TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling wijzigt de Uitvoeringsregeling GLB 2023. Naast een aantal technische
wijzigingen, ziet deze wijzigingsregeling met name op een aantal inhoudelijke aanpassingen
van de ecoregeling en de conditionaliteiten met ingang van 1 januari 2025.
Ecoregeling
Het doel van de ecoregeling als onderdeel van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
(GLB) is om een integrale duurzame transitie in de landbouw op bedrijfsniveau te stimuleren.
Om te zorgen dat de ecoregeling deze transitie blijft stimuleren, is het nodig om
de ecoregeling doorlopend te verbeteren, in lijn met het Nationaal Strategisch Plan
(NSP).
In 2025 worden twee nieuwe activiteiten toegevoegd waaruit landbouwers kunnen kiezen.
Het gaat om voedselbossen en tagetes als aaltjesbestrijding. Voor deze twee eco-activiteiten
zijn door de WUR de punten en toegekende waarde berekend. De eco-activiteit vroeg
ras rooigewas 1 november komt vanaf 2025 te vervallen, omdat deze relatief lastig
uitvoerbaar blijkt en alleen marginaal bijdraagt aan één van de vijf eco-doelen, bodem
en lucht, en niet aan de andere eco-doelen. Voorts wordt een aantal bestaande eco-activiteiten
gewijzigd voor een betere aansluiting op de landbouwpraktijk, een gebruiksvriendelijkere
regeling en het wegnemen van prikkels die een averechts effect hebben op de duurzaamheidsdoelen.
Uitstel data ecoregeling 2024 in verband met overmatige regenval
Bij de afweging om uitstel toe te staan is steeds de insteek geweest om de duurzame
impact van de ecoregeling overeind te houden. Als activiteiten niet haalbaar zijn
door de natte omstandigheden, is het alternatief voor boeren om activiteiten niet
uit te voeren of een beroep te doen op overmacht. In beide gevallen wordt doelbereik
verloren. Voor de in deze wijziging betrokken activiteiten geldt dat het opschuiven
van data niet of nauwelijks afbreuk doet aan de duurzame impact waarvoor de maatregelen
worden gesubsidieerd. De aanpassingen zijn ook in de uitvoering haalbaar.
Vervallen aanmelding
Het aanvraagproces voor de rechtstreekse betalingen wordt vereenvoudigd. Het separate
aanmeldmoment, alsmede het definitieve aanvraagmoment aan het einde van het aanvraagjaar
komen te vervallen. De aanvraag voor rechtstreekse betalingen vindt vanaf 2025 plaats
tijdens de Gecombineerde opgave in de periode van 1 maart tot en met 15 mei. Daarna
kunnen aanvragen nog worden gewijzigd tot en met 15 oktober. De aanvrager blijft verplicht
om de gegevens in de Gecombineerde opgave actueel te houden. De aanvrager wordt daarbij
ondersteund vanuit RVO met de bevindingen uit het areaalmonitoringsysteem. Er kunnen
geen nieuwe hectares of eco-activiteiten worden toegevoegd.
Conditionaliteiten
Zoals reeds vastgelegd in het Nationaal Strategisch Plan van het GLB, worden de conditionaliteiten
voor de bescherming van veenweiden en wetlands (GLMC 2) uitgebreid. Daarnaast veranderen
de verplichte bodembedekking (GLMC 6), het verplicht aanhouden van niet-productief
areaal (GLMC 8) en de bescherming van ecologisch kwetsbaar blijvend grasland (GLMC
9) als gevolg van Verordening (EU) 2024/1468 van het Europees Parlement en de Raad
van 14 mei 2024 tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/2115 en (EU) 2021/2116
wat betreft de normen voor een goede landbouw- en milieuconditie, regelingen voor
klimaat, milieu en dierenwelzijn, wijzigingen van de strategische GLB-plannen, herziening
van de strategische GLB-plannen en vrijstellingen van controles en sancties. Aanleiding
hiervoor is het feit dat de landbouwers geconfronteerd worden met een uitzonderlijke
reeks moeilijkheden en onzekerheden. De afgelopen jaren werden met name gekenmerkt
door een aanzienlijk aantal extreme weergebeurtenissen, waaronder droogten en overstromingen
in verschillende delen van de Unie. Die omstandigheden treffen de productie en de
inkomsten, en hebben tevens aanzienlijke gevolgen voor de uitvoering en de kalender
van de normale agronomische praktijken. De hoge energie- en inputprijzen en de onzekerheden
als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, de kosten van levensonderhoud,
de inflatie, de daling van de graanproductiewaarde in 2023 en de veranderingen in
de internationale handelsstromen hebben nog meer onzekerheden en druk op landbouwers
met zich meegebracht. Die samenloop van omstandigheden zet de landbouwers, als beheerders
van natuurlijke hulpbronnen en als economische actoren, zwaar onder druk om het beheer
van hun bedrijf en de uitvoering van agronomische prakijken aan te passen.
2. Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A en Z (artikel 1 en Bijlage 4, GLMC 5)
De begripsbepaling van minister wordt aangepast aan de nieuwe benaming die geldt sinds
het Kabinet Schoof is aangetreden.
De begripsbepaling van meerjarige teelt wordt overal vervangen door het begrip verlengde
teelt, omdat dit duidelijker maakt wat het doel van de eco-activiteit is en welke
gewassen er onder deze activiteit worden opgenomen.
Onderdeel B (artikel 4, derde lid en artikel 18, onderdeel g)
Landbouwareaal is grond die wordt gebruikt als bouwland, blijvend grasland of blijvende
teelt. Maar een perceel boslandbouw kan ook als landbouwareaal worden aangemerkt als
het in de periode 2015–2022 landbouwareaal was. Deze periode wordt met het jaar 2023
uitgebreid.
Onderdeel C (artikel 5)
Wie in het vorige aanvraagjaar minder dan 5.000 euro aan rechtstreekse betalingen
heeft ontvangen wordt aangemerkt als actieve landbouwer. De aanpassing in het vijfde
lid dient om te verduidelijken dat het hier gaat om een bedrag vóór aftrek van kortingen.
Het nieuwe zesde lid dient om nieuwe landbouwers zonder inschrijving in het handelsregister
als actieve landbouwer aan te merken indien het veronderstelde bedrag aan rechtstreekse
betalingen in het eerste aanvraagjaar meer dan 5.000 is.
Onderdeel D (artikel 8)
In dit artikel is ‘betalingen’ vervangen door ‘rechtstreekse betalingen’ om te verduidelijken
dat het hier niet om betalingen inzake de regeling voor zeldzame landbouwhuisdierrassen
gaat.
Onderdeel E (artikel 10)
De aanmelding die in artikel 10 was opgenomen is vervallen. De aanvraag die in artikel
11 was opgenomen is in een gewijzigde vorm in artikel 10 opgenomen. De landbouwer
kan met ingang van 2025 volstaan met het indienen van de aanvraag voor rechtstreekse
betalingen door middel van de Gecombineerde opgave tot 15 mei. Het aanvraagformulier
is aangepast en vraagt nu ook gegevens en bewijsmiddelen die voorheen bij de aanmelding
hoorden.
Onderdelen F, G, O, Q, R, S en T (artikelen 11, 13, 29, 39, 40, 41 en 47)
Met het vervallen van de aparte aanmelding is de aanvraag in artikel 10 opgenomen
en artikel 11 overbodig geworden. De aanpassingen in de genoemde artikelen hangen
hiermee samen.
Onderdeel H (artikel 18)
Bij de eco-activiteit categorie hoofdteelt zijn diverse wijzigingen aangebracht.
In onderdeel c, stikstofbindend gewas, zijn de voorwaarden voor de leesbaarheid anders
geredigeerd.
In onderdeel d is de term ‘meerjarige teelt/gewassen’ vervangen door ‘verlengde teelt’.
In onderdeel f, kruidenrijk grasland, wordt in verband met de overvloedige regenval
in het voorjaar de aanvang van de periode waarin de bedekking zichtbaar moet zijn
met anderhalve maand verschoven.
In onderdeel i (nieuw) wordt de nieuwe eco-activiteit voedselbos met de daarbij behorende
voorwaarden opgenomen. De toegelaten soorten voedselproducerende bomen en struiken
zijn opgenomen in de Soortenlijst behorende bij gewascode voedselbossen, te vinden
op de website van de stichting Voedselbosbouw, met als adres www.voedselbosbouw.org/gewascode.
Het oude onderdeel i, de eco-activiteit vroeg ras rooigewas 1 november, is vervallen
omdat het niet voldoende aan de eco-doelen bijdroeg.
In onderdeel k, strokenteelt, wordt de verplichting van 5 stroken versoepeld naar
vier stroken omdat dit een betere aansluiting op de landbouwpraktijk vormt.
Onderdeel I (artikel 19)
Bij de eco-activiteit categorie bodemgewas, groenbedekking, is de mogelijkheid voor
het laten doodvriezen van het gewas toegevoegd omdat dit een betere aansluiting op
de landbouwpraktijk vormt
Onderdeel J (artikel 20)
De eco-activiteit categorie teeltmaatregel, wordt op diverse onderdelen gewijzigd.
