TOELICHTING
Inleiding
Met deze tijdelijke regeling worden een aantal categorieën bestuursorganen aangewezen
op welke de nader in werking te treden onderdelen van artikel 3.3, eerste en tweede
lid, van de Wet open overheid (hierna: Woo) niet van toepassing zijn. De uitgezonderde
bestuursorganen betreffen b-organen, onderwijsinstellingen die tevens a-orgaan zijn
en academische ziekenhuizen die tevens a-orgaan zijn. Het gaat hier om groepen bestuursorganen
die tijdelijk worden uitgezonderd van artikel 3.3, eerste lid, onderdelen d en e,
van de Woo. Dit betekent dat deze bestuursorganen gedurende de looptijd van deze tijdelijke
uitzondering, niet over hoeven te gaan tot actieve openbaarmaking van informatie over
de organisatie en werkwijze en de bereikbaarheidsgegevens. Deze regeling treedt gelijktijdig
in werking met de eerste tranche van de Regeling actieve openbaarmaking Woo die regels
bevat over de wijze waarop deze informatiecategorieën actief openbaar moeten worden
gemaakt. Daarnaast treedt gelijktijdig artikel 3.3, eerste lid, onderdelen a, b, d,
en e, en tweede lid, onderdeel b, van de Woo, in werking, waarin geregeld wordt dat
bestuursorganen verplicht worden gesteld de documenten die vallen onder deze onderdelen
van de Woo actief openbaar te maken.
Met de Woo is ten opzichte van de oude Wet openbaarheid van bestuur de verplichte
actieve openbaarmaking van bepaalde categorieën documenten nieuw. Om de overgang en
implementatie soepel te laten verlopen en uitvoeringslasten te verlichten, biedt de
Woo de mogelijkheid om de verplichte actieve openbaarheid gefaseerd in te voeren.
Zo staat in artikel 10.2, eerste lid, van de Woo een grondslag opgenomen voor een
tijdelijke ministeriële regeling waarin de verplichte actieve openbaarmaking voor
bepaalde bestuursorganen wordt uitgezonderd voor bepaalde in artikel 3.3, eerste of
tweede lid, opgenomen documenten die actief openbaar gemaakt moeten worden.
Deze tijdelijke uitzondering betreft de verplichting tot actieve openbaarmaking van
de informatie over de organisatie en werkwijze, bedoeld in artikel, 3.3, eerste lid,
onder d, en de bereikbaarheidsgegevens, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onder e.
Het gaat alleen om een uitzondering voor deze gegevens, omdat vooralsnog alleen de
verplichting tot actieve openbaarmaking van deze gegevens bij koninklijk besluit in
werking zal treden en gevolgen hebben voor de betreffende organisaties. De overige
categorieën die actief openbaar gemaakt dienen te worden die gelijktijdig in werking
treden, namelijk wetten en algemeen verbindende voorschriften (artikel 3.3, eerste
lid, onder a), overige besluiten van algemene strekking (artikel 3.3, eerste lid,
onder b) en vergaderstukken van de Staten-Generaal (artikel 3.3, tweede lid, onder b)
komen bij de bestuursorganen die in deze tranche uitgezonderd worden niet voor. Zij
hoeven daarom niet van laatstgenoemde categorieën uitgezonderd te worden. De uitzondering
voor de categorieën organisatie en werkwijze en bereikbaarheidsgegevens is nodig,
omdat er nog gewerkt wordt aan een gebruiksvriendelijke en uitvoerbare oplossing voor
het opnemen van de uitgezonderde bestuursorganen op de digitale infrastructuur als
bedoeld in artikel 3.3b van de Woo. Het voorgaande laat onverlet dat de bestuursorganen
die nu tijdelijk uitgezonderd worden, wel aangemoedigd worden hun bereikbaarheids-
en organisatiegegevens zoveel mogelijk zelf actief openbaar te maken op bijvoorbeeld
hun eigen website.
B-organen
Bestuursorganen in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene
wet bestuursrecht (hierna: Awb), ook wel b-organen genoemd, zijn personen of organisaties
die naast hun functie als bestuursorgaan, ook nog andere taken vervullen. Bijvoorbeeld
APK-keuringsgarages en gerechtsdeurwaarders. Dit betreft een brede en diverse groep
van zo’n 12.000 bestuursorganen, waar op dit moment geen volledig overzicht of register
van bestaat. Het Register van Overheidsorganisaties (hierna: het Register), dat voor
de openbaarmaking van de categorieën Organisatie en werkwijze en Bereikbaarheidsgegevens
gebruikt wordt, bevat niet alle individuele b-bestuursorganen; sommige b-organen zijn
enkel als clusters opgenomen. Om de openbaarmakingsplicht voor b-organen te laten
ingaan, moeten deze organisaties eerst in kaart worden gebracht. Ook is het huidige
ontwerp van het Register niet geschikt voor openbaarmaking van informatie op grond
van de Woo door b-organen. Dit ontwerp zou herzien moeten worden om de eindgebruiker
een begrijpelijk overzicht te bieden.
