Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 september 2024, nr. KO/1510789, houdende regels voor de subsidieverstrekking aan scholen voor praktijkonderwijs voor het vergoeden van reiskosten aan leerlingen die entreeonderwijs volgen (Subsidieregeling tegemoetkoming reiskosten entreeleerlingen praktijkonderwijs)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 5.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

DUS-I:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

entreeopleiding:

entreeopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel a, en derde lid, eerste volzin, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

leerling:

leerling als bedoeld in artikel 6.7 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

praktijkonderwijs:

praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 2.8 van de Wet voorgezet onderwijs 2020;

reiskosten:

kosten die een leerling van een school voor praktijkonderwijs maakt voor reizen in het kader van de entreeopleiding die de leerling volgt;

schooljaar:

schooljaar als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 3. Doelstelling subsidieregeling

De minister kan aan scholen voor praktijkonderwijs subsidie verstrekken met als doel om deze scholen in staat te stellen om in de schooljaren 2024–2025 en 2025–2026 een tegemoetkoming in de reiskosten te verstrekken aan de bij de school ingeschreven leerlingen die een entreeopleiding volgen.

Artikel 4. Subsidieplafond

Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is voor de schooljaren 2024–2025 en 2025–2026 in totaal een bedrag van € 2.000.000,- beschikbaar.

Artikel 5. Wijze van verdeling van beschikbare middelen

De minister verdeelt het beschikbare bedrag over vestigingen naar rato van het aantal leerlingen dat praktijkonderwijs volgt op deze vestigingen op basis van de telling met peildatum 1 oktober 2023.

Artikel 6. Ambtshalve subsidieverstrekking

  • 1. De minister verstrekt de subsidie ambtshalve.

  • 2. De minister stelt de subsidie direct vast op uiterlijk 1 december 2024.

Artikel 7. Besteding subsidie

De subsidie kan worden besteed aan de verstrekking van een tegemoetkoming in de reiskosten van de bij de school ingeschreven leerlingen die een entreeopleiding volgen, alsmede aan activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 8. Betaling

  • 1. De subsidie wordt in twee gelijke delen uitbetaald.

  • 2. De minister bepaalt de betaaldata in de beschikking, met dien verstande dat de eerste uitbetaling plaatsvindt in de tweede helft van 2024, en de tweede uitbetaling plaatsvindt in het tweede kwartaal van 2025.

Artikel 9. Verantwoording

De verantwoording van de subsidie vindt plaats in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Artikel 10. Inwerkingtreding en geldigheidsduur

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2029.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling tegemoetkoming reiskosten entreeleerlingen praktijkonderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding en hoofdlijnen

Omdat reiskosten geen belemmering mogen vormen voor het volgen van onderwijs of het lopen van stage kunnen scholen voor praktijkonderwijs via de Subsidieregeling tegemoetkoming reiskosten entreeleerlingen praktijkonderwijs (hierna: de regeling) de leerlingen die de entreeopleiding in het praktijkonderwijs volgen tegemoetkomen in de reiskosten die ze daarvoor maken.

Op dit moment ontvangen studenten die in het mbo een opleiding volgen in de beroepsopleidende leerweg (bol), studenten in het hbo en studenten in het wo een studentenreisproduct als onderdeel van de studiefinanciering. Ook voor leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs die moeten reizen om naar school te kunnen, worden de vervoerskosten door de overheid betaald. Voor leerlingen in het praktijkonderwijs (pro) bestaat deze mogelijkheid niet. Het studentenreisproduct is voor sommige leerlingen uit het pro de reden om te kiezen voor de overstap naar het mbo, terwijl een entreeopleiding binnen het pro voor hen passender kan zijn. Voor leerlingen die binnen het pro een entreeopleiding volgen, voelt het oneerlijk dat zij geen studentenreisproduct ontvangen. Zij ontvangen immers geen tegemoetkoming, terwijl leerlingen die dezelfde opleiding volgen en zijn ingeschreven op een mbo-instelling, wel een studentenreisproduct ontvangen. Deze entreeroute binnen het praktijkonderwijs is nog niet wettelijk geregeld. De regering is wel voornemens om dit wettelijk te regelen.

