Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2024, 30381 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2024, 30381 | ander besluit van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 71 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 5.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 71 van de Wet op de expertisecentra, artikel 67 van de Wet primair onderwijs BES, de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies, de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling OCW, SZW en VWS en artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;
Besluit:
De Subsidieregeling Impuls open leermateriaal wordt als volgt gewijzigd:
A
Voor artikel 1 wordt een hoofdstukaanduiding ingevoegd, die luidt:
B
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsomschrijving van 'bevoegd gezag' komt te luiden: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC, artikel 1.1 van de WVO 2020 of artikel 1 van de WPO BES;
2. In de begripsomschrijving van ‘profiel onderwijsorganisatie’ wordt ‘Landelijk Profielenberaad’ vervangen door ‘Platform Profielonderwijs’;
3. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:
de overkoepelende term voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs;
scholen, leraren en overige samenwerkingspartijen die betrokken zijn bij de te subsidiëren activiteiten;
penvoerder als bedoeld in artikel 4;.
C
Voor artikel 3 wordt een hoofdstukaanduiding ingevoegd, die luidt:
D
In artikel 3, eerste lid, wordt na ‘De minister kan’ ingevoegd ‘in 2023’.
E
In artikel 5 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
F
In artikel 8 wordt ‘deze regeling’ vervangen door ‘dit hoofdstuk’.
G
In artikel 9 vervalt het zesde lid, onder vernummering van het zevende lid tot zesde lid.
H
Voor artikel 15 wordt een hoofdstuk ingevoegd, dat luidt:
1. De minister kan in 2024 voor de looptijd van de schooljaren 2025–2026, 2026–2027 en 2027–2028 aan een aanvrager subsidie verstrekken voor deelname aan activiteiten die worden ontwikkeld in het kader van het programma Impuls open leermateriaal.
2. De subsidie kan worden aangevraagd voor maximaal één van de volgende twee typen activiteiten:
a. activiteiten in het kader van ontwikkelen en implementeren van open leermateriaal voor maximaal twee thema’s, bij voorkeur gericht op onderstaande specifieke thema’s:
1°. leesonderwijs en het versterken van geletterdheid;
2°. sociaal-emotionele ontwikkeling, passend bij de context van de school;
3°. burgerschap of digitale geletterdheid, gekoppeld aan leerdoelen en doorlopende leerlijnen; 4°. duurzaamheid;
5°. leermateriaal voor nieuwkomers in basisonderwijs en voortgezet onderwijs, aanvullend op ontwikkelingen op dit vlak;
6°. leermateriaal gemaakt door en geïmplementeerd op scholen op Caribisch Nederland, passend bij vraagstukken, cultuur en taal op Caribisch Nederland;
7°. leermateriaal voor leerlingen met kenmerken van begaafdheid in het funderend onderwijs;
8°. tweetalig onderwijs of activiteiten rondom leermiddelenbeleid op het gebied van meertaligheid, met input van open leermateriaal, op bestaande kerndoelen en eindtermen gebaseerd; of
b. activiteiten in het kader van innovatie en implementatietrajecten met betrekking tot open leermateriaal in beleid en praktijk, waaronder wordt verstaan:
1°. visie en kiezen: vanuit een visie op leren en onderwijs komen tot open leermiddelenbeleid dat gebaseerd is op die visie zodat er een onderbouwde goed gewogen keuze voor open leermiddelen wordt gemaakt;
2°. arrangeren, bewerken en maken: vanuit denken in leerdoelen zoeken naar geschikte open leermiddelen, arrangeren tot een leermiddelenmix van kwalitatief goed open en gesloten materiaal en eventueel op maat gemaakt materiaal;
3°. doen en evalueren: het toepassen van de open leermaterialen in de onderwijspraktijk om te ervaren of het werkt zoals beoogd en te monitoren of het zorgt voor een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en vergroting van aantrekkelijkheid van het beroep van de leraar.
3. Subsidie voor de activiteiten, bedoeld in het tweede lid, wordt uitsluitend verstrekt indien de aanvrager tevens een bijdrage levert aan de activiteiten binnen het programma Impuls open leermateriaal.
4. Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd:
a. voor activiteiten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a:
1°. door het bevoegd gezag van een bekostigde onderwijsinstelling;
2°. door een vakvereniging; of
3°. door een profielonderwijsorganisatie.
b. voor activiteiten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, door het bevoegd gezag van een bekostigde onderwijsinstelling.
Voor verstrekking van de subsidie op grond van dit hoofdstuk is voor de schooljaren 2025–2026, 2026–2027 en 2027–2028 in totaal een bedrag beschikbaar van € 2.430.000,–, waarvan:
a. € 1.350.000,– beschikbaar is voor deelname aan de activiteiten, bedoeld in artikel 14a, tweede lid, onderdeel a; en
b. € 1.080.000,– beschikbaar is voor deelname aan de activiteiten, bedoeld in artikel 14a, tweede lid, onderdeel b.
1. De subsidieaanvraag kan worden ingediend in de periode van 18 september 2024 tot en met 2 november 2024.
2. Aanvragen die buiten het aanvraagtijdvak worden ingediend, worden afgewezen.
3. Ten aanzien van de aanvraag zijn de artikelen 4 en 6 van overeenkomstige toepassing.
1. De subsidie bedraagt ten hoogste € 120.000,– per subsidieaanvraag voor projecten gericht op activiteiten als bedoeld in artikel 14a, tweede lid, onderdeel a of b.
2. Voor activiteiten als bedoeld in artikel 14a, derde lid, die de aanvrager uitvoert binnen het programma Impuls open leermateriaal wordt € 15.000,– beschikbaar gesteld, verdeeld over de schooljaren 2025–2026, 2026–2027 en 2027–2028.
3. Het voorschot en de betaling van het subsidiebedrag op Caribisch Nederland worden uitbetaald in US-dollars tegen de op dat moment vastgestelde wisselkoers.
De weigeringsgronden, bedoeld in artikel 7, zijn van overeenkomstige toepassing voor de subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk.
1. De onafhankelijke beoordelingscommissie, bedoeld in artikel 10, eerste lid, adviseert de minister over de op grond van dit hoofdstuk ingediende subsidieaanvragen en de rangschikking van de aanvragen op basis van het tweede tot en met vijfde lid.
2. Een subsidieaanvraag voor activiteiten als bedoeld in artikel 14a, tweede lid, onderdeel a, wordt beoordeeld aan de hand van de beoordelingskaders, opgenomen in bijlage 2, paragraaf 2.1, bij deze regeling, waarin de volgende criteria zijn opgenomen:
a. kwaliteit van de aanvraag;
b. netwerk en organisatie van het project;
c. duurzaamheid en waarde van beoogde resultaten;
d. ambities rondom open leermateriaal;
e. realistische en haalbare begroting.
3. Een subsidieaanvraag voor activiteiten als bedoeld in artikel 14a, tweede lid, onderdeel b, wordt beoordeeld aan de hand van de beoordelingskaders, opgenomen in bijlage 2, paragraaf 2.2, bij deze regeling, waarin de volgende criteria zijn opgenomen:
a. kwaliteit van de aanvraag;
b. netwerk en organisatie van het project;
c. duurzaamheid en waarde van beoogde resultaten;
d. ambities rondom open leermateriaal;
e. realistische en haalbare begroting.
4. De subsidieaanvragen die als voldoende zijn beoordeeld, worden in twee afzonderlijke rangschikkingen zodanig gerangschikt dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naarmate deze beter scoort op de in het tweede of het derde lid bedoelde criteria.
5. Naast de in het tweede lid bedoelde criteria wordt, in de beoordeling van aanvragen als bedoeld in artikel 14a, tweede lid, onderdeel a, door de beoordelingscommissie bij gelijke kwaliteit gestreefd naar een gebalanceerde verdeling tussen de specifieke thema’s.
