Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Raden voor Rechtsbijstand (Cluster) | Staatscourant 2024, 28542 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Raden voor Rechtsbijstand (Cluster) | Staatscourant 2024, 28542 | ander besluit van algemene strekking |
Het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand,
Gelet op artikel 37b van de Wet op de rechtsbijstand, waarin is bepaald dat het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand subsidie kan verstrekken ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand voor bijzondere doeleinden en projecten,
BESLUIT
De volgende subsidieregeling vast te stellen:
In deze regeling wordt verstaan onder:
de advocaat als bedoeld in de artikelen 9a en 9j van de Advocatenwet, die is ingeschreven bij de Raad als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de rechtsbijstand;
de alleenstaande rechtzoekende zoals bedoeld in artikel 34, eerste lid Wrb;
het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand;
derdenbeslag op inkomen behorende tot de inkomensgegevens zoals bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
beslag op vermogen genoemd in artikel 5.3, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
de beslagvrije voet als genoemd in artikel 475b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
het bestuur van de Raad, als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wrb;
het Besluit toevoeging mediation;
het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000;
de gerechtsdeurwaarder als bedoeld in artikel 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet of belastingdeurwaarder als bedoeld in artikel 2j van de Invorderingswet, artikel 231 van de Gemeentewet, artikel 227a sub e van de Provinciewet of artikel 123 derde lid sub e van de Waterschapswet;
de leefsituatie op het moment van de aanvraag zoals omschreven in artikel 34, derde lid Wrb;
de mediator als bedoeld in artikel 1 van de Wrb die is ingeschreven bij de Raad als bedoeld in artikel 33b van de Wet op de rechtsbijstand;
de persoon zoals omschreven in artikel 34, derde lid sub a en b Wrb;
het peiljaar zoals bedoeld in artikel 1 Wrb;
de Raad voor Rechtsbijstand, bedoeld in Hoofdstuk II van de Wrb;
rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1 van de Wrb;
natuurlijke personen die rechtzoekende zijn als bedoeld in artikel 1 van de Wrb;
de toevoeging als bedoeld in artikel 1 van de Wrb;
de op grond van deze regeling vast te stellen subsidie;
Wet op de rechtsbijstand.
Deze regeling heeft tot doel subsidie te verstrekken ten behoeve van en met het oog op de verlening van rechtsbijstand of mediation aan rechtzoekenden bij wie beslag is gelegd op het inkomen en vermogen teneinde de toegang tot het recht te waarborgen.
1. Het bestuur kan subsidie verstrekken ten behoeve van verlening van rechtsbijstand of mediation aan een rechtzoekende die op basis van zijn inkomen niet in aanmerking komt voor gesubsidieerde rechtsbijstand dan wel op basis van zijn inkomen wordt geconfronteerd met een hoge eigen bijdrage, als:
a. een deurwaarder op het moment van de aanvraag van een toevoeging beslag heeft gelegd op het inkomen van rechtzoekende of diens partner en;
b. de deurwaarder de beslagvrije voet heeft toegepast;
c. het vermogen van rechtzoekende of diens partner in het peiljaar niet hoger is dan het vermogen genoemd in artikel 34, tweede lid Wrb en;
d. bewijsstukken als genoemd in artikel 8 zijn overgelegd waaruit naar het oordeel van de Raad genoegzaam blijkt dat aan de voorwaarden onder sub a en b zijn voldaan.
2. Het eerste lid is overeenkomstig van toepassing in die gevallen waarin op grond van artikel 2b of artikel 2c Bebr een tweede eigen bijdrage verschuldigd is en waarin op het moment van het verschuldigd zijn van de tweede eigen bijdrage beslag is gelegd als bedoeld in het eerste lid.
1. Is de rechtzoekende alleenstaand, dan is de eigen bijdrage gelijk aan de eigen bijdrage genoemd in artikel 4, eerste lid Bebr.
2. Voert de rechtzoekende een gezamenlijke huishouding en is de beslagvrije voet toegepast op zowel het inkomen van rechtzoekende als diens partner, dan is de eigen bijdrage gelijk aan de eigen bijdrage genoemd in artikel 4, eerste lid Bebr.
