Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 13 september 2024, nr. 5738472, houdende tijdelijke aanwijzing van de (overige) zittingsplaatsen van twee gerechtshoven als (overige) zittingsplaatsen van een ander gerechtshof als bedoeld in artikel 62a van de Wet op de rechterlijke organisatie, ten behoeve van hogerberoepszaken strafrecht (Tijdelijke aanwijzing gerechtshoven Amsterdam en ’s-Hertogenbosch voor hogerberoepszaken strafrecht van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden)

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 62a van de Wet op de rechterlijke organisatie;

Gehoord de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal;

BESLUIT

Artikel 1

Voor de behandeling in hoger beroep van strafzaken die aanhangig zijn gemaakt bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, worden het gerechtshof Amsterdam en het gerechtshof ’s-Hertogenbosch aangewezen als gerechtshoven waarvan de zittingsplaatsen onderscheidenlijk overige zittingsplaatsen tijdelijk mede worden aangemerkt als zittingsplaatsen onderscheidenlijk overige zittingsplaatsen van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, als bedoeld in artikel 62a, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2024 en vervalt met ingang van 1 oktober 2027.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke aanwijzing gerechtshoven Amsterdam en ’s-Hertogenbosch voor hogerberoepszaken strafrecht van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden gepubliceerd.

’s-Gravenhage, 13 september 2024

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken

TOELICHTING

Met deze regeling wordt toepassing gegeven aan artikel 62a van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO). Op grond van die bepaling kan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een of meerdere gerechtshoven aanwijzen waarvan de (overige) zittingsplaatsen voor de behandeling van een bepaalde categorie van zaken tijdelijk mede worden aangemerkt als (overige) zittingsplaatsen van een ander gerechtshof. Een dergelijke aanwijzing kan alleen worden gegeven in geval van een tijdelijk gebrek aan voldoende zittingscapaciteit binnen het ressort waarin dat andere gerechtshof is gelegen.

Deze aanwijzing wordt gedaan op verzoek van de Raad voor de rechtspraak namens de betrokken gerechtsbesturen, vanwege een tijdelijk gebrek aan zittingscapaciteit op het terrein van hogerberoepszaken strafrecht bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Vanwege dit gebrek aan zittingscapaciteit kan (een deel van) de werkvoorraad hogerberoepszaken strafrecht waarover het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beschikt niet worden behandeld. De gerechtshoven Amsterdam en ’s-Hertogenbosch hebben ten aanzien van hogerberoepszaken strafrecht zittingscapaciteit beschikbaar. In de periode dat de aanwijzing geldt worden, voor de behandeling van deze hogerberoepszaken strafrecht, de zittingsplaatsen en overige zittingsplaatsen van de gerechtshoven Amsterdam en ’s-Hertogenbosch aangewezen als zittingsplaatsen en overige zittingsplaatsen van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Zo kan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de betreffende hogerberoepszaken behandelen op een zittingsplaats buiten het eigen ressort. De zaken blijven formeel aanhangig bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar kunnen worden behandeld door raadsheren van de gerechtshoven Amsterdam en ’s-Hertogenbosch in hun hoedanigheid van raadsheer-plaatsvervanger van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (alle raadsheren zijn op grond van artikel 58, tweede lid, Wet RO van rechtswege raadsheer-plaatsvervanger in de overige gerechtshoven). De Raad voor de rechtspraak onderscheidenlijk het College van procureurs-generaal zijn, ingevolge artikel 62a, eerste onderscheidenlijk derde lid, Wet RO gehoord over de aanwijzing.

Uit artikel 62a, tweede lid, Wet RO volgt dat de geldigheidsduur voor een aanwijzing als bedoeld in dit artikel maximaal drie jaar is. De geldigheidsduur kan daarna eenmalig met een jaar verlengd worden. Voor de onderhavige aanwijzing wordt de geldigheidsduur op drie jaar bepaald, omdat het de bedoeling is dat een eenmaal overgedragen zaak volledig wordt behandeld door het ontvangende hof. Hiervoor is zekerheidshalve een periode van drie jaar bepaald.

’s-Gravenhage, 13 september 2024

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken

Naar boven