Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2024, 28796 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2024, 28796 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;
Besluit:
De Subsidieregeling patiënten- en gehandicaptenorganisaties 2024–2028 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.2 komt te luiden:
B
Het opschrift van Hoofdstuk 2 komt te luiden: Hoofdstuk 2. Subsidiestroom 1: Instellingssubsidie voor pg-organisaties
C
In artikel 2.2, eerste lid, vervalt onderdeel e, onder vervanging van de puntkomma aan het eind van onderdeel d door een punt.
D
Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder a, wordt na ‘als bedoeld in artikel 2.1’ ingevoegd ‘, onder a tot en met c,’.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid, onder b, kan de minister een instellingssubsidie verstrekken aan een nieuwe toetreder indien deze, op 1 september voorafgaand aan het boekjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, over 50% meer betalende leden of over 50% meer donateurs beschikt dan de reeds gesubsidieerde pg-organisatie.
E
Artikel 2.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt '€ 75.000’ vervangen door ‘€ 78.150’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 60.000’ steeds vervangen door ‘€ 62.520’.
F
Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt ‘jaarlijks’ vervangen door ‘voor het kalenderjaar 2024’ en wordt ‘€ 19.000.000’ vervangen door ‘€ 17.500.000’.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Het subsidieplafond voor hoofdstuk 2 bedraagt voor het kalenderjaar 2025 € 19.700.000.
G
Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De aanvraag tot verlening van de instellingssubsidie kan jaarlijks worden ingediend in de periode van de tweede maandag van september om 9:00 uur van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd tot en met de eerste maandag van oktober om 17:00 uur van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd.
2. Het zevende lid komt te luiden:
7. Indien de subsidie voor het verrichten of uitbesteden van backoffice taken meer dan 20% van het door de pg-organisatie totaal aangevraagde subsidiebedrag bedraagt, dan gaat de aanvraag vergezeld van een de-minimisverklaring.
H
Artikel 2.8, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b, wordt ‘ervaringskennis’ vervangen door ‘ervaringsdeskundigheid’.
2. Onder vervanging van ‘; en’ aan het slot van onderdeel b door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door ‘; en’, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. is niet eenzijdig.
I
Het opschrift van Hoofdstuk 3 komt te luiden: Hoofdstuk 3. Subsidiestroom 2: Projectsubsidie ter verbetering van impact en bereik van pg-organisaties
J
Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘jaarlijks € 1.500.000’ vervangen door ‘voor het kalenderjaar 2024 € 3.000.000’.
2. Onder vernummering van het tweede tot het derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Het subsidieplafond voor hoofdstuk 3 bedraagt voor het kalenderjaar 2025 € 1.500.000.
K
Artikel 3.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘1 januari 2024’ vervangen door ‘de tweede dinsdag van januari om 9:00 uur in enig kalenderjaar’.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de subsidie een voorschot van 100% dat in één keer wordt uitbetaald.
L
Het opschrift van Hoofdstuk 4 komt te luiden: Hoofdstuk 4. Subsidiestroom 3: Instellingssubsidie voor federatieve samenwerkingsverbanden
M
In artikel 4.2 vervalt onderdeel h, onder vervanging van de puntkomma aan het eind van onderdeel g door een punt.
N
Na artikel 4.2 worden er twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een instellingssubsidie aan een nieuwe toetreder wordt uitsluitend verstrekt indien:
a. deze gedurende ministens 12 maanden voorafgaand aan het boekjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, activiteiten als bedoeld in artikel 4.1 heeft ontplooid zonder subsidie op grond van deze regeling; en
b. er geen reeds gesubsidieerd federatief samenwerkingsverband is dat zich richt op eenzelfde thema of onderwerp voor dezelfde doelgroep.
2. In afwijking van het eerste lid, onder b, kan de minister een instellingssubsidie verstrekken aan een nieuwe toetreder indien deze op 1 september voorafgaand aan het boekjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft over 50% meer reeds gesubsidieerde pg-organisaties beschikt dan het reeds gesubsidieerde federatieve samenwerkingsverband.
1. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4.2a, tweede lid, kan de minister de subsidieaanvraag van het reeds gesubsidieerde federatieve samenwerkingsverband verlenen onder de voorwaarde dat de instellingssubsidie in een periode van twee jaar wordt afgebouwd, waarbij de instellingssubsidie in het eerste afbouwjaar maximaal 75% en in het tweede afbouwjaar maximaal 50% bedraagt van het subsidiebedrag genoemd in artikel 4.3.