Wetsvoorstel samenwerking praktijkonderwijs en entreeonderwijs

Momenteel is er een wetsvoorstel in voorbereiding om het volgen van de entreeopleiding binnen het praktijkonderwijs, in samenwerking met en onder verantwoordelijkheid van het mbo, mogelijk te maken. Een onderdeel van dit wetsvoorstel is om leerlingen die deze route volgen tegemoet te komen in de reiskosten. De Tweede Kamer vindt het onwenselijk om te wachten tot het moment dat deze wet in werking treedt. Dit zal naar verwachting in 2026 zijn. Daarom heeft de Tweede Kamer een amendement op de begrotingsstaten voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) voor 2024 aangenomen. Hiermee is 2 miljoen euro beschikbaar gesteld om vanaf het schooljaar 2024–2025 voor twee schooljaren subsidie te verstrekken voor vergoeding van reiskosten van leerlingen in het praktijkonderwijs die een entreeopleiding volgen.1

Deze regeling biedt schoolbesturen de mogelijkheid om een reiskostenvergoeding aan te bieden aan deze groep leerlingen. Leerlingen binnen het praktijkonderwijs die vanwege een stage of anderszins reiskosten maken en geen entreeopleiding volgen, vallen niet onder de regeling. Er is voor gekozen om niet strikt voor te schrijven hoe scholen tegemoet kunnen komen in de reiskosten. Het kan immers in sommige gevallen passend zijn om een ov-kaart uit te lenen of een trajectkaart aan te schaffen als een leerling veel vaker moet reizen terwijl er in sommige gevallen ook met incidentele declaraties gewerkt kan worden. Het staat de scholen vrij om de subsidie naar eigen inzicht te besteden, voor reiskosten of activiteiten waar ook bekostiging voor wordt verstrekt. Alle 177 scholen voor praktijkonderwijs zullen naar rato van het aantal pro-leerlingen subsidie ontvangen. Om de administratieve lasten voor de scholen te beperken, zal de subsidie ambtshalve worden verstrekt aan alle scholen voor praktijkonderwijs

Caribisch Nederland

Deze regeling is niet van toepassing in Caribisch Nederland. In Caribisch Nederland zijn de gemaakte reiskosten namelijk significant lager dan in Europees Nederland.

2. Gevolgen en uitvoering

Deze regeling heeft gevolgen voor scholen voor praktijkonderwijs, de leerlingen die binnen het pro de entreeopleiding volgen en hun ouders of verzorgers. Waar deze leerlingen of de ouders of verzorgers de reiskosten voorheen volledig zelf betaalden, wordt het via deze regeling mogelijk dat deze groep tegemoetgekomen wordt in die kosten. Dat betekent een gelijke behandeling voor deze groep leerlingen ten opzichte van de overige leerlingen die de entreeopleiding volgen. De gevolgen voor de scholen zijn vooral van administratieve aard, omdat men beleid ontwikkelt voor het tegemoetkomen in de reiskosten en de desbetreffende uitvoering daarvan. Daarover kunt u meer lezen in paragraaf 5.

Uitvoering

De uitvoering van deze subsidieregeling kan ingewikkeld zijn voor de desbetreffende scholen. Scholen spelen niet graag ‘scheidsrechter’ in het bepalen welke leerling wel of geen tegemoetkoming krijgt. Om scholen tegemoet te komen is de afgelopen periode veelvuldig overleg geweest met de Sectorraad Praktijkonderwijs en bijtijds gecommuniceerd aan de scholen over de voornemens via de wekelijkse nieuwsbrief van de raad aan de scholen.

De regeling is getoetst door DUS-I en wordt uitvoerbaar geacht.