In aanvulling op hoofdstuk 5 van de Kaderregeling worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt worden uitgevoerd binnen een door de minister in de beschikking bepaalde periode;
b. de subsidieontvanger bespreekt ieder kwartaal de voortgang van het project met het programmabureau, verstrekt jaarlijkse tussenrapportages aan het programmabureau en werkt mee aan onderzoeken, evaluaties en monitoring;
c. de subsidieontvanger stelt de activiteiten, genoemd in het project of de resultaten van het project gratis beschikbaar aan het hele onderwijsveld in Nederland. Bij ontwikkeling van open leermateriaal wordt het materiaal ontsloten via de licentie CC BY of CC BY-SA versie 4.0 en gemetadateerd via de publieke open-ict-infrastructuur Edurep;
d. de subsidieontvanger draagt het auteursrecht over aan een publiek gefinancierde organisatie;
e. de subsidieontvanger borgt de kwaliteit van activiteiten en ontwikkelde dan wel gebruikte materialen door evidence-informed te werken. De subsidieontvanger maakt daartoe gebruik van het kwaliteitsmodel, opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling.
1. Ten aanzien van de subsidievaststelling, de betaling of bevoorschotting van de subsidie en de verantwoording van de subsidie zijn de artikelen 12 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.
2. In afwijking van artikel 12, eerste lid, wordt de subsidie aan een bevoegd gezag verleend binnen 22 weken na de sluiting van de in artikel 14c, eerste lid, bedoelde aanvraagperiode. De minister beslist ambtshalve over de vaststelling van de subsidie binnen 22 weken na het moment van indiening van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode.
3. In afwijking van artikel 12, derde lid, toont de ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 14a, tweede lid, aan de hand van een activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
I
Na Hoofdstuk 3 (nieuw) wordt een hoofdstukaanduiding ingevoegd, die luidt:
J
Het opschrift van de bijlage komt te luiden: Bijlage 1. Beoordelingskader, behorende bij artikel 10, vierde lid, van de Subsidieregeling Impuls open leermateriaal.
K
Aan de regeling worden twee bijlagen toegevoegd, die luiden:
Criterium |
Vereisten |
---|---|
1) Kwaliteit van de aanvraag Weging: 30% |
A. Het activiteitenplan sluit inhoudelijk aan bij activiteit A van de regeling en beschrijft duidelijk de scope van de aanvraag (vak, leerdoel, didactisch concept) B. Het activiteitenplan heeft realistische doelstellingen, een duidelijk geformuleerd eindresultaat, en planning voor de gehele looptijd van drie schooljaren. Het maakt duidelijk hoe de gestelde doelen wat betreft het beoogde onderwijsaanbod worden gerealiseerd. C. Het activiteitenplan laat zien dat de aanpak effectief gaat zijn voor de beoogde resultaten. D. Het activiteitenplan laat zien dat er een aanpak is voor het beoordelen van de kwaliteit van het leermateriaal aan de hand van het door Impuls open leermateriaal ontwikkelde kwaliteitsmodel (zie bijlage 3). Ook wordt aangegeven welke stappen uit het cyclisch ontwerpmodel open leermateriaal zullen worden gezet tijdens de looptijd van het project. E. Aanvragen waarbij al ontwikkeld open leermateriaal wordt hergebruikt, krijgen een hogere score toegekend bij de beoordeling. F. Aanvragen waarin subsidie voor één of maximaal twee van de voorgestelde thema’s worden aangevraagd, krijgen een hogere score toegekend bij de beoordeling. G. Aanvragen waarin subsidie voor geen van de vastgestelde thema’s worden aangevraagd, krijgen een lagere score toegekend bij de beoordeling. |
2) Netwerk en organisatie van het project Weging: 25% |
A. Het activiteitenplan laat zien dat de aanvraag aansluit op een (brede) vraag vanuit het onderwijs (urgentie moet duidelijk zijn). B. Het activiteitenplan toont aan dat er een actieve community van leraren uit het funderend onderwijs betrokken is in de uitvoering van het project. C. Het activiteitenplan bevat een beschrijving van de manier waarop de samenwerking wordt georganiseerd en hoe de benodigde expertise op scholen zelf kan worden opgebouwd en kan blijven. D. Het activiteitenplan beschrijft met welke en hoeveel scholen en andere organisaties er wordt samengewerkt. E. Het activiteitenplan maakt aannemelijk dat het netwerk, van elkaar leert, gebruik maakt van elkaars expertise en – waar dat nodig is – gebruik maakt van elkaars voorzieningen. F. Scholen/organisaties die reeds middelen hebben ontvangen vanuit de Subsidieregeling Impuls open leermateriaal (2024–2027) of voor pilotprojecten gefinancierd door Kennisnet vanuit het Programmabureau Impuls open leermateriaal, krijgen een lagere scoren toegekend bij de beoordeling. |
3) Duurzaamheid en waarde van beoogde resultaten Weging: 20% |
A. De resultaten uit de aanvraag zijn ook waardevol en toepasbaar voor scholen buiten het netwerk betrokken bij het project van de aanvrager. B. De resultaten uit de aanvraag dragen bij aan de doelstellingen van het programma. C. De aanvrager laat zien hoe de activiteiten in de aanvraag leiden tot een goede implementatie van het open leermateriaal in de onderwijscontext. D. De aanvrager beschrijft hoe de materialen blijvend in stand worden gehouden en onderhouden. |
4) Ambities rondom open leermateriaal Weging: 15% |
A. De aanvrager laat zien dat binnen het project de betrokken scholen en andere organisaties in het netwerk activiteiten ontplooien rondom open leermateriaal of dit willen doen. B. De aanvrager laat zien hoe de geplande activiteiten onderdeel zijn van een bredere ontwikkeling of programma binnen de betrokken scholen en andere organisaties. C. De aanvrager laat zien dat onderwijsprofessionals uit het netwerk kunnen en willen bijdragen aan het programma en leren in het netwerk van Impuls open leermateriaal. |
5) Realistische en haalbare begroting Weging: 10% |
A. De begroting is realistisch en haalbaar. B. Uit het activiteitenplan blijkt dat de middelen (geld, tijd en personeel) zo effectief mogelijk worden ingezet om de gewenste resultaten te bereiken. |
Criterium |
Vereisten |
---|---|
1) Kwaliteit van de aanvraag Weging: 30% |
A. Het activiteitenplan sluit inhoudelijk aan bij activiteit B van de regeling gericht op: • Visie en kiezen: vanuit een visie op leren en onderwijs komen tot leermiddelenbeleid dat gebaseerd is op die visie zodat er een onderbouwde goed gewogen keuze voor leermateriaal wordt gemaakt. • Arrangeren, bewerken en maken: vanuit denken in leerdoelen (curriculumbewustzijn), zoeken naar geschikt leermateriaal, arrangeren tot een leermiddelenmix van kwalitatief goed open (en gesloten) materiaal en eventueel op maat gemaakt materiaal. • Doen en evalueren: het toepassen van leermateriaal in de onderwijspraktijk om te ervaren of het werkt zoals beoogd en te monitoren of het zorgt voor een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en vergroting van aantrekkelijkheid van het beroep van de leraar. B. Binnen het project wordt met name gewerkt vanuit gebruik en hergebruik van open leermateriaal. Dat kan ook betekenen dat bestaand materiaal aangepast wordt, dat leermateriaal open ontsloten wordt of dat op kleinschalige wijze aanvullend materiaal (door)ontwikkeld wordt. C. Het activiteitenplan heeft realistische doelstellingen, een duidelijk geformuleerd eindresultaat, en planning voor de gehele looptijd van drie schooljaren. Het maakt duidelijk hoe de gestelde doelen wat betreft het beoogde onderwijsaanbod worden gerealiseerd. D. Het activiteitenplan laat zien dat de aanpak effectief gaat zijn voor de beoogde resultaten. E. Het activiteitenplan laat zien dat er een aanpak is voor het beoordelen van de kwaliteit van het leermateriaal aan de hand van het door Impuls open leermateriaal ontwikkelde kwaliteitsmodel (bijlage 3). Indien de pilot zich richt op het ontwikkelen van leermateriaal, wordt er bovendien in het activiteitenplan aangegeven welke stappen uit het cyclisch ontwerpmodel open leermateriaal zullen worden gezet tijdens de looptijd van het project. |