3. Voert de rechtzoekende een gezamenlijke huishouding en is de beslagvrije voet toegepast op enkel het inkomen van rechtzoekende of enkel op het inkomen van diens partner, dan wordt het inkomen van degene op wiens inkomen de beslagvrije voet is toegepast als € 0 (nul euro) opgenomen in de berekening van het gezamenlijk inkomen.Voor de beoordeling van het inkomen en vermogen van de ander, wordt uitgegaan van diens inkomen en vermogen in het peiljaar. Indien het inkomen van rechtzoekende en diens partner binnen de grenzen vallen als genoemd in artikel 34, eerste lid Wrb, dan is de eigen bijdrage gelijk aan de eigen bijdrage zoals omschreven in artikel 2 of 2a Bebr. Artikel 34c Wrb is onverminderd van toepassing op het inkomen en vermogen van de ander.
4. Artikel 34a, eerste lid, derde en vierde volzin Wrb is niet van toepassing op gevallen genoemd in het eerste en tweede lid.
5. Het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige toepassing voor de eigen bijdrage die een rechtzoekende verschuldigd is voor de verlening van rechtsbijstand bestaande uit het geven van eenvoudig rechtskundig advies, met dien verstande dat de eigen bedrage gelijk is aan de eigen bijdrage genoemd in artikel 2, derde lid sub a of sub b Bebr.
6. Het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige toepassing voor de eigen bijdrage die een rechtzoekende verschuldigd is voor de verlening van mediation, met dien verstande dat de eigen bedrage gelijk is aan de eigen bijdrage genoemd in artikel 4, eerste of tweede lid Btm.
1. Het bestuur kan subsidie verstrekken ten behoeve van verlening van rechtsbijstand of mediation aan een rechtzoekende die op basis van zijn vermogen niet in aanmerking komt voor gesubsidieerde rechtsbijstand, als:
a. een deurwaarder op het moment van de aanvraag beslag heeft gelegd op het vermogen van rechtzoekende of diens partner;
b. rechtzoekende of diens partner over onvoldoende vermogen beschikt om de kosten van rechtsbijstand te betalen;
c. het inkomen van rechtzoekende of diens partner in het peiljaar niet hoger is dan het inkomen genoemd in artikel 34, eerste lid Wrb en;
d. bewijsstukken als genoemd in artikel 8 zijn overgelegd waaruit naar het oordeel van de Raad genoegzaam blijkt dat aan de voorwaarden onder sub a, b en het tweede lid van dit artikel zijn voldaan.
2. Rechtzoekende of diens partner beschikken over onvoldoende vermogen om de kosten van rechtsbijstand, als bedoeld in het eerste lid, te betalen als na beslag naar verwachting een vermogen van maximaal € 5.000 in bank- en spaartegoeden resteert, dan wel beschikbaar is.
1. Is de rechtzoekende alleenstaand, dan is de eigen bijdrage gelijk aan de eigen bijdrage zoals omschreven in artikel 2 of 2a Bebr.
2. Voert de rechtzoekende een gezamenlijke huishouding en is er beslag gelegd op zowel het vermogen van rechtzoekende als diens partner, dan is de eigen bijdrage gelijk aan de eigen bijdrage genoemd in artikel 2 of 2a Bebr.
3. Voert de rechtzoekende een gezamenlijke huishouding en is er beslag gelegd op enkel het vermogen van rechtzoekende of op enkel het vermogen van diens partner, dan wordt het vermogen van degene op wiens vermogen beslag is gelegd als € 0 (nul euro) opgenomen in de berekening van het gezamenlijk inkomen. Voor de beoordeling van het inkomen en vermogen van de ander wordt uitgegaan van diens inkomen en vermogen in het peiljaar. Indien het inkomen van degene op wiens vermogen beslag is gelegd en het inkomen en vermogen van de ander binnen de grenzen vallen als genoemd in artikel 34, eerste lid Wrb, dan is de eigen bijdrage gelijk aan de eigen bijdrage zoals omschreven in artikel 2 of 2a Bebr. Artikel 34c Wrb is onverminderd van toepassing op het inkomen en vermogen van de ander.
4. Artikel 34a, eerste lid, derde en vierde volzin Wrb is niet van toepassing op gevallen genoemd in het eerste en tweede lid.