Daarnaast is ook een goede uitvoerbaarheid voor de bestuursorganen zelf van groot
belang. Er zijn voor veel b-bestuursorganen al wel bestaande registers met per cluster
de organisatie- en bereikbaarheidsgegevens van de individuele organen, bijvoorbeeld
het Register van Gerechtsdeurwaarders en het Register Notariaat. Het lijkt niet wenselijk
om deze bestuursorganen ook individueel op te nemen in het Register, omdat dit tot
gevolg zou hebben dat er parallelle registers naast elkaar gaan bestaan. Ook voor
het mogelijke onderbrengen van de bestaande registers in de digitale infrastructuur
moet nog een oplossing worden gezocht. Het ontwerpen van een voor de eindgebruiker
duidelijke en voor de betrokken bestuursorganen uitvoerbare oplossing is een voorwaarde
waaraan voldaan moet zijn voordat de bestuursorganen zelf tot actieve openbaarmaking
van informatie worden verplicht. Dit is de reden dat b-organen tijdelijk worden uitgezonderd.
Onderwijsinstellingen die a-orgaan zijn
Onderwijsinstellingen die bestuursorganen zijn in de zin van artikel 1:1, eerste lid,
onderdeel a, van de Awb, oftewel a-orgaan zijn, worden uitgezonderd van de actieve
openbaarmakingsplicht.
Het gaat hier om
-
− openbare hogescholen en universiteiten, die tevens worden genoemd in onderdeel a van
de bijlage bij artikel 1.8, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek; en
-
− onderwijsinstellingen (openbare scholen en instellingen) waarvan het bevoegd gezag
een a-orgaan is. Te denken valt aan een basisschool die in stand wordt gehouden door
een door de gemeenteraad bij verordening ingestelde openbare rechtspersoon (zie ook
artikel 47 van de Wet op het primair onderwijs).
Sommige onderwijsinstellingen zijn a-orgaan, andere zijn b-orgaan. In praktijk gaat
het echter om hetzelfde soort organisatie, met dezelfde verplichtingen voor de Woo,
en dezelfde impact van deze verplichtingen op de organisatie. De Woo is bedoeld om
de toegang tot publieke informatie voor eenieder te verbeteren. Bij het actief openbaar
maken van informatie, en het vindbaar maken van de grote hoeveelheid documenten die
door veel verschillende organisaties openbaar zullen worden gemaakt, is het dus belangrijk
de eindgebruiker van deze informatie (bijvoorbeeld een burger, journalist of onderzoeker)
als uitgangspunt te nemen. In het geval van de onderwijsinstellingen die tevens a-orgaan
zijn versus de onderwijsinstellingen die tevens b-orgaan zijn, is de juridische status
tussen de twee verschillend, maar in de beleving van de eindgebruiker gaat het om
dezelfde soort organisaties. Het zou dus voor de eindgebruiker niet duidelijk zijn
waarom van de ene onderwijsinstelling wel actief openbaar gemaakte informatie te vinden
zou zijn, en van de andere nog niet. Daarom geldt de tijdelijke uitzondering ook voor
onderwijsinstellingen die a-orgaan zijn. Net als voor de b-organen, wordt voor de
onderwijsinstellingen die a-orgaan zijn onderzocht hoe hun actief openbaar te maken
documenten, waaronder de informatie die valt onder de categorieën Organisatie en werkwijze
en Bereikbaarheidsgegevens, op een overzichtelijke en efficiënte manier vindbaar gemaakt
kunnen worden via de digitale infrastructuur.
Academische ziekenhuizen
Academische ziekenhuizen die a-orgaan zijn, worden uitgezonderd van de actieve openbaarmakingsplicht.
