Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Orde van Advocaten Noord-Nederland | Staatscourant 2024, 2954 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Orde van Advocaten Noord-Nederland | Staatscourant 2024, 2954 | beleidsregel |
De deken van de orde in het arrondissement Noord-Nederland
gelet op:
• artikel 45g juncto artikel 9b, zevende lid, 9c, tweede lid, en artikel 28, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de Advocatenwet (hierna: Advw);
• artikel 45a, eerste lid, van de Advw;
• de artikelen 4:81, eerste lid, 5:16, 5:17, 5:20, eerste en derde lid, en artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
• artikel 1 juncto artikel 1d, eerste lid onder d, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme 2018, (hierna: Wwft)
• artikel 24, tweede lid, van de Wwft;
• het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector;
• artikel 14, tweede lid, aanhef en onderdeel b, en derde lid, van de Wet kwaliteit incassodienstverlening (hierna: Wki);
• het Besluit kwaliteit incassodienstverlening;
overwegende dat:
• de deken van de orde in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: deken) belast is met het toezicht op de advocaten die kantoor houden in het arrondissement;
• de deken over toezichthoudende bevoegdheden beschikt (titel 5.2 van de Awb);
• een ieder verplicht is medewerking te verlenen aan de uitoefening van deze toezichtsbevoegdheden;
• de deken bevoegd is ter zake van overtredingen van de in artikel 45g, eerste lid, van de Advw genoemde voorschriften handhavend op te treden door het opleggen van een bestuursrechtelijke boete of een last onder dwangsom;
• de deken belast is met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wwft;
• de deken bevoegd is ter zake van overtredingen van de in de Wwft genoemde voorschriften handhavend op te treden door het geven van een aanwijzing (artikel 28 Wwft), het opleggen van een last onder dwangsom (artikel 29 Wwft) of het opleggen van een bestuurlijke boete (artikel 30 Wwft);
• de deken op grond van artikel 32e Wwft bevoegd is een opgelegde waarschuwing of een verklaring te publiceren, onder vermelding van de overtreding en de overtreder, bij overtreding van de in artikel 30 Wwft bedoelde voorschriften, voor zover deze overtreding beboetbaar is met een boete gerangschikt in de tweede of derde boetecategorie, bedoeld in artikel 31, tweede lid Wwft;
• de deken op grond van artikel 32f, eerste lid, Wwft de verplichting heeft om besluiten tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie ingevolge de Wwft openbaar te maken zodra dat besluit onherroepelijk is geworden;
• de deken op grond van artikel 32f, vierde en vijfde lid, Wwft de verplichting heeft om besluiten tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie ingevolge de Wwft openbaar te maken terwijl dat besluit nog niet onherroepelijk is geworden;
• de deken op grond van artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wki belast is met het toezicht op de naleving van de Wki;
• de deken bevoegd is om op grond van artikel 15 juncto 16 van de Wki een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete op te leggen bij overtreding van de Wki;
• de dekens in de elf arrondissementen hebben besloten tot het vaststellen van deze beleidsregel met als doel om zoveel mogelijk uniformiteit ten aanzien van de bestuursrechtelijke handhaving en rechtszekerheid voor de onder toezicht gestelde advocaten te bewerkstelligen;
besluit tot vaststelling van de volgende beleidsregel:
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
• de dekens in de elf arrondissementen hebben besloten tot het vaststellen van deze beleidsregel met als doel om zoveel mogelijk uniformiteit ten aanzien van de bestuursrechtelijke handhaving en rechtszekerheid voor de onder toezicht gestelde advocaten te bewerkstelligen;
• deken: de deken van de orde in het arrondissement, bedoeld in artikel 17a, tweede lid onder b, juncto artikel 22, tweede lid, van de Advw;
• feitelijk leidinggever: degene die tot de overtreding opdracht heeft gegeven ofwel degene die feitelijk leiding geeft aan de rechtspersoon die, of het samenwerkingsverband dat, een overtreding heeft begaan, en die, in het geval een last onder dwangsom wordt opgelegd, in staat is de overtreding te (doen) beëindigen;
• instelling: Wwft-instelling als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 1a, vierde lid, aanhef en onder c;
• netto omzet: de opbrengst uit levering van diensten door het advocatenkantoor, onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen;
• overtreding: de gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens:
– de Verordening op de advocatuur (hierna: Voda), bedoeld in de artikelen 9b, zevende lid, 9c, tweede lid, en 28, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de Advw;
– de artikelen 5:20, eerste lid, junctis 5:16 en 5:17, van de Awb;
– de bepalingen genoemd in de artikelen 29 en 30 van de Wwft;
– de artikelen 11, 12 eerste lid, 12, tweede lid, 13, eerste lid tot en met het zesde lid, 15, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wki;
– de paragrafen 1 tot en met 6, en 9 van het Besluit kwaliteit incassodienstverlening.