Aan onderdeel a, biologische bestrijding, wordt de mogelijkheid toegevoegd om de bestrijders
uit bijlage VIIb, onderdeel A, van de Omgevingsregeling (geleedpotigen en rondwormen)
in te zetten.
In onderdeel c, precisiebemesting, wordt de verwijzing naar de inmiddels vervallen
beheerseis RBE 2.17 geschrapt.
Tenslotte wordt een nieuwe eco-activiteit toegevoegd, tagetes als aaltjesbestrijding.
De landbouwer gebruikt hierbij minimaal de aanbevolen hoeveelheid zaaizaad van de
Aanbevelende Rassenlijst voor landbouwgewassen CSAR, te vinden op de website: Rassenlijst.info.
Onderdeel K (artikel 21)
In artikel 21 is het tweede lid geschrapt, dat verband hield met de inmiddels ingetrokken
conditionaliteit van 4 procent niet productief areaal in Bijlage 4, GLMC 8.
Onderdeel L (artikel 23)
In verband met de overvloedige regenval in het voorjaar wordt in diverse onderdelen
van eco-activiteit niet-productieve grond, de aanvang van de periode waarin bepaalde
activiteiten moeten plaatsvinden met enkele weken verschoven.
Onderdeel M (artikel 27)
Het achtste lid, dat verband houdt met de inmiddels ingetrokken conditionaliteit van
4 procent niet productief areaal in Bijlage 4, GLMC 8, vervalt.
Onderdeel N (artikel 28)
Om meer dieren en houders van steun te kunnen voorzien is besloten het minimum aantal
grootvee-eenheden te verlagen, naar 2,5 grootvee-eenheden voor runderen en 0,5 grootvee-eenheden
voor schapen en geiten.
Onderdeel P (artikel 34)
Om onevenredige administratieve lasten voor kleine landbouwers, dat wil zeggen landbouwers
met minder dan 10 hectare landbouwareaal, en voor nationale autoriteiten te voorkomen,
is in een wijziging van Verordening (EU) 2021/2016 voor deze bedrijven een vrijstelling
opgenomen van controles en sancties in verband met niet-naleving van conditionaliteitsvereisten.
De peildatum voor vaststelling van de omvang van een bedrijf is 15 mei. Voor 2024
wordt deze wijziging met terugwerkende kracht tot deze datum ingevoerd.
Onderdeel U (Bijlage 1)
In bijlage 1 wordt op diverse onderdelen de lijst met rustgewassen eco-regeling aangepast.
De namen behorend bij de eco-activiteit rustgewas worden geactualiseerd op basis van
wetenschappelijk advies, in sommige gevallen naar aanleiding van de input van sectorpartijen.
Onderdeel V (Bijlage 2)
In bijlage 2 worden in alle onderdelen wijzigingen aangebracht.
In de eerste tabel, punten, in onderdeel A worden de nieuwe eco-activiteiten toegevoegd
en worden de punten van precisiegewasbescherming, precisiebemesting, houtig element
(overig) en bufferstrook met kruiden langs grasland/bouwland gewijzigd overeenkomstig
het wetenschappelijk advies van Wageningen University & Research.
De tweede tabel, waardes, in onderdeel A wordt aangepast aan de wijzigingen in de
artikelen 18 en 20.
In onderdeel B wordt de beschrijving van de regio-indeling toegevoegd.
Onderdeel C wordt van toepassing voor de resterende GLB-periode, waardoor ‘2024’ kan
vervallen.
Onderdeel D is een cumulatietabel waarin wordt aangegeven wat er bij cumulatie van
twee eco-activiteiten op één perceel van toepassing is met betrekking tot punten en
waardes. Deze tabel is voor 2025 ook aangepast als gevolg van de toevoeging van twee
nieuwe eco-activiteiten en de aanpassingen in de gewassenlijsten voor de eco-regeling.
Onderdeel W (Bijlage 3)
In bijlage 3 worden diverse wijzigingen in de beheerseisen doorgevoerd.
In RBE 2, Nitraatrichtlijn, worden herwonnen fosfaten en compost in diverse verbodsomschrijvingen
toegevoegd. Die vielen wel onder de genoemde bepalingen, maar stonden ten onrechte
niet in de omschrijving.
RBE 2.9 en 2.10 zijn samengevoegd omdat de verbodsbepalingen voor het gebruik op onbeteelde
grond met een hellingspercentage van 7% of meer in het Besluit activiteiten leefomgeving
eveneens in één artikel zijn opgenomen.