Deze ziekenhuizen worden ook genoemd in onderdeel j, onder 1, van de bijlage bij de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Voor academische ziekenhuizen geldt hetzelfde als voor onderwijsinstellingen. Sommige
academische ziekenhuizen zijn a-orgaan, andere zijn b-orgaan. In praktijk gaat het
echter om hetzelfde soort organisatie. Daarom geldt de tijdelijke uitzondering ook
voor academische ziekenhuizen die a-orgaan zijn. Net als voor de b-organen, wordt
voor de academische ziekenhuizen die a-orgaan zijn onderzocht hoe hun actief openbaar
te maken documenten, waaronder de informatie die valt onder de categorieën Organisatie
en werkwijze en Bereikbaarheidsgegevens, op een overzichtelijke en efficiënte manier
vindbaar gemaakt kunnen worden via de digitale infrastructuur.
Advies en consultatie
Een ontwerpversie van de Tijdelijke regeling is samen met een ontwerpversie van de
Regeling actieve openbaarmaking Woo (hierna: regeling) voorgelegd aan de koepelorganisaties
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Unie van Waterschappen (UvW) en Interprovinciaal
Overleg (IPO). Behalve de VNG hebben de UvW en het IPO een reactie uitgebracht. Verder
is aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) en het Adviescollege Openbaarheid
en Informatiehuishouding (ACOI) om een advies verzocht. Gelijktijdig is een ontwerpversie
van de regelingen opengesteld voor internetconsultatie tussen 18 juni 2024 en 26 juli
2024; een periode van ongeveer 5,5 weken.
Hierna worden de adviezen van het ATR en het ACOI die betrekking hebben op de Tijdelijke
regeling samengevat, steeds gevolgd door een reactie en een beschrijving van de manier
waarop (al dan niet) aan het advies tegemoetgekomen is. Vervolgens wordt ingegaan
op de reacties uit de internetconsultatie. De reacties van de UvW en het IPO zien
alleen op de Regeling actieve openbaarmaking en worden hierna niet besproken.
Advies ATR
ATR concludeert dat het nut van en de noodzaak voor de regeling voldoende zijn onderbouwd.
Een eerste adviespunt van ATR is het kwantitatief en kwalitatief uitwerken van de
kosten-effecten, onder andere van de tijdelijk uitgezonderde organisaties. Ook adviseert
ATR om op basis van de evaluatie in 2027 te besluiten of de tijdelijke uitzondering
voor bepaalde bestuursorganen van de actieve openbaarmakingsplichten uit de Woo permanent
kan worden en hierover duidelijkheid te bieden in het voorstel. Het ATR oordeelt dat
de regeling kan worden vastgesteld nadat met deze adviespunten rekening is gehouden.
Wat betreft het eerste adviespunt is in de toelichting bij de regeling een kwantificatie
en kwalificatie gemaakt van de uitvoeringslasten. Dit is ook gedaan voor de tijdelijk
uitgezonderde organisaties, met als voorbehoud dat hiervan geen volledig en exact
overzicht van bestaat. In de consultatieparagraaf bij die regeling wordt dit nader
besproken.
Wat betreft het tweede adviespunt is in de toelichting aangevuld dat als de evaluatie
van de Woo hiertoe aanleiding geeft, ingezet kan worden op een wetswijziging waarmee
de tijdelijke uitzondering voor bepaalde organen permanent zou worden. Na deze evaluatie
zal hier duidelijkheid over worden geboden.
Advies ACOI
Het ACOI adviseert om snel een pragmatische en onderbouwde keuze te maken welke b-organen
uiteindelijk verplicht worden informatie actief openbaar te maken en voor welke b-organen
deze verplichting niet hoeft te gelden. Het ACOI verwacht dat de huidige aanpak –
het eerst in kaart brengen van alle b-organen, de informatiecategorieën die per (cluster
van) b-organen voor kunnen komen en de bestaande registers waar eventueel gebruik
van kan worden gemaakt – leidt tot zal leiden tot aanhoudende en nodeloze onduidelijkheid,
voor burgers en voor de betrokken organisaties. Het ACOI adviseert om snel een pragmatische
en onderbouwde keuze te maken, door nu expliciet bepaalde b-organen aan te wijzen
die onder de (opeenvolgende tranches van de) regeling gaan vallen en de niet aangewezen
b-organen hiervan uit te zonderen. Volgens het ACOI is financiering een belangrijke
maatstaf: b-organen die grotendeels met publieke middelen worden gefinancierd, moeten
snel onder de actieve openbaarmakingplicht moet gaan vallen. Het ACOI adviseert een
eventuele permanente uitzondering van de overige organen mee te nemen in de eerstvolgende
technische wijziging van de Woo, indien een permanente of langdurige uitzondering
met een ministeriële regeling niet mogelijk is.
