Regeling van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 november 2024, nr. WJZ/89336640 tot vaststelling van de hoogte van de heffing, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdelen c, d en e, van de Tijdelijke wet Groningen voor het uitvoeringsjaar 2023 (Regeling vaststelling hoogte heffing versterken Tijdelijke wet Groningen 2023 (per 1 juli))

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 15, derde lid, van de Tijdelijke wet Groningen;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. De hoogte van de heffing, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdelen c, d en e, van de Tijdelijke wet Groningen, wordt voor het uitvoeringsjaar 2023 vastgesteld op:

    1 juli 2023 tot en met 31 december 2023

    Artikel 15, eerste lid, onderdeel c en d, van de wet

    € 376.938.262,60

    Artikel 15, eerste lid, onderdeel e, van de wet

    € 18.889.460,00

  • 2. De heffing wordt volgens de volgende verdeelsleutel in rekening gebracht aan de exploitanten van een mijnbouwwerk ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg en Grijpskerk:

    • a. Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.: 100%;

    • b. Energie Beheer Nederland B.V.: 0%.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling hoogte heffing versterken Tijdelijke wet Groningen 2023 (per 1 juli).

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 8 november 2024

Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – Herstel Groningen, E. van Marum

TOELICHTING

1. Aanleiding vaststellingsregeling

Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Tijdelijke wet Groningen (hierna: TwG) wordt aan de exploitanten van een mijnbouwwerk ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg en Grijpskerk, een heffing opgelegd:

  • i. ter bestrijding van alle kosten gemaakt door de overheid voor de voorbereiding en uitvoering van de maatregelen om een gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen en de maatregelen, bedoeld in artikel 13j, vierde lid, indien het gebouw een beschermd monument is, alsmede de kosten die daar direct verband mee houden, met uitzondering van de BTW voor werkzaamheden die door derden worden uitgevoerd in opdracht van Onze Minister (onderdeel c);

  • ii. ter bestrijding van de kosten gemaakt in verband met de vergoedingen, bedoeld in artikel 13m, eerste lid, en subsidies op grond van artikel 13n, eerste en tweede lid, in combinatie met de artikelen 37b en 37c van de Wet op de rechtsbijstand, en vergoedingen op grond van artikel 13n, vierde en vijfde lid (onderdeel d); en

  • iii. ter compensatie van het rentevoordeel dat de exploitant ondervindt als gevolg van de voorbereiding en uitvoering van maatregelen en de toekenning van de vergoedingen zoals bedoeld in de hierboven benoemde onderdelen i en ii (onderdeel e).

In artikel 15, derde lid van de TwG is bepaald dat de hoogte van de heffing bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. De heffing zelf wordt vervolgens door de Staatssecretaris Herstel Groningen door middel van een heffingsbesluit opgelegd aan de exploitanten van een mijnbouwwerk ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg en Grijpskerk.

2. Hoogte van de heffing

De hoogte van de heffing die aan de exploitanten wordt opgelegd, wordt bepaald door twee factoren. In de eerste plaats door de heffingsgrondslag; de hoogte van de kosten en het rentevoordeel, bedoeld in de onderdelen c, d en e van artikel 15, eerste lid, van de TwG. In de tweede plaats wordt de hoogte van de heffing bepaald door de verdeling van die kosten over de exploitanten van een mijnbouwwerk ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg en Grijpskerk.

2.1. Gemaakte kosten

In artikel 1, eerste lid, van de Regeling vaststelling hoogte heffing versterken Tijdelijke wet Groningen 2023 (per 1 juli) is de hoogte van de heffing voor de kosten gemaakt in verband met de uitvoering van de versterkingsoperatie (artikel 15, eerste lid, onderdeel c en d, van de TwG) vastgesteld op € 376.938.262,60

Dit bedrag betreft kosten voor versterkingsmaatregelen, apparaatskosten van de NCG, en bijkomende kosten, zoals tijdelijke huisvesting en vergoedingen aan bewoners voor versterking in eigen beheer. Tot slot wordt met behulp van de heffing het rentevoordeel dat de exploitant ondervindt als gevolg van de voorbereiding en uitvoering van de versterkingsmaatregelen en de toekenning van vergoedingen door de Minister gecompenseerd.

2.2. Rentevoordeel

De Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (hierna: NAM) ondervindt een rentevoordeel als gevolg van de voorbereiding en uitvoering van de versterkingsmaatregelen door de NCG (zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdelen c en d, van de TwG). Het rentevoordeel wordt berekend op basis van de tijd die verstrijkt tussen het moment waarop de Staat de kosten maakt en het moment waarop deze in rekening worden gebracht bij NAM. Het rentevoordeel voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023 is vastgesteld op € 18.889.460,00

2.3. Verdeling over exploitanten

Naast de NAM is ook Energie Beheer Nederland B.V. (hierna: EBN) door de rechter aangemerkt als exploitant van een mijnbouwwerk ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld.1 Dit betekent dat moet worden vastgesteld op welke wijze de in artikel 1, eerste lid, van deze regeling vastgestelde heffing over de exploitanten moet worden verdeeld.

In artikel 1, tweede lid, van deze regeling wordt de heffing over de exploitanten, zijnde NAM en EBN, verdeeld, waarbij de gemaakte kosten voor 100% bij NAM in rekening worden gebracht. Op basis van de Overeenkomst van Samenwerking2 worden de uitgaven van de Maatschap Groningen echter tussen EBN en NAM gedeeld in de verhouding 40:60. Dit betekent dat EBN uiteindelijk aan NAM 40% van de door haar ten behoeve van de gaswinning uit het Groningenveld gemaakte kosten vergoedt. Voor de gasopslag Norg zijn vergelijkbare afspraken gemaakt.

3. Regeldruk

Deze regeling brengt geen afzonderlijke regeldruk met zich voor burgers of ondernemingen. Wel kunnen de betrokken exploitanten, NAM en EBN, tegen een aan hen geadresseerd heffingsbesluit bezwaar en beroep instellen. Die regeldrukeffecten vloeien evenwel niet voort uit deze regeling, maar uit de Tijdelijke wet Groningen zelf. Als regeling die slechts de vaststelling van een (heffings)tarief bevat, is deze regeling uitgezonderd van voorafgaande toetsing door het Adviescollege Toetsing Regeldruk.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie van de regeling in de Staatscourant. Hiermee wordt zowel voor wat betreft het moment van inwerkingtreding als de minimum invoeringstermijn afgeweken van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van de regeling is noodzakelijk omdat zowel de exploitanten als de Staat belang hebben bij het voorkomen van financieel nadeel dat ontstaat bij het later in rekening brengen van alle kosten gemaakt in verband met de uitvoering van de taken en bevoegdheden van de NCG. Om deze reden wordt afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten en treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na publicatie daarvan in de Staatscourant.

Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – Herstel Groningen, E. van Marum


X Noot
1

Hoge Raad, 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1278, r.o. 2.5.3 en 2.5.4 en Rechtbank Noord Nederland, 21 oktober 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:3553, r.o. 2.3.4 en 2.3.6

X Noot
2

Overeenkomst van Samenwerking tussen de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) en Energiebeheer Nederland (EBN) van 27 maart 1963

Naar boven