Beleidsregel van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 30 september 2024, nr. IENW/BSK-2024/220494, houdende gelijkstellen van specifieke motorrijtuigen aan motorrijtuigen die zijn ingericht en worden gebruikt voor het vervoer van zieken en gewonden voor het verkrijgen van ontheffing van het betalen van tol op grond van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 (Beleidsregel ontheffing tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 6, vierde lid, onderdeel a, van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

Artikel 1

  • 1. Onder motorrijtuigen die zijn ingericht en worden gebruikt voor het vervoer van zieken en gewonden wordt mede verstaan:

    • a. andere motorrijtuigen dan motorrijtuigen die zijn ingericht en worden gebruikt voor het vervoer van zieken en gewonden die uitsluitend worden gebruikt voor het verlenen of coördineren van spoedeisende medische hulpverlening;

    • b. motorrijtuigen die worden ingezet voor het redden van drenkelingen.

  • 2. De andere motorrijtuigen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a:

    • a. worden gebruikt door de regionale Ambulancevoorziening, bedoeld in artikel 4 van de Wet ambulancezorgvoorzieningen, of

    • b. worden gebruikt door de noodhulpteams van het Rode Kruis die een convenant hebben gesloten met de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio voor het verlenen van hulp als bedoeld in de leidraad Grootschalige Geneeskundige Bijstand1.

  • 3. De motorrijtuigen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b:

    • a. zijn geregistreerd op naam van een organisatie die krachtens haar statuten ten doel heeft het voorkomen van de verdrinkingsdood en is aangewezen als hulpverleningsdienst als bedoeld in artikel 1, Regeling optische en geluidssignalen 2009, en

    • b. worden nagenoeg uitsluitend gebruikt voor activiteiten gericht op het redden van drenkelingen.

Artikel 2

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Artikel 3

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel ontheffing tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Madlener

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

De Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 (hierna: de wet) geeft het kader voor de tijdelijke tolheffing op de Blankenburgverbinding en de ViA15. Artikel 6, vierde lid, onderdeel a, van de wet biedt de mogelijkheid om ontheffing van de tolplicht te verlenen aan motorrijtuigen die zijn ingericht en worden gebruikt voor het vervoer van zieken en gewonden. Deze bepaling is ontleend aan vergelijkbare bepalingen in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (mrb) en de Tunnelwet Westerschelde. Dit is gedaan om de ontheffing van de tijdelijke tolheffing en de Motorrijtuigenbelasting op vergelijkbare wijze te regelen.

Eind 2024 gaat de tolheffing op de Blankenburgverbinding van start. Bij de voorbereiding van de uitvoering is geconstateerd dat er onbedoelde verschillen zijn ontstaan tussen de tolwetgeving en de belastingwetgeving. Hierdoor zijn er motorrijtuigen die wel in aanmerking komen voor een ontheffing van de Motorrijtuigenbelasting maar op basis van de huidige tolwetgeving niet in aanmerking komen voor een ontheffing van de tolheffing. Om dit verschil weg te nemen is een wijziging van de wet in voorbereiding. De wetswijziging treedt per 1 januari 2025 in werking. Naast de wetswijziging is ook een wijziging van de Regeling tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 in voorbereiding waarmee de inhoud van deze beleidsregel in de ministeriële regeling wordt opgenomen. Deze treedt ook per 1 januari 2025 in werking.

Met deze beleidsregel wordt, vooruitlopend op deze wijziging van de wet en van de Regeling tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15, duidelijkheid gecreëerd over de categorieën motorrijtuigen die in aanmerking komen voor een ontheffing op grond van artikel 6, vierde lid, onderdeel a, van de wet. Bepaalde motorrijtuigen die niet vallen onder het begrip ‘motorrijtuigen die zijn ingericht en worden gebruikt voor het vervoer van zieken en gewonden’ worden met deze beleidsregel hier nu wel onder geschaard. Er wordt hierbij aangesloten op de mrb. Voor de houders van deze motorrijtuigen betekent dit een versimpeling van de ontheffing van tijdelijke tolheffing nu deze ontheffing meer in lijn is met de ontheffing van de Motorrijtuigenbelasting.

Dit geeft duidelijkheid voor de houders van de betreffende motorrijtuigen en is tegelijkertijd eenvoudiger uitvoerbaar voor de Dienst Wegverkeer (RDW), die de tijdelijke tolheffingstaken, waaronder ook het verlenen van ontheffingen, in mandaat namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat uitvoert.

Uitvoering

De RDW zal met behulp van deze beleidsregel de aanvragen voor de ontheffing beoordelen. In het kader daarvan is de RDW betrokken geweest bij het opstellen van deze beleidsregel. De RDW kan zich vinden in deze beleidsregel.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De ambulancebranche maakt naast ambulances steeds meer gebruik van andersoortige motorrijtuigen voor het verlenen van spoedeisende medische hulpverlening. Het gaat dan om motorrijtuigen waarmee medisch personeel naar de plaats van het ongeluk kan rijden of motorrijtuigen van waaruit spoedeisende medische hulpverlening kan worden gecoördineerd. In artikel 3.5.1 van het Kaderbesluit mrb2 is geregeld dat ook deze motorrijtuigen in aanmerking komen voor vrijstelling van de mrb. Via artikel 1, eerste lid, onderdeel a, worden ook deze motorrijtuigen onder motorrijtuigen die zijn ingericht en worden gebruikt voor het vervoer van zieken en gewonden geschaard. Hiermee komen deze motorrijtuigen eveneens in aanmerking voor ontheffing van de tijdelijke tolplicht. De aanvullende voorwaarden in het tweede lid zijn ontleend aan artikel 3.5.1 van het Kaderbesluit mrb.

Organisaties die zich richten op het voorkomen van de verdrinkingsdood zetten motorrijtuigen in voor het redden van drenkelingen. In artikel 3.5.2 van het Kaderbesluit mrb is geregeld dat deze motorrijtuigen in aanmerking komen voor vrijstelling van de mrb. Via artikel 1, eerste lid, onderdeel b, worden ook deze motorrijtuigen onder het ambulancebegrip geschaard. Hiermee komen deze motorrijtuigen eveneens in aanmerking voor ontheffing van de tijdelijke tolplicht. De aanvullende voorwaarden in het derde lid zijn ontleend aan artikel 3.5.2 van het Kaderbesluit mrb.

Artikel 2

Sinds 1 juli 2024 kunnen partijen een aanvraag voor een ontheffing indienen bij de RDW. Voor de categorieën voertuigen waar deze beleidsregel over gaat neemt de RDW nog geen besluit tot de beleidsregel van kracht is. Om verdere vertraging in de beslissing op deze aanvragen te voorkomen is het noodzakelijk dat de beleidsregel zo snel mogelijk in werking treedt. Inwerkingtreding van de beleidsregel vindt daarom plaats op de dag na publicatie daarvan in de Staatscourant.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Madlener


X Noot
1

De actuele versie van de leidraad is te raadplegen via de website van het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid.

Naar boven