2) Netwerk en organisatie van het project Weging: 25% |
A. Het activiteitenplan laat zien dat de aanvraag aansluit op een vraag vanuit het onderwijs (urgentie moet duidelijk zijn). B. Uit het activiteitenplan blijkt samenwerking van het schoolbestuur, de schoolleiding, leraren, andere onderwijsprofessionals en bij voorkeur ook leerlingen. C. Het activiteitenplan bevat een beschrijving van de manier waarop de samenwerking wordt georganiseerd en hoe de benodigde expertise op scholen zelf kan worden opgebouwd en kan blijven. D. Het activiteitenplan beschrijft met welke en hoeveel scholen en andere organisaties er wordt samengewerkt. E. Het activiteitenplan maakt aannemelijk dat het netwerk, van elkaar leert, gebruik maakt van elkaars expertise en – waar dat nodig is – gebruik maakt van elkaars voorzieningen. |
3) Duurzaamheid en waarde van beoogde resultaten Weging: 20% |
A. De resultaten uit de aanvraag zijn ook waardevol en toepasbaar voor scholen buiten het pilotnetwerk betrokken bij het project van de aanvrager. B. De resultaten uit de aanvraag dragen bij aan het versterken van onderwijskwaliteit en vergroten van de aantrekkelijkheid van het beroep van de leraar. C. Uit het activiteitenplan blijkt dat het project erop is gericht om open leermateriaal een volwaardige plek te geven in visie, strategie en (leermiddelen)beleid op basis van de drie genoemde onderwerpen: 1°. Visie en kiezen 2°. Arrangeren, bewerken en maken 3°. Doen en evalueren D. Uit het activiteitenplan blijkt dat het project werkt volgens principes van evidence-informed werken en dat zij beogen dit in beleid en organisatie door te ontwikkelen en duurzaam te implementeren. E. Het project is gericht op duurzaam samen leren over een effectieve inzet van open leermateriaal, dit te implementeren en te borgen. De aanvraag laat zien dat men begrip heeft van en visie op de verschillende drie onderwerpen: 1°. Visie en kiezen 2°. Arrangeren, bewerken en maken 3°. Doen en evalueren F. De aanvrager maakt aannemelijk dat ook na de pilotperiode het materiaal blijvend wordt onderhouden en geactualiseerd. |
4) Ambities rondom open leermateriaal Weging: 15% |
A. De aanvrager laat zien dat binnen het pilotproject de betrokken scholen en andere organisaties in het netwerk activiteiten ontplooien rondom open leermateriaal of dit willen doen. B. De aanvrager laat zien dat onderwijsprofessionals uit het netwerk kunnen en willen bijdragen aan het groeifondsprogramma en leren in het netwerk van Impuls open leermateriaal. |
5) Realistische en haalbare begroting Weging: 10% |
A. De begroting is realistisch en haalbaar. B. Uit het activiteitenplan blijkt dat de middelen (geld, tijd en personeel) zo effectief mogelijk worden ingezet om de gewenste resultaten te bereiken. |
Achtergrond
Dit kwaliteitsmodel is gemaakt door het programma Impuls Open Leermateriaal (IOL). Als basis voor dit kwaliteitsmodel zijn onder meer de volgende bronnen gebruikt:
• Onderzoek naar kwaliteitsmodellen door CLU
• MILK-light van CLU
• Stappenplan kwaliteitsmodel voor open leermateriaal van SURF
Het Onderzoek naar kwaliteitsmodellen is in opdracht van het programma IOL uitgevoerd. Het model is tot stand gekomen met medewerking van experts vanuit SLO, Cito en Kennisnet.
Uitgangspunt
Dit kwaliteitsmodel is geschreven voor gebruik bij volledige lessen en lessenreeksen. Uiteraard is het ook te gebruiken voor complete leerlijnen en/of lesmethodes. Het model is nog in ontwikkeling. Samen met het onderwijs en experts gaan we dit model gebruiken en valideren, en waar nodig doorontwikkelen.
Basis en plus
Het kwaliteitsmodel kent twee niveaus: basis en plus. Uitgangspunt is dat leermateriaal (voor zover het gaat om volledige lessen of lessenseries) aan de basiscriteria voldoet. De pluscriteria worden gezien als waardevol maar wel optioneel.
Gebruik
• Je kunt het kwaliteitsmodel gebruiken om een beeld te vormen van de kwaliteit van leermateriaal dat je wilt gaan inzetten. Hiervoor kun je de scoringstabel bij het model gebruiken.
• Het kwaliteitsmodel kan ook worden gebruikt als uitgangspunt als je zelf leermateriaal gaat ontwikkelen. Daarbij adviseren wij om minimaal de basiscriteria te hanteren en zo mogelijk ook pluscriteria toe te voegen.
Criterium |
Basis / Plus |
Toelichting |
Tools |
|||
---|---|---|---|---|---|---|
1. Didactische kwaliteit De didactische kwaliteit draagt bij aan het optimaal aanleren van kennis, vaardigheden en/of inzicht. |
||||||
1.1 |
Leerdoel(en) worden beschreven in het lesmateriaal |
Basis |
De leerdoelen worden beschreven in het lesmateriaal zelf (niet alleen in de metadata). Leerdoel: beschrijving die het te bereiken effect aangeeft. |
|||
1.2 |
Oefenmogelijkheden (inclusief instructie) worden beschreven in het lesmateriaal |
Basis |
Oefenmogelijkheden: één of meer opdrachten om lesstof in te slijpen, te verwerken, toe te passen en te herhalen om daadwerkelijk het leerdoel te behalen. |
|||
1.3 |
Succescriteria worden beschreven in het lesmateriaal |
Plus |
Het lesmateriaal beschrijft criteria die zicht geven op de mate waarin het leerdoel behaald is. |
|||
1.4 |
Formatieve en summatieve evaluatiemogelijkheden worden beschreven in het lesmateriaal |
Plus |
Denk bij formatief aan directe feedback op gegeven antwoorden, maar ook aan feedback over een leerproduct of leerproces inclusief informatie over de volgende te nemen stappen. Denk bij summatief aan afsluitende opdrachten om te checken of het leerdoel/de leerdoelen gehaald zijn, criteria, toetsen, peerreview. |
|||
1.5 |
Voorkennis wordt geactiveerd |
Plus |
Het is belangrijk dat een les de voorkennis van leerlingen activeert. Leerlingen kunnen nieuwe kennis/ vaardigheden/inzichten makkelijker leren als er een link wordt gelegd met reeds bestaande kennis. |
|||
1.6 |
Er wordt omschreven op welke visie of theorieën het materiaal is gebaseerd |
Plus |
Denk hierbij aan de visie op een leergebied of doelgroep. Theorieën kunnen algemeen onderwijskundig zijn (bijvoorbeeld over formatief handelen) of vakdidactisch (concept-context benadering bij economie). De gebruiker is hiermee in staat om het materiaal te duiden/toetsen aan de eigen visie op leren en in te zetten in de eigen onderwijscontext. |
|||
2. (Vak)inhoud Goed lesmateriaal is (vak)inhoudelijk correct, begrijpelijk en sluit aan bij de doelgroep. |
||||||
2.1 |
De informatie in het materiaal is inhoudelijk correct |
Basis |
Het lesmateriaal mag geen (vak)inhoudelijke onjuistheden bevatten. |
|||
2.2 |
Begrippen worden consistent gehanteerd |
Basis |
Het consistent gebruik van begrippen draagt bij aan de begrijpelijkheid van de les en voorkomt verwarring. |
|||
2.3 |
Gebruikte ondersteunende informatie is functioneel en relevant voor de leerdoelen |
Basis |
Denk bij ondersteunende informatie aan voorbeelden, audiovisuele elementen en het gebruik van bronnen. Deze zijn duidelijk en van toegevoegde waarde voor de inhoud. |
|||
2.4 |
Teksten zijn correct wat betreft spelling en grammatica. |
Basis |
Om ervoor te zorgen dat leerlingen zelf correcte teksten kunnen schrijven is het belangrijk dat het lesmateriaal vrij is van fouten in spelling en grammatica. Koppel fouten terug naar de ontwikkelaar zodat het materiaal gecorrigeerd kan worden. |
|||
2.5 |
Taalgebruik is begrijpelijk en sluit aan bij de doelgroep en het doel van de les. |
Basis |
Het taalgebruik sluit aan bij het leesniveau en de kennis van de doelgroep. Het taalgebruik is ook passend bij het doel van de les. |
We bieden concrete tips waar op te letten. Daarbij is ook aandacht voor rijke teksten. |
||
2.6 |
Het leermateriaal heeft een duidelijke structuur en tekstindeling. |
Basis |