• overtreder: degene die een overtreding pleegt of medepleegt;
• samenwerkingsverband: het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 5.3 van de Voda.
1. Indien er sprake is van een overtreding brengt de deken een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom ter kennis van de overtreder. Daarbij stelt de deken de overtreder in de gelegenheid een zienswijze als bedoeld in artikel 4:8 Awb naar voren te brengen. De termijn voor het indienen van die zienswijze is in beginsel veertien dagen. De deken kan hiervan afwijken als de omstandigheden hiertoe naar zijn oordeel aanleiding geven.
2. Indien de overtreder geen zienswijze indient als bedoeld in het eerste lid of wanneer de zienswijze de deken geen aanleiding geeft tot het afzien van de last onder dwangsom, legt de deken de last op waarbij de overtreder in beginsel veertien dagen de gelegenheid krijgt tot herstel van de overtreding. De deken kan van deze termijn afwijken als de omstandigheden hiertoe naar zijn oordeel aanleiding geven.
3. De hoogte van de dwangsom staat in redelijke verhouding tot de zwaarte van de geschonden belangen en de beoogde werking van de last onder dwangsom. Daarnaast kan de deken de hoogte van de dwangsom vaststellen op basis van het (geschatte) financiële voordeel dat de overtreding oplevert.
4. Indien een opvolgende last onder dwangsom wordt opgelegd, omdat de eerste dwangsombeschikking niet tot beëindiging van de overtreding heeft geleid, kan de hoogte van de opvolgende dwangsom maximaal een verhoging met 100% van de eerdere dwangsom bedragen.
1. Als de deken een overtreding constateert, maakt hij een boeterapport op. Hierin staat welke overtredingen volgens de deken zijn begaan.
2. De deken stuurt een voornemen boetebeschikking met het voornemen om een boete op te leggen, het voorgenomen boetebedrag en een omschrijving van de overtreding. Het boeterapport wordt uiterlijk bij het voornemen tot het opleggen van een boete meegezonden, dan wel in dit voornemen opgenomen.
3. Tenzij de hoogte bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt de deken de hoogte van de boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten.
4. Indien de deken een boete oplegt aan een rechtspersoon of samenwerkingsverband kan hij deze boete ook opleggen aan de desbetreffende feitelijk leidinggever.
1. Voor het vaststellen van recidive wordt een ‘terugkijk-termijn’ van vijf jaar aangehouden.
2. Om vast te stellen in hoeverre sprake is van recidive, neemt de deken alle maatregelen in ogenschouw die de deken of de tuchtrechter onherroepelijk heeft opgelegd aan de overtreder. Ook kan de deken daarbij eventuele klachten of signalen van derden omtrent tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van een overtreder betrekken, ook indien deze klachten of signalen (nog) niet hebben geleid tot oplegging van een tuchtrechtelijke maatregel. Indien de deken deze klachten of signalen bij de bepaling van de hoogte van de boete betrekt, zal hij hiervan blijk geven in het boetebesluit.
Indien sprake is van recidive weegt de deken dit mee bij de vaststelling van de hoogte van de boete en houdt daarbij rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan.
Bij samenloop van verschillende bestuursrechtelijk beboetbare feiten (opgenomen in de bij deze beleidsregel behorende bijlage) bestaat de totale op te leggen boete uit de som van het per overtreding berekende boetebedrag met dien verstande dat per overtreding de boete niet hoger mag zijn dan het wettelijk maximumbedrag.
