 |
210 |
0,0 |
40 |
0,0 |
220 |
0,0 |
50 |
0,0 |
230 |
0,0 |
60 |
0,0 |
240 |
0,0 |
70 |
0,0 |
250 |
0,0 |
80 |
0,0 |
260 |
0,0 |
90 |
0,0 |
270 |
0,0 |
100 |
0,0 |
280 |
0,0 |
110 |
0,0 |
290 |
0,0 |
120 |
3,0 |
300 |
0,0 |
130 |
3,0 |
310 |
0,0 |
140 |
5,0 |
320 |
0,0 |
150 |
8,0 |
330 |
0,0 |
160 |
10,0 |
340 |
0,0 |
170 |
10,0 |
350 |
0,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
69 dBc |
Kavel |
B03 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
4 van 7 |
|
AMSTERDAM 94,9 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
AMSTERDAM |
|
Lengte/breedtegraad |
004E53 14,5 / 52N20 11,0 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
117 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
–1 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
94,9 MHz |
|
ERP |
0,468 kW |
|
ERPmax Verticaal |
0,468 kW |
|
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
||
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
11,0 |
180 |
13,0 |
10 |
11,0 |
190 |
10,0 |
20 |
10,0 |
200 |
10,0 |
30 |
11,0 |
210 |
10,0 |
40 |
12,0 |
220 |
10,0 |
50 |
11,0 |
230 |
10,0 |
60 |
11,0 |
240 |
16,0 |
70 |
10,0 |
250 |
11,0 |
80 |
10,0 |
260 |
9,0 |
90 |
13,0 |
270 |
6,0 |
100 |
16,0 |
280 |
5,0 |
110 |
19,0 |
290 |
3,0 |
120 |
21,0 |
300 |
0,0 |
130 |
21,0 |
310 |
0,0 |
140 |
21,0 |
320 |
3,0 |
150 |
21,0 |
330 |
5,0 |
160 |
19,0 |
340 |
8,0 |
170 |
16,0 |
350 |
11,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
80 dBc |
Kavel |
B03 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
6 van 7 |
|
ALKMAAR 104,2 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
ALKMAAR |
|
Lengte/breedtegraad |
004E46 03,4 / 52N37 03,6 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
77 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
1 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
104,2 MHz |
|
ERP |
3,020 kW |
|
ERPmax Verticaal |
3,020 kW |
|
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
||
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
0,0 |
180 |
12,0 |
10 |
0,0 |
190 |
12,0 |
20 |
0,0 |
200 |
12,0 |
30 |
3,0 |
210 |
10,0 |
40 |
10,0 |
220 |
10,0 |
50 |
10,0 |
230 |
13,0 |
60 |
0,0 |
240 |
13,0 |
70 |
2,0 |
250 |
10,0 |
80 |
3,0 |
260 |
12,0 |
90 |
11,0 |
270 |
13,0 |
100 |
10,0 |
280 |
10,0 |
110 |
10,0 |
290 |
10,0 |
120 |
12,0 |
300 |
10,0 |
130 |
12,0 |
310 |
0,0 |
140 |
12,0 |
320 |
0,0 |
150 |
10,0 |
330 |
0,0 |
160 |
12,0 |
340 |
0,0 |
170 |
10,0 |
350 |
0,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
94 dBc |
Kavel |
B04 |
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
Datum |
<datum> |
Aantal bladen |
1 van 5 |
Opstelplaats |
Frequentie |
Vermogen (ERP) |
---|---|---|
AMSTERDAM |
90,1 MHz |
1,259 kW |
AMSTERDAM |
93,3 MHz |
1,000 kW |
Toelichting bij punt 5:
Onder punt 5 van deze bijlage zijn, indien noodzakelijk, aanvullende restricties opgenomen voor omroepzenders ten behoeve van het voorkomen van storing in de luchtvaartband 108 – 118 MHz. De onderdrukking van ongewenste uitstraling van de gehele zendinstallatie in de luchtvaartband dient minimaal te voldoen aan ITU-R SM.1009-1, daarbij wordt voor de verticale apertuur uitgegaan van de waarden zoals vermeld in ITU-R SM.1009-1. Indien er een waarde voor de onderdrukking van ongewenste uitstraling in dBc is opgegeven dan geldt deze aanvullende eis voor de gehele zendinstallatie.
