Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 19 september 2024, nr. BZ2403602, houdende wijziging van diverse sanctieregelingen

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Economische Zaken, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op Verordening (EU) 2024/1205 van de Raad van de Europese Unie van 22 april 2024 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1770 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Mali (PbEU L 2024/1205), Verordening (EU) 2024/669 van de Raad van de Europese Unie van 19 februari 2024 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (PbEU L 2024/669), Verordening (EG) nr. 305/2006 van de Raad van de Europese Unie van 21 februari 2006 tot vaststelling van specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij de moord op de voormalige Libanese premier Rafiq Hariri (PbEG L 051), Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad van de Europese Unie van 7 juli 2003 betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96 (PbEG L 169), Verordening (EU) 2024/1796 van de Raad van de Europese Unie van 24 juni 2024 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 359/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran (PbEU L 2024/1796) en de artikelen 2, tweede lid, en 3 van de Sanctiewet 1977;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Sanctieregeling Mali 2017 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, artikel 7, eerste lid, en artikel 8 van Verordening (EU) nr. 2017/1770 van de Raad van de Europese Unie van 28 september 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Mali (PbEU 2017, L 251).

  • 2. Het verbod te handelen in strijd met artikel 2 van Verordening (EU) nr. 2017/1770, geldt niet in gevallen waarin artikel 3, eerste lid, artikel 3 bis, eerste of tweede lid, artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, of artikel 6 van Verordening (EU) nr. 2017/1770 van toepassing is.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 3 bis, tweede en derde lid, 4, eerste lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, en 7, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2017/1770 is de Minister van Financiën voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van tegoeden of informatie van financiële aard, met dien verstande dat instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a, c, e tot en met j, l en m, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2017/1770 verstrekken aan De Nederlandsche Bank en instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder b, d en k, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2017/1770 verstrekken aan de Autoriteit Financiële Markten. De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten zijn ten behoeve van de uitvoering van voornoemd artikel 7 bevoegd de ontvangen informatie aan de Minister van Financiën te verstrekken.

2. In het tweede lid wordt ‘artikel 3, eerste tot en met derde lid,’ vervangen door ‘artikel 3, eerste lid, artikel 3 bis, tweede en derde lid,’.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. De Minister die het aangaat is, of zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn, onverminderd de bepalingen terzake in bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties, in afwijking van artikel 10g van de Sanctiewet 1977 bevoegd om gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem bij of krachtens enig wettelijk voorschrift opgedragen taken, te verstrekken aan Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel aan Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977, tenzij:

    • a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;

    • b. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;

    • c. de vertrouwelijkheid van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

    • d. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die de Sanctiewet 1977 beoogt te beschermen; of

    • e. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

  • 4. De bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 7, vijfde lid, van Verordening (EU) 2017/1770 zijn:

    • a. alle bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen bij of krachtens de Sanctiewet 1977;

    • b. alle toezichthouders en toezichthoudende ambtenaren die bij of krachtens de Sanctiewet 1977 belast zijn met het toezicht op de naleving van Verordening (EU) 2017/1770 of de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde voorschriften;

    • c. of alle autoriteiten of beheerders van registers die bij of krachtens de Sanctiewet 1977 belast zijn met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 2017/1770.

ARTIKEL II

Artikel 1 van de Sanctieregeling terrorisme 2002 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘de artikelen 5 of 6 van de verordening’ vervangen door ‘artikel 5 of artikel 6, eerste lid, tweede lid, derde lid of vierde lid van de verordening’.

2. In het derde lid vervalt de tweede alinea.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van Verordening (EG) 2580/2001, is de Minister van Financiën, met dien verstande dat instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a, c, e tot en met j, l en m, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van Verordening (EG) 2580/2001 verstrekken aan De Nederlandsche Bank en instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder b, d en k, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van Verordening (EG) 2580/2001 verstrekken aan de Autoriteit Financiële Markten. De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten zijn ten behoeve van de uitvoering van voornoemd artikel 4 bevoegd de ontvangen informatie aan de Minister van Financiën te verstrekken.

  • 5. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 6, eerste lid, tweede lid, vierde lid en vijfde lid, van Verordening (EG) 2580/2001, is de Minister van Financiën dan wel de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp elk voor het gebied waartoe hun competentie zich uitstrekt.

ARTIKEL III

Aan artikel 3a van de Sanctieregeling Libanon en Syrië 2007 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, en 5, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 305/2006 is de Minister van Financiën voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van tegoeden of informatie van financiële aard, met dien verstande dat instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a, c, e tot en met j, l en m, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van Verordening (EG) 305/2006 verstrekken aan De Nederlandsche Bank en instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder b, d en k, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van Verordening (EG) 305/2006 verstrekken aan de Autoriteit Financiële Markten. De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten zijn ten behoeve van de uitvoering van voornoemd artikel 5 bevoegd de ontvangen informatie aan de Minister van Financiën te verstrekken.