Bij overtreding van de Advw kan de deken een last onder dwangsom, een boete, dan wel beide bestuursrechtelijke sancties opleggen.
1. De deken kan een last onder dwangsom opleggen indien de overtreder:
a. niet voldoet aan de vordering van de deken om inlichtingen te verstrekken ingevolge artikel 5:16 van de Awb;
b. de deken geen inzage geeft in zakelijke gegevens en bescheiden ingevolge artikel 5:17, eerste lid, van de Awb.
Bij overtreding van de Wwft kan de deken een last onder dwangsom, een boete, dan wel beide bestuursrechtelijke sancties opleggen.
De dwangsom wordt vastgesteld op een bedrag tussen de € 500 en € 5.000 per week, dan wel een deel van die week, dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 50.000.
De deken handelt bij de oplegging van een boete in het kader van een Wwft-overtreding overeenkomstig de artikelen 31, 32 en 32a van de Wwft.
1. De deken publiceert een besluit tot het opleggen van een aanwijzing, een last onder dwangsom of een boete als bedoeld in de artikelen 28 tot en met 30 en 32c van de Wwft nadat dit besluit onherroepelijk is geworden. Indien sprake is van een situatie als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 32f van de Wwft, wordt het besluit en de eventuele beslissing op bezwaar als ook de uitkomst(en) van het (hoger) beroep zo spoedig mogelijk openbaar gemaakt.
2. Alvorens over te gaan tot openbaarmaking van gegevens die tot afzonderlijke personen herleidbaar zijn, neemt de deken een besluit tot openbaarmaking.
3. De deken kan een waarschuwing of een verklaring publiceren bij overtreding van de in artikel 30 genoemde voorschriften voor zover daarbij een boete van de tweede of de derde boetecategorie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de Wwft kan worden opgelegd.
4. De deken kan beslissen om de publicatie te anonimiseren. De deken neemt daarbij, mede gelet op artikel 32g, eerste lid, van de Wwft, in aanmerking of de bekendmaking:
– van persoonsgegevens onevenredig is;
– betrokken partijen onevenredige schade oplevert;
– lopende (strafrechtelijke) onderzoeken ondermijnt.
5. De deken ziet af van publicatie als bedoeld in artikel 32g, tweede lid, van de Wwft indien bekendmaking onevenredig is ten opzichte van de ernst van de overtreding, tenzij het een besluit tot het opleggen van een boete betreft.
6. De deken maakt de in het eerste en tweede lid genoemde besluiten openbaar door publicatie op de website: https://www.toezichtadvocatuur.nl en op de lokale website van het bureau van de Orde van de deken.
7. Besluiten blijven gedurende vijf jaar na bekendmaking voor het publiek beschikbaar, met uitzondering van de persoonsgegevens die deel uitmaken van het besluitindien enig wettelijk voorschrift daaraan in de weg staat.
Bij overtreding van de Wki kan de deken een last onder dwangsom, een boete, dan wel beide bestuursrechtelijke sancties opleggen.
1. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.
2. De beleidsregel wordt bekendgemaakt in de Staatscourant en wordt gepubliceerd op de website van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland.
3. De beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel bestuursrechtelijke handhaving advocatuur 2024 in het arrondissement Noord-Nederland.
De volgende beleidsregels komen met ingang van de datum waarop deze beleidsregel in werking treedt, te vervallen:
– Beleidsregel Bestuursrechtelijke handhaving advocatuur 2022
– Bestuursrechtelijke handhaving Wwft 2018
– Beleidsregel inzake gebruik toezicht- en handhavingsbevoegdheden deken bij recidive 2019
De deken van de orde in het arrondissement Noord-Nederland is belast met het toezicht op de advocaten die kantoor houden in diens arrondissement. De advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, terzake van inbreuken op het bepaalde bij of krachtens de Advocatenwet (hierna: Advw), de verordeningen van de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt (hierna: Voda), de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: Wwft) en de Wet kwaliteit incassodienstverlening (hierna: Wki). Deze tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de raden van discipline en in hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het hof van discipline (artikel 46 Advw).