Structuur helpt om informatie goed over te brengen. Denk hierbij aan duidelijke titels, tussenkopjes, alinea’s, etc. Complexe informatie die uit verschillende onderdelen bestaat, maakt gebruik van inleidingen. |
We ontwikkelen een checklist om hierbij te ondersteunen. Deze zal onder meer gebaseerd zijn op Maak Open en Doe mee van inclusiefpubliceren.nl en bijv. de checklist van Pharos. |
||
2.7 |
Het leermateriaal is inclusief. |
Plus |
Het is belangrijk voor leerlingen om zichzelf vertegenwoordigd te zien in leermateriaal. Het leermateriaal moet rechtdoen aan inclusiviteit. |
We ontwikkelen een lijst met praktische tips op basis van het Hulpmiddel voor meer inclusieve schoolboeken. |
||
3. Toegankelijkheid en gebruiksgemak Deze criteria maken het leermateriaal gemakkelijk te gebruiken voor iedereen, ook voor mensen met een beperking |
||||||
3.1 |
Teksten zijn goed leesbaar |
Basis |
Het lesmateriaal voldoet aan de basiseisen voor de leesbaarheid van het lesmateriaal: • Goed leesbaar lettertype en lettergrootte (Sleutel 1 en 2 van Doe mee) • Voldoende contrast tussen tekst en achtergrond (Sleutel 3 Maak Open) • Hanteer kleurgebruik dat geschikt is voor kleurenblinden. (Sleutel 1 Maak open) |
We ontwikkelen een tool met tips/ handvatten om aan deze criteria te voldoen op basis van Maak Open en Doe mee van inclusiefpubliceren.nl |
||
3.2 |
Het digitale leermateriaal heeft een duidelijke en gebruiksvrien- delijke navigatiestructuur |
Plus |
Bijvoorbeeld: menustructuur website, inhoudsopgave document. Er wordt gebruik gemaakt van gangbare structuren en visualisaties, zoals bijvoorbeeld een vergrootglas voor de zoekbalk. |
We bieden een checklist met tips hoe dit te bereiken. |
||
3.3 |
Het leermateriaal is geschikt gemaakt voor het gebruiken van ondersteunende hulptechnologie voor het lezen. |
Plus |
Het leermateriaal voldoet aan de belangrijkste tips voor het toegankelijk maken van het leermateriaal zodat er gebruik gemaakt kan worden van ondersteunende hulptechnologie voor het lezen. • Bestandsnamen zijn betekenisvol en bevatten geen vreemde tekens. (Sleutel 3 Maak open) • Links hebben een betekenisvolle naam. (Sleutel 4 Maak open) • Klikbare afbeeldingen hebben een alternatieve, betekenisvolle tekst. (Sleutel 5 Maak open) • Tekst is echt tekst. Er worden geen afbeeldingen van tekst gebruikt, tenzij dit onderdeel is van een rijkere afbeelding. (Sleutel 6 Maak open) • Webpaginatitels zijn betekenisvol en zijn in de code gemarkeerd. (Sleutel 9 Maak open) • Koppen, labels en lijsten zijn betekenisvol en zijn in de code gemarkeerd. (Sleutel 10 Maak open) • Video’s zijn ondertiteld. (Nog toevoegen: verwijzing naar tips hoe je dit kan regelen) |
We ontwikkelen een tool met tips/ handvatten om aan deze criteria te voldoen op basis van Maak Open en Doe mee van inclusiefpubliceren.nl |
||
3.4 |
Er wordt aangegeven welke materialen en software(licenties) nodig zijn. |
Plus |
Bijvoorbeeld: boek, leskist, knutselmateriaal, Photoshop licentie. |
|||
4. Gebruikersrechten Aandacht voor gebruikersrechten is belangrijk om te voorkomen dat het materiaal inbreuk maakt op rechten van anderen en om ervoor te zorgen dat de licentievorm hergebruik mogelijk maakt. |
||||||
4.1 |
Het materiaal respecteert auteursrechten van anderen. |
Basis |
Denk aan bronvermeldingen, citaten, rechtmatig gebruik van afbeeldingen etc. |
We bieden concrete tips/tools om zorgen van ontwikkelaars weg te nemen. |
||
4.2 |
Het materiaal heeft een open licentie. |
Basis |
Het materiaal heeft een van de volgende licenties: CC-BY, CC BY-SA, CC 0 Alleen dan is daadwerkelijk hergebruik en het mixen van materialen mogelijk |
We bieden uitleg over licentievormen en welke vormen daadwerkelijk open gebruik mogelijk maken. |
||
4.3 |
Het materiaal is expliciet over de licentievorm. |
Plus |
Denk hierbij ook aan meervoudige licenties waarbij wellicht op de tekst een andere licentie van toepassing is dan op de afbeeldingen. Dit moet op de juiste manier vermeld worden in het materiaal. |
We bieden uitleg over en het omgaan met meervoudige licenties. |
||
5. Herbruikbaarheid Als een materiaal een open licentie heeft, is het belangrijk dat deze ook in de praktijk door anderen hergebruikt kan worden en dat hij/zij niet gehinderd wordt door betaalde licenties/niet werkende links/audiovisuele elementen etc. |
||||||
5.1 |
Materiaal (met een open licentie) maakt hergebruik mogelijk |
Plus |
Als materiaal een open licentie heeft, is het belangrijk dat het materiaal ook daadwerkelijk open hergebruikt kan worden. Voorbeelden waarbij dit niet makkelijk mogelijk is: • open materiaal dat gemaakt is in een tool/applicatie waardoor bij gebruik een betaalde licentie nodig is • gebruik van exotische bestandstypes voor audiovisueel materiaal zodat het materiaal makkelijk op andere devices gebruikt kan worden |
We hebben verschillende tools en checklists ontwikkeld, die horen bij dit kwaliteitsmodel. |
||
5.2 |
Het materiaal is schoolonafhankelijk |
Plus |
Het lesmateriaal bevat geen teksten die alleen van toepassing zijn op de context van de maker. Bijvoorbeeld niet: ‘Beste klas 1b’, ‘In week 37 kijk je in SOMtoday’ |
|||
5.3 |
Bij gebruik van externe links is gelet op de toegankelijkheid en duurzaamheid ervan |
Plus |
Het materiaal bevat geen (potentieel) dode links of links naar content die alleen toegankelijk is met bijvoorbeeld een account. Een link naar een privéwebsite vervalt in het algemeen sneller dan een link naar een instituut. |
|||
5.4 |
Conctactgegevens zijn opgenomen in het leermateriaal |
Plus |
Om herbruikbaarheid mogelijk te maken is het belangrijk dat in het materiaal ook contactgegevens zijn opgenomen van een auteur/redacteur/community die zich eigenaar voelt van het materiaal. Personen die het materiaal willen hergebruiken kunnen hier dan terecht met vragen of opmerkingen. |
|||
6. Vindbaarheid Om ervoor te zorgen dat het leermateriaal ook vindbaar is door anderen is het belangrijk dat het materiaal voorzien is van metadata. Deze metadata is de bron voor zoekmachines. Metadata helpt ook bij een snelle eerste beoordeling van de geschiktheid van het materiaal voor eigen gebruik. |
||||||
6.1 |
Het materiaal is gemetadateerd met de vereiste basisset. |
Basis |
De volgende metadata is opgenomen: • titel • korte omschrijving • grootte (element, serie elementen, les, lessenserie) • type leermateriaal (bijv. Informatiebron, handleiding, etc.) • leerniveau (schooltype)/leerjaar/bijzondere doelgroep • vakgebied, in detail gespecificeerd • taal (waarin het materiaal is geschreven) • doelgroep (leerling, leraar, ouders) • bron/rechthebbende • licentie • inloggen ja/nee • kosten ja/nee • trefwoorden (belangrijkste begrippen, doelen) |
We hebben verschillende tools en checklists ontwikkeld, die horen bij dit kwaliteitsmodel. |
||
6.2 |
Het materiaal is bovenop de basisset verrijkt met extra metadata die relevant is voor het materiaal. |
Plus |
Het materiaal bevat metadata voor een aanzienlijk deel van de volgende metadata velden: • kerndoelen/eindtermen/tussendoelen (formele leerdoelen) • plaats/tijd van het leren • werkvormen • leraar- of leerlinggestuurd • globale tijdsindicatie • technisch formaat/bestandstype • in welke mate is het leermateriaal geschikt voor gebruik door lerenden met een functiebeperking |
We hebben verschillende tools en checklists ontwikkeld, die horen bij dit kwaliteitsmodel. |
Het Instellingsbesluit beoordelingscommissie Impuls open leermateriaal wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. de subsidieaanvragen, bedoeld in de artikelen 3 en 14a van de regeling op basis van de beoordelingskaders die zijn opgenomen in de bijlagen van de regeling;
2. In het derde lid, onderdeel b, wordt ‘de voorschriften, bedoeld in artikel 10, vierde lid’ vervangen door ‘de voorschriften, bedoeld in de artikelen 10, vierde lid, en 14f, tweede en derde lid’.
