Bestuursovereenkomst MIRT-project Stadsbrug, HOV en station Stadionpark 2023

PARTIJEN:

1. De minister van Infrastructuur en Waterstaat, handelend in de hoedanigheid van bestuursorgaan, de heer M.G.J. Harbers, hierna te noemen: ‘de minister van IenW’;

2. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, handelend in de hoedanigheid van bestuursorgaan, de heer H.M. de Jonge, hierna te noemen: ‘de minister van BZK’;

3. Metropoolregio Rotterdam – Den Haag, in deze vertegenwoordigd door het lid van de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit, de heer A. van de Laar, handelend op basis van het besluit van de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit d.d. 10 december 2023, hierna te noemen: ‘MRDH’;

4. De gemeente Rotterdam, in deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder Handhaving, Buitenruimte en Mobiliteit, de heer V.P.G. Karremans, handelende ter uitvoering van het B&W besluitd.d. 31 oktober 2023, hierna te noemen: ‘de Gemeente’.

De Partijen 1 en 2 hierna gezamenlijk te noemen: ‘het Rijk’.

De Partijen 1 tot en met 4 hierna gezamenlijk te noemen: ‘Partijen’.

Elke Partij afzonderlijk hierna te noemen: ‘Partij’.

Overwegende dat:

  • Er een MIRT-verkenning Oeververbindingen regio Rotterdam heeft plaatsgevonden bestaande uit drie deelonderzoeken: Oeververbinding en OV, A16 Van Brienenoordcorridor en de Algeracorridor1.

  • Er vijf hoofddoelen voor deze MIRT-verkenning zijn geformuleerd:

    • Het mogelijk maken van verstedelijking (wonen en economische toplocaties) in relatie tot agglomeratiekracht;

    • Het verbeteren van de bereikbaarheid met het OV, door het verminderen van het knelpunt2 stedelijk OV;

    • Het verbeteren van de bereikbaarheid via de weg, door het verminderen van het knelpunt3 op de A16 Van Brienenoordcorridor en het knelpunt Algeracorridor;

    • Het verbeteren van de stedelijke leefkwaliteit;

    • Het vergroten van kansen voor mensen.

  • Door Partijen in het Bestuurlijk Overleg MIRT van 10 november 2022 voor het deelonderzoek Oeververbinding en OV een Voorkeursbeslissing4 is vastgesteld, bestaande uit:

    • een multimodale brugverbinding met een nieuwe HOV-verbinding met tramkwaliteit van Kralingse Zoom naar Zuidplein;

    • Station Stadionpark;

    • een hoogwaardige busverbinding van Centraal Station naar Zuidplein via de Maastunnel.

  • Door Partijen in het Bestuurlijk Overleg MIRT van 10 november 2022 afspraken zijn gemaakt over de wederkerigheid tussen investeren in bereikbaarheid en verstedelijking in de Oostflank.

  • Partijen op basis van de uitkomsten van de MIRT-Verkenning thans afspraken wensen te maken over de volgende stap in het MIRT-proces voor de uitwerking van het onderdeel Stadsbrug, HOV en station Stadionpark, door te starten met de MIRT-Planning- en studiefase. Partijen wensen deze afspraken vast te leggen in deze Bestuursovereenkomst.

  • Uit het in de MIRT-Verkenning uitgevoerde onderzoek blijkt dat de onderzochte brugvarianten niet vlot en veilig te passeren zijn door de scheepvaart. Tegelijkertijd komt uit aanvullend onderzoek naar voren dat er optimalisatiemogelijkheden zijn die kunnen leiden tot een veilig passeerbare brug. De uitgangspunten voor het vervolgonderzoek naar de brug (waaronder de oeveraanpassingen, maatregelen op de vaarweg, de dimensionering van het vast deel en het beweegbare deel, de kosten en de effecten op de corridor) worden nader uitgewerkt in overleg met de betrokken partijen. Daarbij worden tevens de uitgangspunten voor landzijdig gebruik van de brug voor HOV, fiets, voetganger en auto betrokken.

  • De Gemeente en MRDH de verdere uitwerking van het onderdeel Hoogwaardige busverbinding van Centraal Station naar Zuidplein via de Maastunnel uitvoeren. De verdere uitwerking maakt geen onderdeel uit van het Project Stadsbrug, HOV en station Stadionpark. De voorliggende Bestuursovereenkomst is derhalve niet van toepassing op dit onderdeel.

  • Partijen onderkennen dat het Kralingseplein een knelpunt vormt in de toekomst, ook zonder de voorgenomen voorkeursalternatieven voor de A16 Van Brienenoordcorridor, de Algeracorridor en de Oeververbinding en OV. Partijen onderkennen dat deze voorkeursalternatieven effect hebben op de doorstroming op het Kralingseplein en spreken af vervolgonderzoek te doen naar mogelijke oplossingsrichtingen. Kralingseplein maakt geen onderdeel uit van de scope van het Project Stadsbrug, HOV en station Stadionpark. De voorliggende Bestuursovereenkomst is derhalve niet van toepassing op het Kralingseplein.

  • De provincie Zuid-Holland tijdens de MIRT-verkenning Oeververbinding en OV als initiatiefnemer heeft deelgenomen aan de besluitvorming in het BO-MIRT van 10 november 2022, maar met ingang van de Planning- en studiefase niet langer betrokken wil zijn bij de volgende MIRT-fasen van het Project Stadsbrug, HOV en station Stadionpark. De provincie heeft in een brief5 aan de Partijen haar financiële bijdrage aan het Project vastgelegd.