3. Regeldruk

Bij de voorbereiding van deze regeling is nagegaan of sprake is van administratieve lasten voor instellingen, bedrijfsleven of burgers. Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voorvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. De administratieve lasten voor scholen die gemoeid zijn met dit beleidskader zijn beperkt. Het gaat om de lasten met betrekking tot het bepalen hoe leerlingen tegemoet gekomen worden in de reiskosten.

Om deze lasten zo laag mogelijk te houden en omdat het doen van een subsidieaanvraag weinig toevoegt aangezien het subsidiebedrag op basis van het leerlingenaantal wordt bepaald en omdat anders elke school voor praktijkonderwijs een aanvraag voor subsidie zou moeten doen, is besloten om het bedrag ambtshalve toe te kennen.

Omdat scholen keuzes dienen te maken op welke wijze de leerlingen een tegemoetkoming in de reiskosten ontvangen zullen de administratieve lasten toenemen. Sommige scholen zullen werken met een ov-kaart die geleend kan worden en anderen met een vorm van declaraties. Het aanvragen van een algemene ov-kaart zal waarschijnlijk hooguit één uur kosten, waarbij de school bijhoudt wie de kaart in het bezit heeft. Een andere optie is het bijhouden van maandelijkse declaraties, dit is afhankelijk van het aantal leerlingen en de hoeveelheid reisbewegingen van de leerling. Maar dit komt mogelijk al snel uit op een dagdeel per maand en daarmee op ongeveer 32 uur per schooljaar.

De verwachting is dat een school eenmalig acht uur kwijt is per schooljaar aan het overleggen over de meest passende vorm en het opstarten van de tegemoetkoming in de reiskosten. Het totaal komt daarmee op 16 tot 72 uur, voor twee schooljaren. Maal een uurtarief van € 60 per uur, komt dit neer op een bedrag van ongeveer duizend tot vierduizend euro.

ATR

De regeling is getoetst door de ATR, dat een negatief dictum heeft uitgebracht. Het college geeft daarbij aan dat de regeldrukkosten zijn onderschat en disproportioneel zijn in verhouding tot het subsidiebedrag. Het geeft daarbij een alternatief om de subsidie direct aan de leerlingen uit te keren, bijvoorbeeld in geld of in de vorm van een studentenreisproduct. Dit alternatief is in de korte periode die beschikbaar is om het subsidiebedrag uit te keren niet uitvoerbaar. Allereerst omdat het in de systemen van DUO niet inzichtelijk te maken is welke leerlingen de entreeopleiding volgen binnen het pro. Het is daarmee niet mogelijk om de doelgroep af te bakenen. Dit zou betekenen dat leerlingen zelf een aanvraag moeten doen en daarmee ontstaat het risico dat er aanvragen gedaan worden door leerlingen die de entreeopleiding niet volgen. Leerlingen zouden een verklaring van hun school kunnen overleggen, maar dit zou eveneens administratieve lasten meebrengen voor de betreffende school. Bovendien is voor DUS-I dan nog steeds niet na te gaan of de verklaring van de school correct is. Tegelijkertijd zullen de uitvoeringslasten van DUS-I toenemen. Budget toekennen aan individuen betekent meer betaalmomenten dan toekennen aan de scholen voor praktijkonderwijs. Daarbij zal elke aanvraag beoordeeld moeten worden en is het niet langer mogelijk om het budget lumpsum uit te keren aan het bevoegd gezag van de school.

Ook is een studentenreisproduct toekennen aan deze groep leerlingen niet mogelijk. De huidige systemen zijn er niet op toegerust het studentenreisproduct los toe te kennen. Het studentenreisproduct maakt onderdeel uit van studiefinanciering en dit kan binnen de huidige wet- en regelgeving niet aangevraagd worden door leerlingen uit het voortgezet onderwijs, waar het pro onder valt. Het is niet gemakkelijk om in de systemen van DUO hier op korte termijn aanpassingen in te doen.