3. In het vierde lid wordt ‘de aanvraagperiode, bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, 13, eerste lid, en 14, eerste lid,’ vervangen door ‘de aanvraagperiode, bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, 13, eerste lid, 14, eerste lid, en 14h’.
B
Artikel 8, derde lid, komt te luiden:
3. Een commissielid ontvangt de volgende vergoeding voor het beoordelen van een subsidieaanvraag als bedoeld in de artikelen 10 en 14f van de regeling:
1°. één dagdeel voor het bijwonen van de introductiebijeenkomst;
2°. per aanvraagronde maximaal tien dagdelen voor de individuele beoordeling van de subsidieaanvragen als bedoeld in de artikelen 10 en 14f van de regeling; en
3°. per aanvraagperiode maximaal twee dagdelen voor het uitbrengen van advies aan de minister.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul
Algemeen
Met deze wijzigingsregeling wordt een aantal aanpassingen doorgevoerd in de Subsidieregeling Impuls open Leermateriaal (hierna: de subsidieregeling). In de eerste plaats zijn de begripsomschrijvingen geactualiseerd om beter aan te sluiten bij de inhoudelijk aangescherpte activiteiten. Daarnaast is een nieuw aanvraagtijdvak met een nieuw subsidieplafond vastgesteld voor de schooljaren 2024–2025, 2025–2026 en 2026–2027, en zijn de aanvraagprocedures, beoordelingscriteria en verantwoordingseisen verduidelijkt en aangescherpt. Tevens wordt met deze wijzigingsregeling het Instellingsbesluit beoordelingscommissie Impuls open leermateriaal aangepast.
Hieronder worden allereerst de wijzigingen van de subsidieregeling toegelicht.
Te subsidiëren activiteiten vanaf aanvraagronde 2024
Activiteit A – activiteiten in het kader van ontwikkelen en implementeren van open leermateriaal voor maximaal twee thema’s, bij voorkeur gericht op één van de onderstaande specifieke thema’s:
1. leesonderwijs en het versterken van geletterdheid. Bijvoorbeeld materiaal bij rijke teksten, thematisch werken met taalonderwijs, geïntegreerd taal- / leesonderwijs, materiaal bij kinderboeken / jeugdliteratuur, formatief handelen bij leesonderwijs, materiaal voor specifieke doelgroepen en leesonderwijs (kansengelijkheid);
2. sociaal-emotionele ontwikkeling, passend bij de context van de school. Denk aan traumasensitief handelen, pestgedrag, maatschappelijke kwesties die de school in komen, welbevinden van leerlingen, veilig leerklimaat;
3. burgerschap en/of digitale geletterdheid, gekoppeld aan leerdoelen en doorlopende leerlijnen;
4. duurzaamheid, bijvoorbeeld aan de hand van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG), het integreren van projecten, het werken met en ontsluiten van duurzaamheidsmateriaal dat nog niet volledig open beschikbaar wordt gesteld, samenwerkingen met organisaties op het gebied van duurzaamheid;
5. leermateriaal voor nieuwkomers in basisonderwijs en voortgezet onderwijs (NT2), aanvullend op ontwikkelingen op dit vlak;
6. leermateriaal gemaakt door en geïmplementeerd op scholen op Caribisch Nederland, passend bij vraagstukken, cultuur en taal op Caribisch Nederland;
7. leermateriaal voor leerlingen met kenmerken van begaafdheid in het funderend onderwijs Hierbij kan gedacht worden aan samenwerkingen met begaafdheidsprofielscholen, materiaal voor thuiszittende leerlingen met kenmerken van begaafdheid, eigen leerlijnen;
8. tweetalig onderwijs (TTO) of rondom leermiddelenbeleid op het gebied van meertaligheid, met input van open leermateriaal (bijvoorbeeld Fries en Engels, Papiaments), op bestaande kerndoelen / eindtermen gebaseerd.
Activiteit B – activiteiten in het kader van innovatie en implementatietrajecten met betrekking tot open leermateriaal in beleid en praktijk, waaronder wordt verstaan:
1. visie en kiezen: vanuit een visie op leren en onderwijs komen tot open leermiddelenbeleid dat gebaseerd is op die visie zodat er een onderbouwde, goed gewogen keuze voor open leermiddelen wordt gemaakt;
2. arrangeren, bewerken (en maken): vanuit denken in leerdoelen (curriculumbewustzijn), zoeken naar geschikte open leermiddelen, arrangeren tot een leermiddelenmix van kwalitatief goed open (en gesloten) materiaal en eventueel op maat gemaakt open leermateriaal;
3. doen en evalueren: het toepassen van de open leermaterialen in de onderwijspraktijk om te ervaren of het werkt zoals beoogd en te monitoren of het zorgt voor een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en vergroting van aantrekkelijkheid van het beroep van de leraar.
Hieronder volgt een overzicht van de wijzigingen van de subsidieregeling.
Artikel |
Wijziging |
Toelichting |
---|---|---|
Artikel 1 |
Begripsomschrijvingen geactualiseerd. |
In de begripsomschrijving van ‘bevoegd gezag’ is de verwijzing naar de WEB en WEB BES geschrapt, de begripsomschrijving van profiel onderwijsorganisaties is aangepast en de begripsbepalingen van netwerk en penvoerder zijn toegevoegd. |
Artikel 3 |
Hoofdstukaanduiding ingevoegd: Hoofdstuk 2. Aanvraagronde 2023 |
|
Artikel 3, eerste lid |
Toevoeging van 'in 2023' na ‘De minister kan’. |
|
Artikel 5 |
Tweede lid vervallen, derde lid vernummerd naar tweede lid. |
Er is geen tweede aanvraagtijdvak opengesteld. |
Artikel 9 |
Zesde lid vervallen, zevende lid vernummerd naar zesde lid. |
Er is geen tweede aanvraagtijdvak opengesteld. |
Artikel 14a |
Nieuw artikel toegevoegd over doelgroep en te subsidiëren activiteiten voor de nieuwe aanvraagperiode 2024. |
In de activiteiten is meer focus aangebracht door thema’s te benoemen voor het te ontwikkelen leermateriaal en de innovatie- en implementatietrajecten inhoudelijk te verduidelijken en concretiseren. |
Artikel 14b |
Nieuw artikel toegevoegd over het subsidieplafond voor de nieuwe aanvraagperiode 2024. |
Nieuwe subsidieplafond is € 2.430.000, verdeeld over de twee typen activiteiten. De looptijd betreft drie schooljaren. |
Artikel 14c |
Nieuw artikel toegevoegd over de aanvraagperiode en -procedure voor de nieuwe aanvraagperiode 2024. |
Nieuwe aanvraagperiode is van 18 september tot en met 2 november 2024. |
Artikel 14d |
Nieuw artikel toegevoegd over het subsidiebedrag voor de nieuwe aanvraagperiode 2024. |
Subsidiebedrag is maximaal € 120.000 per aanvraag. |
Artikel 14e |
Nieuw artikel toegevoegd over weigeringsgronden voor de nieuwe aanvraagperiode 2024. |
Weigeringsgronden komen overeen met de huidige subsidieregeling. |
Artikel 14f |
Nieuw artikel toegevoegd over verdeling van beschikbare middelen voor de nieuwe aanvraagperiode 2024. |
Het beoordelingskader van de huidige regeling is inhoudelijk aangepast en gewijzigd naar twee aparte kaders voor de verschillende activiteiten. |
Artikel 14g |
Nieuw artikel toegevoegd over subsidieverplichtingen voor de nieuwe aanvraagperiode 2024. |
De subsidieverplichtingen zijn aangescherpt. |
Artikel 14h |
Nieuw artikel toegevoegd over subsidievaststelling, betaling en verantwoording voor de nieuwe aanvraagperiode 2024. |
De subsidies voor zowel bekostigde als niet bekostigde onderwijsinstellingen worden binnen 22 weken vastgesteld i.p.v. 16 weken. |
Met deze wijzigingsregeling wordt tevens het Instellingsbesluit beoordelingscommissie Impuls open leermateriaal aangepast. Deze commissie is ingesteld om de minister te adviseren over de subsidieaanvragen op grond van de subsidieregeling. Deze wijziging beoogt in de eerste plaats te regelen dat de leden van de beoordelingscommissie meer dagdelen vergoed krijgen voor de individuele beoordeling per aanvraagronde. Tijdens de evaluatie van de beoordelingscommissie bleek dat zij meer tijd kwijt waren aan de beoordelingen, het verwerken daarvan in het portaal en het eindadvies dan van tevoren was ingeschat. Op basis van die feedback en omdat de komende aanvraagronde meer aanvragen worden verwacht dan in de vorige aanvraagronde, krijgt ieder lid van de beoordelingscommissie voortaan tien dagdelen vergoed in plaats van vijf. Daarnaast zijn enkele technische aanpassingen in het besluit aangebracht die verband houden met de nieuwe aanvraagronde.