De deken is tevens toezichthouder zoals bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Dit betekent dat de deken over bestuursrechtelijke toezichtsbevoegdheden beschikt, zoals het vorderen van inlichtingen of het vorderen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden. Indien hieraan niet wordt meegewerkt kan de deken een last onder dwangsom opleggen. Daarnaast is aan de deken als bestuursorgaan in de zin van de Awb de bevoegdheid toegekend om, in geval van overtreding van bepaalde beroepsnormen door advocaten, aan die advocaten een last onder dwangsom of een boete op te leggen.
De deken oefent het toezicht risicogericht en onafhankelijk uit. Het uitgangspunt daarbij is: terughoudend waar het kan en doortastend waar het moet, afhankelijk van de (risico)signalen en omstandigheden van het geval. De deken treedt daarbij, door beoordeling van de ernst van de (mogelijke) normschending en de mate van verwijtbaarheid, op passende wijze op. Sluitstuk van het toezicht is het optreden tegen schendingen van het normenkader door inzet van handhavingsinstrumenten.
De deken is vrij in de keuze van zijn handhavingsinstrument (ECLI:NL:RVS:2023:1244) en kan dus zowel tuchtrechtelijk als – in een aantal gevallen – bestuursrechtelijk optreden. Bij tuchtrechtelijke handhaving bestaat de mogelijkheid van beroep tegen een door de raad van discipline genomen beslissing, het bestuursrecht kent de mogelijkheid van bezwaar en beroep.
Bij het bepalen van de handhavingsmethode (formeel/informeel, tuchtrechtelijk/bestuursrechtelijk) kijkt de deken naar de aard en ernst van de overtreding en wordt de inschatting gemaakt welk handhavingsinstrument in het specifieke geval het meest effectief zal zijn wat betreft het beëindigen van de overtreding dan wel het voorkomen dat de overtreding opnieuw plaatsvindt. De deken houdt eveneens rekening met proportionaliteit en subsidiariteit van de handhavingsmethode. De deken kan van zowel wettelijke als niet-wettelijke handhavingsinstrumenten gebruik maken. Niet-wettelijke handhavingsinstrumenten zijn de schriftelijke waarschuwing en het normoverdragend gesprek.
De Awb geeft de deken beleidsruimte na de constatering van een overtreding. De deken mag een last onder dwangsom of een boete opleggen, maar is daartoe niet verplicht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘ABRvS’) heeft echter de ‘beginselplichtjurisprudentie’ ontwikkeld. Uitgangspunt is dat gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is de regels te handhaven, in de regel van deze bevoegdheid gebruik zal moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Indien de deken besluit zijn bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheden in te zetten, dan is deze beleidsregel van toepassing.
De Beleidsregel heeft de volgende indeling:
§1. Algemeen
§2. Overtreding van de Advw
§3. Overtreding van de Awb
§4. Overtreding van de Wwft
§5. Overtredingen van de Wki
§6. Inwerkingtreding en citeertitel
De deken houdt rekening met twee uitspraken van 31 mei 20231 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). De Afdeling gaat voortaan uit van de uitleg die in het strafrecht wordt gegeven aan het functioneel daderschap. Samengevat komt het erop neer dat een overtreding aan een functioneel dader kan worden toegerekend als deze erover kon ‘beschikken’ of de overtreding plaatsvindt en daarnaast de gedraging ‘aanvaardt’. Onder het aanvaarden wordt ook het betrachten van de nodige zorg verstaan. De Afdeling sluit hiermee aan bij het zogenoemde IJzerdraad-arrest (voor natuurlijke personen) en het Drijfmest-arrest (voor rechtspersonen) van de Hoge Raad.
De dekens hanteren bij het bepalen van de netto -omzet de definitie die daarvoor in artikel 2:377, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek is gegeven. Kantoorkosten vallen daarbij wel onder omzet, BTW niet.
De last onder dwangsom is een herstelsanctie en strekt tot het geheel of het gedeeltelijk ongedaan maken van de overtreding of het voorkomen van verdere overtreding en de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet (tijdig) wordt uitgevoerd (artikel 5:31d Awb). Het opleggen van een last onder dwangsom sluit het opleggen van een boete (of andersom) niet uit.