5. Het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige toepassing voor de eigen bijdrage die een rechtzoekende verschuldigd is voor de verlening van rechtsbijstand bestaande uit het geven van eenvoudig rechtskundig advies, met dien verstande dat de eigen bedrage gelijk is aan de eigen bijdrage genoemd in artikel 2, derde lid sub a Bebr.
6. Het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige toepassing voor de eigen bijdrage die een rechtzoekende verschuldigd is voor de verlening van mediation, met dien verstande dat de eigen bedrage gelijk is aan de eigen bijdrage genoemd in artikel 4, eerste of tweede lid Btm.
De hoogte van de subsidie is overeenkomstig de bepalingen van het Bvr en Btm.
1. De aanvraag voor een subsidie op grond van deze regeling geschiedt, voor zover daarvan in deze regeling niet wordt afgeweken, op dezelfde wijze als de aanvraag om een toevoeging. De bepalingen van de Wrb en het Bvr en het Btm zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvraag en de subsidie op grond van deze regeling.
2. De advocaat of mediator maakt bij de aanvraag gebruik van een door de Raad daartoe beschikbaar gestelde formulier.
3. De advocaat of mediator overlegt bij het verzoek een kopie van de beschikking(en), vonnis(sen) of dwangbevel(en) met daarin een aanduiding van de vordering op grond waarvan executoriaal of conservatoir beslag is gelegd alsmede een kopie van het beslagexploot.
4. De advocaat of mediator vermeldt bij het verzoek dat met rechtzoekende is besproken of deze een beroep kan doen op een rechtsbijstandsverzekering en dat het de advocaat of mediator is gebleken dat hiervan geen sprake is. In het geval wel een beroep gedaan kan worden op een rechtsbijstandsverzekering, dient de advocaat of mediator geen verzoek op grond van deze regeling in.
5. De advocaat of mediator overlegt in het geval van beslag op inkomen in aanvulling op de stukken genoemd in het derde lid:
a. een kopie van de meest recente salaris- of uitkeringsspecificatie waaruit blijkt dat de beslagvrije voet is toegepast en er sprake is van een beslag op het moment van de toevoegingsaanvraag en;
b. het meest recente door de deurwaarder aan rechtzoekende verstrekte overzicht met de berekening van de beslagvrije voet.
6. De advocaat of mediator overlegt in het geval van beslag op vermogen in aanvulling op de stukken genoemd in het derde lid:
a. bewijsstukken waaruit blijkt dat er sprake is van een beslag op het moment van de toevoegingsaanvraag en;
b. bewijsstukken waaruit blijkt dat als gevolg van het beslag maximaal € 5.000 aan vermogen in bank- en spaartegoeden resteert.
1. Het bestuur neemt ambtshalve een nieuw subsidiebesluit wat in plaats komt van het primaire subsidiebesluit, waarbij de subsidie wordt ingetrokken dan wel herzien, als gebleken is dat:
i. er geen sprake meer is van een beslag op het moment dat 6 maanden zijn verstreken sinds de datum van aanvraag van de subsidie; of
ii. bij beslag op vermogen op het moment van betaling door de bank aan de deurwaarder een vermogen resteerde van meer dan € 5.000.
2. Het bestuur verzoekt de advocaat of mediator daartoe recente bewijsstukken als genoemd in artikel 8, vijfde of zesde lid te overleggen.
3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, doet de advocaat of mediator uit eigen beweging melding bij de Raad als het beslag wordt opgeheven binnen een periode van 6 maanden vanaf de datum van aanvraag bij de toevoeging onder overlegging van de bewijsstukken, genoemd in het tweede lid. Het bestuur neemt vervolgens het besluit, genoemd in het eerste lid.
Voor deze regeling zal het Kenniscentrum Stelsel Gesubsidieerde Rechtsbijstand van de Raad in opdracht van het bestuur een monitor opzetten waarmee in ieder geval elk half jaar cijfers worden aangeleverd die een evaluatie van deze subsidieregeling ondersteunen. Er vindt per drie maanden een evaluatie plaats om bij te kunnen sturen.
1. Het subsidieplafond van deze regeling bedraagt 1.000 toevoegingen.
2. De subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.
Deze regeling is niet van toepassing in die gevallen waarin reeds op grond van artikel 4 Bebr de laagste eigen bijdrage of op grond van artikel 2 Bebr de laagst mogelijke eigen bijdrage kan worden opgelegd.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2024.
