Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 2 september 2024 (5643225/24/DP&O), houdende wijziging van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid in verband met actualisering van de werkzaamheden van het Centraal Justitieel Incassobureau

ARTIKEL I

Het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 63d, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt als volgt te luiden:

  • c. de afhandeling van verzoeken van slachtoffers en nabestaanden om vertaling tijdens de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen als bedoeld in artikel 51ca, vijfde lid, derde volzin, van het Wetboek van Strafvordering;

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • k. het inwinnen van informatie bij slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen;

  • l. het doen van mededelingen over de tenuitvoerlegging van tijdelijke gevangenisstraffen aan andere relevante personen;

  • m. het doen van mededelingen over de tenuitvoerlegging van levenslange gevangenisstraffen aan slachtoffers en nabestaanden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

TOELICHTING

Dit besluit strekt tot wijziging van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid (hierna: Organisatiebesluit JenV) in verband met de actualisering van de beschrijving van de werkzaamheden van Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: CJIB) opgenomen in artikel 63d van dat organisatiebesluit.

Artikel 63d, eerste lid, onderdeel c, van het Organisatiebesluit JenV wordt gewijzigd. De inhoud daarvan wordt gedeeltelijk opgenomen in de nieuw toe te voegen onderdelen k en l. Onderdeel c bepaalt na de wijziging daarvan dat het CJIB – namens de ter zake verantwoordelijke bewindspersoon van het Ministerie van Justitie en Veiligheid – verantwoordelijk is voor de afhandeling van verzoeken van slachtoffers en nabestaanden om vertaling in de fase van de tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 51ca, vijfde lid, derde volzin, Wetboek van Strafvordering (hierna: de wet). Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om de vertaling van schriftelijke informatie met betrekking de vrijlating van een gedetineerde of de (mislukte) inning van een schadevergoedingsmaatregel.

De afhandeling van de hier bedoelde vertalingsverzoeken omvat meer dan de uitwerking van de toewijzing dan wel afwijzing daarvan. Daar valt ook de taak onder tot vertegenwoordiging – van de ter zake verantwoordelijke bewindspersoon van het Ministerie van Justitie en Veiligheid – bijvoorbeeld indien na afwijzing bezwaar wordt gemaakt en de rechter-commissaris zich daarover overeenkomstig artikel 51ca, achtste lid, van de wet zal buigen.

Aan het slot van artikel 63d, eerste lid, van het Organisatiebesluit JenV worden drie nieuwe onderdelen toegevoegd die verband houden met het informeren en raadplegen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen. In die onderdelen wordt vanwege de wet onderscheid gemaakt tussen gevangenisstraffen in het algemeen, tijdelijke gevangenisstraffen en levenslange gevangenisstraffen. Ook wordt in die onderdelen vanwege de wet onderscheid gemaakt tussen drie categorieën personen, namelijk slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, bijvoorbeeld getuigen.

De nieuwe onderdelen k, l en m hebben tot gevolg dat het CJIB niet langer alleen informatie ten behoeve van beslissingen die worden genomen in het kader van de tenuitvoerlegging van tijdelijke gevangenisstraffen zal inwinnen bij slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen en daarover – namens de verantwoordelijke bewindspersoon – mededelingen zal doen aan de laatstgenoemde groep, zoals dat voorheen in onderdeel c was bepaald. Het CJIB zal dat voortaan ook doen in het kader van de tenuitvoerlegging van levenslange gevangenisstraffen met betrekking tot slachtoffers en nabestaanden.

De in te winnen informatie moet ingevolge artikel 6:1:3 Wetboek van Strafvordering worden betrokken bij de tenuitvoerlegging van – onder andere – gevangenisstraffen, aangezien dat artikel bepaalt dat bij de tenuitvoerlegging met alle in aanmerking komende belangen, waaronder de belangen van slachtoffers en nabestaanden, rekening moet worden gehouden. Het raadplegen en informeren van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen – afhankelijk van of het om tijdelijke of levenslange gevangenisstraffen gaat – zal uitsluitend plaatsvinden, indien zij eerder te kennen hebben gegeven dat te wensen.

Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf wordt hier opgemerkt dat onder andere het Besluit Adviescollege levenslanggestraften (hierna: Besluit ACL) gedeeltelijk in een nadere invulling van artikel 6:1:3 Wetboek van Strafvordering voorziet. Zo geldt ingevolge artikel 4, vierde lid, Besluit ACL “de impact op slachtoffers en nabestaanden en in de sleutel daarvan de vergelding” als één van de criteria voor het advies over toelating van levenslanggestraften tot de re-integratiefase.

Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de criteria die zijn neergelegd in het Besluit ACL, ook van belang zijn bij de beslissing omtrent gratieverlening ter zake van een levenslanggestrafte (Hoge Raad, 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3185). Daarnaast wegen de belangen van slachtoffers en nabestaanden mee bij verlofbeslissingen ten aanzien van levenslanggestraften.

Ook volgt met betrekking tot gedetineerden uit artikel 40 van de Penitentiaire Beginselenwet dat bij beslissingen over mediaverzoeken die zij indienen eveneens de belangen van slachtoffers en nabestaanden moeten worden meegewogen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

Naar boven