Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2024, 35553 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2024, 35553 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 15, derde lid, van de Tijdelijke wet Groningen;
Besluit:
1. De hoogte van de heffing, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdelen a, b en e, van de Tijdelijke wet Groningen, wordt voor het uitvoeringsjaar 2023 vastgesteld op:
|
1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 |
Artikel 15, eerste lid, onderdeel a en b, van de wet |
€ 517.164.597,53 |
|
Artikel 15, eerste lid, onderdeel e, van de wet |
€ 30.092.308,83 |
2. De heffing wordt volgens de volgende verdeelsleutel in rekening gebracht aan de exploitanten van een mijnbouwwerk ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg en Grijpskerk:
a. Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.: 100%;
b. Energie Beheer Nederland B.V.: 0%.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 6 november 2024
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – Herstel Groningen,
Op grond van artikel 15, eerste lid, onderdelen a, b en e, van de Tijdelijke wet Groningen (hierna: TwG) wordt aan de exploitanten van een mijnbouwwerk ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg en Grijpskerk, een heffing opgelegd:
i. ter bestrijding van alle kosten gemaakt in verband met de uitvoering van de taken en bevoegdheden bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdelen a en b, en zevende lid, TwG, met uitzondering van de kosten die verband houden met de bezoldiging van de bestuursleden van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (hierna: het IMG), de huisvestingskosten van het IMG en de BTW voor werkzaamheden die door derden worden uitgevoerd in opdracht van het IMG (onderdeel a);
ii. ter bestrijding van de kosten gemaakt in verband met de uitvoering van de taken en bevoegdheden bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel c, en achtste lid, TwG, indien deze kosten gemaakt zijn ten behoeve van vergoeding van schade als bedoeld in de TwG, met uitzondering van de BTW voor werkzaamheden die door derden worden uitgevoerd in opdracht van het IMG (onderdeel b); en
iii. ter compensatie van het rentevoordeel dat de exploitant ondervindt als gevolg van de afhandeling van schade door het IMG (onderdeel e).
In artikel 15, derde lid van de TwG is bepaald dat de hoogte van de heffing bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. De heffing zelf wordt vervolgens door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – Herstel Groningen door middel van een heffingsbesluit opgelegd aan de exploitanten van een mijnbouwwerk ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg en Grijpskerk.
De hoogte van de heffing die aan de exploitanten wordt opgelegd, wordt bepaald door twee factoren. In de eerste plaats is de heffingsgrondslag relevant; de hoogte van de kosten, die worden genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdelen a, b van de TwG, en de hoogte van het rentevoordeel, dat wordt genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel e van de TwG, worden opgenomen in de heffing. In de tweede plaats wordt de hoogte van de heffing per exploitant bepaald door de verdeling van die kosten over de exploitanten van een mijnbouwwerk ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg en Grijpskerk.
In artikel 1, eerste lid, van de Regeling vaststelling hoogte heffing Tijdelijke wet Groningen 2023 is de hoogte van de heffing voor de kosten gemaakt in verband met de uitvoering van de taken en bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, derde en zevende lid, van de TwG op grond van artikel 15, eerste lid, onderdeel a en b, van de TwG vastgesteld op € 517.164.597,53.
Dit bedrag betreft kosten voor fysieke schade (€ 364.172.138,23), waardedalingsschade (€ 29.443.583,30) en immateriële schade (€ 123.548.876,00).
Van de mogelijkheid die artikel 2, achtste lid, van de TwG biedt om bij algemene maatregel van bestuur aanvullende taken en bevoegdheden aan het IMG op te dragen is in het uitvoeringsjaar 2023 geen gebruik gemaakt. Dit heeft derhalve niet geleid tot kosten.
De Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (hierna: NAM) ondervindt een rentevoordeel als gevolg van de afhandeling van schade door het IMG. Dit wordt geheven op grond van artikel 15, eerste lid, onderdeel e, van de TwG. Aan het eind van elk uitvoeringskwartaal wordt de hoogte van de rente en het bedrag waarover deze wordt berekend, vastgesteld. Het rentevoordeel voor het uitvoeringsjaar 2023 is vastgesteld op:
€ 30.092.308,83.
Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
|
Rentevoordeel 2023 |
|||
|---|---|---|---|
|
Periode |
Waardedaling |
Fysieke schade |
Immateriële schade |
|
Eerste kwartaal 2023 |
€ 1.137.446,29 |
€ 6.068.940,98 |
€ 1.809.707,72 |
|
Tweede kwartaal 2023 |
€ 568.040,29 |
€ 5.144.185,59 |
€ 1.279.753,99 |
|
Derde kwartaal 2023 |
€ 209.159,47 |
€ 4.930.969,56 |
€ 665.210,27 |
|
Vierde kwartaal 2023 |
€ 116.353,28 |
€ 5.287.583,35 |
€ 2.874.958,04 |
|
Uitvoeringsjaar 2023 |
€ 2.030.999,33 |
€ 21.431.679,49 |
€ 6.629.630,01 |
Naast de NAM is ook Energie Beheer Nederland B.V. (hierna: EBN) door de rechter aangemerkt als exploitant van een mijnbouwwerk ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld.1 Dit betekent dat moet worden vastgesteld op welke wijze de in artikel 1, eerste lid, van deze regeling vastgestelde heffing over de exploitanten moet worden verdeeld.
In artikel 1, tweede lid, van deze regeling wordt de heffing over de exploitanten, zijnde NAM en EBN, verdeeld, waarbij de gemaakte kosten voor 100% bij NAM in rekening worden gebracht. Op basis van de Overeenkomst van Samenwerking2 worden de uitgaven van de Maatschap Groningen echter tussen EBN en NAM gedeeld in de verhouding 40:60. Dit betekent dat EBN uiteindelijk aan NAM 40% van de door haar ten behoeve van de gaswinning uit het Groningenveld gemaakte kosten vergoedt. Voor de gasopslag Norg zijn vergelijkbare afspraken gemaakt.
Deze regeling brengt geen afzonderlijke regeldruk met zich voor burgers of ondernemingen. Wel kunnen de betrokken exploitanten, NAM en EBN, tegen een aan hen geadresseerd heffingsbesluit bezwaar en beroep instellen. Die regeldrukeffecten vloeien evenwel niet voort uit deze regeling, maar uit de Tijdelijke wet Groningen zelf. Als regeling die slechts de vaststelling van een (heffings)tarief bevat, is deze regeling uitgezonderd van voorafgaande toetsing door het Adviescollege Toetsing Regeldruk.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie van de regeling in de Staatscourant. Hiermee wordt zowel voor wat betreft het moment van inwerkingtreding als de minimum invoeringstermijn afgeweken van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van de regeling is noodzakelijk omdat zowel de exploitanten als de Staat belang hebben bij het voorkomen van financieel nadeel dat ontstaat bij het later in rekening brengen van alle kosten gemaakt in verband met de uitvoering van de taken en bevoegdheden van het IMG. Om deze reden wordt afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten en treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na publicatie daarvan in de Staatscourant.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – Herstel Groningen,
Hoge Raad, 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1278, r.o. 2.5.3 en 2.5.4 en Rechtbank Noord Nederland, 21 oktober 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:3553, r.o. 2.3.4 en 2.3.6
Overeenkomst van Samenwerking tussen de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) en Energiebeheer Nederland (EBN) van 27 maart 1963
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-35553.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.