Kavel |
B04 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
2 van 5 |
|
AMSTERDAM 90,1 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
AMSTERDAM |
|
Lengte/breedtegraad |
004E58 19,7 / 52N20 33,9 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
55 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
–1 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
90,1 MHz |
|
ERP |
1,259 kW |
|
ERPmax Verticaal |
1,259 kW |
|
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
||
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
13,0 |
180 |
8,0 |
10 |
12,0 |
190 |
6,0 |
20 |
9,0 |
200 |
6,0 |
30 |
8,0 |
210 |
6,0 |
40 |
8,0 |
220 |
7,0 |
50 |
8,0 |
230 |
3,0 |
60 |
8,0 |
240 |
0,0 |
70 |
11,0 |
250 |
0,0 |
80 |
11,0 |
260 |
0,0 |
90 |
8,0 |
270 |
0,0 |
100 |
8,0 |
280 |
0,0 |
110 |
9,0 |
290 |
0,0 |
120 |
14,0 |
300 |
0,0 |
130 |
18,0 |
310 |
0,0 |
140 |
14,0 |
320 |
0,0 |
150 |
12,0 |
330 |
4,0 |
160 |
12,0 |
340 |
10,0 |
170 |
12,0 |
350 |
13,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
Kavel |
B04 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
4 van 5 |
|
AMSTERDAM 93,3 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
AMSTERDAM |
|
Lengte/breedtegraad |
004E53 14,5 / 52N20 11,0 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
135 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
–1 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
93,3 MHz |
|
ERP |
1,000 kW |
|
ERPmax Verticaal |
1,000 kW |
|
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
||
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
4,0 |
180 |
24,0 |
10 |
4,0 |
190 |
23,0 |
20 |
5,0 |
200 |
22,0 |
30 |
7,0 |
210 |
21,0 |
40 |
10,0 |
220 |
18,0 |
50 |
13,0 |
230 |
16,0 |
60 |
17,0 |
240 |
13,0 |
70 |
21,0 |
250 |
10,0 |
80 |
23,0 |
260 |
7,0 |
90 |
23,0 |
270 |
4,0 |
100 |
24,0 |
280 |
0,5 |
110 |
24,0 |
290 |
0,5 |
120 |
30,0 |
300 |
0,5 |
130 |
30,0 |
310 |
0,5 |
140 |
24,0 |
320 |
0,4 |
150 |
24,0 |
330 |
0,0 |
160 |
24,0 |
340 |
3,0 |
170 |
24,0 |
350 |
4,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
86 dBc |
Kavel |
B05 |
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
Datum |
<datum> |
Aantal bladen |
1 van 19 |
Opstelplaats |
Frequentie |
Vermogen (ERP) |
---|---|---|
ALKMAAR |
95,4 MHz |
0,501 kW |
DEN HAAG |
95,6 MHz |
0,575 kW |
AMSTERDAM |
95,7 MHz |
5,129 kW |
ALMERE |
95,9 MHz |
0,398 kW |
ALPHEN |
95,9 MHz |
3,162 kW |
HILVERSUM |
95,9 MHz |
0,048 kW |
GOUDA |
95,9 MHz |
0,501 kW |
UTRECHT |
103,4 MHz |
0,089 kW |
ROTTERDAM |
104,2 MHz |
0,141 kW |
Toelichting bij punt 5:
Onder punt 5 van deze bijlage zijn, indien noodzakelijk, aanvullende restricties opgenomen voor omroepzenders ten behoeve van het voorkomen van storing in de luchtvaartband 108 – 118 MHz. De onderdrukking van ongewenste uitstraling van de gehele zendinstallatie in de luchtvaartband dient minimaal te voldoen aan ITU-R SM.1009-1, daarbij wordt voor de verticale apertuur uitgegaan van de waarden zoals vermeld in ITU-R SM.1009-1. Indien er een waarde voor de onderdrukking van ongewenste uitstraling in dBc is opgegeven dan geldt deze aanvullende eis voor de gehele zendinstallatie.
