Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2024, 32244 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2024, 32244 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Asiel en Migratie,
Gelet op artikel 3, derde lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;
Besluit:
De Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 19 derde lid, wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:
4. In afwijking van het eerste lid, onder e, en het derde lid dient de asielzoeker wiens asielaanvraag versneld zal worden afgedaan en een daartoe strekkende aanwijzing van de IND heeft gekregen in de zin van artikel 55, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 zich dagelijks tweemaal te melden bij het COA, ten einde vast te stellen dat de vreemdeling gebruik maakt van de faciliteiten van het COA en hij daarmee beschikbaar is voor de afhandeling van zijn asielprocedure.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 30 september 2024
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-Van de Klashorst
De Nederlandse asielprocedure moet al langere tijd omgaan met een grote instroom. Dit heeft gevolgen voor alle onderdelen van de keten. Onderdeel van de oplossingsrichtingen die worden uitgewerkt, is het versnellen van afhandeling van de zaken waarvan verwacht kan worden, op basis van de gegevens die aan het begin van de procedure bekend zijn, dat een aanzienlijke kans bestaat dat op de aanvraag afwijzend wordt beslist. Dit verlaagt de druk op de vreemdelingenketen het efficiëntst, omdat, nadat de procedure van de vreemdeling is afgerond, ook snel een einde komt aan het beroep dat de vreemdeling kan doen op de opvang van het COA.
Dit model bouwt voort op de ervaringen die zijn opgedaan in de pilot procesbeschikbaarheidslocatie. Op 1 maart 2024 heeft de rechtbank het beroep van een vreemdeling tegen het besluit van het COA om hem in de pilot procesbeschikbaarheidslocatie in Ter Apel te plaatsen, gegrond verklaard1. In haar uitspraak heeft de rechtbank (onder meer) aangegeven dat de gehanteerde grondslag onvoldoende is om de mate van vrijheidsbeperking te rechtvaardigen. Naar aanleiding daarvan is de instroom in de pilot in zijn huidige vorm gepauzeerd. Er is gekeken welke aandachtspunten deze individuele uitspraak met zich meebrengt voor de pilot. Op basis van deze bevindingen wordt de werkwijze op een aantal punten bijgesteld.
Het concept van de procesbeschikbaarheidslocatie (de PBL) blijft erop gericht vreemdelingen met een kansarme asielaanvraag beschikbaar te houden voor hun asielprocedure, waardoor zij het asielproces zo vlot mogelijk doorlopen. De procesbeschikbaarheidsaanpak zal verbreed worden, in de zin dat er met een getrapt systeem zal worden gewerkt; vanuit een positie met (relatief) veel bewegingsvrijheid, zal worden geïntensiveerd als daarvoor aanleiding bestaat.
Verhouding tot de meldplicht
Om zeker te stellen dat de IND, bij het maken van de planning, kan rekenen op de beschikbaarheid van de vreemdeling voor het proces, is van belang dat er goed zicht is op de aanwezigheid van de vreemdeling. Hiervoor wordt de inhuis-registratie door het COA ingezet, waarbij voor de groep waarop het nieuwe artikel 19, vierde lid, van toepassing is, artikel 19, eerste lid, onder e, en het derde lid niet van toepassing zijn. Het primaire doel van de inhuis-registratie is om vast te stellen of de vreemdeling nog gebruik maakt van de faciliteiten van het COA. Het doel waarvoor de vreemdeling op de COA-locatie verblijft, is echter het doorlopen van de asielprocedure en dient daarmee feitelijk hetzelfde doel, namelijk het doorlopen van de asielprocedure door de IND. In het verlengde van de asielprocedure, is ook van belang dat de vreemdeling beschikbaar is voor voorlichting over andere onderdelen, waaronder een eventueel terugkeerproces en ondersteuning daarbij.
Uiteraard zou juridisch denkbaar zijn om door de Politie of Kmar een tweemaal daagse meldplicht te laten opleggen op basis van artikel 54, eerste lid onder f Vw juncto 4.51, eerste en tweede lid Vb en 4.15 VV. Het beleggen bij die diensten is, vanwege de inzet op andere taken die reeds van hen wordt gevraagd, niet realistisch. Ook nu al ziet de politie in de meeste gevallen af van een meldplicht, omdat bekend is dat het COA op basis van de inhuis-registratie vergelijkbare informatie vergaard en deze waar nodig deelt. Als blijkt dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, wordt dit gemeld en zullen ketenpartners zoals de IND daarmee rekening houden bij de wijze van afdoen van de procedure. De inhuis-registratie heeft daarmee ook thans als achterliggend doel te verifiëren of de vreemdeling nog beschikbaar is voor de procedure. Met de registratie vervult het COA echter niet een rol als toezichthouder in de zin van de Vreemdelingenwet, maar creëert het tweemaal per dag wel een moment waarop voor de keten bekend is dat de vreemdeling in zicht is, en beschikbaar is voor de procedures.