De deken komt bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximum van het te verbeuren bedrag een ruime mate van beleidsvrijheid toe. De hoogte van de dwangsom kan en moet op de ernst van de overtreding worden afgestemd (evenredigheid, artikel 3:4, tweede lid Awb) en tot doel hebben de overtreding tegen te gaan of te voorkomen.
De deken stelt op grond van artikel 5:32b Awb een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd, waarbij de bedragen in redelijke verhouding dienen te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.
Als de overtreder hieraan geen gevolg geeft, gaat de deken met inachtneming van artikel 4:8 van de Awb over tot een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom om vervolgens te komen tot een dwangsombesluit als bedoeld in artikel 5:32a en 5:32b van de Awb. Indien de ernst van de overtreding daartoe aanleiding geeft dan wel wanneer er sprake is van urgentie kan de deken besluiten meteen over te gaan tot een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom. Dit geldt ook als de deken de overtreder reeds in een eerder stadium heeft gewaarschuwd en dit niet het vereiste effect heeft gehad.
De deken kan afzien van de mogelijkheid tot het opleggen van een last onder dwangsom, indien de ingediende zienswijze hiertoe aanleiding geeft.
Een dwangsom verbeurt van rechtswege op het moment dat de overtreding na het verstrijken van de begunstigingstermijn niet is opgeheven: de betalingsverplichting ontstaat zonder dat daarvoor eerst een beschikking moet worden genomen. De lengte van de begunstigingstermijn wordt zodanig gesteld dat de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd. Dit vloeit voort uit artikel 5:32a, tweede lid, van de Awb. De invordering van een verschuldigde geldsom (dwangsom, alsmede boete) gebeurt conform het bepaalde in de Awb en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De boete is een bestraffende sanctie die inhoudt dat aan de advocaat een onvoorwaardelijke verplichting wordt opgelegd tot betaling van een geldsom (artikel 5:40 Awb). Het opleggen van een last onder dwangsom sluit het opleggen van een boete (of andersom) niet uit.
Met inachtneming van artikel 4:8 van de Awb gaat de deken, bij een overtreding over tot een voornemen tot het opleggen van een boete om vervolgens te komen tot een boetebesluit als bedoeld in artikel 5:52 Awb. De deken kan afzien van de mogelijkheid tot het opleggen van een boete, indien de zienswijze hiertoe aanleiding geeft.
Recidive is een risico-indicator en zal bij de deken in het kader van het risico-gebaseerde toezicht en de handhaving steeds leiden tot nader onderzoek. Bij de bepaling van de in te zetten onderzoeksinstrumenten, dan wel te ondernemen acties wordt recidive door de deken als een verzwarende omstandigheid gezien, tenzij de aard van de eerdere overtreding(en) en/of bijzondere (persoonlijke) omstandigheden zich daartegen verzetten.
Signalen van derden omtrent onbetamelijk gedrag betreffende de praktijkuitoefening dan wel praktijkvoering van een advocaat, worden geadministreerd door de deken, ook indien deze signalen niet hebben geleid tot oplegging van een tuchtrechtelijke maatregel of boete.
In het geval er sprake is van een ‘herintredende’ of ‘overstappende’ advocaat, vraagt de deken van het arrondissement waar de advocaat naar toe verhuist, bij de deken van het arrondissement waar de advocaat laatstelijk stond ingeschreven, alle het gedrag van de advocaat betreffende geadministreerde gegevens op.
Met ‘samenloop van verschillende beboetbare feiten’ wordt bedoeld de situatie waarin meerdere afzonderlijke overtredingen worden geconstateerd die niet uit hetzelfde feitencomplex voortvloeien. Het betreft hier uitsluitend overtreding van de bepalingen die zijn opgenomen in de bij de beleidsregel behorende bijlage I. Bij de vaststelling van het totale bedrag van de op te leggen boeten, neemt de deken het bepaalde in artikel 3:4 van de Awb (evenredigheidsbeginsel) in acht.