2. Deze regeling heeft betrekking op besluiten op toevoegingen waarvan de afgiftedatum is gelegen op of na 1 juli 2024.
3. Deze regeling vervalt als het subsidieplafond zoals beschreven in artikel 11 bereikt is of uiterlijk op 1 januari 2026.
Utrecht, 22 augustus 2024
Het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, I.D. Nijboer Algemeen directeur/bestuurder
In 2021 heeft het JenV werkprogramma Uitvoering onder meer aan de Raad voor Rechtsbijstand de vraag gesteld om, in het kader van de Rijksbrede inventarisatie (de motie Ploumen/Jetten), een inventarisatie te maken van de terreinen waarop wetgeving hardvochtig uitpakt.
De Raad heeft daartoe in maart 2022 een eerste verkennende inventarisatie opgeleverd van wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt.1 Een van de door de Raad gesignaleerde hardvochtigheden is de omstandigheid dat binnen de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) geen rekening kan worden gehouden met burgers bij wie loonbeslag of beslag op vermogen is gelegd.
Uitgangspunt binnen de Wrb is sinds 2006 dat de Raad de draagkracht toetst van de rechtzoekende en/of diens partner aan de hand van het fiscale inkomen en vermogen dat de Raad van de Belastingdienst ontvangt. Voor het fiscale inkomen wordt uitgegaan van het verzamelinkomen. Voor het vermogen wordt uitgegaan van het vermogen boven het van toepassing zijnde drempelbedrag genoemd in artikel 9.4a, eerste lid onderdeel van de Wet Inkomstenbelasting 2001. De Raad gaat uit van het fiscale inkomen en vermogen in het peiljaar, het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de aanvraag om een toevoeging wordt gedaan.
Binnen de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) kan op dit moment enkel rekening gehouden worden met burgers die in staat van faillissement verkeren of op wie de Wettelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wsnp) of een minnelijk schuldsaneringstraject (Msnp) van toepassing is. Daarbij wordt nu al afgeweken van de hierboven beschreven draagkrachttoets. Die uitzonderingen zijn opgenomen in artikel 4 van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand.
Burgers die boven de Wrb grenzen vallen en die als gevolg van een beslag een besteedbaar inkomen overhouden dat overeenkomt met 95% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm komen op dit moment niet in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Met burgers die weliswaar binnen de Wrb grenzen vallen en in dezelfde situatie verkeren kan voor wat betreft de op te leggen eigen bijdrage evenmin rekening worden gehouden. Deze burgers kunnen met een hoge eigen bijdrage worden geconfronteerd op basis van hun inkomen.
Dit knelt, omdat het hier gaat om burgers in schrijnende situaties, die als gevolg van een beslag over onvoldoende middelen kunnen beschikken om zelf hun advocaat of mediator te betalen.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft de Raad in mei 2024 opdracht gegeven om zorg te dragen voor de uitvoering van een tijdelijke regeling waarbij de Raad in het geval van beslag op inkomen of beslag op vermogen subsidie kan verstrekken aan rechtzoekenden voor rechtsbijstand.
Door rekening te houden met het beslag kunnen groepen rechtzoekenden bij wie beslag is gelegd en die nu niet binnen de inkomens- of vermogensgrenzen vallen in aanmerking komen voor een subsidie voor rechtsbijstand of mediation. Ook kunnen rechtzoekenden bij wie beslag is gelegd en die wel binnen deze grenzen vallen en bij wie op grond van hun inkomen of vermogen een hogere eigen bijdrage zou worden opgelegd dan de laagste eigen bijdrage in aanmerking komen voor een toevoeging met de laagste eigen bijdrage. Het doel van de tijdelijke regeling is om inzicht te verkrijgen in de categorie rechtzoekenden die, vanwege de toepassing van de draagkrachttoets, in de situatie zoals bij beslag op het inkomen en/of vermogen, uitgesloten zijn van gesubsidieerde rechtsbijstand of geconfronteerd worden met een zeer hoge eigen bijdrage, wat mogelijk resulteert in een ontzegging van de toegang tot het recht. Dit mede met het oog op een mogelijke toekomstige aanpassing van de Wrb op dit terrein.