Ook uit de ATR haar zorgen over de toereikendheid van het budget, dat de ene school meer zal ontvangen dan een andere omdat het budget naar rato wordt verdeeld en of de scholen het budget toch ook aan andere zaken zullen besteden. Daarom vraagt ze om de daadwerkelijke reiskosten inzichtelijk te maken. Het is helaas niet mogelijk om deze kosten inzichtelijk te maken. Dit allereerst omdat in de systemen van DUO niet wordt bijgehouden welke leerlingen een entreeopleiding volgen. Daarbij weten we ook niet waar zij precies hun opleiding of stage volgen en hoe ver of hoeveel ze moeten reizen en dus hoe hoog de reiskosten zullen zijn.

Deze subsidieregeling kan op dit moment daarom niet lastenvrijer. Uiteraard worden de opmerkingen van de ATR meegenomen in de verdere uitwerking van het aangekondigde wetstraject.

Artikelsgewijs

Artikel 3

De subsidie wordt verstrekt aan alle scholen voor praktijkonderwijs om deze scholen in staat te stellen om in de schooljaren 2024–2025 en 2025–2026 een tegemoetkoming in de reiskosten te verstrekken aan de bij de school ingeschreven leerlingen die een entreeopleiding volgen. Hieronder kunnen reiskosten vallen die worden gemaakt om op school aanwezig te zijn, maar ook reiskosten om stage te kunnen lopen. De school voor praktijkonderwijs beslist zelf op welke wijze deze kosten worden vergoed aan de leerling. Zo kan de school een ov-chipkaart vergoeden of leerlingen reiskosten laten declareren.

Artikel 5

Het is niet bekend hoeveel leerlingen aan scholen voor praktijkonderwijs een entreeopleiding volgen. Dit wordt niet centraal geregistreerd. Daarom is ervoor gekozen om de beschikbare gelden te verdelen naar rato van het aantal leerlingen dat ingeschreven staat aan een school voor praktijkonderwijs.

Het totaal beschikbare bedrag wordt gedeeld door het totaal aantal leerlingen van alle scholen voor praktijkonderwijs. Hierbij wordt gekeken naar het leerlingenaantal zoals vastgesteld door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) in de telling met als peildatum 1 oktober 2023. Met deze rekensom wordt een bedrag per leerling vastgesteld. De scholen ontvangen vervolgens een bedrag dat gebaseerd is op dit bedrag per leerling, maal het aantal leerlingen dat stond ingeschreven aan de school voor praktijkonderwijs op 1 oktober 2023.

Artikel 6

Om de administratieve lasten voor de scholen te beperken, zal de subsidie ambtshalve worden verstrekt aan alle scholen voor praktijkonderwijs. De bevoegd gezagsorganen van deze scholen hoeven dus geen aanvraag in te dienen, maar ontvangen automatisch een beschikking en in het derde of vierde kwartaal van 2024 en het tweede kwartaal van 2025 het bijbehorende subsidiebedrag.

Artikel 7

Deze regeling is bedoeld om reiskosten te vergoeden van leerlingen die een entreeopleiding volgen. Zoals in de toelichting op artikel 3 is uiteengezet, kan de school zelf beslissen wat hiervoor de best passende manier is. Daarnaast kan de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 8

De subsidie wordt verstrekt voor de schooljaren 2024–2025 en 2025–2026. Er zullen ook twee betaalmomenten zijn voor de subsidie: eenmaal in elk schooljaar. De subsidie wordt uitbetaald in twee gelijke delen. Het eerste deel wordt uitbetaald in het derde of vierde kwartaal van 2024, het tweede deel in het tweede kwartaal van 2025. De exacte betaaldata worden opgenomen in de verleningsbeschikking.

Artikel 9

De verantwoording vindt plaats in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Dit betekent dat er geen aparte verantwoording voor hoeft te worden afgelegd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul


X Noot
1

Kamerstukken II 2023/24, 36 410 VIII, nr. 101.

Naar boven