  • Partijen kansen zien in een eventuele uitplaatsing van het goederenemplacement IJsselmonde (in relatie tot een mogelijk nieuw emplacement op de Tweede Maasvlakte), zowel vanuit het belang van goederenvervoer per spoor, als vanwege de mogelijkheden tot verdere verstedelijking en de kwaliteit van de stationsomgeving. Voorafgaand aan een mogelijk besluit over het emplacement dient een aantal belangrijke randvoorwaarden te worden uitgewerkt en ingevuld, waaronder de benodigde dekking en fasering. Hierover worden door Partijen aanvullende procesmatige afspraken gemaakt. Partijen zijn zich bewust van de gevolgen die een eventuele uitplaatsing van het goederenemplacement IJsselmonde kan hebben voor de scope van het Project Stadsbrug, HOV en station Stadionpark. Partijen zullen bij de besluitvorming over deze uitplaatsing rekening houden met deze gevolgen.

Komen het volgende overeen:

Artikel 1. Begrippen

Aanlegfase:

de laatste fase van het MIRT-proces6, waarin het project, in lijn met de uitwerking uit de Planning- en studiefase, daadwerkelijk wordt uitgevoerd en wordt toegewerkt naar de Opleveringsbeslissing.

Bestuursovereenkomst:

de Bestuursovereenkomst MIRT-Project Stadsbrug, HOV en station Stadionpark 2023.

BO MIRT:

het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport.

Bijbestelling:

het verzoek van een of meerdere Partijen om extra onderdelen toe te voegen aan het Project op kosten en voor risico van de verzoekende Partij(en).

HOV:

Hoogwaardig Openbaar Vervoer. Stads- en streekvervoer dat voldoet aan hoge eisen op het gebied van doorstroming, frequentie en comfort en een hoge gemiddelde rijsnelheid kent.

Kwartiermakersfase:

de tussenfase van het MIRT-proces tussen de Verkenningsfase en de Planning- en studiefase, met als doel de uitkomsten van de Verkenningsfase vast te leggen in de Omgevingsvisie van de Gemeente en in de Bestuursovereenkomst, en de voorbereiding van het Projectplan en de Projectorganisatie van de Planning- en studiefase ter hand te nemen.

Meekoppelkans:

de maatregel die raakt aan het Project, en niet noodzakelijk is voor het bereiken van de doelstellingen van het Project, maar daar mogelijk wel aan bijdraagt. Bij meekoppelen gaat het om het meenemen van aanvullende doelstellingen van Partijen en anderen om daarmee maatschappelijke meerwaarde te creëren.

MIRT:

het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport. In dit programma werkt de rijksoverheid samen met provincies, gemeenten en de vervoersregio’s aan ruimtelijke projecten.

Planning- en studiefase:

de derde fase van het MIRT-proces, met als doel om de Voorkeursbeslissing verder uit te werken tot een Projectbeslissing.

Project:

het Project Stadsbrug HOV en station Stadionpark, waarvan de Scope is geformuleerd in artikel 3, lid 1, van deze Bestuursovereenkomst.

Projectbeslissing:

de afronding van de Planning- en studiefase, waarbij wordt besloten het Project wel of niet te gaan realiseren in de Aanlegfase.

Projectdirecteur:

de directeur van de Projectorganisatie tevens voorzitter van de Ontwikkeltafel Oostflank.

Projectorganisatie:

de uitvoeringsorganisatie die verantwoordelijk is voor de Planning- en studiefase van het Project.

Projectplan:

het plan van aanpak voor de Planning- en studiefase dat is goedgekeurd door Partijen.

Raakvlakproject:

het Project buiten de Scope, dat van invloed is of kan zijn op de realisatie van de doelstellingen van de Bestuursovereenkomst.

Scope:

het totaal aan overeengekomen werkzaamheden van het Project dat nodig is om de beoogde doelstelling te realiseren, zoals vastgelegd in artikel 3 van deze Bestuursovereenkomst.

Scopewijziging:

de wijzigingen in de Scope ten opzichte van wat is vastgelegd in artikel 3 van deze Bestuursovereenkomst, die gedekt dienen te worden uit het Taakstellend budget.

Taakstellend budget:

het maximale budget dat door Partijen beschikbaar gesteld wordt voor het voorbereiden, begeleiden en realiseren van (een onderdeel van) de Scope van het Project, zoals bedoeld in artikel 9, lid 3, van deze Bestuursovereenkomst.

Verkenningsfase:

de tweede fase van het MIRT-proces, met als doel om tot een Voorkeursbeslissing te komen.

Voorkeursbeslissing:

de afronding van de Verkenningsfase, waarbij Partijen in het Bestuurlijk Overleg MIRT van 10 november 2022 hebben aangegeven welke oplossing de voorkeur heeft.

Artikel 2. Doel en werking Bestuursovereenkomst

  • 1. Doel van deze Bestuursovereenkomst is:

    • a. het vastleggen van de bestuurlijk afspraken tussen Partijen uit het BO-MIRT van 10 november 2022 ten aanzien van de MIRT-Verkenning Oeververbindingen regio Rotterdam;

    • b. het uitwerken van de Voorkeursbeslissing tot een Projectbeslissing in de MIRT-Planning- en studiefase van het Project, inclusief

    • c. het uitwerken van het exploitatiebesluit voor het HOV.

  • 2. Vanuit de wederkerigheid tussen investeren in bereikbaarheid en verstedelijking starten de gemeente en MRDH met de volgende fase van de stedelijke ontwikkeling van de Oostflank van Rotterdam, bestaande uit de realisatie van 19.000 woningen tot en met 2030 en ca. 16.000 woningen in de periode na 2030, waarvan 30.000 op Rotterdams grondgebied. Deze wederkerigheid is planologisch verankerd middels een herziening van de Rotterdamse Omgevingsvisie. Nadere afspraken hierover tussen Partijen zijn (of worden) verder vastgelegd in de Regionale realisatieagenda Rotterdam (Woondeal) en het Ontwikkelperspectief voor de NOVEX Zuidelijke Randstad. Deze volgende fase van de stedelijke ontwikkeling dient gelijk op te lopen met de uitwerking en realisatie van het Project. Daartoe bespreken Partijen eventuele tegenvallers bij de realisatie van de 19.000 woningen in de periode tot en met 2030.