2. Indien de situatie, als bedoeld in het eerste lid, zich voordoet, wordt er in de vier jaar na bovengenoemde verlening geen instellingssubsidie op grond van de onderhavige regeling verstrekt aan het reeds gesubsidieerde federatieve samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid.
O
In artikel 4.3 wordt ‘€ 20.000’ vervangen door ‘€ 20.840’ en ‘€ 300.000’ door ‘€ 312.600’.
P
Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘jaarlijks’ vervangen door ‘voor het kalenderjaar 2024’ en wordt ‘€ 2.000.000’ vervangen door ‘€ 2.100.000’.
2. Onder vernummering van het tweede tot en met het vierde lid tot het derde tot en met het vijfde lid wordt er een lid ingevoegd, luidende:
2. Het subsidieplafond voor hoofdstuk 4 bedraagt voor het kalenderjaar 2025 € 2.100.000.
Q
Artikel 4.5, eerste lid, komt te luiden:
1. De aanvraag tot verlening van de instellingssubsidie kan jaarlijks worden ingediend in de periode van de tweede maandag van september om 9:00 uur van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd tot en met de eerste maandag van oktober om 17:00 uur van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd.
R
Artikel 4.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt ‘ervaringskennis’ vervangen door ‘ervaringsdeskundigheid’.
2. Onder vervanging van ‘; en’ aan het slot van onderdeel b door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door ‘; en’, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. is niet eenzijdig.
S
Het opschrift van Hoofdstuk 5 komt te luiden: Hoofdstuk 5. Subsidiestroom 4: Instellingssubsidie voor de drie landelijke pg-koepels
T
Artikel 5.2 komt te luiden:
U
Artikel 5.3, eerste lid, komt te luiden:
1. De aanvraag tot verlening van de instellingssubsidie kan jaarlijks worden ingediend in de periode van de tweede maandag van september om 9:00 uur van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd tot en met de eerste maandag van oktober om 17:00 uur van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd.
V
Artikel 5.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt ‘ervaringskennis’ vervangen door ‘ervaringsdeskundigheid’.
2. Onder vervanging van ‘; en’ aan het slot van onderdeel b door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door ‘; en’, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. is niet eenzijdig.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, V. Maeijer
Het afgelopen jaar is er ervaring opgedaan met de Subsidieregeling patiënten- en gehandicaptenorganisaties 2024–2028 (hierna: de subsidieregeling). Met name in de uitvoering zijn er verbeterpunten komen bovendrijven die in onderhavige wijzigingsregeling zijn meegenomen. Tevens zijn er uit de bezwarenprocedure van de aanvragen voor het kalenderjaar 2024 nieuwe invalshoeken gekomen, die ook hebben geresulteerd in het wijzigen van de regeling op bepaalde punten. De wijzigingen worden hieronder – niet uitputtend – kort toegelicht.
De maximale instellingssubsidie per aanvrager en de subsidieplafonds van Hoofdstuk 2, Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5 voor de kalenderjaren 2024 en 2025 worden gewijzigd in verband met de bijstelling van de personele kosten rekening houdend met de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden. De indexering van de loongevoelige kosten gebeurt op basis van een percentage dat de overheid vaststelt: de Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling (OVA). In 2024 is het OVA-percentage vastgesteld op 6,00%. Het aangepaste subsidieplafond voor 2024 leidt er eveneens toe dat subsidieverleningen voor 2024 automatisch omhoog worden aangepast.
Daarnaast heb ik besloten om een subsidierestant van Hoofdstuk 2 voor het kalenderjaar 2024 over te hevelen naar de subsidiestroom voor de projectsubsidie voor het vergroten van impact en bereik van Hoofdstuk 3, omdat het subsidieplafond van Hoofdstuk 2 voor het betreffende kalenderjaar niet is bereikt. Het subsidieplafond van Hoofdstuk 3 werd dit jaar daarentegen snel bereikt, waardoor niet alle aanvragers aanspraak konden maken op de aanvullende projectsubsidie voor het vergroten van de impact en bereik.
Verder is de start van de aanvraagtermijn van Hoofdstuk 3 aangepast naar de tweede dinsdag van januari om 9:00 uur in enig kalenderjaar. Deze stond in voorgaande versie van de regeling op 1 januari, een feestdag. De aanvraagtermijnen voor de instellingssubsidies binnen Hoofdstuk 2, Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5 zijn aangepast naar de tweede maandag van september om 9:00 uur tot en met de eerste maandag van oktober om 17:00 uur van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd. Hiermee wordt voorkomen dat de start en sluiting op een weekenddag vallen.