  • 5. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, en 5, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 305/2006 is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp\ voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen of informatie anders dan van financiële aard.

ARTIKEL IV

Artikel 1a, tweede lid, van de Sanctieregeling Irak 2004 II komt te luiden:

  • 2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 5, tweede lid, 6, eerste lid, en 8, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1210/2003 is de Minister van Financiën voor zover het betreft de vrijgave van bevroren tegoeden en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voor zover het betreft de vrijgave van economische middelen, met dien verstande dat instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a, c, e tot en met j, l en m, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Verordening (EG) 1210/2003 verstrekken aan De Nederlandsche Bank en instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder b, d en k, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Verordening (EG) 1210/2003 verstrekken aan de Autoriteit Financiële Markten. De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten zijn ten behoeve van de uitvoering van voornoemd artikel 8 bevoegd de ontvangen informatie aan de Minister van Financiën te verstrekken.

ARTIKEL V

De Sanctieregeling Iran 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, tweede lid, wordt ‘artikel 6 of artikel 7 van Verordening (EU) nr. 359/2011’ vervangen door ‘artikel 6, artikel 7 of artikel 7 bis, eerste of tweede lid, van Verordening (EU) nr. 359/2011’.

B

In artikel 3, tiende lid, wordt ‘artikel 9, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 359/2011’ vervangen door ‘artikel 7 bis, tweede en derde lid, en artikel 9, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 359/2011’.

ARTIKEL VI

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp

TOELICHTING

Deze regeling strekt tot wijziging van diverse sanctieregeling.

Wijziging Sanctieregeling Mali 2017

Allereerst wordt de Sanctieregeling Mali 2017 gewijzigd.

De Raad van de Europese Unie heeft op 23 januari Besluit (GBVB) 2024/12041 vastgesteld. In dit besluit is het sanctieregime ten aanzien van Mali zodanig aangepast dat bepalingen die betrekking hebben op Resolutie 2374 (2017) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zijn geschrapt nadat de sanctieregeling van de Verenigde Naties afliep op 31 augustus 2023, toen de VN-Veiligheidsraad er niet in slaagde overeenstemming te bereiken over de verlenging daarvan2. Verordening (EU) 2024/12053 is dienovereenkomstig gewijzigd. Daarnaast is de gangbare humanitaire vrijstelling en het afwijkingsmechanisme en een herzieningsclausule voor die humanitaire vrijstellingen aan het sanctieregime ten aanzien van Mali toegevoegd teneinde de consistentie en samenhang tussen de beperkende maatregelen van de Europese Unie te vergroten. Met deze regeling worden deze wijzigingen verwerkt in de Sanctieregeling Mali 2017 (artikel I).

Met betrekking tot het melden van bevroren rekeningen en bedragen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2017/1770 wordt verduidelijkt waar deze meldingen moeten plaatsvinden in het geval van financiële tegoeden.

Tot slot kan nog worden gewezen op artikel 7, vijfde lid, van Verordening (EU) 2024/1205. Dit nieuwe lid vormt een grondslag voor bevoegde autoriteiten en beheerders van officiële registers om informatie, met inbegrip van persoonsgegevens, te verwerken en uit te wisselen met andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten en met de Europese Commissie. Hiertoe zijn in de Sanctieregeling Mali 2017 aan artikel 2 het derde en vierde lid toegevoegd.

In artikel 2, derde lid, is een algemene grondslag voor gegevensverstrekking opgenomen. In het kader van de uitvoering van de bevriezingsmaatregelen ten aanzien van de eigendom van bedrijven en van registergoederen (waaronder woningen, schepen en luchtvaartuigen) is gebleken dat een horizontale bepaling ter bevordering van de noodzakelijke gegevensuitwisseling tussen de Ministers die het aangaat en met de zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen noodzakelijk is om een effectieve tenuitvoerlegging van de door de Europese Unie vastgestelde sanctiemaatregelen in de verordening te bewerkstelligen. Door een horizontale bepaling (artikel 3, vierde lid) – geïnspireerd door artikel 10h van de Sanctiewet 1977 en in navolging van onder andere artikel 2b van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 – wordt deze gegevensuitwisseling mogelijk gemaakt en wordt voorkomen dat voor elke gegevensuitwisseling in het kader van de uitvoering van de verordening, en daarmee samenhangende verwerking telkens nieuwe grondslagen opgenomen moeten worden.

De in artikel 2, vierde lid, aangewezen bevoegde autoriteiten mogen de in de verordening bedoelde informatie, inclusief persoonsgegevens, uitwisselen met elkaar en met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Europese Commissie.