Artikel 3. Scope

  • 1. De Scope van het Project bestaat uit de werkzaamheden voor de drie onderdelen, die zijn weergegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze Bestuursovereenkomst:

    • a. Multimodale brugverbinding met aanlandingen op de noordoever (Nesserdijk) en de zuidoever (Burgerhoutstraat) van de Nieuwe Maas, in de MIRT-Verkenning aangeduid als Bocht A. Hierbij worden zowel de waterzijdige (vlotte en veilige doorvaart van schepen) als de landzijdige (HOV, auto, fiets en voetganger) aspecten onderzocht, inclusief de aansluiting op het onderliggend wegennet voor alle modaliteiten;

    • b. Nieuwe HOV-verbinding met tramkwaliteit van Kralingse Zoom naar Zuidplein. Deze verbinding bestaat uit:

      • 1. een deel HOV-Noord, zijnde het traject vanaf het huidige metrostation Kralingse Zoom tot aan de aanlanding van de stadsburg op de Noordoever bij de wijk De Esch;

      • 2. een deel HOV-Zuid, zijnde het traject van de Coen Moulijnweg tot aan het Zuidplein;

      • 3. integratie van de HOV-lijn op de multimodale brugverbinding;

      • 4. integratie van de HOV-lijn en het te ontwikkelen HOV-knooppunt in de omgeving van station Stadionpark;

    • c. de uitbreiding van het huidige evenementenstation Station Stadionpark tot een regulier treinstation, met als uitgangspunt een Sprinterbediening met een frequentie van zesmaal per uur per richting. De scope bestaat uit spoorse aanpassingen, toevoeging van stationsvoorzieningen en de inrichting van de openbare ruimte rond het station.

  • 2. In geval (een) Partij(en) de Scope van het Project wenst (wensen) aan te passen door middel van een Scopewijziging, wordt de Procedure Scopewijziging gevolgd, zoals opgenomen in artikel 4.

  • 3. In geval (een) Partij(en) een Bijbestelling wil plaatsen wordt de procedure gevolgd zoals opgenomen in artikel 5.

  • 4. In de Verkenningsfase zijn Meekoppelkansen geïnventariseerd die tijdens de Planning- en studiefase zullen worden beoordeeld op het effect op de Scope van het Project. Deze inventarisatie is opgenomen in bijlage 2 van deze Bestuursovereenkomst. Indien (een) Partij(en) een Meekoppelkans wil (willen) indienen, wordt de Procedure Bijbestelling gevolgd, zoals opgenomen in artikel 5.

Artikel 4. Procedure Scopewijziging

  • 1. Een Scopewijziging wordt door de Partij die de wijziging voorstelt, ingediend bij het Directeurenoverleg, voorzien van een advies van de Projectorganisatie ten aanzien van de haalbaarheid en de consequenties van de wijziging uitgedrukt in tijd, geld en risico’s en een voorstel voor de dekking van de kosten.

  • 2. Het Bestuurlijk Overleg besluit op basis van unanimiteit of een Scopewijziging kan worden goedgekeurd. Het Bestuurlijk Overleg kan het Directeurenoverleg mandateren een Scopewijziging namens het Bestuurlijk Overleg te accorderen, al dan niet onder voorwaarden.

  • 3. In geval een Scopewijziging een extra bijdrage vraagt van een of meerdere Partij(en) is schriftelijke instemming nodig van een hiertoe gemandateerd persoon van de betreffende Partij(en).

  • 4. Een Scopewijziging waarbij de functionaliteit in stand blijft en die geen negatieve invloed heeft op de bijdragen van Partijen en op de Planning, wordt in beginsel door het Bestuurlijk Overleg goedgekeurd, tenzij een Partij gemotiveerd aangeeft waarom hij het er niet mee eens is.

  • 5. Scopewijzigingen die leiden tot meerkosten, worden gefinancierd door de initiatiefnemer tenzij anders overeengekomen in het Bestuurlijk Overleg.

  • 6. Als een Scopewijziging leidt tot een onderschrijding van het budget van de maatregel of een pakket aan maatregelen, dan vloeit dit voordeel naar de risicoreservering van het betreffende onderdeel van de Scope, te weten het deelproject station Stadionpark of de deelprojecten Stadsbrug en HOV.

  • 7. De instemming van Partijen met de Scopewijziging wordt inclusief de daarmee gemoeide aanpassingen als bedoeld in het eerste lid, als annex aangehecht aan deze Bestuursovereenkomst.

Artikel 5. Procedure Bijbestelling

  • 1. In geval een Partij een Bijbestelling wil voorstellen, dient zij hiertoe een verzoek in bij het Directeurenoverleg. In het verzoek wordt de inhoud van de Bijbestelling beschreven, met aanvullend een beschrijving van de consequenties voor ambities met betrekking tot de Scope, Planning, geld en risico’s en een advies van de Projectorganisatie aan het Directeurenoverleg over het wel/niet goedkeuren van de Bijbestelling.

  • 2. De realisatie van de Bijbestelling geschiedt geheel voor rekening en risico van de Partij die de Bijbestelling heeft voorgesteld. Een Partij kan een Bijbestelling voorstellen, indien zij haar bijdrage verhoogt met:

    • a. de realisatiekosten van de Bijbestelling;

    • b. de voorbereidingskosten ten behoeve van het beoordelen van de haalbaarheid van de Bijbestelling;

    • c. de eventuele meerkosten ten opzichte van de op dat moment vigerende Scope, die ontstaan als gevolg van de Bijbestelling;

    • d. een verhoging van de risicoreservering, indien nodig.

  • 3. Het Bestuurlijk Overleg besluit op basis van unanimiteit of een Bijbestelling kan worden goedgekeurd. Het Bestuurlijk Overleg kan het Directeurenoverleg mandateren een Bijbestelling namens het Bestuurlijk Overleg te accorderen, al dan niet onder voorwaarden.