De huidige artikelen over informatievoorziening laten (ongewenst) ruimte voor het aanbieden van informatie die niet binnen de kaders van de stand van de wetenschap en medische praktijk vallen en/of zich slechts richten op gebruik van één specifiek(e) (genees)middel of behandelmethode. Voorkomen moet worden dat de informatievoorziening (onbedoelde) schadelijke effecten tot gevolgen heeft. Daarom is er een extra verplichting in de regeling opgenomen waar de informatievoorziening aan doelgroepen aan moet voldoen.
De voorwaarde dat een pg-organisatie of federatief samenwerkingsverband moet beschikken over een regeling waarin de invloed en zeggenschap van leden, donateurs, stakeholders of derde partijen transparant is vastgelegd is komen te vervallen, waardoor er sprake is van een lastenverlichting voor de aanvragers. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Met dit onderdeel wordt afgeweken van artikel 6.1 en artikel 8.2 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling). Artikel 10.1, inzake de hoogte van de subsidie, was reeds uitgezonderd. Artikel 6.1 van de Kaderregeling gaat over de bevoorschotting en betaling. Voor de instellingssubsidies wordt dit geregeld in de beschikking. Voor de projectsubsidies geldt dat er 100% zal worden bevoorschot. Dit is middels onderdeel K vastgelegd in artikel 3.4, vijfde lid. In artikel 8.2 van de Kaderregeling staat dat een aanvraag tot verlening van een instellingssubsidie uiterlijk 13 weken voor de aanvang van het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd, moet worden ingediend. Door de startdatum van het aanvraagtijdvak voor Hoofdstuk 2, Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5 van deze regeling te wijzigingen naar de tweede maandag van september wordt hiervan afgeweken. Dit wordt nader toegelicht bij de onderdelen G, Q en U.
In de subsidieregeling zijn vier afzonderlijke subsidiestromen beschreven. Omdat in Hoofdstuk 1 de algemene bepalingen zijn opgenomen, zijn de nummers van de subsidiestromen niet gelijk aan de nummers van de hoofstukken. Omdat dit mogelijk voor verwarring kan zorgen is aan het opschrift van Hoofdstuk 2 tot en met Hoofdstuk 5 toegevoegd op welke subsidiestroom het hoofdstuk betrekking heeft.
Een voorwaarde uit artikel 2.2 en artikel 4.2 komt te vervallen. Het gaat om de voorwaarde dat de pg-organisatie of het federatief samenwerkingsverband moet beschikken over een regeling waarin de invloed en zeggenschap van leden, donateurs, stakeholders of derde partijen transparant is vastgelegd. In het kader van het beperken en terugdringen van de administratieve lasten door wet- en regelgeving is er gekeken naar mogelijkheden om de voorwaarden in te perken. Omdat de wijze van zeggenschap bij verenigingen reeds is opgenomen in de statuten, had deze voorwaarde beperkte meerwaarde.
Het betreft hier een verduidelijking van het betreffende artikel, zodat beter inzichtelijk wordt op welk punt wordt de vergelijking wordt gemaakt. Dit heeft geen inhoudelijke consequenties voor de werking ervan. Ook is er een peildatum opgenomen.
Het maximale subsidiebedrag per aanvrager voor de subsidiestromen 1, 3 en 4 wordt gewijzigd. Het gaat om de instellingssubsidie voor pg-organisaties, federatieve samenwerkingsverbanden en de drie landelijke pg-koepels. Dit is het resultaat van de jaarlijkse bijstelling van de personele kosten rekening houdend met de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden.
Aan de artikelen 2.6 en 4.4 wordt een subsidieplafond voor het kalenderjaar 2025 toegevoegd. Daarnaast wordt het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2024 geactualiseerd. Dit is het resultaat van de jaarlijkse bijstelling van de personele kosten rekening houdend met de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden.
Omdat het subsidieplafond van Hoofdstuk 2 voor het kalenderjaar 2024 niet is bereikt en de aanvraagperiode voor het kalenderjaar 2024 is geëindigd, heeft de minister besloten om het resterende subsidiebudget voor het betreffende kalenderjaar gedeeltelijk over te hevelen naar de subsidiestroom van Hoofdstuk 3. De betreffende subsidieplafonds in artikel 2.6 en artikel 3.3 zijn daarop aangepast. Het subsidieplafond van Hoofdstuk 2 is verlaagd naar € 17.500.000 voor het kalenderjaar 2024 en het plafond van Hoofdstuk 3 is verhoogd naar € 3.000.000 voor dit kalenderjaar. Door aanpassing van de subsidieplafonds kan er worden meebewogen met de animo vanuit de patiëntenbeweging voor de projectsubsidie voor het vergroten van de impact en bereik van Hoofdstuk 3 nu er voor kalenderjaar 2024 sprake is van onderuitputting van het subsidieplafond van Hoofdstuk 2.