De secretaris van de NOvA verwerkt standaard een aantal onherroepelijke beslissingen tot oplegging van een boete of een last onder dwangsom op het tableau (artikel 8, eerste lid, aanhef en onder n, van de Advw). Deze besluiten komen op de conduitestaat en worden aan de tuchtrechter verstrekt als er een klacht tegen de advocaat behandeld wordt. De gegevens zijn ook zichtbaar in ‘Zoek een Advocaat’.
Het gaat daarbij om de overtredingen genoemd in:
– Artikel 45g, eerste lid van de Advw;
– Artikelen 15 en 16 van de Wki (zodra deze inwerking is getreden)
– Artikelen 28 tot en met 30 en 32c Wwft.
In het kader van de Wwft verwerkt de secretaris daarenboven een door de deken gegeven aanwijzing om binnen een redelijke termijn ten aanzien van bepaalde aangegeven punten een bepaalde gedragslijn te volgen (artikel 28 van de Wwft) en opgelegde ontzeggingen van de bevoegdheid om een beleidsbepalende functie uit te oefenen (artikel 32c van de Wwft).
Deze gegevens zijn toegankelijk voor de advocaat zelf, de algemene raad, de secretaris van de algemene raad, de raden van de orden in de arrondissementen, het college van toezicht alsmede de griffiers, voorzitters, plaatsvervangend voorzitters, leden en plaatsvervangende leden van een raad van discipline en het hof van discipline. Voor anderen zijn deze gegevens openbaar voor de duur van vijf jaar, aldus artikel 8a, vierde lid, tenzij enig wettelijk voorschrift daaraan in de weg staat. Zie ook artikel 10d, zesde lid, van deze Beleidsregel.
Ingevolge artikel 4:84 Awb kan de deken van deze Beleidsregel afwijken indien handelen conform de deze Beleidsregel voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
De deken is belast met het toezicht op de advocaten die kantoor houden in zijn arrondissement. Ingevolge artikel 45g, eerste lid, van de Advw heeft de deken de bevoegdheid om bestuursrechtelijk op te treden bij overtreding van een aantal bepalingen uit de Advw respectievelijk de Voda.
In het tweede lid wordt verwezen naar het overzicht in de van de beleidsregel deel uitmakende bijlage, waarin is opgenomen welke bestuurlijke sanctie voor de desbetreffende overtreding kan worden opgelegd. Niet iedere bestuursrechtelijk handhaafbare overtreding leent zich voor het opleggen van een last onder dwangsom. Het opleggen van een dergelijke last is uitsluitend zinvol als het een overtreding betreft die nog voortduurt en zo snel mogelijk dient te worden beëindigd. Het voorgaande betekent dat als het opleggen van een last onder dwangsom van een of meer in het verleden plaatsgevonden overtredingen van dezelfde norm feitelijk geen betekenis meer heeft, omdat het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindiging van een overtreding niet mogelijk meer is, de deken voor die overtreding(en) een boete kan opleggen.
In dit artikel is neergelegd op welke wijze de hoogte van de boete bij overtreding van de Advw wordt bepaald. De deken houdt daarbij rekening met artikel 45g, tweede lid, Advw, waarin is bepaald dat de hoogte van de boete maximaal een geldbedrag van de derde categorie, als bedoeld in artikel 23, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, is.
Het doel van het boetetoemetingsbeleid is tweeledig, namelijk: om in elke afzonderlijke zaak te komen tot een boete waarvan de hoogte, alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, evenredig is; en om op voorhand zoveel mogelijk transparantie te geven over de wijze waarop de hoogte van de boete wordt vastgesteld.
Zoals gezegd is de deken toezichthouder zoals bedoeld in artikel 5:11 van de Awb en beschikt hij over bestuursrechtelijke toezichtsbevoegdheden, zoals het vorderen van inlichtingen of het vorderen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden. Op grond van artikel 5:13 Awb mag van deze bevoegdheden slechts gebruik worden gemaakt voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van de toezichttaak nodig is. Artikel 5:20 Awb bepaalt dat een ieder verplicht is aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. Indien die medewerking niet wordt verleend kan de deken de gevorderde inlichtingen of inzage op grond van lid 3 bestuursrechtelijk afdwingen door middel van een last onder dwangsom. De dekens zetten dit handhavingsinstrument bijvoorbeeld in als advocaten niet meewerken aan de jaarlijkse kengetallenuitvraag en de CCV. Het Hof van Discipline2 (heeft geoordeeld dat een advocaat de financiële kengetallen niet aanlevert tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt.