Binnen de subsidieregeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige wet- en regelgeving (de Wrb en het Bebr en Btm) en het huidige beleid van de Raad.
De subsidieregeling is van toepassing op alle toevoegingen (reguliere toevoegingen, lichte adviestoevoegingen en zogenaamde ‘adviestoevoegingen zelfredzaamheid’ op grond van de regeling ATZ) en geldt voor alle advocaten of mediators die bij de Raad staan ingeschreven.
Met de regeling wordt de mogelijkheid geboden rekening te houden met het beslag. Rechtsbijstandverleners kunnen bij de aanvraag toevoeging of na een besluit van de Raad een beroep doen op de subsidieregeling. Voor het overige gelden ten aanzien van de toevoegingsaanvraag alle overige bepalingen in de Wrb, Bvr of Btm tenzij er in de regeling vanaf wordt geweken. De inhoudelijke toets zoals voorgeschreven op grond van de Wrb en de erop gebaseerde regelgeving (waaronder artikel 12 Wrb en het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria) blijft dus onverminderd van toepassing. Ook de resultaatbeoordeling als bedoeld in artikel 34g Wrb is op alle op grond van deze regeling verstrekte toevoegingen van toepassing.
In algemene zin geldt dat bij het leggen van beslag op inkomen (loonbeslag) of vermogen de Raad voor dat bestanddeel (inkomen en/of vermogen) niet zal uitgaan van het fiscale inkomen en/of vermogen over het jaar T-2 (het peiljaar) bij aanvrager en/of de partner, maar voor dat bestanddeel uit zal gaan van het besteedbare inkomen/beschikbare vermogen op het moment van de aanvraag van de subsidie.
Voor een bestanddeel (inkomen en/of vermogen) waarop géén beslag is gelegd, blijft de Raad uitgaan van het fiscale inkomen en/of vermogen over T-2 bij aanvrager en/of partner. Aanvrager en/of partner hebben de mogelijkheid om voor dát bestanddeel (inkomen en/of vermogen) peiljaarverlegging aan te vragen zodat voor dat bestanddeel uitgegaan kan worden van een schatting van het fiscale inkomen of vermogen over het hele kalenderjaar T-0. Op de rechtzoekende of partner bij wie beslag is gelegd, is de hercontrole van het inkomen en vermogen als bedoeld in artikel 34a Wrb niet van toepassing. Op rechtzoekende of partner bij wie geen beslag is gelegd is deze hercontrole wel op de normale wijze van toepassing.
Er is een subsidieplafond van 1.000 toevoegingen. Op basis van de gemiddelde met een toevoeging verbonden vergoeding van € 1.215 plus uitvoeringskosten worden de kosten voor de pilot op circa € 1,5 miljoen ingeschat. Voor deze 1.000 toevoegingen is financiering beschikbaar.
Het Kenniscentrum Stelsel Gesubsidieerde Rechtsbijstand van de Raad zal de monitoring en evaluatie van deze pilot verzorgen. Het Kenniscentrum zal daarbij ook tussentijdse evaluaties uitvoeren, zodat er tijdig kan worden bijgestuurd als de regeling niet aansluit bij de praktijk. De eindevaluatie van het Kenniscentrum zal worden betrokken bij een advies van de Raad over de vormgeving van een structurele oplossing voor de toegang tot gesubsidieerde rechtsbijstand voor deze categorie rechtzoekenden.
In artikel 1 zijn een aantal begrippen omschreven die in de regeling worden genoemd.
In dit artikel zijn kader en doel van de regeling nader omschreven.
In artikel 3 is nader beschreven onder welke voorwaarden bij beslag op inkomen afgeweken kan worden van de draagkrachttoets in de Wrb of Btm en het opleggen van een eigen bijdrage in het Bebr of Btm.
In het eerste lid staan de voorwaarden genoemd.
Er moet allereerst sprake zijn van beslag door een deurwaarder op het moment van de aanvraag van de toevoeging. Onder deurwaarder wordt zowel verstaan een gerechtsdeurwaarder als een belastingdeurwaarder (zie artikel 1).