Afbakening van de doelgroep
De afbakening van de doelgroep voor deze intensivering volgt uit de aanwijzing, bedoeld in artikel 55 Vreemdelingenwet 2000, die wordt uitgevaardigd aan vreemdelingen afkomstig uit landen met een laag inwilligingspercentage die onder de Pilot procesbeschikbaarheidsaanpak vallen, en de vreemdeling zal worden geïnformeerd welke gevolgen dit voor hem en de afhandeling van zijn procedure heeft. Hoewel de inzet is alle vreemdelingen afkomstig uit veilige landen van herkomst en landen met een laag inwilligingspercentage onder deze werkwijze te brengen, zullen in deze pilot fase nog niet alle vreemdelingen uit de doelgroep hieronder kunnen worden gebracht. Dit is uiteraard een tijdelijke situatie. Ten aanzien van deze groep is sprake van een weinig kansrijke procedure, en een verhoogd risico op onttrekken aan het toezicht. Het is de inzet van het PBL-proces om de IND in staat te stellen op een efficiënte wijze deze procedures af te doen. Het is daarom van belang dat de registratie door het COA geïntensiveerd wordt. De COA-registratie zal tweemaal per dag plaatsvinden.
De selectie vindt dus plaats op basis van de gegevens die aan het begin van de procedure bekend zijn. Dit is in de meeste gevallen niet veel meer dan de nationaliteit van de vreemdeling. Dit vormt een wezenlijk onderdeel van de asielprocedure zoals deze ook door de Europese regels is ingericht. In de door de Raad, Commissie en Europees Parlement aangenomen nieuwe Procedureverordening2 is dit nog verder geëxpliciteerd, doordat een onderscheid wordt aangelegd met het inwilligingspercentage als onderscheidend criterium3. Dit onderscheid is noodzakelijk om op een efficiënte wijze om te gaan met de tienduizenden beschermingsverzoeken die in Nederland worden ingediend. De werkwijze draagt ook bij aan een versnelde afdoening. Gedurende het proces blijft uiteraard steeds mogelijk dat alsnog onderkend moet worden dat de aanvraag van een vreemdeling in een ander behandelspoor moet worden behandeld, in dat geval zal zijn of haar aanvraag naar een passend ander spoor in het IND-proces kan worden geleid en komt de tweemaal daagse meldplicht te vervallen.
Doelmatigheid en proportionaliteit
Buiten de momenten waarop de vreemdeling aanwezig moet zijn voor de registratie, is de vreemdeling in beginsel vrij om zich op en buiten de locatie te bewegen, uiteraard met inachtneming van de huisregels. Vanzelfsprekend dient de vreemdeling op afspraken van de IND of andere ketenpartners te verschijnen. Als dergelijke afspraken samenvallen met de momenten van de registratie prevaleert de afspraak met de ketenpartner en is dat een verschoonbare reden om niet op de meldplicht te verschijnen. Andere redenen voor afwezigheid moeten vooraf worden gemeld.
Deze intensievere COA-registratie is in deze gevallen proportioneel. In dat kader is van belang op te merken dat van deze doelgroep een zeer hoog percentage van de personen met onbekende bestemming vertrekt en het verloop van de procedure niet afwacht. Voor sommige deelgroepen is een onttrekkingspercentage van meer dan 80% geregistreerd.4 Ook als geen voortijdig vertrek plaatsvindt, is de vreemdeling niet altijd beschikbaar op het moment dat een processtap staat gepland, wat een effectieve inzet van middelen van de IND belemmert. Om een effectieve uitvoering van de Europese asielregels mogelijk te maken is wenselijk dat een actueel zicht bestaat op de beschikbaarheid van de vreemdeling, zodat dit in de planning van de IND en ketenpartners kan worden betrokken.
Escalatiemodel
Als de vreemdeling niet voldoet aan de COA-inhuisregistratie kan dat, na een waarschuwing, aanleiding zijn om een andere maatregel te nemen die de beschikbaarheid voor het asielproces verder zeker stelt. Een andere maatregel kan ook aan de orde zijn indien sprake is van overlastgevend gedrag, als dat reden geeft te vermoeden dat de vreemdeling zich niet beschikbaar zal houden. Dit kan betekenen dat andere toezichtsmaatregelen ingezet moeten worden, en kan ook meebrengen dat een overplaatsing in de zin van artikel 11 van de Rva 2005 noodzakelijk is. De aanwijzing op basis van artikel 55 Vw en de meldplicht die met deze regeling wordt geïntroduceerd, staan dus niet op zichzelf maar vormen een eerste trede die in deze gevallen kan worden ingezet om een efficiënt gebruik van de asielprocedure mogelijk te maken.
Om bovenstaand te bewerkstelligen wordt de inhuis-registratie van het COA aangepast door aan artikel 19 een nieuw vierde lid toe te voegen. Hierdoor kan aan vreemdelingen met een kansarme asielaanvraag een tweemaal daagse meldplicht worden opgelegd.
De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Ook de inwerkingtredingsdatum wijkt af van de vaste verandermomenten. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze uitzonderingen zijn toegestaan omdat het spoedregelgeving betreft (Aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder b, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-Van de Klashorst
Rechtbank Den Haag (zittingsplaats Groningen), 1 maart 2024, AWB 24/7, ECLI:NL:RBDHA:2024:2653
Verordening (EU) 2024/1348 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot vaststelling van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming in de Unie en tot intrekking van Richtlijn 2013/32/EU
Bijlage bij brief regering 20 december 2021, 19.637, TK, 2814; Uitkomst APM-onderzoek naar asielzoekers die met onbekende bestemming vertrekken uit de opvang, Daaruit blijkt dat gedurende
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-32244.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.