Kavel |
B05 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
2 van 19 |
|
ALKMAAR 95,4 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
ALKMAAR |
|
Lengte/breedtegraad |
004E46 03,4 / 52N37 03,6 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
50 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
1 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
95,4 MHz |
|
ERP |
0,501 kW |
|
ERPmax Verticaal |
0,501 kW |
|
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
||
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
0,0 |
180 |
5,0 |
10 |
0,0 |
190 |
5,0 |
20 |
0,0 |
200 |
2,0 |
30 |
4,0 |
210 |
0,0 |
40 |
4,0 |
220 |
0,0 |
50 |
6,0 |
230 |
0,0 |
60 |
6,0 |
240 |
0,0 |
70 |
6,0 |
250 |
0,0 |
80 |
3,0 |
260 |
2,0 |
90 |
3,0 |
270 |
2,0 |
100 |
5,0 |
280 |
0,0 |
110 |
5,0 |
290 |
0,0 |
120 |
5,0 |
300 |
0,0 |
130 |
3,0 |
310 |
0,0 |
140 |
3,0 |
320 |
0,0 |
150 |
3,0 |
330 |
0,0 |
160 |
4,0 |
340 |
0,0 |
170 |
5,0 |
350 |
0,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
86 dBc |
Kavel |
B05 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
4 van 19 |
|
DEN HAAG 95,6 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
DEN HAAG |
|
Lengte/breedtegraad |
004E20 09,1 / 52N04 50,5 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
105 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
1 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
95,6 MHz |
|
ERP |
0,575 kW |
|
ERPmax Verticaal |
0,575 kW |
|
Offset type |
Gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
B5 |
|
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
0,0 |
180 |
10,0 |
10 |
0,0 |
190 |
10,0 |
20 |
0,0 |
200 |
10,0 |
30 |
0,0 |
210 |
10,0 |
40 |
3,0 |
220 |
10,0 |
50 |
6,0 |
230 |
10,0 |
60 |
8,0 |
240 |
10,0 |
70 |
10,0 |
250 |
9,0 |
80 |
10,0 |
260 |
8,0 |
90 |
10,9 |
270 |
7,0 |
100 |
10,4 |
280 |
7,0 |
110 |
10,0 |
290 |
5,0 |
120 |
10,0 |
300 |
2,0 |
130 |
10,0 |
310 |
0,0 |
140 |
10,0 |
320 |
0,0 |
150 |
12,0 |
330 |
0,0 |
160 |
12,0 |
340 |
0,0 |
170 |
12,0 |
350 |
0,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
Kavel |
B05 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
6 van 19 |
|
AMSTERDAM 95,7 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
AMSTERDAM |
|
Lengte/breedtegraad |
004E53 14,5 / 52N20 11,0 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
125 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
–1 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
95,7 MHz |
|
ERP |
5,129 kW |
|
ERPmax Verticaal |
5,129 kW |
|
Offset type |
Gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
B5 |
|
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
0,0 |
180 |
25,0 |
10 |
0,0 |
190 |
25,0 |
20 |
0,0 |
200 |
25,0 |
30 |
3,0 |
210 |
25,0 |
40 |
5,0 |
220 |
25,0 |
50 |
10,0 |
230 |
25,0 |
60 |
20,0 |
240 |
2,0 |
70 |
25,0 |
250 |
0,0 |
80 |
25,0 |
260 |
0,0 |
90 |
25,0 |
270 |
0,0 |
100 |
25,0 |
280 |
0,0 |
110 |
25,0 |
290 |
0,0 |
120 |
25,0 |
300 |
0,0 |
130 |
25,0 |
310 |
0,0 |
140 |
25,0 |
320 |
0,0 |
150 |
25,0 |
330 |
0,0 |
160 |
25,0 |
340 |
0,0 |
170 |
25,0 |
350 |
0,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
Kavel |
B05 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
8 van 19 |
|
ALMERE 95,9 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
ALMERE |
|
Lengte/breedtegraad |
005E13 06,4 / 52N22 33,6 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
70 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
–3 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
95,9 MHz |
|
ERP |
0,398 kW |
|
ERPmax Horizontaal |
0,398 kW |
|
Offset type |
Gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
B5 |
|
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Horizontaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
0,4 |
180 |
17,7 |
10 |
0,8 |
190 |
17,7 |
20 |
1,4 |
200 |
17,1 |
30 |
2,4 |
210 |
16,5 |
40 |
3,5 |
220 |
14,9 |
50 |
5,0 |
230 |
12,8 |
60 |
6,7 |
240 |
10,8 |
70 |
8,6 |
250 |
8,6 |
80 |
10,8 |
260 |
6,7 |
90 |
12,8 |
270 |
5,0 |
100 |
14,9 |
280 |
3,5 |
110 |
16,5 |
290 |
2,4 |
120 |
17,1 |
300 |
1,4 |
130 |
17,7 |
310 |
0,8 |
140 |
17,7 |
320 |
0,4 |
150 |
17,7 |
330 |
0,1 |
160 |
17,7 |
340 |
0,0 |
170 |
17,7 |
350 |
0,1 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
80 dBc |
Kavel |
B05 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
10 van 19 |
|
ALPHEN 95,9 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
ALPHEN |
|
Lengte/breedtegraad |
004E38 46,9 / 52N08 13,4 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