  • 4. Een Bijbestelling die geen negatieve invloed heeft op de Scope en op de Planning, wordt in beginsel door het Bestuurlijk Overleg goedgekeurd, tenzij een partij gemotiveerd aangeeft waarom hij het er niet mee eens.

  • 5. De instemming van Partijen met de Bijbestelling wordt inclusief de daarmee gemoeide aanpassingen als bedoeld in het eerste lid, als annex aangehecht aan deze Bestuursovereenkomst.

Artikel 6. Planning

  • 1. Partijen streven er naar de Planning- en studiefase uiterlijk voor het BO-MIRT in het najaar van 2027 af te ronden met een Projectbeslissing.

  • 2. Om de samenhang met de ontwikkeling van woningen in de Oostflank van Rotterdam te borgen, streven Partijen er naar om de Aanlegfase uiterlijk op 31 december 2033 afgerond te hebben. Vanwege de vele onzekerheden die nog gemoeid zijn met de uitwerking en realisatie van het Project, wordt de mijlpaal voor het afronden van de Aanlegfase door Partijen vastgesteld bij de Projectbeslissing.

Artikel 7. Projectsturing en Projectorganisatie

  • 1. De projectsturing, door Partijen opgezet om te komen tot een Projectbeslissing, bestaat in hoofdlijnen uit het Bestuurlijk Overleg, het Directeurenoverleg, de Regiegroep en de Projectorganisatie onder leiding van de Projectdirecteur.

  • 2. Het Bestuurlijk Overleg is het hoogste orgaan van het Project. Het overleg bestaat uit de bestuurlijk verantwoordelijken van Partijen, dan wel hun gedelegeerde vertegenwoordigers. Het Bestuurlijk Overleg besluit over eventuele wijzigingen van deze Bestuursovereenkomst. Het Bestuurlijk Overleg besluit op basis van unanimiteit of een Scopewijziging kan worden goedgekeurd. Het Bestuurlijk Overleg kan het Directeurenoverleg mandateren scopewijzigingen namens het Bestuurlijk Overleg te accorderen, al dan niet onder voorwaarden. Het Bestuurlijk Overleg komt in beginsel twee maal per jaar bijeen, of zoveel vaker als nodig is voor de voortgang van het Project. De voorzitter van het Directeurenoverleg en de Projectdirecteur nemen deel aan dit overleg. Zij vertegenwoordigen daar respectievelijk de ambtelijk opdrachtgevers en de Projectorganisatie. Het Bestuurlijk Overleg kan voor specifieke onderwerpen derden uitnodigen om incidenteel deel te nemen aan dit overleg. Het Bestuurlijk Overleg benoemt uit haar midden een voorzitter.

  • 3. Het Directeurenoverleg is het overleg van de ambtelijk opdrachtgevers van Partijen. De Projectdirecteur neemt deel aan het overleg namens de Projectorganisatie. Het Directeurenoverleg komt minimaal vier maal per jaar bijeen om sturing te geven aan het Project, de voortgang van de werkzaamheden te monitoren en het Bestuurlijk Overleg voor te bereiden. Het Directeurenoverleg kan onder mandaat van het Bestuurlijk Overleg als bedoeld in lid 2 van dit artikel besluiten over Scopewijzigingen of Bijbestellingen. Het Directeurenoverleg benoemt uit haar midden een voorzitter.

  • 4. De Regiegroep is het overleg waarin ambtelijke vertegenwoordigers van Partijen de Projectorganisatie als bedoeld in lid 5 van dit artikel begeleiden. De Regiegroep is de gesprekspartner voor de Projectorganisatie en stuurt op de projectbeheersing binnen de kaders van het Projectplan, accordeert inkoop- en werkplannen van de scope-onderdelen, en accordeert agendastukken en beslisdocumenten voor het Directeurenoverleg. De Regiegroep stuurt ten behoeve van de uitvoering van het Projectplan op tijd, geld, informatie, kwaliteit, organisatie en risico’s. Zij heeft voor die onderdelen het mandaat van Partijen om het Projectplan ten uitvoer te brengen. De Regiegroep wordt voorgezeten door de Projectdirecteur.

  • 5. De Projectorganisatie bestaat uit een centraal deel onder leiding van de Projectdirecteur en uit een aantal projectteams die elk invulling geven aan een deel van de werkzaamheden tijdens de Planning- en studiefase van het Project. Partijen richten zo snel mogelijk, maar uiterlijk zes maanden na inwerkingtreding van deze Bestuursovereenkomst, de Projectorganisatie in. Vertegenwoordigers van Partijen overleggen vooraf met elkaar op welke wijze zij de Projectorganisatie invullen. De Projectdirecteur treedt op als opdrachtnemer van Partijen en draagt met zijn centrale team en de projectteams zorg voor de integrale uitvoering van de Scope zoals beschreven in artikel 3. De Projectdirecteur bewaakt vanuit de wederkerigheid de samenhang tussen de infrastructurele maatregelen en ontwikkelingen in de Oostflank van Rotterdam (woningbouw en kwaliteitsprojecten), zodat de stedelijke ontwikkeling in de Oostflank in balans blijft met de aanleg van nieuwe infrastructuur.

  • 6. Namens Partijen treedt de gemeente op als penvoerder en aanbestedende dienst voor inzet van derden ten behoeve van de werkzaamheden in de Planning- en studiefase van:

    • a. de multimodale brugverbinding;

    • b. de nieuwe HOV-verbinding met tramkwaliteit van Kralingse Zoom naar Zuidplein;

    • c. de inrichting van de openbare ruimte rond station Stadionpark.

  • 7. Namens Partijen treedt de minister van IenW op als penvoerder en opdrachtgevende dienst voor de inzet van ProRail ten behoeve van de werkzaamheden in de Planning- en studiefase van de onderdelen spoorse maatregelen en stationsvoorzieningen van station Stadionpark.