Met deze onderdelen wordt de startdatum van de aanvraagperiode gewijzigd naar de tweede maandag van september om 9:00 uur van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd. Zodoende start het aanvraagtijdvak altijd op een werkdag.
Tevens wordt de sluitingsdatum van de aanvraagperiode gewijzigd naar de eerste maandag van oktober om 17:00 uur van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd. Zodoende sluit het aanvraagtijdvak altijd op een werkdag. Door de aanvraagperiode op deze wijze aan te passen wordt een tijdige uitbetaling van de toegekende subsidie gewaarborgd.
Daarnaast wordt met onderdeel G, tweede lid, verduidelijkt dat indien de subsidie voor het verrichten of uitbesteden van backoffice taken meer dan 20% van het door de pg-organisatie totaal aangevraagde subsidiebedrag bedraagt, er dan een de-minimisverklaring bij de aanvraag moet worden gevoegd.
Het begrip ‘ervaringskennis’ in de artikelen 2.8, 4.6 en 5.4 wordt vervangen door het begrip ‘ervaringsdeskundigheid’. Deze begrippen kennen nuanceverschillen. Door ervaringsdeskundigheid te gebruiken in de artikelen 2.8, 4,6 en 5.4 sluiten we aan bij de begripsbepaling van artikel 1.1.
De artikelen 2.8, 4.6 en 5.4 schrijven voor (in onderdeel b) dat de informatievoorziening voor doelgroepen in lijn moet zijn met de:
– stand van de wetenschap,
– medische praktijk, of
– collectieve ervaringskennis (dit wordt: ervaringsdeskundigheid).
Aangezien onderdeel b niet cumulatief is opgeschreven, laat dit (ongewenst) een deur open voor pg-organisaties die informatie aanbieden die niet binnen de kaders van de stand van de wetenschap en medische praktijk vallen en/of zich slechts richten op gebruik van één specifiek(e) (genees)middel of behandelmethode. In de conceptversie van de wijzigingsregeling was ‘collectieve ervaringskennis’ geschrapt, zodat de informatievoorziening altijd moest voldoen aan de stand van de wetenschap of de medische praktijk. De conceptversie van deze wijzigingsregeling is middels een internetconsultatie voorgelegd aan de aanvragers. Het voorstel om collectieve ervaringskennis te schrappen, heeft tot bezorgde en geschrokken reacties geleid. Vanwege de noodzaak om de wijzigingsregeling tijdig te publiceren is er geen gelegenheid om de gevolgen van het schrappen van collectieve ervaringskennis nader te duiden. Collectieve ervaringskennis wordt daarom niet geschrapt in deze wijzigingsregeling om zo onbedoelde effecten te voorkomen.
Met deze wijzigingsregeling wordt echter wel een verplichting toegevoegd (in onderdeel d) waarin staat dat informatievoorziening niet eenzijdig mag zijn. Deze verplichting is toegevoegd om te voorkomen dat informatievoorziening een eenzijdig beeld schetst of dat informatie uit het verband wordt getrokken. De verplichting is gericht op het voorkomen van onbedoelde schade, die zou kunnen ontstaan door het opvolgen van eenzijdige adviezen. Het is van belang dat eventuele consequenties en alternatieven voldoende worden belicht. Bovendien dient te worden gewaarborgd dat de informatievoorziening in overeenstemming is met de professionele standaard en de kwaliteitsstandaarden van de betreffende sector indien deze aanwezig is.
VWS zal samen met de PG-organisaties en DUS-I evalueren hoe de toevoeging in de subsidieregeling uitwerkt. VWS zal daarnaast met alle relevante partijen onderzoeken of de verplichting inzake collectieve ervaringskennis (dit wordt: ervaringsdeskundigheid) zodanig vorm kan worden gegeven dat recht wordt gedaan aan de inzet van collectieve ervaringsdeskundigheid voor patiënten en de rol van PG-organisaties daarbij, en dat anderzijds de beleidsdoelen die VWS met deze regeling beoogt, worden bereikt.