Advocaten kunnen als professionele partij in aanraking komen met (pogingen tot) witwassen en zijn in deze rol mede verantwoordelijk voor het voorkomen van misbruik van het financiële stelsel en legale juridische constructies voor het witwassen en het financieren van terrorisme. Dit doet de advocatuur met name door clientenonderzoek te verrichten, transacties te monitoren, en ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU.
In artikel 24, tweede lid, van de Wwft is de deken aangewezen als toezichthouder op de naleving van de Wwft wet- en regelgeving. Op grond van de artikelen 28 en verder, van de Wwft heeft de deken diverse bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheden ter beschikking gekregen van de wetgever. Deze handhavingsbevoegdheden worden in deze beleidsregel nader toegelicht.
De deken heeft de overtredingen van de Wwft gerangschikt aan de hand van de in artikel 31, eerste en tweede lid, van de Wwft genoemde boetebedragen en de nadere uitwerking daarvan in het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector. In de van de beleidsregel deel uitmakende bijlage II, is daarnaast opgenomen welke bestuurlijke sanctie voor de desbetreffende overtreding kan worden opgelegd. Bij rangschikking van de overtredingen is uitgegaan van het schadelijk effect dat de overtreding mogelijk heeft op de kwaliteit van de dienstverlening en daarmee op het vertrouwen in de advocatuur. Voorts is gelet op het mogelijk door de overtreder te behalen voordeel bij het niet naleven van de norm.
De Wwft geeft grenzen en richting bij het vaststellen van de hoogte van een boete. De Wwft biedt de deken drie wettelijk vastgelegde boeteregimes:
1) het regime van de boete gebaseerd op een wettelijk basisbedrag;
De wetgever heeft overtredingen waarvoor een wettelijk basisbedrag geldt, ingedeeld in drie categorieën. Voor overtredingen van de categorie 1 geldt in beginsel een vast bedrag. Voor de categorieën 2 en 3 geldt een flexibele boetesystematiek.
2) het regime van de voordeelgerelateerde boete;
Het opleggen van een voordeel gerelateerde boete is een keuzemogelijkheid voor de toezichthouders van de Wwft.
3) het regime van de omzetgerelateerde boete;
Ook het opleggen van een omzetgerelateerde boete is een keuzemogelijkheid voor de toezichthouders van de Wwft.
De deken heeft de bevoegdheid om de basisbedragen te matigen. De deken zal om die reden bij het bepalen van de hoogte van de boete gebruik maken van een combinatie van regime 1 en 3. De deken houdt daarbij rekening met:
a. de ernst en de duur van de overtreding;
b. het voordeel dat de overtreder door de overtreding heeft verkregen;
c. de verliezen die derden wegens de overtreding hebben geleden en de schade die is toegebracht aan de werking van de markten of aan de economie in bredere zin;
d. de mate waarin de overtreding aan de overtreder kan worden verweten;
e. eerdere overtredingen van de overtreder;
f. de mate waarin de overtreder meewerkt bij het vaststellen van de overtreding;
g. maatregelen die de overtreder na de overtreding heeft genomen om herhaling van de overtreding te voorkomen.
De deken houdt, bij het bepalen van de hoogte van de boete eveneens rekening met de omstandigheid of de overtreder een natuurlijk persoon is.
De deken stelt een boete in de tweede of derde categorie vast op het basisbedrag. De deken verlaagt of verhoogt het basisbedrag met ten hoogste 50 procent indien de ernst of duur van de overtreding, mede gelet op de omstandigheden genoemd in artikel 1b, onderdelen a tot en met d, van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector een dergelijke verlaging of verhoging rechtvaardigen. De deken verlaagt of verhoogt het basisbedrag met ten hoogste 50 procent indien de verwijtbaarheid, mede gelet op de omstandigheden genoemd in artikel 1b, onderdelen e en f, van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector van een dergelijke verlaging of verhoging rechtvaardigen. De boete wordt verdubbeld bij recidive. Op grond van artikel 1b, onderdelen g en h van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector kunnen de in die onderdelen genoemde omstandigheden alleen tot een verlaging van de boete leiden.