In RBE 5.19 is de verplichting tot eieren vrij houden van vreemde geuren ingeperkt
tot ‘onbedoelde’ vreemde geuren. Dit houdt verband met de dienovereenkomstige wijziging
van de hygiënevoorschriften voor de productie van eieren uit Sectie X, hoofdstuk I,
van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004. Het is voortaan toegestaan opzettelijk
een vreemde geur aan eieren toe te voegen om deze met bepaalde smaken te aromatiseren,
mits deze praktijk niet bedoeld is om het bestaan van een vreemde geur van de eieren
te verbergen.
RBE 8.10, die voorschriften voor de opslag van gewasbeschermingsmiddelen betreft,
verwijst nu ook naar de artikelen 3.29 en 4.1012 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Het gaat hierbij slechts om de opslag van grote hoeveelheden. De opslag van kleinere
hoeveelheden valt onder de zorgplicht van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Onderdeel X (Bijlage 4, GLMC 2)
Naast de uitbreiding van het naleven van het peilbesluit naar alle veengronden, wordt
er een aanvullende voorwaarde gesteld die inhoudt dat blijvend grasland niet mag worden
omgezet.
Onderdeel Y (Bijlage 4, GLMC 10)
Dit betreft een verbetering van het opschrift.
Onderdeel AA (Bijlage 4, GLMC 6)
De verplichte minimale bedekking van 6 of 8 weken op kleigrond komt te vervallen tussen
1 augustus en 30 november. De andere maatregelen in de winterperiode, te weten het
verbod op het vernietigen van grasland en blijvende teelten van september tot februari
en de verplichte inzaai van een vanggewas na de teelt van mais op zand- en lössgrond,
blijven wel van toepassing.
Onderdeel BB (Bijlage 4, GLMC 7)
Met deze wijziging wordt de van toepassing zijnde verwijzing naar de Omgevingsregeling
opgenomen.
Onderdeel CC (Bijlage 4, GLMC 8)
De verplichting voor het aanhouden van 4% niet-productief areaal op bouwland komt
te vervallen.
Onderdeel DD (Bijlage 4, GLMC 8)
Op blijvend grasland in de vogelrichtlijn-gebieden en ecologisch kwetsbaar blijvend
grasland in de aangewezen habitatrichtlijn-gebieden wordt een uitzondering gemaakt
op het algehele ploegverbod waarbij ploegen is toegestaan om beschadigd grasland te
herstellen. Daarbij moeten wel mogelijke toepasselijke voorwaarden vanuit de lokale
beheersplannen in acht worden genomen.
Onderdeel EE (Bijlage 5)
De accountantsverklaring wordt aangepast. De verwijzing naar de Handleiding Actieve
Landbouwer wordt geschrapt, omdat er een vast format is en daarmee de handleiding
niet meer relevant.
Onderdeel FF (Bijlage 6)
De sanctietabel wordt aangepast aan het vervallen van de aanmelding.
3. Regeldruk
De in deze regeling opgenomen wijzigingen van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 zijn
voor het merendeel technisch van aard. Deze wijzigingen hebben geen effect op de berekende
administratieve lasten van de oorspronkelijke regelgeving. Er zijn drie inhoudelijke
wijzigingen die mogelijk effect hebben op de regeldruk.
De inhoudelijke wijziging van de uitvoeringsregeling, onderdelen H en J, betreft de
toevoeging van twee nieuwe activiteiten in de ecoregeling. Deze maken onderdeel uit
van een keuzemenu aan activiteiten om voor de ecopremie in aanmerking te komen. Het
gaat om activiteiten die onderdeel uitmaken van het reguliere, productieve bedrijfsproces.
De activiteit ‘voedselbos’ brengt geen nieuwe regeldruk met zich mee. Voor ‘tagetes
als aaltjesbestrijding’ geldt dat de etiketten van het zaaizaad gedurende 5 jaar in
de administratie moeten worden bewaard. Het gaat per aanvrager om maximaal 1 uur.
Het is nog onduidelijk hoeveel boeren gebruik zullen maken van de optie ‘tagetes als
aaltjesbestrijding’.