Daarnaast moet de beslagvrije voet zijn toegepast. Als de deurwaarder de beslagvrije voet heeft toegepast, kan ervan worden uitgegaan dat een rechtzoekende een minimaal te besteden inkomen heeft, vergelijkbaar met 95% van de bijstandsnorm. Dit besteedbaar inkomen correspondeert met de laagst mogelijke eigen bijdrage. De burger beschikt dan niet over een besteedbaar inkomen waarmee (behoudens de eigen bijdrage) kosten voor rechtsbijstand of mediation kunnen worden betaald.
Verder mag het vermogen van rechtzoekende of diens partner in het peiljaar niet hoger zijn dan de grens genoemd in artikel 34, tweede lid Wrb. Als het vermogen boven die grens ligt, wordt de aanvraag -ondanks het beslag op inkomen- afgewezen op grond van het vermogen. Rechtzoekende kan -in het geval er op 1 januari van het jaar van de aanvraag geen sprake meer is van een vermogen boven de grens genoemd in artikel 34, tweede lid Wrb- een verzoek indienen om peiljaarverlegging en de Raad vragen om bij dat verzoek rekening te houden met het beslag op inkomen op de wijze zoals beschreven in deze subsidieregeling.
De laatste voorwaarde is dat de rechtzoekende de bewijsstukken zoals genoemd in artikel 8 overgelegd moet hebben. De Raad moet daaruit de conclusie kunnen trekken dat er beslag ligt op het moment van de aanvraag en de belastingvrije voet is toegepast.
In artikel 4 is nader beschreven welke eigen bijdrage de Raad oplegt in het geval een subsidie wordt verstrekt.
Het beslag op inkomen kan van toepassing zijn op een alleenstaande rechtzoekende of in het geval dat deze een gezamenlijke huishouding voert met een partner, van toepassing zijn op zowel de rechtzoekende als de partner. In dat geval bepalen het eerste en tweede lid van artikel 4 dat de laagste eigen bijdrage wordt opgelegd.
De beslagvrije voet kan, als de rechtzoekende een gezamenlijke huishouding voert met een partner, ook enkel zijn toegepast op het inkomen van ofwel de rechtzoekende ofwel de partner. Voor deze gevallen bepaalt het derde lid dat de Raad het inkomen van degene op wiens inkomen de beslagvrije voet is toegepast vaststelt op nihil en de Raad voor de ander uit gaat van diens fiscale inkomen en vermogen over het peiljaar (T-2).
Indien het inkomen van rechtzoekende en diens partner binnen de grenzen vallen als genoemd in artikel 34, eerste lid Wrb, dan is de eigen bijdrage gelijk aan de eigen bijdrage zoals omschreven in artikel 2 of 2a Bebr of artikel 4 Btm. In die gevallen wordt dus een eigen bijdrage opgelegd behorende bij het gezamenlijke inkomen van rechtzoekende en diens partner. Als het inkomen van rechtzoekende en diens partner niet binnen de hiervoor genoemde grenzen vallen, dan kan bij de Raad om peiljaarverlegging worden verzocht waarbij de Raad dan uitgaat van een schatting van het fiscale inkomen en vermogen van degene bij wie geen beslag ligt over het jaar T-0.
Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat de hercontrole op het inkomen en vermogen niet van toepassing is in de gevallen genoemd in het eerste en tweede lid.
Het vijfde en zesde lid bepalen dat het eerste tot en met het vierde lid van overeenkomstige toepassing zijn bij de aanvraag van een lichte adviestoevoeging (LAT) of een mediation toevoeging, met dien verstande dat dan de eigen bedrage gelijk is aan de eigen bijdrage genoemd in artikel 2, derde lid sub a of sub b Bebr voor een LAT dan wel artikel 4 eerste of tweede lid Brm voor mediation wordt opgelegd.
In artikel 5 is nader beschreven onder welke voorwaarden bij beslag op vermogen een beroep gedaan kan worden op de subsidieregeling.
In het eerste lid staan de voorwaarden genoemd. Er moet allereerst sprake zijn van beslag door een deurwaarder op het moment van de aanvraag van de toevoeging.