Het ACOI acht het tot slot weinig zinvol om uiteindelijk alle b-organen te verplichten
om de 17 informatiecategorieën (die op hen van toepassing zijn) actief openbaar te
laten maken en daarvoor aan te sluiten op de Woo-index. Voor lang niet alle b-organen
heeft dit toegevoegde waarde voor burgers, aldus het ACOI.
De met de Tijdelijke regeling uitgezonderde bestuursorganen vormen een grote en diverse
groep van organisaties. Het via de Woo-index vindbaar maken van informatie over organisatie
en werkwijze, bereikbaarheidsgegevens en eventuele andere documenten zal in het geval
van sommige soorten b-organen voor burgers meer toegevoegde waarde hebben, van andere
soorten b-organen minder. Het is daarom inderdaad belangrijk dat een zorgvuldig afweging
wordt gemaakt welke b-organen langer of wellicht permanent moeten worden uitgezonderd
van de actieve openbaarmakingsplicht, en voor welke b-organen de verplichting wel
(zo snel mogelijk) in moet gaan. Een uitzondering vraagt een aanpassing van de Woo.
Aangezien het gaat om het uitzonderen van potentieel duizenden organisaties, heeft
het een grote potentiële impact op de openbaarmaking van informatie. Om die reden
kan dit niet met een technische wijziging. Met de evaluatie van de Woo kan hier een
zorgvuldige afweging in worden gemaakt.
Wel ben ik het eens met het ACOI dat sommige b-organen zeker wel op termijn onder
de actieve openbaarmakingsplicht moeten vallen, en dat het wenselijk is dat deze organisaties
al vóór 1 mei 2029 informatie actief openbaar gaan maken. Daarom wordt nog in 2024
gestart met het bepalen van welke organisaties dit in elk geval betreft. Vervolgens
wordt in samenwerking met deze organisaties bezien hoe en op welke termijn (eerder
dan de vervaltermijn van de Tijdelijke regeling), zij al op de digitale infrastructuur
aangesloten zouden kunnen worden en kunnen voldoen aan de verplichtingen onder artikel 3.3
van de Woo.
Uitkomsten internetconsultatie
Bij de internetconsultatie zijn elf reacties ingediend: naast de reactie van ATR hebben
de reacties van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (hierna:
KBvG) en de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: NOvA) betrekking op de Tijdelijke
regeling.
Uitzonderen van gerechtsdeurwaarders
De KBvG geeft aan dat er naar hun mening ook nog andere goede redenen zijn voor de
tijdelijke uitzondering op de actieve openbaarmakingsverplichtingen voor gerechtsdeurwaarders,
naast het niet zijn aangesloten op de digitale infrastructuur als bedoeld in artikel 3.3b
van de Woo. Deze betreffen in het bijzonder de zogenoemde exploten (processen-verbaal
van gerechtsdeurwaarders) in het kader van de informatiecategorie Beschikkingen (artikel 3.3,
tweede lid, onderdeel k, van de Woo). Een eventuele openbaarmakingsverplichting van
exploten staat volgens de KBvG op gespannen voet met de bescherming van diverse belangen
van procespartijen. In exploten kan persoonsgevoelige, concurrentiegevoelige en strafvorderlijke
informatie voorkomen, die onder de uitzonderingsgronden in artikel 5.1, eerste en
tweede lid van de Woo valt. Het weglakken van deze informatie door gerechtsdeurwaarders
is volgens de KBvG tijdrovend en zinloos, omdat er van de oorspronkelijke documenten
nauwelijks inhoud overblijft. Daarom adviseert de KBvG om de gerechtsdeurwaarder,
en in ieder geval diens exploten, eerst tijdelijk en uiteindelijk definitief uit te
zonderen van de actieve openbaarmakingsverplichtingen.
Gerechtsdeurwaarders zijn b-organen die onder de Woo vallen. Zoals hiervoor aangegeven
zal na de evaluatie van de Woo breder bekeken worden of een permanente uitzondering
voor bepaalde organisaties, waaronder gerechtsdeurwaarders, aan de orde zou kunnen
zijn. Daarbij wordt ook specifiek gekeken naar het vraagstuk van beschikkingen bij
de voor nu tijdelijk uitgezonderde organisaties. De informatiecategorie Beschikkingen
valt in de laatste tranche; het duurt nog enige tijd voordat de openbaarmakingsverplichting
voor deze categorie in werking treedt. In de laatste tranche van de regeling wordt
nader ingegaan op de uitvoerbaarheid van het openbaar maken van deze informatiecategorie.