De inhoudelijke wijziging van de uitvoeringsregeling, onderdelen AA en CC, betreft
de aanpassing van een aantal conditionaliteiten. De verplichting tot minimale bodembedekking
op kleigrond in de winterperiode en de verplichting tot het aanhouden van niet-productief
areaal komen te vervallen. Dit vermindert de administratieve last voor aanvragers,
omdat zij niet langer hoeven op te geven op welke wijze zij aan deze verplichtingen
voldoen en dit ook niet langer hoeven aan te tonen. Deze verplichtingen gelden voor
alle ca. 45.000 aanvragers van rechtstreekse betalingen. Het gaat per aanvrager om
maximaal 0,5 uur. Uitgaande van een gemiddeld uurloon van € 39 voor de agrarische
sector en € 54 voor dienstverleners/intermediairs beloopt de verlichting van de administratieve
lasten naar verwachting maximaal € 1.000.000. De overige aanpassingen van de conditionaliteiten
hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten.
De wijziging van de uitvoeringsregeling, onderdeel C, betreft een aanscherping van
de uitzonderingsbepaling voor kleine aanvragers. Om als actieve landbouwer in aanmerking
te komen voor betalingen op grond van deze regeling moet de aanvrager door middel
van de inschrijving in het handelsregister of een accountantsverklaring aantonen dat
landbouw de hoofdactiviteit is, dan wel een belangrijke nevenactiviteit. Voor aanvragers
die voor het voorgaande aanvraagjaar minder dan 5.000 euro aan rechtstreekse betalingen
hebben ontvangen, geldt een uitzondering. Deze uitzondering is echter alleen bedoeld
voor aanvragers die in het voorgaande aanvraagjaar ook daadwerkelijk een aanvraag
hebben gedaan of, op grond van hun huidige aanvraag, voor het voorgaande aanvraagjaar
minder dan 5.000 euro aan rechtstreekse betalingen zouden hebben ontvangen. Voor grotere
nieuwe aanvragers betekent deze bepaling een verzwaring van de administratieve last.
Het gaat naar verwachting maar om enkele aanvragers per jaar. Een accountantsverklaring
kost gemiddeld ongeveer € 2.000.
De wijziging van de uitvoeringsregeling, onderdelen E en F, betreft het vervallen
van de separate momenten van aanmelding en aanvraag. In plaats van een aanmelding
doen deelnemers aan de rechtstreekse betalingen van het GLB een aanvraag in de Gecombineerde
opgave. De gegevensvraag en daarmee samenhangende administratieve lasten veranderen
hiermee echter niet. Het aanvraagmoment aan het einde van het aanvraagjaar komt te
vervallen. Dat betekent dat 45.000 GLB-aanvragers niet nogmaals hun hele Gecombineerde
opgave hoeven te doorlopen en te bevestigen. Dit is een verlichting van de administratieve
lasten met naar verwachting ten minste 1 uur per aanvrager. Uitgaande van een gemiddeld
uurloon van € 39 voor de agrarische sector en € 54 voor dienstverleners/intermediairs
beloopt de totale verlichting van de administratieve lasten € 2.154.175.
Deze wijziging is ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk
(ATR). Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat
het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
4. Inwerkingtreding
Onderhavige regeling treedt, met enkele hierna beschreven uitzonderingen, in werking
op 1 januari 2025. Hiermee wordt voldaan aan de systematiek van de vaste verandermomenten,
inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal
in werking treden. Tevens wordt de publicatietermijn, twee maanden voor inwerkingtreding,
gerespecteerd.
Onderdeel V, onderdeel 3, treedt de dag na publicatie in werking en werkt terug tot
en met 1 januari 2024. Het betreft het toevoegen van het onderschrift dat per abuis
bij de kaart met regio-indeling van 1 januari 2024 was weggevallen.
Onderdeel P treedt de dag na publicatie in werking en werkt terug tot en met 15 mei
2024. Deze datum is de peildatum voor vaststelling van de omvang van een bedrijf,
waarbij voor kleine landbouwers, met minder dan 10 hectare landbouwareaal, een vrijstelling
wordt opgenomen van controles en sancties in verband met niet-naleving van conditionaliteitsvereisten.
Deze maatregel is in het belang van de kleine landbouwers waarmee terugwerkende kracht
is gerechtvaardigd.
De onderdelen H, L en Z, onderdeel 1, treden de dag na publicatie in werking en werken
terug tot en met 31 mei of 1 juni 2024. Dit is gerechtvaardigd door de slechte weersomstandigheden
in het voorjaar. De aanvangstermijn van de diverse termijnen in de eco-regeling en
GLMC 6 is daarom met enkele weken opgeschoven, in het belang van de doelgroep.
Onderdeel AA, onderdelen 3 en 4, betreffen het met terugwerkende kracht vervallen
per 1 augustus 2024 van de verplichte minimale bedekking van 6 of 8 weken op kleigrond
tussen 1 augustus en 30 november. Deze maatregel was al gecommuniceerd en is in het
belang van de landbouwers.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
F.M. Wiersma