In overleg met DUS-I, het programmabureau Impuls open leermateriaal en het Ministerie van OCW zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in de subsidieregeling en het instellingsbesluit die de uitvoerbaarheid van de subsidieregeling ten goede zouden moeten komen. De beoordelingskaders van de beoordelingscommissie zijn inhoudelijk aangepast zodat zij beter aansluiten op de gestelde eisen en wensen van het programmabureau. DUS-I acht deze taak uitvoerbaar.
• De begripsomschrijving van 'bevoegd gezag' is aangepast door het schrappen van de verwijzing naar de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES. Hiermee is de doelgroep van de subsidieregeling ingeperkt. Instellingen in het middelbaar beroepsonderwijs (MBO), hoger onderwijs (HO) en wetenschappelijk onderwijs (WO) vallen buiten de reikwijdte van de regeling. Deze wijziging is doorgevoerd om de focus van de subsidie zoveel mogelijk op het funderend onderwijs te richten. Het is belangrijk dat alleen bevoegde gezagsorganen in het funderend onderwijs, vakverenigingen of profielonderwijsorganisaties een aanvraag kunnen indienen. Dit voorkomt de onduidelijkheid die in de huidige regeling aanwezig was en die zich ook weerspiegelde in de aanvragen.
• Profiel onderwijsorganisatie: de begripsomschrijving van ‘profiel onderwijsorganisatie’ is aangepast omdat het Landelijk Profielenberaad van naam is veranderd (Platform Profielonderwijs).
• Er worden twee nieuwe begrippen gedefinieerd. Ten eerste is de begripsbepaling ‘netwerk’ toegevoegd. Deze begripsbepaling is toegevoegd om de bij de subsidiabele activiteiten betrokken partijen expliciet te benoemen. Dit vergemakkelijkt de communicatie en samenwerking tussen alle betrokkenen binnen het netwerk. Ten tweede is de begripsbepaling ‘penvoerder’ toegevoegd. Deze begripsbepaling is toegevoegd om de rol van de penvoerder in de regeling te verduidelijken. De penvoerder doet de aanvraag namens de verschillende samenwerkingspartijen en speelt een cruciale rol in het beheer en de verantwoording van subsidieprojecten.
Met de toevoeging van dit hoofdstuk wordt een nieuwe aanvraagronde voor 2024 gecreëerd.
Naar aanleiding van evaluaties van het Ministerie van OCW met het programmabureau van Impuls open leermateriaal, de beoordelingscommissie en het Nationaal Groeifonds is besloten om meer focus en richting aan te brengen in de te subsidiëren activiteiten. Dit heeft geleid tot de volgende wijzigingen:
Ten aanzien van de activiteiten in het tweede lid, onderdeel a, is ervoor gekozen om verschillende thema's en vakgebieden op te nemen waar een tekort aan (open) leermateriaal is of waar prioriteit aan gegeven wordt, zoals basisvaardigheden. Dit zorgt ervoor dat de inspanningen gericht zijn op de gebieden die de meeste behoefte hebben aan ontwikkeling en ondersteuning.
Ten aanzien van de activiteiten in het tweede lid, onderdeel b, is ervoor gekozen om de activiteiten in het kader van innovatie- en/of implementatietrajecten rondom de duurzame borging van open leermateriaal in het leermiddelenbeleid nader uit te werken.
Het doel van de verheldering van onderdelen 1, 2 en 3 in het tweede lid, onderdeel b, is om het gehele proces te beschrijven van hoe open leermateriaal duurzaam ingebed kan worden in de onderwijspraktijk. Dit is een concretisering van hetgeen al in de huidige regeling staat, te weten:
a. duurzame implementatie en borging van open leermateriaal in het funderend onderwijs;
b. het verrijken, ontwikkelen of doorontwikkelen van open leermateriaal onder regie van leraren.
Op basis van de ervaringen van de vorige aanvraagronde is daarnaast besloten dat een subsidie voor slechts één activiteit kan worden aangevraagd. Dit zorgt voor meer focus en richting in de aanvragen.
Naast de bovengenoemde activiteiten, moeten de subsidieontvangers tevens een bijdrage leveren aan de activiteiten binnen het programma Impuls open leermateriaal. Deze activiteiten worden in overleg met het programmabureau Impuls open leermateriaal ingevuld bij aanvraag van de looptijd van het project. Voor deze activiteiten is aanvullend budget beschikbaar gesteld. De activiteiten vallen in ieder geval binnen onderstaande vier thema’s:
Thema 1: Opschaling in gebruik:
Hoe realiseren we opschaling in het gebruik van open leermateriaal in het gehele funderend onderwijs vanuit initiatieven die op scholen plaatsvinden?
Thema 2: Regie op open
Hoe zorgen we voor kwalitatief goed materiaal dat bruikbaar en toepasbaar is voor alle onderwijsdoeleinden en dat op verschillende manieren ingezet kan worden?
Thema 3: Infrastructuur versterken
Hoe zorgen we ervoor dat open leermateriaal toegankelijk, beschikbaar en vindbaar is vanuit verschillende perspectieven van leraren, scholen en besturen, ouders, leerlingen en derden?
Thema 4: Onderbouwen met kennis en kunde
Hoe zorgen we voor kennisontwikkeling over open leermateriaal en een stevige monitoring van het programma IOL? Met als doel om evidence-informed te werken en de kwaliteit van materiaal en processen blijvend te versterken?
Voornoemde wijzigingen zijn ingegeven om de kwaliteit en effectiviteit van de gesubsidieerde projecten te verhogen, zodat de middelen ten goede komen aan de belangrijkste behoeften binnen het funderend onderwijs.
Voor de nieuwe aanvraagronde is een totaalbedrag van € 2.430.000 beschikbaar. Dit subsidieplafond is lager dan in de vorige aanvraagronde. Het bedrag is in overleg met het programmabureau (uitvoerder) vastgesteld met het oog op de uitvoerbaarheid en begeleiding van de pilots. Aangezien er reeds veel projecten lopen, is besloten om in deze ronde minder projecten toe te kennen.
Daarnaast is besloten om een deel van de middelen elders in te zetten, namelijk voor onderwijsonderzoek. Dit betreft het opzetten van een nieuwe werkplaats voor onderwijsonderzoek naar Open Leermateriaal in het funderend onderwijs. In plaats van via een subsidieregeling, zal dit initiatief worden uitgevoerd via een aanbesteding.