Artikel 8. Verantwoordelijkheden van Partijen

  • 1. Partijen spannen zich tot het uiterste in om een zodanige inzet te realiseren in daadkracht, menskracht, benodigde producties en bestuurlijke besluitvormingstrajecten dat tijdig en voortvarend maar ook zorgvuldig gekomen kan worden tot een Projectbeslissing, in overeenstemming met hetgeen beschreven staat in het Projectplan Planning- en studiefase.

  • 2. De gemeente stelt gronden die bij inwerkingtreding van deze Bestuursovereenkomst in haar eigendom zijn en die nodig zijn voor de realisatie van het Project waar mogelijk om-niet (openbare ruimte) of tegen taxatiewaarde (gemeentelijk vastgoed en gronden die opgenomen zijn in een grondexploitatie) ter beschikking. Indien de toekomstige beheer- en eigendomssituatie hierom vraagt, zorgt de Gemeente voor het vestigen van recht van opstal of overdracht van grondeigendom. Voor het concretiseren van deze afspraak wordt in de Planning- en studiefase een grondverwervingsstrategie opgesteld. Indien er discussie ontstaat tussen Partijen over de hoogte van de betreffende waarde, wordt onafhankelijk advies ingewonnen.

  • 3. Partijen die in het Project een verantwoordelijkheid hebben als bevoegd gezag zullen zich tot het uiterste inspannen om de benodigde planologische procedures en vergunningen tijdig te doorlopen c.q. te verlenen conform de hiervoor geldende regels en procedures. Voor een goede afstemming wijst elke Partij een contactpersoon aan voor de afstemming met de Projectorganisatie over het voorbereiden en starten of aanvragen van benodigde planologische procedures of vergunningen.

  • 4. Voor een goede afstemming met de toekomstige beheerders van te realiseren onderdelen van het Project wijst elke Partij een contactpersoon aan voor de afstemming met de Projectorganisatie over te hanteren eisen en voorschriften. Als onderdeel van de Projectbeslissing maken Partijen expliciete afspraken over het beheer en onderhoud en de exploitatie van alle met het Project te realiseren onderdelen.

  • 5. Partijen spannen zich in om elkaar tijdig te informeren over ontwikkelingen of raakvlakprojecten die zich in hetzelfde gebied afspelen, voor zover die raken aan de Scope of de voortgang van het Project.

  • 6. Partijen spannen zich in om de risico’s te inventariseren en te mitigeren, in overeenstemming met hetgeen beschreven staat in het Projectplan.

Artikel 9. Financiële afspraken

  • 1. Het Taakstellend budget voor de Scope, zoals benoemd in artikel 3, eerste lid, is in het BO MIRT 2022 door Partijen vastgesteld op een bedrag van € 1.460,4 mln incl. BTW, prijspeil 2022. Daarvan is € 1.288 mln incl. BTW gereserveerd voor de Multimodale stadsbrug en het HOV en € 172,4 mln incl. BTW voor station Stadionpark.

  • 2. Het Taakstellend budget voor het realiseren van een traverse over het spoor bij station Stadionpark (interwijkverbinding) is in het BO-Leefomgeving 2023 vastgesteld door de Minister van IenW, de Minister van BZK en de gemeente op € 25 mln (incl. BTW, prijspeil 1 juli 2022)7. Hiervan komt de helft voor rekening van het Rijk uit het Mobiliteitspakket Oude Lijn en de helft voor rekening van de Gemeente.

  • 3. De bijdragen van Partijen bedragen in totaal € 1.485,4 mln incl. BTW. Hiervan is € 1.288 mln incl. BTW het Taakstellend budget voor het onderdeel Stadsbrug en HOV, en € 197,4 mln incl. BTW het Taakstellend budget voor het onderdeel station Stadionpark. De bijdragen die per Partij zijn gereserveerd, zijn als volgt overeengekomen en zijn uitgebreid met de bijdrage van de provincie Zuid-Holland:

    Onderdeel Scope

    Totale kosten

    Rijk

    Provincie Zuid-Holland1

    MRDH

    Gemeente

    Totale dekking

    Stadsbrug en HOV

    1.288

    6342

    10

    238

    406

    1.288

    Station Stadionpark

    197,4

    125,1

    -

    -

    47,3

    172,43

    12,54

    -

    -

    12,5

    25

    Totaal

    1.485,4

    771,6

    10

    238

    465,8

    1.485,4

    X Noot
    1

    De financiële bijdrage van de provincie Zuid-Holland, die geen partij is bij deze Bestuursovereenkomst, is vastgelegd in een brief van het College van Gedeputeerde Staten. Partijen maken nadere afspraken met de provincie over de beschikbaarstelling en verantwoording van deze bijdrage.

    X Noot
    2

    Inclusief € 9 miljoen uit het Mobiliteitspakket.

    X Noot
    3

    Station Stadionpark is onderdeel van de financiële reservering van Rijk en gemeente ten behoeve van de MIRT-verkenning Oude Lijn. Rijk en gemeente hebben voor de Planning- en studiefase en de Aanlegfase van dit onderdeel van het Voorkeursbeslissing een bedrag gereserveerd van € 172,4 miljoen.

    X Noot
    4

    Middelen uit het Mobiliteitspakket Oude Lijn, zoals overeengekomen in het BO-Leefomgeving 2023.

  • 4. De bijdragen van Partijen worden jaarlijks geïndexeerd (tot het moment van uitkeren) op basis van de Index Bruto Overheidsinvesteringen (IBOI) zoals gehanteerd door de minister van Financiën, voor de eerste maal indexering (over 2023) per 1 januari 2024. Voor prijsstijgingen die boven de indexering uitgaan, is artikel 9, lid 15, van toepassing. Hogere prijsstijging is op zichzelf geen onvoorziene omstandigheid als bedoeld in artikel 10. Partijen zijn zich bewust van de budgetspanning die is ontstaan doordat voor de kostenraming prijspeil 1 januari 2022 is gehanteerd en het beschikbare budget in november 2022 is vastgesteld, waarbij indexatie plaatsvindt vanaf 1 januari 2023. Partijen bespreken de gevolgen hiervan in de Planning- en studiefase.

