Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 oktober 2024, nr. PO/ 48676370 tot wijziging van de Subsidieregeling lerarenbeurs in verband met onder meer het vaststellen van een subsidieplafond voor het studiejaar 2025–2026 en het vervroegen van de termijn voor het aanvragen van subsidie

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling lerarenbeurs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepaling ingevoegd:

eenheid van leeruitkomsten:

onderwijseenheid waarin een samenhangend geheel van kennis, inzicht en vaardigheden is opgenomen die een student op een leerwegonafhankelijke wijze kan verwerven en waarvan de beheersing op een leerwegonafhankelijke wijze kan worden aangetoond.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het negende lid tot tiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 9. Voor het studiejaar 2025–2026 is een bedrag van € 65.887.000 beschikbaar voor verstrekking van subsidies op grond van deze regeling.

2. In het tiende lid (nieuw) vervalt ‘2025–2026,’.

C

In artikel 6 wordt onder vernummering van het elfde lid tot twaalfde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 11. De verdeling van het beschikbare bedrag voor het studiejaar 2025–2026 over de verschillende doelgroepen geschiedt als volgt:

    • a. € 16.950.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voorgezet speciaal onderwijs;

    • b. € 28.700.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het voortgezet onderwijs;

    • c. € 8.790.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het beroepsonderwijs en educatie; en

    • d. € 11.447.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het hoger beroepsonderwijs.

D

In artikel 9 wordt ‘1 april 18:00 uur tot en met 15 mei 23:59 uur’ vervangen door ‘1 februari 18:00 uur tot en met 15 maart 23:59 uur’.

E

In artikel 11 wordt ‘binnen acht weken’ vervangen door ‘binnen dertien weken’.

F

Artikel 19, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij ten minste vijftien studiepunten heeft behaald, dan wel een verklaring van een opleiding die werkt met eenheden van leeruitkomsten waaruit blijkt dat eenheden van leeruitkomsten zijn behaald ter waarde van in totaal ten minste vijftien studiepunten.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul

TOELICHTING

Algemeen

Met deze regeling wordt de Subsidieregeling lerarenbeurs gewijzigd. Deze subsidieregeling beoogt leraren in staat te stellen zich verder te professionaliseren en daarmee bij te dragen aan de gewenste kwaliteit van het onderwijs. Deze wijzigingsregeling regelt onder meer het vaststellen van een subsidieplafond voor het studiejaar 2025–2026 en het vervroegen van de termijn voor het aanvragen van subsidie.

Artikelsgewijs

Artikel I – onderdeel A

Een definitie van ‘eenheid van leeruitkomsten’ is toegevoegd, omdat het in 2016 gestarte experiment leeruitkomsten succesvol is gebleken. Overigens wordt de verankering van dit experiment ook in formele wetgeving vastgelegd.

Een ‘eenheid van leeruitkomsten’ is een samenhangend geheel van leeruitkomsten die te onderscheiden is van andere eenheden van leeruitkomsten. Het betreft een onderwijseenheid waarin een samenhangend geheel van kennis, inzicht en vaardigheden is opgenomen die een student op een leerwegonafhankelijke wijze kan verwerven en waarvan de beheersing op een leerwegonafhankelijke wijze kan worden getoond. Dit betekent dat eenheden van leeruitkomsten een variatie aan leeractiviteiten en persoonlijke leerroutes mogelijk moeten maken, voor individuele, dan wel groepen studenten. Studenten en extraneï krijgen tevens meer ruimte om op verschillende manieren en met verschillende vormen van bewijs aan te tonen dat zij bepaalde (eenheden van) leeruitkomsten (reeds) beheersen.

Artikel I – onderdeel B

Het subsidieplafond voor 2025–2026 is verhoogd. In artikel 4 zijn de genoemde bedragen daarom aangepast.

Artikel I – onderdeel C

De verdeling van het beschikbare budget voor studiejaar 2025–2026 is gewijzigd. In artikel 6 zijn de genoemde bedragen daarom aangepast.

Artikel I – onderdeel D

Het subsidieplafond dient zo goed mogelijk aan te sluiten bij het aantal aanvragen dat op basis van deze subsidieregeling kan worden toegekend. Om het subsidieplafond beter af te kunnen stemmen op het aantal aanvragen, is ervoor gekozen om de subsidieregeling jaarlijks eerder open te stellen dan in voorgaande jaren. Dit heeft als voordeel dat het aantal aanvragen eerder inzichtelijk is, zodat hiermee rekening kan worden gehouden bij het eventueel beschikbaar stellen van (aanvullende) financiële middelen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de voorjaarsnota. Vanaf 2025 geldt daarom dat een aanvraag in het kader van deze subsidieregeling alleen mogelijk is vanaf 1 februari 18:00 uur tot en met 15 maart 23:59 uur.

Artikel I – onderdeel E

In dit artikel is de beslistermijn verruimd naar dertien weken, omdat de uitvoering in acht weken niet altijd haalbaar is.

Artikel I – onderdeel F

Het overleggen door de leraar van ‘een verklaring waarin staat dat leeruitkomsten zijn behaald bij een onderwijsinstelling die deelneemt aan het experiment leeruitkomsten’ is vervangen door ‘een verklaring van een opleiding die werkt met eenheden van leeruitkomsten’. Indien de opleiding werkt met eenheden van leeruitkomsten kan de leraar een verklaring van de instelling overleggen als bewijsstuk waaruit blijkt hoeveel eenheden van leeruitkomsten zijn behaald en wat de waarde daarvan is in studiepunten. Die waarde dient ten minste 15 studiepunten te zijn.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul

Naar boven