In sub b is voorts beschreven dat rechtzoekende of diens partner over onvoldoende vermogen moeten beschikken om de kosten van rechtsbijstand te betalen. Het tweede lid bepaalt dat rechtzoekende of diens partner over onvoldoende vermogen beschikken om de kosten van rechtsbijstand, als bedoeld in het eerste lid, te betalen als na beslag een vermogen van maximaal € 5.000 in bank- en spaartegoeden resteert. In sub d is bepaald dat de rechtzoekende de bewijsstukken zoals genoemd in artikel 7 overgelegd moet hebben. De Raad moet daaruit de conclusie kunnen trekken dat er beslag ligt op het moment van de aanvraag en dat naar verwachting na conservatoir of executoriaal beslag een vermogen van maximaal € 5.000 in bank- en spaartegoeden resteert.
Als een vermogen in bank- en spaartegoeden van meer dan € 5.000 overblijft, waarop geen beslag wordt gelegd, wordt ervan uitgegaan dat de rechtzoekende zelf de kosten van rechtsbijstand of mediation kan betalen.
Het bedrag van € 5.000 aan vermogen geldt ongeacht de leefsituatie van rechtzoekende. Voor zowel een alleenstaande rechtzoekende als een rechtzoekende die een gezamenlijke huishouding voert met een partner geldt een maximum van € 5.000 in bank- en spaartegoeden.
Het eerste lid sub c stelt tenslotte als voorwaarde dat het inkomen van rechtzoekende of diens partner in het peiljaar niet hoger mag zijn dan het inkomen genoemd in artikel 34, eerste lid Wrb.
In het geval alleen beslag is gelegd op vermogen, toetst de Raad op gebruikelijke wijze de draagkracht aan de hand van het inkomen van rechtzoekende in het peiljaar. Indien het inkomen van rechtzoekende of diens partner hoger is dan het maximum genoemd in artikel 34, eerste lid Wrb, wordt de aanvraag afgewezen en kan geen rekening gehouden worden met het beslag op vermogen. Rechtzoekende heeft wel de mogelijkheid om het peiljaar te verleggen zoals omschreven in artikel 34c Wrb waarna, als rechtzoekende binnen de inkomensgrenzen valt en aan de voorwaarden in deze regeling wordt voldaan, alsnog rekening gehouden kan worden met het beslag.
In dit artikel is beschreven in welke gevallen de subsidieregeling van toepassing is en hoe hoog de eigen bijdrage is in de verschillende gevallen. Voor de hoogte van de eigen bijdrage wordt aangesloten bij het bepaalde in het Bebr of Btm.
Voor het overige wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 4.
In dit artikel is beschreven dat de hoogte van de vergoeding voor de werkzaamheden van de advocaat of mediator wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen van het Bvr of Btm.
In dit artikel wordt beschreven op welke wijze de advocaat of mediator de aanvraag van de subsidie bij de Raad in kan dienen.
De advocaat of mediator moet zelf voor zijn cliënt een verzoek bij de Raad indienen via een daartoe door de Raad beschikbaar gesteld formulier.
De advocaat of mediator overlegt daarbij de in de leden 3 t/m 6 van dit artikel genoemde bewijsstukken. Deze bewijsstukken zijn nodig om vast te kunnen stellen dat er op het moment van de toevoegingsaanvraag beslag is gelegd, dat in het geval van beslag op inkomen de beslagvrije voet is toegepast en dat in het geval van beslag op vermogen, rechtzoekende over onvoldoende vermogen beschikt om zelf de kosten van rechtsbijstand te betalen. Ook zullen deze bewijsstukken gebruikt worden voor evaluatie en monitoring van de regeling door het Kenniscentrum van de Raad.
Bij bewijsstukken als bedoeld in het zesde lid onder a kan het gaan om bijvoorbeeld een e-mail of brief van de deurwaarder waarin deze bevestigt dat er beslag gelegd is.
Het zal op het moment van de aanvraag in veel gevallen niet duidelijk zijn hoe lang het beslag zal duren. Dit kan bijvoorbeeld bij conservatoir beslag afhangen van wanneer de uitspraak van de rechter volgt, of in hoger beroep gegaan wordt en hoe die uitspraak zal luiden. Tegelijkertijd kan binnen korte tijd na afgifte van een toevoeging blijken dat het beslag opgeheven wordt en rechtzoekende achteraf zelf alsnog over voldoende middelen beschikte om de kosten van rechtsbijstand of mediation te betalen.