  • 5. De kosten voor de Kwartiermakersfase van het Project komen ten laste van het Taakstellend budget. Het Rijk, MRDH en de Gemeente dragen ieder 25% bij aan de dekking van de kosten van de Kwartiermakersfase. Partijen hebben met de provincie Zuid-Holland een afspraak gemaakt over de bijdrage van 25% van deze dekking van deze kosten door deze provincie.

  • 6. De kosten voor de Planning- en studiefase van het Project komen ten laste van het Taakstellend budget van de onderdelen van de Scope gezamenlijk. De kosten worden gedekt vanuit de bijdragen zoals benoemd in lid 3 van dit artikel en worden verdeeld over Partijen naar verhouding van de bijdrage per Partij zoals benoemd in lid 3 van dit artikel. De geschatte bijdrage per Partij aan de Planning- en studiefase wordt opgenomen in het Projectplan.

  • 7. De bijdrage van het Rijk aan de kosten van de Planning- en studiefase verlopen via de systematiek van de Brede Doel Uitkering (BDU) en worden in 2024 en 2025 beschikbaar gesteld. Voor de Planning- en studiefase van station Stadionpark is de minister van I&W penvoerder namens Partijen. De minister van I&W, de minister van BZK en de Gemeente maken over dit onderdeel nadere afspraken.

  • 8. In afwijking van het vorige lid zal de Rijksbijdrage aan de traverse bij station Stadionpark als bedoeld in lid 2 van dit artikel worden verstrekt aan de Gemeente door middel van een Specifieke Uitkering (SPUK). Hierover maken het Rijk en de Gemeente nadere afspraken.

  • 9. Eens per kwartaal wordt achteraf gedeclareerd op basis van de werkelijk gemaakte kosten uit de projectadministratie van de gemeente voor het betreffende kwartaal. De facturatie is naar rato van de bijdrage van het Rijk en MRDH. Aan het eind van elk kalenderjaar wordt een controleverklaring opgesteld over de werkelijke kosten van het betreffende kalenderjaar. Na afronding van de Planning- en studiefase verzorgt de Gemeente een controleverklaring ten behoeve van de eindafrekening.

  • 10. De Gemeente die optreedt als aanbestedende dienst van een deel van het Project in de Planning- en studiefase, brengt in geval van voorfinanciering van kosten voor de Kwartiermakersfase en de Planning- en studiefase de daaruit voortkomende financieringslasten ten laste van het Taakstellend budget.

  • 11. Partijen stellen bij de Projectbeslissing gezamenlijk vast welke Partij in de Aanlegfase als opdrachtgever gaat optreden en nemen daarbij alle relevante effecten in ogenschouw, zoals de eventuele financieringslasten.

  • 12. De mogelijke BTW-gevolgen van de maatregelen die onderdeel uitmaken van het Project worden op basis van de resultaten van de Planning- en studiefase geanalyseerd. Eventuele voor- en nadelen die hieruit ontstaan komen ten laste of ten bate van het Taakstellend budget van het betreffende onderdeel van de Scope.

  • 13. In de Planning- en studiefase van het Project zal meer inzicht komen in de (meer)kosten voor exploitatie, beheer en onderhoud van de objecten. De kosten voor beheer en onderhoud en exploitatie komen in principe ten laste van de reguliere budgetten voor beheer en onderhoud en exploitatie van de publieke eigenaar van het betreffende object en worden dus niet gedekt vanuit het Taakstellend budget. Mocht blijken dat de reguliere budgetten ontoereikend zijn dan treden partijen voorafgaand aan het nemen van de Projectbeslissing in overleg of en hoe dekking gevonden kan voor de (meer)kosten voor exploitatie, beheer en onderhoud van de objecten.

  • 14. Partijen nemen hun interne kosten voor het begeleiden van (de besluitvorming over) het Project voor eigen rekening. Inzet van eigen personeel op functies binnen de Projectorganisatie komt wel voor vergoeding in aanmerking en wordt verrekend op basis van kostprijs. Partijen geven jaarlijks vooraf het geraamde aantal uren af en maken daarmee deze kosten inzichtelijk.

  • 15. Om de Scope van het Project en het Taakstellend budget in evenwicht te houden, worden de risico’s actief gemanaged door de Projectorganisatie. Onvermijdbare kostenstijgingen, die niet op verantwoorde wijze kunnen worden opgevangen door de risicoreserves, worden opgevangen op basis van de volgende principes:

    • a. het optimaliseren binnen gewenste Scope, kwaliteit en Taakstellend budget;

    • b. indien geen gewenst effect, het aanpassen van de Scope (binnen Taakstellend budget en kwaliteit);

    • c. faseren, uitstellen of stopzetten van onderdelen van het Project;

    • d. programmatisch faseren van projectenportefeuille in de regio.

    Zowel in een vroeg stadium van de Planning- en studiefase als wanneer er op het Project sprake is van een (dreigende) overschrijding wordt aan de eerste twee principes invulling gegeven door het organiseren van één of meerdere value engineeringssessies. Hierbij wordt gericht gezocht naar mogelijkheden om met andere, goedkopere maatregelen hetzelfde scope-onderdeel te realiseren. Indien dit te weinig soelaas biedt, worden scenario’s voorbereid voor de andere principes in overleg met de leden van de Regiegroep. De scenario’s worden voorbereid door het Directeurenoverleg en voor een besluit voorgelegd aan het Bestuurlijk Overleg.