Per type activiteit wordt tevens een subsidieplafond vastgesteld waarbij de middelen naar rato worden verdeeld.
Activiteit |
Subsidieplafond |
---|---|
Activiteit A |
€ 1.350.000,– |
Activiteit B |
€ 1.080.000,– |
De subsidieplafonds zijn verdeeld in drie gelijke delen over 2025, 2026 en 2027. Het subsidiebedrag wordt in gelijke delen over deze jaren uitbetaald.
Er wordt een nieuwe aanvraagronde toegevoegd. De subsidieaanvragen voor de nieuwe aanvraagronde kunnen worden ingediend in de periode van 18 september 2024 tot en met 2 november 2024. Het nieuwe aanvraagtijdvak is in de onderstaande tabel weergegeven.
Onderdeel |
Activiteit |
Start aanvraagperiode |
Eind aanvraagperiode |
---|---|---|---|
• Activiteit A – Ontwikkelen en implementeren |
Activiteiten in het kader van ontwikkelen en implementeren van materiaal |
18-09-2024 |
02-11-2024 |
• Activiteit B - Innovatie en implementatietrajecten |
Activiteiten in het kader van innovatie en implementatietrajecten met betrekking tot open leermateriaal in beleid en praktijk |
18-09-2024 |
02-11-2024 |
Conform artikel 1.10 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS wordt voor subsidieverstrekking uitgegaan van de in het Europese deel van Nederland geldende tijd.
Aanvragers die een onvolledig aanvraag indienen, krijgen eenmalig de gelegenheid om binnen een door DUS-I vastgestelde termijn de aanvraag aan te vullen. Aanvragen die niet voldoen aan de aanvraagvereisten worden niet in behandeling genomen. Aanvragen die buiten een aanvraagtijdvak worden ingediend, worden afgewezen.
Voor de aanvraagperiode 2024 is de systematiek van de subsidiebedragen vereenvoudigd. Het maximale subsidiebedrag van € 120.000 per aanvraag is ongewijzigd. Evenwel kan uitsluitend een aanvraag worden ingediend voor projecten met een looptijd van drie schooljaren in plaats van de keuze tussen 1, 2 of 3 schooljaren. Deze wijziging zorgt naar verwachting voor meer consistentie tussen de verschillende aanvragen en vergroot de impact en duurzaamheid van de projecten.
Daarnaast blijft de jaarlijkse bijdrage van € 5.000 voor activiteiten binnen het netwerk van het programma Impuls open leermateriaal gehandhaafd, met een maximum van € 15.000 over drie schooljaren. De invulling van deze activiteiten wordt na toekenning van de bijdrage met het programmabureau ingevuld. Het programmabureau bespreekt de invulling van de activiteiten, inclusief de verantwoording over deze activiteiten, met DUS-I.
De verdeling van de maximaal beschikbare middelen inclusief de aanvullende toekenning voor een bijdrage aan het programma Impuls open leermateriaal door het programma, is als volgt weergegeven:
Activiteit |
Maximaal bedrag per aanvraag |
Maximaal bedrag per aanvraag incl. aanvullende toekenning |
---|---|---|
Activiteit A |
€ 120.000,– |
€ 135.000,– |
Activiteit B |
€ 120.000,– |
€ 135.000,– |
De bepaling dat een voorschot of betaling van het subsidiebedrag op Caribisch Nederland in US-dollars wordt uitbetaald tegen de op dat moment vastgestelde wisselkoers, blijft eveneens ongewijzigd.
De aanvraagronde 2024 heeft als doel om het beoordelingsproces te verduidelijken. Ze zijn naar aanleiding van evaluaties met DUS-I, het programmabureau Impuls open leermateriaal en de beoordelingscommissie doorgevoerd. De belangrijkste wijzigingen zijn als volgt:
1. Beoordelingscriteria voor type A en B activiteiten: de beoordelingscriteria zijn gedetailleerder beschreven en verdeeld over twee specifieke paragrafen.
Type A activiteiten (artikel 14a, tweede lid, onderdeel a) worden beoordeeld aan de hand van beoordelingskaders in bijlage 2, paragraaf 2.1, waarbij de criteria zijn:
a. Kwaliteit van de aanvraag;
b. Netwerk en organisatie van het project;
c. Duurzaamheid en waarde van beoogde resultaten;
d. Ambities rondom open leermateriaal;
e. Realistische en haalbare begroting.
Type B activiteiten (artikel 14a, tweede lid, onderdeel b) worden beoordeeld aan de hand van beoordelingskaders in bijlage 2, paragraaf 2.2, met dezelfde criteria:
a. Kwaliteit van de aanvraag;
b. Netwerk en organisatie van het project;
c. Duurzaamheid en waarde van beoogde resultaten;
d. Ambities rondom open leermateriaal;
e. Realistische en haalbare begroting.
Gebalanceerde verdeling: naast de rangschikking op basis van criteria, streeft de beoordelingscommissie bij gelijke kwaliteit van aanvragen voor type A activiteiten (artikel 14a, tweede lid, onderdeel a) naar een evenwichtige verdeling tussen de specifieke thema’s. Hierdoor wordt de spreiding over de verschillende thema’s beter gewaarborgd.
De wijzigingen beogen een heldere en gestructureerde beoordelingsprocedure te waarborgen. Door de criteria voor type A en B activiteiten afzonderlijk te specificeren en een realistische en haalbare begroting toe te voegen als beoordelingscriterium, wordt een nauwkeuriger en transparanter beoordelingsproces gerealiseerd. Bovendien zorgt de expliciete vermelding van een gebalanceerde verdeling tussen specifieke thema’s bij gelijke kwaliteit van type A aanvragen voor een rechtvaardige toewijzing van middelen.
De subsidieverplichtingen zijn verduidelijkt om beter aan te sluiten bij de nieuwe ontwikkelde werkwijzen van het programma rondom het kwaliteitsmodel van Impuls open leermateriaal en evidence-informed werken. De wijzigingen zijn als volgt:
1. Het proces voor de monitoring en evaluatie is aangescherpt met periodieke voortgangsbesprekingen en tussenrapportages:
Van de subsidieontvanger wordt vereist dat deze ieder kwartaal de voortgang van het project bespreekt met het programmabureau en jaarlijkse tussenrapportages aanlevert. Hiermee is de huidige in de regeling vastgestelde werkwijze verduidelijkt naar aanleiding van de verbeterde werkprocessen in het programma.
2. Overdracht van auteursrechten:
Met deze wijziging is de overdracht van auteursrechten aan een publiek gefinancierde organisatie zoals Kennisnet toegevoegd. Hiermee wordt gewaarborgd dat de ontwikkelde open leermaterialen breed beschikbaar blijven voor het onderwijsveld en wordt voorkomen dat commerciële partijen de rechten claimen en de toegang beperken.
3. Evidence-informed werken en kwaliteitsborging:
De verplichting voor subsidieontvangers wordt geïntroduceerd om evidence-informed te werken en gebruik te maken van het kwaliteitsmodel, zoals opgenomen in bijlage 3 van de regeling. Door deze aanpassing wordt expliciet benadrukt dat de kwaliteit van de ontwikkelde materialen en activiteiten geborgd moet zijn door middel van bewezen methoden en een gestructureerde aanpak die onlangs is ontwikkeld door het programmabureau Impuls open leermateriaal.
De werkdefinitie van evidence-informed werken is als volgt vastgesteld door het programma Impuls open leermateriaal:
De focus van evidence-informed werken ligt op het maken van onderbouwde keuzes, die systematisch en doelgericht genomen en geëvalueerd worden. Evidence-informed werken verschilt van evidence-based werken in de zin dat de onderwijsinnovatie niet uitsluitend op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd wordt, maar dat verschillende informatiebronnen gecombineerd worden (zoals ervaring/intuïtie van onderwijsprofessionals, observaties, en/of wetenschappelijk onderzoek). Het combineren van meerdere informatiebronnen en het maken van systematische, doelgerichte keuzes verhoogt de betrouwbaarheid van de werkwijze.