De deken maakt een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie op grond van de Wwft openbaar nadat het onherroepelijk is geworden (verdere procedure, zie artikel 32f ev van de Wwft), tenzij er sprake is van een situatie als bedoeld in:
a. lid vier van artikel 32f van de Wwft, het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete, of
b. lid vijf van artikel 32f van de Wwft, het besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom indien de dwangsom wordt verbeurd.
In deze gevallen wordt het besluit en de eventuele beslissing op bezwaar als ook de uitkomst(en) van het (hoger) beroep zo spoedig mogelijk openbaar gemaakt.
De Wki heeft als doel de kwaliteit van de buitengerechtelijke incassodienstverlening te verbeteren. De wet heeft gevolgen voor advocaten, voor zover zij daadwerkelijk buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verrichten of aanbieden. Het gaat om buitengerechtelijke incassowerkzaamheden gericht op consumenten en niet op bedrijven. Voor de schuldenaar of de schuldeiser moet het niet uitmaken met wat voor incassodienstverlener hij te maken heeft, zolang maar wordt voldaan aan alle normen die worden gesteld aan de dienstverlening. Ook advocaten moeten voldoen aan de inhoudelijke eisen die worden gesteld aan het verrichten of aanbieden van incassodiensten. Gezien de vergaande regulering binnen de advocatuur betreffen dit vooral de materiele normen binnen de Wki. Zo zijn advocaten uitgezonderd van de registratieplicht die in de Wki is opgenomen.
De deken houdt toezicht op de naleving van de bij en krachtens deze wet gestelde regels op grond van artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b juncto lid 3 van de Wki. Wat betreft de wijze waarop het toezicht op de naleving en de bevoegdheid tot het opleggen van sancties is vormgegeven heeft de wetgever aansluiting gezocht bij de Wwft.
In dit artikel is neergelegd op welke wijze de hoogte van de boete bij een overtreding van de Wki wordt bepaald. De deken houdt daarbij rekening met artikel 45g, tweede lid, Advw, waarin is bepaald dat de hoogte van de boete maximaal een geldbedrag van de derde categorie, als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, is.
Deze Beleidsregel vervangt de Beleidsregel bestuursrechtelijke handhaving, de Beleidsregel Bestuursrechtelijke handhaving Wwft 2018 en de Beleidsregel inzake gebruik toezicht- en handhavingsbevoegdheden deken bij recidive 2019.
Overtredingen begaan in 2023 voortvloeiend uit de bepalingen in de verordeningen ex art. 28 Advocatenwet.
1. Een last onder dwangsom (artt. 5:31d-5:39 Awb);
2. Een bestuurlijke boete (artt. 5:40-5:54 Awb)
a) Overtreding van de verplichting ex art. 6.32, eerste lid Verordening op de advocatuur (Voda) jo. art. 35a Regeling op de advocatuur (Roda) tot registratie van ten minste één rechtsgebied waarop ten minste tien opleidingspunten zijn behaald (max. derde categorie ex art. 45g, tweede lid Advocatenwet jo 28 Wetboek van Strafrecht (Sr.));
b) Overtreding van de verplichting om ieder kalenderjaar deel te nemen aan kwaliteitstoetsen ex artikel 4.3a Voda (max. derde categorie ex art. 45g, tweede lid Advocatenwet jo 28 Wetboek van Strafrecht (Sr.)).
Per 1 januari 2022 bedraagt een boete van de derde categorie maximaal € 9.000.
Niet ingeschreven op enig rechtsgebied wordt bestraft met een boete van € 1.000.
Niet ingeschreven op enig rechtsgebied èn niet in enig rechtsgebied 10 opleidingspunten gehaald wordt bestraft met € 1.500.
Bij een urentekort van:
8 uren € 2.000;
6 uren € 1.500;
4 uren € 1.000; en
2 uren € 500.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-2954.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.