  • 16. De bijdragen van Partijen zijn reserveringen ten behoeve van de kosten van de Planning- en studiefase (inclusief de Kwartiermakersfase) en de Aanlegfase van het Project. De bijdragen voor de Aanlegfase betreffen reserveringen die na een positieve Projectbeslissing definitief worden. De Minister van IenW zal zijn bijdrage voor de Aanlegfase vormgeven via een nader te bepalen regeling, welke criteria en voorwaarden bevat in lijn met de MIRT spelregels.

  • 17. Partijen zullen zich inspannen om de administratieve kosten, zoals leges en interne organisatiekosten, tot een minimum te beperken.

  • 18. Eventuele grondverwerving (minnelijk dan wel via een onteigeningsprocedure) voor de uitvoering van het Project in de Planning- en studiefase is een verantwoordelijkheid van de gemeente. Een besluit tot verwerving wordt besproken in het Directeurenoverleg en bevat tevens een voorstel voor de dekking en financiering van de verwervingskosten. Grondverwervingskosten in de Aanlegfase komen ten laste van het Taakstellend budget, voor zover Partijen dit zijn overeengekomen in de Planning- en studiefase.

Artikel 10. Onvoorziene omstandigheden

  • 1. Partijen treden met elkaar in overleg indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van deze Bestuursovereenkomst niet mag worden verwacht. Dit met als doel om tot een (nieuwe) Bestuursovereenkomst te komen die voldoet en passend is bij de nieuwe situatie.

  • 2. Het overleg zoals bedoeld in het eerste lid vindt plaats binnen vier weken nadat een Partij daartoe schriftelijk mededeling heeft gedaan aan de andere Partijen.

Artikel 11. Wijziging van de Bestuursovereenkomst

  • 1. Elke Partij kan de andere Partijen schriftelijk verzoeken deze Bestuursovereenkomst te wijzigen.

  • 2. Partijen treden in overleg binnen vier weken nadat een Partij de wens om een wijziging door te voeren aan de andere Partijen schriftelijk heeft medegedeeld.

  • 3. Wijzigingen behoeven de instemming van alle Partijen in het Bestuurlijk Overleg.

  • 4. Wijzigingen worden na schriftelijke instemming als addendum aan deze Bestuursovereenkomst gehecht en maken daarvan integraal onderdeel uit.

Artikel 12. Geschillen

  • 1. Partijen zullen zich inspannen om te voorkomen dat er geschillen ontstaan ter zake van de uitleg of de uitvoering van deze Bestuursovereenkomst.

  • 2. Er is sprake van een geschil indien één van de Partijen daarvan schriftelijk en gemotiveerd melding maakt aan de andere Partijen.

  • 3. Partijen streven er naar dat een geschil in onderling overleg tot een oplossing kan worden gebracht. Waar nodig leggen Partijen het geschil voor aan het Bestuurlijk Overleg, als bedoeld in artikel 7, lid 2.

  • 4. Geschillen die niet in het Bestuurlijk Overleg opgelost kunnen worden, trachten Partijen op te lossen met behulp van (een) mediator(s) die is(/zijn) aangesloten bij de Mediation Federatie Nederland.

Artikel 13. Inwerkingtreding en looptijd

  • 1. Deze Bestuursovereenkomst treedt in werking op de dag na ondertekening ervan door Partijen.

  • 2. Deze Bestuursovereenkomst eindigt:

    • a. op het moment dat het Project is gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 6, lid 2, en Partijen al hun verplichtingen uit deze Bestuursovereenkomst zijn nagekomen;

    • b. bij een negatieve Projectbeslissing aan het einde van de Planning- en studiefase;

    • c. op het moment dat na tussentijdse opzegging door één der Partijen de andere Partijen overeenkomen het Project te beëindigen, of

    • d. wanneer Partijen op een ander moment overeenkomen het Project te beëindigen.

  • 3. De beëindiging van de Bestuursovereenkomst wordt in alle gevallen bekrachtigd met een besluit van het Bestuurlijk Overleg. In geval sprake is van beëindiging als bedoeld in lid 2, onder c of d, maken Partijen met elkaar afspraken over hoe de doelstellingen die met deze Bestuursovereenkomst zijn beoogd, op een andere wijze kunnen worden gerealiseerd.

  • 4. Elke Partij kan de Bestuursovereenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden met een aan de andere Partijen gerichte schriftelijke mededeling opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat deze Bestuursovereenkomst naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid op korte termijn behoort te eindigen. De mededeling tot opzegging vermeldt de verandering in omstandigheden en de datum van de opzegging. Wanneer een Partij de Bestuursovereenkomst opzegt, blijft de Bestuursovereenkomst voor de overige Partijen in stand voor zover de inhoud en de strekking ervan zich daartegen niet verzetten. Na ontvangst van de opzegging treden Partijen met elkaar in Bestuurlijk Overleg om de gevolgen van de opzegging te bespreken en af te handelen conform de intentie van deze Bestuursovereenkomst.

  • 5. Bij een eventuele tussentijdse beëindiging van deze Bestuursovereenkomst zullen Partijen hun bijdrage terugontvangen. Dit na aftrek van het aandeel naar rato, op basis van de bijdrage per Partij zoals beschreven in artikel 9, lid 3, van de reeds gemaakte kosten en niet meer te vermijden kosten die voortvloeien uit verplichtingen die andere Partijen ten tijde van de opzegging reeds zijn aangegaan met het oog op de verdere vervulling van de verplichtingen uit deze Bestuursovereenkomst.

Artikel 14. Bijlagen

  • 1. De Bestuursovereenkomst bevat de volgende bijlagen:

    Bijlage 1. Kaart Scopebeschrijving;

    Bijlage 2. Meekoppelkansen.

    Deze bijlagen maken integraal onderdeel uit van de Bestuursovereenkomst mits gedateerd en geparafeerd door Partijen.

