Beleidsregels van de Minister voor Rechtsbescherming van 23 januari 2024, nr. 5164942, houdende de wijziging van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021

De Minister voor Rechtsbescherming,

Na overleg met de drie reclasseringsorganisaties en – namens de gecertificeerde instellingen – Jeugdzorg Nederland;

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021 worden als volgt gewijzigd:

Na artikel 3:3 wordt een nieuw artikel 3:3a ingevoegd, luidende:

Artikel 3:3a. Ambtshalve opdracht tot reclasseringstoezicht

  • 1. Indien één of meer van de volgende voorwaarden zijn gesteld of gedragsaanwijzingen zijn opgelegd zonder dat tevens reclasseringstoezicht is bevolen, geeft het CJIB/AICE ambtshalve opdracht aan een reclasseringsinstelling of een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving daarvan en de verdachte of de veroordeelde daarbij te begeleiden:

    • a. contactverbod met elektronisch toezicht;

    • b. locatieverbod met elektronisch toezicht;

    • c. locatiegebod met elektronisch toezicht;

    • d. verbod om Nederland te verlaten met elektronisch toezicht;

    • e. drugs- of alcoholverbod en meewerken aan controle van dit verbod;

    • f. opname in een zorginstelling;

    • g. ambulante behandeling;

    • h. verblijf in een instelling voor begeleid wonen in de vorm van beschermd wonen, dan wel maatschappelijke opvang;

    • i. deelnemen aan een gedragsinterventie;

    • j. meldplicht bij de reclassering of gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert;

    • k. volgen van een opleiding;

    • l. meewerken aan hulpverlening door een aanbieder uit het lokale zorgveld;

    • m. verbod op andere huisvesting zonder toestemming;

    • n. meewerken aan controle op het gebruik van drugs of alcohol om het gebruik te kunnen beheersen;

    • o. verbod op deelname aan kansspelen;

    • p. vermijden contact met minderjarigen;

    • q. vermijden kinderporno.

  • 2. Indien uitsluitend één of meer van de volgende voorwaarden zijn gesteld of aanwijzingen of maatregelen zijn opgelegd zonder dat tevens reclasseringstoezicht is bevolen, geeft het CJIB/AICE geen ambtshalve opdracht tot toezicht aan de reclassering of gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert:

    • a. herstel van de door het strafbare feit veroorzaakte schade;

    • b. betalen van een schadevergoeding;

    • c. storten van een waarborgsom;

    • d. storten van een geldbedrag in het schadefonds geweldsmisdrijven of ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen;

    • e. meewerken aan een pro Justitia-rapportage;

    • f. meewerken aan een advies van de reclassering of de raad voor de kinderbescherming;

    • g. meldplicht bij de politie;

    • h. verhuisplicht;

    • i. vestigingsverbod;

    • j. contactverbod zonder elektronisch toezicht;

    • k. locatieverbod zonder elektronisch toezicht;

    • l. locatiegebod zonder elektronisch toezicht;

    • m. verbod om Nederland te verlaten zonder elektronisch toezicht;

    • n. verbod op het uitoefenen van bepaalde beroepen dan wel op het verrichten van bepaalde betaalde of onbetaalde werkzaamheden;

    • o. verbod op het houden van dieren;

    • p. mediaverbod.

  • 3. Ten behoeve van een goede tenuitvoerlegging kan het CJIB/AICE na overleg met de reclassering of de raad voor de kinderbescherming afwijken van de voorgaande leden.

ARTIKEL II

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 april 2024.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

TOELICHTING

Op grond van artikel 6:3:14, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) kunnen het openbaar ministerie en de Minister voor Rechtsbescherming ambtshalve een opdracht tot reclasseringstoezicht geven met het oog op de naleving van voorwaarden, gedragsmaatregelen of gedragsaanwijzingen als bedoeld in het eerste lid van dat artikel. Dit betekent dat het mogelijk is om een toezichtopdracht te verstrekken in gevallen waar er wel voorwaarden, gedragsmaatregelen of gedragsaanwijzingen zijn gesteld of opgelegd, maar de opdracht tot toezicht daarop niet in de strafrechtelijke beslissing staat. Met het onderhavige artikel – dat wordt ingevoegd in de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021 – is beoogd om zo veel mogelijk duidelijkheid te bieden in welke situaties het CJIB/AICE namens de Minister voor Rechtsbescherming dan van de bevoegdheid gebruik maakt om ambtshalve een opdracht tot reclasseringstoezicht te verstrekken of niet.

Het belang om toezichtopdrachten mogelijk ambtshalve alsnog te verstrekken is dat deze bijdragen aan verbetering van controle op en begeleiding bij de naleving van voorwaarden, gedragsaanwijzingen of maatregelen, met als doel het risico op recidive te verminderen en de resocialisatie van de verdachte of veroordeelde te bevorderen. In dat opzicht is het tevens van belang dat toezichtopdrachten alleen aan de reclassering of de gecertificeerde instelling voor jeugdreclassering worden verstrekt als het toezicht een duidelijke meerwaarde heeft voor dat doel.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat als het openbaar ministerie of de Minister een toezichtopdracht geeft, ook dan de verplichting op grond van artikel 6:3:14, derde lid, Sv geldt dat de verdachte of veroordeelde moeten meewerken aan het reclasseringstoezicht. Dit geldt zowel voor opdrachten aan de reclassering, als voor opdrachten aan een gecertificeerde instelling voor jeugdreclassering.