Voor de onderbouwing van de keuzes bij evidence-informed werken kan een combinatie van verschillende informatiebronnen gebruikt worden:
1. Kennis uit (wetenschappelijk) onderzoek. Hierbij gaat het om de best beschikbare informatie uit onderzoek, bijvoorbeeld informatie uit (onderzoeks)rapportages en artikelen van onderwijs-en kennisorganisaties (b.v. PO/VO-raad, Onderwijsinspectie, Kennisrotonde) kan als bron gebruikt worden. Onderzoek dat op andere scholen uitgevoerd is, kan ook gebruikt worden als onderbouwing.
2. Praktijkkennis van onderwijsprofessionals. Hierbij gaat het om kennis uit de ervaring die een onderwijsprofessional opgedaan heeft. Dat is bijvoorbeeld werkervaring en ervaringen en/of feedback van collega’s (b.v. in een intervisiegroep). Daarnaast kan ook kennis opgedaan in een opleiding, training of cursus bijdragen aan de praktijkkennis.
3. Data. Verschillende soorten data uit de dagelijkse onderwijspraktijk kunnen gebruikt worden als onderbouwing voor keuzes, bijvoorbeeld door trends in toetsen, informatie uit leerlingvolgsystemen, of observaties in de klas te gebruiken.
Daarnaast is het belangrijk om bij alle drie de bovenstaande informatiebronnen te bedenken hoe de informatie aansluit bij de onderwijscontext van het vraagstuk dat je wil beantwoorden. Bovenstaande informatiebronnen kunnen gezien worden als pilaren van evidence-informed werken onder de overkoepelende onderwijscontext (zie figuur 1). Het heeft de voorkeur om voor de onderbouwing kennis te gebruiken die opgedaan is in een vergelijkbare context (doelgroep, platteland/stad, leeftijd, vak). Als dat er niet is, is het belangrijk om bewust te zijn van hoe de onderwijscontext waarin eerdere kennis is opgedaan, verschilt van de onderwijscontext waarin het open leermateriaal toegepast gaat worden.
Evidence-informed werken is dus het maken van systematische, doelgerichte keuzes die onderbouwd worden door middel van een combinatie van informatie uit onderzoek, praktijkkennis, en/of data uit een bij voorkeur vergelijkbare (onderwijs)context.
Kernvragen
Er zijn verschillende vragen belangrijk bij het evidence-informed werken met het Open Learner Model (OLM):
Analyse van de huidige situatie en omschrijving van de probleemstelling
• Hoe kan de inzet van open leermateriaal bijdragen aan het oplossen van het probleem?
• Uit welke informatie kan ik opmaken dat dit probleem speelt?
• Wie ervaren het probleem?
• Wat is de oorzaak van het probleem (of de verbeterwens)?
Zoeken naar bestaande informatie
• Wat weten we al over dit onderwijsvraagstuk?
○ Uit wetenschappelijk onderzoek?
○ Uit eigen praktijkervaring?
○ Data uit het onderwijsveld (b.v. uit praktijkervaringen bij andere scholen)
• Wat zijn er al voor leermaterialen voor dit probleem?
○ Wat waren de ervaringen met deze leermaterialen?
○ Welke aanpassingen hebben collega’s gemaakt aan de materialen, en waarom?
○ Wat mis ik nog aan deze leermaterialen voor mijn eigen onderwijspraktijk?
• Welke bestaande werkwijzen en/of protocollen bestaan er voor soortgelijke onderzoeksvragen?
Proces van ontwikkeling, evaluatie en reflectie
• Hoe ziet het proces van (tussentijdse) evaluatie eruit? Wordt het ontwikkelde materiaal bijvoorbeeld getest in een andere klas/school/bij andere collega’s, en vervolgens weer aangepast?
• Wat zijn de beoogde opbrengsten?
• Hoe wordt geëvalueerd op de zaken uit de probleemstelling? Hoe wordt nagegaan in hoeverre de interventie ‘werkt’?
• Hoe kunnen we de opbrengsten weer doorvertalen naar andere pilots/praktijken rondom OLM?
Cyclisch ontwerpmodel
Daarnaast wordt bij het ontwikkelen van leermateriaal, gebruik gemaakt worden van de verschillende stappen uit het cyclisch ontwerpmodel open leermateriaal. De subsidiënt zal in de aanvraag en tijdens de looptijd van het traject moeten aangeven welke stappen zij gaan zetten. Het cyclisch ontwerpmodel beschrijft het ontwerpproces van open leermateriaal, ontwikkeld door het programma Impuls open leermateriaal.
Analyse
– welk vraagstuk los ik op?
– voor welke doelgroep?
– aan welke leerdoelen gekoppeld?
– welke landelijke eindtermen/kerndoelen?
– wat weten we uit onderzoek?
– wat weet ik al uit mijn praktijk?
– met wie werk ik samen?
Conceptvorming
– analyse bestaand materiaal
– check haalbaarheid en draagvlak voor ontwikkelen materiaal
– didactisch en onderwijskundig concept
– ontwerpeisen
– vaststellen leerdoelen/leerlijn
– omschrijving praktijksetting
Materiaal ontwikkelen
– hergebruiken bestaand materiaal
– arrangeren bestaand materiaal
– ontwikkelen leermateriaal
– check op doelgroep
– uitwerken metadatering
Redigeren
– vakinhoudelijke controle
– tekstredactie
– collegiale/externe eindredactie
– toets aan kwaliteitscriteria
Vormgeven
– toevoegen structuurelementen
– toevoegen beeldmateriaal
– publicatieklaar maken, kwaliteitscheck
Delen/Publiceren
– beschikbaar maken leermateriaal
– metadateren leermateriaal
Gebruiken
– inzetten leermateriaal
– feedback bij leerling en leraren ophalen
– ervaringen uitwisselen community
Onderhouden
– feedback analyseren
– leermateriaal bijstellen
Evalueren bij elke stap
– zorgt inzetten van leermateriaal voor behalen van doelen en oplossing vraagstuk?
– met welke informatie uit welke bronnen kan ik dit onderbouwen?
– zorgt het leermiddel voor het behalen van het doel?
– toetsing
4. Het vereiste in artikel 11, onderdeel b, is geen subsidieverplichting voor 2024 omdat dit in feite een aanvraagvereiste is. Het betreft de verplichting om de projectleider in de subsidieaanvraag in staat te stellen verbinding te leggen met andere onderwijsprojecten en het programma brede activiteiten binnen het netwerk van het programma Impuls open leermateriaal.
Vanaf aanvraagronde 2024 wordt de subsidie voor een bevoegd gezag niet direct vastgesteld, maar eerst verleend binnen 22 weken na de sluitingsdatum van de aanvraagperiode. De minister beslist in de aanvraagronde 2024 ambtshalve over de vaststelling van de subsidie binnen 22 weken na de indiening van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode. Er is hierdoor meer tijd beschikbaar voor een zorgvuldige beoordeling en het waarborgen van een duidelijk en gestroomlijnd proces voor de definitieve vaststelling van de subsidie.
Tot slot wordt vanaf aanvraagronde 2024 een activiteitenverslag voor alle subsidieontvangers verplicht gesteld, zodat vastgesteld kan worden dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen. In de aanvraagronde 2023 wordt bij bekostigde onderwijsinstellingen en bij profiel onderwijsorganisaties of vakverenigingen bij subsidies tot € 25.000,– alleen op verzoek van de minister een activiteitenverslag gevraagd. Om het verantwoordingsproces te verhelderen, gelijk te houden voor alle aanvragers en om goed te kunnen beoordelen of de subsidiedoelen zijn behaald, is gekozen om een activiteitenverslag verplicht te stellen.
De wijziging van artikel 8, derde lid, heeft tot gevolg dat een commissielid voortaan maximaal tien in plaats van maximaal vijf dagdelen vergoed krijgt voor de individuele beoordeling van de subsidieaanvragen. De totale kosten voor de commissie worden hierdoor met € 8.600 verhoogd. De totale kosten zijn € 22.360, excl. reiskosten. Voorheen was dit € 13.760. De benodigde middelen komen uit de bijdrage van het NGF. Deze middelen staan op de begroting van OCW. De uitbetaling gaat via DUS-I.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-30381.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.