120 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
0 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
95,9 MHz |
|
ERP |
3,162 kW |
|
ERPmax Verticaal |
3,162 kW |
|
Offset type |
Gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
B5 |
|
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
2,0 |
180 |
28,0 |
10 |
3,0 |
190 |
29,0 |
20 |
2,0 |
200 |
29,0 |
30 |
4,0 |
210 |
29,0 |
40 |
6,0 |
220 |
27,0 |
50 |
8,0 |
230 |
23,0 |
60 |
10,0 |
240 |
21,0 |
70 |
12,0 |
250 |
20,0 |
80 |
14,0 |
260 |
18,0 |
90 |
16,0 |
270 |
16,0 |
100 |
18,0 |
280 |
14,0 |
110 |
20,0 |
290 |
10,0 |
120 |
22,0 |
300 |
8,0 |
130 |
23,0 |
310 |
4,0 |
140 |
24,0 |
320 |
1,0 |
150 |
25,0 |
330 |
0,0 |
160 |
25,0 |
340 |
0,0 |
170 |
26,0 |
350 |
0,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
Kavel |
B05 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
12 van 19 |
|
HILVERSUM 95,9 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
HILVERSUM |
|
Lengte/breedtegraad |
005E09 52,2 / 52N14 33,6 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
145 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
8 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
95,9 MHz |
|
ERP |
0,048 kW |
|
ERPmax Verticaal |
0,048 kW |
|
Offset type |
Gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
B5 |
|
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
4,0 |
180 |
8,0 |
10 |
8,0 |
190 |
8,0 |
20 |
7,0 |
200 |
8,0 |
30 |
3,0 |
210 |
8,0 |
40 |
3,0 |
220 |
3,0 |
50 |
3,0 |
230 |
3,0 |
60 |
3,0 |
240 |
3,0 |
70 |
8,0 |
250 |
3,0 |
80 |
8,0 |
260 |
3,0 |
90 |
8,0 |
270 |
0,0 |
100 |
8,0 |
280 |
0,0 |
110 |
8,0 |
290 |
0,0 |
120 |
8,0 |
300 |
0,0 |
130 |
8,2 |
310 |
0,0 |
140 |
8,0 |
320 |
3,0 |
150 |
8,0 |
330 |
3,0 |
160 |
8,0 |
340 |
3,0 |
170 |
8,0 |
350 |
3,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
Kavel |
B05 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
14 van 19 |
|
GOUDA 95,9 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
GOUDA |
|
Lengte/breedtegraad |
004E42 51,4 / 52N00 20,8 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
15 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
3 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
95,9 MHz |
|
ERP |
0,501 kW |
|
ERPmax Horizontaal |
0,501 kW |
|
Offset type |
Gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
B5 |
|
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Horizontaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
0,0 |
180 |
10,0 |
10 |
0,0 |
190 |
10,0 |
20 |
0,0 |
200 |
18,0 |
30 |
0,0 |
210 |
19,0 |
40 |
0,0 |
220 |
19,0 |
50 |
0,0 |
230 |
17,0 |
60 |
0,0 |
240 |
12,0 |
70 |
8,0 |
250 |
9,0 |
80 |
8,0 |
260 |
5,0 |
90 |
4,0 |
270 |
5,0 |
100 |
4,0 |
280 |
0,0 |
110 |
4,0 |
290 |
0,0 |
120 |
3,0 |
300 |
0,0 |
130 |
7,0 |
310 |
0,0 |
140 |
8,0 |
320 |
0,0 |
150 |
10,2 |
330 |
0,0 |
160 |
10,2 |
340 |
0,0 |
170 |
10,0 |
350 |
0,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
80 dBc |
Kavel |
B05 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
16 van 19 |
|
UTRECHT 103,4 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|
Naam |
UTRECHT |
|
Lengte/breedtegraad |
005E06 21,1 / 52N05 24,1 |
|
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
75 meter |
|
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
3 meter |
|
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
|
Frequentie |
103,4 MHz |
|
ERP |
0,089 kW |
|
ERPmax Verticaal |
0,089 kW |
|
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
|
SFN ID |
||
System |
4 (volgens GE’84 paragraaf 3.1) |
|
Polarisatie |
Verticaal |
|
Klasse van uitzending |
300KF9E |
|
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrechten |
|
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
|
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
---|---|---|---|
0 |
0,0 |
180 |
11,0 |
10 |
0,0 |
190 |
11,0 |
20 |
1,3 |
200 |
11,0 |
30 |
2,3 |
210 |
10,0 |
40 |
2,3 |
220 |
2,0 |
50 |
11,3 |
230 |
0,0 |
60 |
11,3 |
240 |
0,0 |
70 |
11,3 |
250 |
0,0 |
80 |
11,3 |
260 |
0,0 |
90 |
11,3 |
270 |
0,0 |
100 |
11,3 |
280 |
0,0 |
110 |
11,0 |
290 |
0,0 |
120 |
11,0 |
300 |
0,0 |
130 |
11,0 |
310 |
0,0 |
140 |
11,0 |
320 |
0,0 |
150 |
11,0 |
330 |
0,0 |
160 |
11,0 |
340 |
0,0 |
170 |
11,0 |
350 |
0,0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch Noorden)
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
|
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
Kavel |
B05 |
|
Dossiernummer |
<dossiernummer> |
|
Datum |
<datum> |
|
Aantal bladen |
18 van 19 |
|
ROTTERDAM 104,2 MHz |
||
1 |
Gegevens locatie |
|