  • 2. Een bijlage kan door het Bestuurlijk Overleg worden gewijzigd mits de wijziging binnen de afspraken van deze Bestuursovereenkomst valt en door de leden van het Directeurenoverleg is gedateerd en geparafeerd. Bij wijzigingen wordt de betreffende bijlage vervangen door de gewijzigde versie.

  • 3. Bij strijdigheid tussen het bepaalde in een bijlage en deze Bestuursovereenkomst prevaleert deze Bestuursovereenkomst. Indien Partijen de strijdigheid in de bijlage expliciet hebben benoemd en de bijlage hebben gedateerd en geparafeerd, prevaleert de bijlage.

Artikel 15. Slotbepalingen

  • 1. Aan het einde van de Planning- en studiefase zullen Partijen, tegelijkertijd met de besluitvorming over de Projectbeslissing, de uitvoering van de Bestuursovereenkomst evalueren. Op grond van deze evaluatie leggen zij aanvullende afspraken vast in een nieuwe overeenkomst voor de Aanlegfase of in een addendum op de Bestuursovereenkomst.

  • 2. Binnen veertien dagen na inwerkingtreding van deze Bestuursovereenkomst of van wijzigingen daarop, wordt de tekst daarvan door de Minister van IenW gepubliceerd in de Staatscourant.

Deze Bestuursovereenkomst is in viervoud opgesteld en ondertekend teDen Haag op 18 januari 2024

Minister van Infrastructuur en Waterstaat M.G.J. Harbers

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties H.M. de Jonge

Metropoolregio Rotterdam-Den Haag A. van de Laar Lid Bestuurscommissie Vervoersautoriteit

Gemeente Rotterdam V.P.G. Karremans Wethouder Handhaving, Buitenruimte en Mobiliteit

BIJLAGE 1 - KAART SCOPEBESCHRIJVING

Paraaf van de Minister van I&W

Paraaf van de Minister van BZK

Paraaf van MRDH

Paraaf van de gemeente

       

BIJLAGE 2 - MEEKOPPELKANSEN

In de MIRT-Verkenning zijn diverse Meekoppelkansen benoemd. Een Meekoppelkans is een mogelijke maatregel die meegenomen zou kunnen worden in het (vervolg van) het Project of parallel aan het Project, omdat het maatschappelijke meerwaarde heeft en/of omdat het (extra) bijdraagt aan de projectdoelen.

Geïnventariseerde Meekoppelkansen zitten niet in de Scope van het Project. In de Planning- en studiefase zal nader worden onderzocht in hoeverre de geïnventariseerde of nog te inventariseren Meekoppelkansen realiseerbaar zijn. Dat wordt o.a. afgewogen aan de hand van criteria op het gebied van planning, budget en kwaliteit. Ook wordt getoetst of de Meekoppelkans aansluit bij de doelstellingen en kaders van het Mobiliteitsfonds. Uitgangspunt is dat het Project altijd uitvoerbaar is zonder de Meekoppelkans. Indien een Meekoppelkans wordt gehonoreerd, wordt deze toegevoegd aan de scope van het contract met de betreffende aannemer.

In de MIRT-Verkenningsfase zijn de volgende Meekoppelkansen geïnventariseerd:

  • a. Recreatieve fietsverbinding via Schaardijk; Initiatiefnemer: Gemeente Rotterdam, ontwikkelvisie Oostflank;

  • b. Verbinding over het spoor hoogte Riederlaan (Feyenoord City); Initiatiefnemer: Gemeente Rotterdam, ontwikkelvisie Oostflank;

  • c. Water- en ecologische kwaliteit; Initiatiefnemer: RWS;

  • d. Toekomstig gemaal bij Kralingse Zoom; Initiatiefnemer: Gemeente Rotterdam;

  • e. Kwaliteitsimpuls water en oevers; Initiatiefnemer: Gemeente Rotterdam;

  • f. Versmalling spoorbundel door verplaatsen van het goederenemplacement IJsselmonde; Initiatiefnemer: Gemeente Rotterdam;

  • g. Vervanging Kralingse Zoom-viaduct benutten om barrièrewerking van de Abram van Rijckevorselweg te verminderen; Initiatiefnemer: Gemeente Rotterdam.

Paraaf van de Minister van I&W

Paraaf van de Minister van BZK

Paraaf van MRDH

Paraaf van de gemeente

       

X Noot
1

Integraal verkenningenrapport en milieueffectrapport MIRT-verkenning Oeververbinding regio Rotterdam, november 2022.

X Noot
2

Dit is aangemerkt als knelpunt in de Integrale Mobiliteitsanalyse van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (aangeboden bij brief d.d. 29 juni 2021 van de Minister en de Staatssecretaris van I&W aan de Tweede Kamer (TK 2020-2021, 31 305, nr. 328)).

X Noot
3

Dit is aangemerkt als knelpunt in de Integrale Mobiliteitsanalyse van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (aangeboden bij brief d.d. 29 juni 2021 van de Minister en de Staatssecretaris van I&W aan de Tweede Kamer (TK 2020-2021, 31 305, nr. 328)).

X Noot
4

De keuze voor het Voorkeursbeslissing is tot stand gekomen door middel van een startbeslissing (2019), een notitie reikwijdte en detailniveau (2020), een notitie kansrijke oplossingen (2021) en een (integraal) verkenningenrapport en milieueffectrapport (2022). Deze documenten zijn te raadplegen via https://oeververbindingen.nl/publicaties/.

X Noot
5

Brief Gedeputeerde Staten aan de minister van I&W d.d. 14 november 2023 met kenmerk PZH-2023-839603973.

X Noot
6

Het MIRT-proces is vastgelegd in de geactualiseerde ‘Spelregels van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport’ (aangeboden door de minister en staatssecretaris van I&W aan de Tweede Kamer bij brief d.d. 20 september 2022 (TK, 2022–2023, 36 200 A, nr. 4)).

Naar boven