De opening van het aanvraagtijdvak voor de projectsubsidies uit subsidiestroom 2 (Hoofdstuk 3) wordt gewijzigd van 1 januari naar de tweede dinsdag van januari. Zodoende valt de start van de aanvraagtermijn niet langer op een feestdag.
Voor de volledigheid wordt er een artikellid toegevoegd aan artikel 3.4 waarin wordt vastgelegd dat het gehele subsidiebedrag van de projectsubsidies uit subsidiestroom 2 (Hoofdstuk 3) wordt bevoorschot. Dit werd voorheen geregeld in de beschikking.
Voor Hoofdstuk 4 was nog geen systematiek opgenomen voor de situatie waarin er sprake is van sterke overlap tussen nieuwe toetreders en reeds gesubsidieerde federatieve samenwerkingsverbanden, omdat subsidiëring van federatieve samenwerkingsverbanden in het kalenderjaar 2024 pas voor het eerst mogelijk was. Pas in het kalenderjaar 2025 zijn er dus voor het eerst reeds gesubsidieerde federatieve samenwerkingsverbanden. Er worden twee artikelen toegevoegd aan Hoofdstuk 4, waarin een vergelijkbare methode wordt vastgelegd als die voor subsidiestroom 1 (Hoofdstuk 2) geldt.
Artikel 4.2a regelt de aanvullende voorwaarden waaraan een nieuw toetredend federatief samenwerkingsverband moet voldoen.
Elke nieuwe toetreder dient aan te tonen dat zij gedurende ten minste 12 maanden voorafgaand aan het boekjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, zelfstandig heeft gefunctioneerd zonder subsidie op grond van deze subsidieregeling. Daarnaast dient te worden aangetoond dat de organisatie voor haar achterban activiteiten heeft ontplooid op het terrein van lotgenotencontact, informatievoorziening of belangenbehartiging op aandoening overstijgende thema’s. En daarbij het faciliteren en ondersteunen van de eigen lid-organisaties, het bevorderen van inhoudelijke samenwerking en – indien daar sprake van is – het uitbesteden van backoffice taken ten behoeve van de eigen lid-organisaties.
Subsidieverlening is alleen mogelijk indien er geen ander federatief samenwerkingsverband is die in het voorgaande boekjaar reeds een instellingssubsidie op grond van deze subsidieregeling heeft ontvangen en zich richt op een aandoening overstijgend thema of onderwerp dat sterk overlappend is. Het is immers niet doelmatig en doeltreffend als er nieuwe federatieve samenwerkingsverbanden bijkomen die zich op een al vertegenwoordigd aandoening overstijgend thema of onderwerp richten. Of die op andere wijze bijdragen aan versnippering binnen de patiëntenbeweging in plaats van het bundelen van de krachten. De nieuwe toetreder moet derhalve kunnen aantonen dat deze zich niet op een door een reeds gesubsidieerd federatief samenwerkingsverband vertegenwoordigd thema of onderwerp richt.
De minister kan subsidie verstrekken aan de nieuwe toetreder indien deze over 50% meer reeds gesubsidieerde pg-organisaties beschikt dan het reeds gesubsidieerde federatieve samenwerkingsverband met dezelfde aandachtsgebieden.
Indien de situatie zoals beschreven in artikel 4.2a, tweede lid, zich voordoet, dan heeft dit in de regel tot gevolg dat de instellingssubsidie aan een reeds gesubsidieerd federatief samenwerkingsverband in een periode van twee jaar zal worden afgebouwd. Gedurende het eerste afbouwjaar bedraagt de subsidie maximaal 75% van het subsidiebedrag genoemd in artikel 4.3.
Gedurende het tweede afbouwjaar bedraagt de subsidie maximaal 50% van het subsidiebedrag genoemd in artikel 4.3. De startdatum van de afbouw wordt in de subsidiebeschikking genoemd.
In het tweede lid is een afwijzingsgrond opgenomen voor de situatie dat het reeds gesubsidieerde federatieve samenwerkingsverband, van wie de subsidie wordt afgebouwd, een nieuwe subsidieaanvraag indient binnen de afbouwperiode van twee jaar en de twee daaropvolgende jaren (in totaal een duur van vier jaar).
In afwijking van de systematiek van de vaste verandermomenten bij regelgeving treedt deze regeling in werking op de dag na datum van publicatie in de Staatscourant. Dit omdat het aanvraagtijdvak voor subsidiestroom 1, 2 en 3 opengaat op de tweede maandag van september, wat voor het kalenderjaar 2025 neerkomt op 9 september 2024.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, V. Maeijer
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-28796.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.