Eerste lid

In het eerste lid zijn voorwaarden en gedragsaanwijzingen opgesomd ten aanzien waarvan de verwachting is dat reclasseringstoezicht bijdraagt aan het verminderen van het recidiverisico en bevorderen van resocialisatie. Het doel dat met de voorwaarde of gedragsaanwijzing wordt beoogd, vereist dat – ook indien de opdracht daartoe niet in de strafrechtelijke beslissing staat – de reclassering of een gecertificeerde instelling voor jeugdreclassering toezicht houdt op de naleving daarvan. Het eerste lid draagt het CJIB/AICE daarom op om namens de Minister op grond van artikel 6:3:14, tweede lid, Sv een ambtshalve opdracht tot toezicht te verstrekken, indien de strafrechtelijke beslissing geen opdracht tot toezicht op naleving van de in dit lid bedoelde voorwaarden of gedragsaanwijzingen vermeldt. In het eerste lid worden bewust geen maatregelen benoemd, zoals de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Enerzijds omdat deze maatregelen vrijwel niet gaan over resocialisatie en gedragsverandering en anderzijds omdat de reclassering dan wel de gecertificeerde instelling voor jeugdreclassering geen of zeer beperkte mogelijkheden heeft om toezicht te houden op deze maatregelen.

Tweede lid (algemeen)

In het tweede lid zijn voorwaarden, aanwijzingen en maatregelen opgesomd waarbij de reclassering of een gecertificeerde instelling voor jeugdreclassering niet in staat is om toe te zien op de naleving ervan of begeleiding geen meerwaarde heeft. Daarbij gaat het in het tweede lid ook om maatregelen, die als vrijheidsbeperkende maatregel kunnen worden opgelegd, waaronder een contactverbod en een locatieverbod zonder elektronisch toezicht. Het CJIB/AICE zal gelet op het ontbreken van de mogelijkheid tot controle dan wel het ontbreken van een meerwaarde van begeleiding niet ambtshalve een toezichtopdracht verstrekken, als uitsluitend een of meerdere van de in het tweede lid genoemde voorwaarden, aanwijzingen en maatregelen zijn vermeld in de strafrechtelijke beslissing.

Bij een combinatie van voorwaarden, aanwijzingen en maatregelen die onder het eerste en tweede lid zijn vermeld, geeft het CJIB/AICE wel ambtshalve een toezichtopdracht als deze opdracht niet in de strafrechtelijke beslissing staat. Hierbij gaat het immers tevens om voorwaarden of gedragsaanwijzingen als bedoeld in het eerste lid waar reclasseringstoezicht in ieder geval wel meerwaarde heeft.

Tweede lid (aantal specifieke onderdelen)

De voorwaarde tot het meewerken aan een advies van de reclassering of de raad voor de kinderbescherming (onderdeel f) wordt soms gesteld als voorwaarde bij schorsing van de voorlopige hechtenis. Hierop is geen reclasseringstoezicht nodig. De reclassering of de raad zal het advies gaan opstellen als de rechtszitting nadert, zodat het advies nog actueel is ten tijde van de zitting. Als de verdachte dan niet meewerkt aan het advies, zal de reclassering of de raad dat rapporteren. Hetzelfde geldt voor een pro Justitia-rapportage van het NIFP.

Voor de duidelijkheid wordt ten aanzien van mediaverbod (onderdeel p) hierbij vermeld dat het daarbij in ieder geval gaat om een verbod om contact te hebben met bepaalde media en om via bepaalde mediakanalen de publiciteit te zoeken. Het gaat hier niet om een verbod op gebruik van sociale media.

Derde lid

Het CJIB/AICE kan in incidentele gevallen afwijken van de voorgaande leden, als uit overleg met de reclassering dan wel de gecertificeerde instelling voor jeugdreclassering volgt dat er aanleiding daartoe bestaat. Daarbij kan de formulering van de voorwaarden en gedragsaanwijzingen een rol spelen of de – bijzondere – situatie van de verdachte of veroordeelde.

Als er aanleiding bestaat om aan te nemen dat toezicht op voorwaarden als bedoeld in het eerste lid, bijvoorbeeld na overleg met de reclassering of jeugdreclassering, niet zinvol zou zijn, dan kan het CJIB/AICE afwijken van het uitgangspunt om ambtshalve een toezichtopdracht te verstrekken. Ook kan het CJIB/AICE afwijken van het tweede lid en in incidentele gevallen wel ambtshalve een toezichtopdracht verstrekken, bijvoorbeeld als de reclassering dan wel de gecertificeerde instelling voor jeugdreclassering duidelijk maakt dat in een dergelijke gevallen een toezicht wel uitvoerbaar en zinvol is.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Naar boven