Wijziging Sanctieregeling terrorisme 2002

Daarnaast strekt deze regeling tot wijziging van de Sanctieregeling terrorisme 2002.

De Raad van de Europese Unie heeft op 19 februari 2024 Verordening (EU) 2024/6694 vastgesteld. Met deze verordening is aan het sanctieregime tegen personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme de eerdergenoemde humanitaire vrijstelling op grond van VN-Veiligheidsraad Resolutie 2664 (2022) toegevoegd, als ook een bijkomend afwijkingsmechanisme voor bij humanitaire activiteiten betrokken organisaties en actoren die niet in aanmerking komen voor die humanitaire vrijstelling, en een evaluatieclausule in verband met die uitzonderingen. Met deze regeling worden deze wijzigingen verwerkt in de Sanctieregeling terrorisme 2002 (artikel II).

Met betrekking tot het melden van bevroren rekeningen en bedragen zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, van Verordening (EG) 2580/2001 wordt verduidelijkt waar deze meldingen moeten plaatsvinden in het geval van financiële tegoeden.

Wijziging Sanctieregeling Libanon en Syrië 2007 en Sanctieregeling Irak 2004 II

Ook worden de Sanctieregeling Libanon en Syrië 2007 en de Sanctieregeling Irak 2004 II gewijzigd. Ten tijde van de vaststelling van de sanctieverordeningen waaraan deze twee sanctieregelingen uitvoering geven (Verordening (EG) nr. 305/20065 respectievelijk Verordening (EG) nr. 1210/20036) werd het niet nodig geacht om een bevoegde autoriteit aan te wijzen voor het melden van informatie die de naleving van de sanctieverordeningen vergemakkelijkt. Met de uitbreiding van de sanctieverordeningen sinds 2022 is hier verandering in gekomen. Van de gelegenheid wordt daarom gebruik gemaakt om deze sanctieregelingen hierop aan te passen en een bevoegde autoriteit aan te wijzen. Daarbij wordt aangesloten bij de werkwijze in andere sanctieregelingen. Daarnaast is gebleken dat in de Sanctieregeling Libanon en Syrië 2007 geen bevoegde autoriteit is aangewezen voor het geven van toestemming voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bevroren tegoeden of economische middelen als aan de voorwaarden daarvoor is voldaan (artikel 3, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 305/2006), hetgeen met deze wijzigingsregeling wordt gerepareerd.

Wijziging Sanctieregeling Iran 2012

Tot slot wordt de Sanctieregeling Iran 2012 gewijzigd. De Raad van de Europese Unie heeft op 24 juni 2024 Verordening (EU) 2024/17967 vastgesteld. Met deze verordening is aan het sanctieregime ten aanzien van Iran een uitzondering van het bevriezingsverbod toegevoegd voor bepaalde organisaties en agentschappen die als humanitaire partners van de Europese Unie optreden, zodat deze tegoeden of economische middelen voor uitsluitend humanitaire doeleinden kunnen worden gebruikt. De Sanctieregeling Iran 2012 is overeenkomstig gewijzigd.

Voor meer informatie over de beperkende maatregelen wordt verwezen naar de website www.rijksoverheid.nl/sancties.

Ten slotte kan worden gemeld dat deze regeling strekt tot naleving van een internationale verplichting. Hierdoor is een uitzondering op de vaste verandermomenten toegestaan conform het beleid inzake vaste verandermomenten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp


X Noot
1

Besluit (GBVB) 2024/1204 van de Raad van de Europese Unie van 22 april 2024 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2017/1775 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Mali (PbEU L 2024/1204).

X Noot
2

Om deze reden heeft de Raad van de Europese Unie in januari Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2024/215 van de Raad van 4 januari 2024 tot uitvoering van Besluit (GBVB) 2017/1775 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Mali (PbEU L2024/215) vastgesteld. Dit Uitvoeringsbesluit leidde echter niet tot wijziging van de Sanctieregeling Mali 2017.

X Noot
3

Verordening (EU) 2024/1205 van de Raad van de Europese Unie van 22 april 2024 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1770 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Mali (PbEU L 2024/1205).

X Noot
4

Verordening (EU) 2024/669 van de Raad van de Europese Unie van 19 februari 2024 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (PbEU L 2024/669).

X Noot
5

Verordening (EG) nr. 305/2006 van de Raad van de Europese Unie van 21 februari 2006 tot vaststelling van specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij de moord op de voormalige Libanese premier Rafiq Hariri (PbEG L 051).

X Noot
6

Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad van de Europese Unie van 7 juli 2003 betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96 (PbEG L 169).

X Noot
7

Verordening (EU) 2024/1796 van de Raad van de Europese Unie van 24 juni 2024 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 359/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran (PbEU L 2024/1796).

Naar boven