Om die reden is in artikel 9 opgenomen dat de Raad ambtshalve een nieuw besluit neemt als blijkt dat er geen sprake meer is van een beslag op het moment dat 6 maanden zijn verstreken sinds de datum van aanvraag van een toevoeging. De Raad vraagt daartoe na de hiervoor genoemde periode van 6 maanden bewijsstukken op waaruit blijkt dat er nog steeds beslag ligt bij de advocaat of mediator.
Als er executoriaal beslag is gelegd op het vermogen, zal de bank het bedrag wat op dat moment op de rekening stond aan de deurwaarder betalen ter hoogte van de vordering. Het beslag wordt daarna opgeheven. Er ligt dan geen beslag meer op het vermogen na 6 maanden tenzij er daarna opnieuw beslag is gelegd op het vermogen omdat nog niet de gehele vordering is voldaan. Als de gehele vordering is voldaan op het moment doordat de bank het op de rekening ten tijde van het beslag aan de deurwaarder heeft betaald, zal de Raad beoordelen hoeveel vermogen er op dat moment nog resteert. Is het resterende vermogen nog meer dan € 5.000, dan zal het subsidiebesluit worden ingetrokken.
Ligt er na 6 maanden geen beslag meer, dan wordt bij het nieuwe besluit alsnog uitgegaan van het inkomen van rechtzoekende en/of diens partner over het jaar T-2 waarbij voor het jaar T-2 wordt uitgegaan van het peiljaar dat van toepassing is op afgifte van de oorspronkelijke toevoeging. Het blijft mogelijk een verzoek om peiljaarverlegging in te dienen.
Het nieuwe subsidiebesluit kan betekenen dat de toevoeging met terugwerkende kracht wordt ingetrokken of dat alsnog een hogere eigen bijdrage wordt opgelegd. De advocaat of mediator kan er in het eerste geval voor kiezen om een factuur te sturen naar rechtzoekende of kiezen om de toevoegvergoeding van de Raad te ontvangen en aanvullend te factureren. In het tweede geval is de rechtzoekende de hogere eigen bijdrage verschuldigd aan de Raad.
In het geval de advocaat de toevoeging al bij de Raad heeft gedeclareerd en al een vergoeding van de Raad heeft ontvangen, moet de rechtzoekende de door de Raad aan de advocaat betaalde vergoeding aan de Raad terugbetalen.
Onverminderd de hierboven beschreven ambtshalve controle door de Raad, dient de advocaat of mediator uit eigen beweging melding te maken van het opheffen van het beslag binnen een periode van 6 maanden na afgifte van een toevoeging. Na die melding neemt de Raad vervolgens een nieuw besluit zoals hierboven omschreven.
Op dit artikel is het beleid Zwaarwegende omstandigheden van de Raad van toepassing.2
In dit artikel is beschreven op welke wijze het Kenniscentrum Stelsel Gesubsidieerde Rechtsbijstand van de Raad de regeling zal monitoren en evalueren. Hierop is in het algemene deel van de toelichting al nader ingegaan.
In dit artikel is het subsidieplafond beschreven.
In dit artikel is beschreven dat deze regeling niet van toepassing is in die gevallen waarin reeds op grond van artikel 4 Bebr de laagste eigen bijdrage of op grond van artikel 2 Bebr de laagst mogelijke eigen bijdrage kan worden opgelegd.
Het gaat dan om gevallen waarin de Wsnp of Msnp van toepassing is óf waarin rechtzoekenden zich in staat van faillissement bevinden. In die gevallen kan reeds direct de laagste eigen bijdrage worden opgelegd, ook al is bij deze burgers beslag gelegd. Ook in verband met evaluatie en monitoring door het Kenniscentrum is het van belang deze gevallen buiten deze tijdelijke regeling te houden.
Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat deze regeling in werking treedt met ingang van 1 juli 2024.
In het tweede lid is bepaald dat deze regeling betrekking heeft op toevoegingen die zijn afgegeven op of na de datum van inwerkingtreding van deze regeling. De eerste afgiftedatum van de toevoeging is hierin bepalend.
Het derde lid bepaalt dat de regeling vervalt als het subsidieplafond zoals omschreven in artikel 11 is bereikt of uiterlijk op 1 januari 2026.
De citeertitel van deze regeling is: ‘Tijdelijke subsidieregeling rechtsbijstand bij beslag op inkomen of vermogen’.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-28542.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.