Beperken van de uitzonderingen in aantal en tijdsduur
De NOvA benadrukt in hun reactie het belang van actieve openbaarmaking voor zowel
rechtzoekende als de overheid, en stelt dat daartoe uitzonderingen zoveel mogelijk
moeten worden beperkt (in aantal en in tijdsduur). Bestuursorganen, in het bijzonder
de academische ziekenhuizen en onderwijsinstellingen die a-orgaan zijn, zouden alleen
moeten worden uitgezonderd voor zover en voor zolang aansluiting op de digitale infrastructuur
niet mogelijk is. Daarnaast geeft de NOvA in overweging om een kortere vervaltermijn
te hanteren voor de Tijdelijke regeling.
Het aansluiten op de digitale infrastructuur van b-organen en van de academische ziekenhuizen
en onderwijsinstellingen die a-orgaan zijn is niet alleen een technisch vraagstuk.
De uitgezonderde bestuursorganen zijn een grote, diverse en dynamische groep van zo’n
12.000 organisaties. Sommige organisaties zijn uniek, van andere zijn er meerdere
(bijvoorbeeld notarissen). Van sommige organisaties bestaan al registers, bijvoorbeeld
van veel keuringsinstellingen, van andere niet. Sommige b-organen zijn grote organisaties,
zoals De Nederlandsche Bank, maar veelal gaat het om kleine organisaties. Het toevoegen
van deze organisaties aan de digitale infrastructuur moet niet ten koste gaan van
de overzichtelijkheid voor de eindgebruiker. Daarbij hoort ook: aansluiten bij de
beleving van de niet-ingewijde eindgebruiker, die de academische ziekenhuizen en onderwijsinstellingen
die tevens a-orgaan zijn, niet zal onderscheiden van de academische ziekenhuizen en
onderwijsinstellingen die tevens b-orgaan zijn. Daarnaast moet de oplossing voor de
organisaties zelf uitvoerbaar zijn.
Het tijdelijk uitzonderen van al deze organen, dient om een gedegen oplossing te kunnen
uitwerken voor dit vraagstuk. In de eerste plaats is dit een conceptueel en organisatorisch
vraagstuk, dat moet worden uitgewerkt voordat de technische implementatie bij de nu
tijdelijk uitgezonderde bestuursorganen kan starten. In de toelichting is verduidelijkt
dat het aansluiten van deze bestuursorganen in de eerste plaats een conceptueel en
organisatorisch vraagstuk is, en pas daarna een technisch vraagstuk.
Wat betreft de vervaltermijn is deze afhankelijk van de evaluatie van de Woo tot nieuwe
keuzes, bijvoorbeeld met betrekking tot het permanent uitzonderen van bepaalde organisaties,
kan leiden. Omdat het daarnaast nog even duurt voordat een evaluatie van de Woo plaatsvindt
– deze start eind 2025 – en is afgerond, is voor een vervaltermijn van mei 2029 gekozen.
Deze kan om voornoemde redenen niet worden ingekort.
Inwerkingtreding
De inwerkingtreding van de eerste tranche van deze regeling is voorzien op 1 november
2024 en treedt gelijktijdig in werking met de eerste tranche van de Regeling actieve
openbaarmaking Woo. Op 1 november 2024 zal bij koninklijk besluit ook artikel 3.3,
eerste lid, onderdelen a, b, d en e, en tweede lid, onderdeel b, van de Woo in werking
treden.
Vervaltermijn
Deze regeling vervalt op 1 mei 2029. In de Woo is een evaluatie voorzien voor vijf
jaar na inwerkingtreding (1 mei 2022). Deze evaluatie vindt uiterlijk 1 mei 2027 plaats.
Het is van belang dat voldoende ervaring is opgedaan met de laatste categorieën die
in werking treden zodat die ook geëvalueerd kunnen worden. Het is ook denkbaar dat
de evaluatie noopt tot het maken van nieuwe keuzes met betrekking tot de actieve openbaarmakingsplicht.
Zo zou een uitkomst van de evaluatie kunnen zijn dat ingezet wordt op een wetswijziging
om de reikwijdte van (bepaalde onderdelen van) de Woo te beperken, waarmee de tijdelijke
uitzondering voor bepaalde organen permanent zou worden. Om uitvoering te kunnen geven
aan de keuzes is het van belang dat de regeling langer voortduurt dan de uiterlijke
evaluatiedatum.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark