Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Autoriteit Consument en Markt | Staatscourant 2024, 27562 | overige overheidsinformatie |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Autoriteit Consument en Markt | Staatscourant 2024, 27562 | overige overheidsinformatie |
Zaaknummer: ACM/23/186822
De Autoriteit Consument en Markt,
Gelet op artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998;
Besluit:
De Netcode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 5.10, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden als volgt:
“de beheerder van het gesloten distributiesysteem wijst een CSP (in geval van biedingen overeenkomstig artikel 9.1, derde of vierde lid) of een BSP (in geval van biedingen overeenkomstig artikel 9.19) aan en deze functioneert als de CSP of BSP als bedoeld in artikel 9.1, derde of vierde lid, of in artikel 9.19 voor alle deelnemende aangeslotenen op het betreffende gesloten distributiesysteem die hun flexibiliteit via de beheerder van het gesloten distributiesysteem ter beschikking stellen aan de netbeheerder of aan de netbeheerder van het eventuele bovenliggende net;”
B
Artikel 9.1, derde, vierde, en vijfde lid, komt te luiden als volgt:
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 9.19 zijn aangeslotenen, niet zijnde netbeheerders, met een gecontracteerd en beschikbaar gesteld transportvermogen voor afname of voor invoeding van meer dan 60 MW verplicht om tegen vooraf met de netbeheerder overeengekomen procedures en specificaties overeenkomstig bijlage 11 en 12 een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie in het net waarop deze aangeslotenen zijn aangesloten of in een bovenliggend net, dan wel een bijdrage te leveren aan een tegengestelde redispatch-actie ten behoeve van het oplossen van een fysieke congestie elders, en wijzen hiertoe een CSP aan.
4. Indien sprake is van een congestiegebied als bedoeld in artikel 9.9, eerste lid, kan de netbeheerder aangeslotenen, niet zijnde netbeheerders, op zijn net of op een onderliggend net, met een gecontracteerd transportvermogen voor afname of voor invoeding van meer dan een door de netbeheerder overeenkomstig artikel 9.1b, vierde lid, te bepalen waarde tussen 1 en 60 MW verplichten om tegen vooraf met de netbeheerder overeengekomen procedures en specificaties overeenkomstig bijlage 11 en 12 een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie in het net waarop deze aangeslotenen zijn aangesloten of in een bovenliggend net. Aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen voor invoeding op wie de hier bedoelde verplichting van toepassing is, laten de betreffende elektriciteitsproductie-eenheid of elektriciteitsopslageenheid binnen drie maanden na bekendmaking van de verplichting prekwalificeren. Aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen voor afname op wie de hier bedoelde verplichting van toepassing is, laten de betreffende verbruiksinstallatie of elektriciteitsopslageenheid binnen zes maanden na bekendmaking van de verplichting prekwalificeren. Deze aangeslotenen wijzen hiertoe een CSP aan.
5. Aangesloten op wie de in het vierde lid bedoelde verplichting betrekking heeft, worden door de netbeheerder schriftelijk en door middel van publicatie op een in artikel 9.8 bedoelde en door of namens de gezamenlijke netbeheerders beheerde website geïnformeerd over de in het vierde lid bedoelde verplichting, procedures en specificaties, alsmede de overeenkomstig artikel 9.1b, eerste tot en met vierde lid, door de netbeheerder vastgestelde grenswaarde(n) en voorschriften en de verplichting om een CSP aan te wijzen overeenkomstig artikel 9.1, derde lid.
C
In artikel 9.1, achtste lid, komt te vervallen ‘of artikel 9.19’.
D
Na artikel 9.1 worden zes artikelen ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de mogelijkheid van vrijwillige deelname, is de verplichting als bedoeld in artikel 9.1, derde en vierde lid en de uitvoering van congestiemanagement met inzet van capaciteitsbeperking en niet-marktgebaseerde redispatch als bedoeld in paragraaf 9.11, niet van toepassing op:
a. aansluitingen ten behoeve van vitale processen zoals gepubliceerd door de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid met uitzondering van elektriciteitsproductie-eenheden; en
b. aansluitingen van de Dienst Justitiële Inrichtingen, ziekenhuizen en openbaar vervoersbedrijven, waarbij het door de netbeheerder ingrijpen op het door de aangeslotene geplande netgebruik direct van invloed is op het functioneren van maatschappelijke voorzieningen.
2. Ten behoeve van een juiste uitvoering van het eerste lid brengen aangeslotenen die menen te beschikken over een aansluiting in het congestiegebied waarop het eerste lid van toepassing is, de netbeheerder daarvan op de hoogte.
1. De netbeheerder kan voorschrijven dat de te leveren bijdrage aan het oplossen van fysieke congestie als bedoeld in artikel 9.1, derde of vierde lid, een bieding voor redispatch is als bedoeld in bijlage 11 of een aanbod voor capaciteitsbeperking als bedoeld in bijlage 12 of beide.
2. De netbeheerder maakt in een voorschrift als bedoeld in het eerste lid bekend of de te leveren bijdrage aan het oplossen van fysieke congestie als bedoeld in artikel 9.1, derde of vierde lid, betrekking heeft op invoeding op het net of afname vanuit het net.
3. De netbeheerder stelt de in artikel 9.1, vierde lid, bedoelde waarde tussen 1 en 60 MW niet lager vast dan noodzakelijk is voor het oplossen van fysieke congestie. Deze waarde kan verschillen per congestiegebied en kan verschillen voor biedingen voor redispatch overeenkomstig bijlage 11 en voor capaciteitsbeperking overeenkomstig bijlage 12.
1. Indien een aangeslotene overeenkomstig bijlage 12 een capaciteitsbeperking aan een netbeheerder heeft aangeboden en een netbeheerder deze capaciteitsbeperking heeft afgeroepen, is deze aangeslotene voor de periode waarop de afroep van de capaciteitsbeperking betrekking heeft, vrijgesteld van de verplichting tot het doen van een bieding voor redispatch overeenkomstig bijlage 11, indien deze verplichting op de aangeslotene rust.
2. Op het volume dat door een aangeslotene overeenkomstig bijlage 12 als capaciteitsbeperking aan de netbeheerder is aangeboden, maar dat niet door de netbeheerder is afgeroepen voor de periode waarop de afroep van de capaciteitsbeperking betrekking heeft, is de verplichting tot het doen van een bieding voor redispatch overeenkomstig bijlage 11 onverkort van toepassing, indien deze verplichting op de aangeslotene rust.
1. Indien netbeheerders van ten opzichte van elkaar onderliggende en bovenliggende netten beide een beroep wensen te doen op een op grond van artikel 9.1, derde of vierde lid, door een aangeslotene te leveren bijdrage aan het oplossen van fysieke congestie, stemmen de betrokken netbeheerders de inzet van de door elk van hen benodigde bijdrage onderling af.
2. Indien een andere netbeheerder dan de netbeheerder van het net waarop de aangeslotenen zijn aangesloten, zich tegenover deze aangeslotenen beroept op de verplichting als bedoeld in artikel 9.1, derde lid, of aan deze aangeslotenen de verplichting oplegt als bedoeld in artikel 9.1, vierde lid, stelt de laatstgenoemde netbeheerder al de benodigde gegevens ter uitvoering van de artikelen 9.1a, 9.1b, 9.1c, 9.1e, 9.1g en 9.1h ter beschikking aan de eerstgenoemde netbeheerder.
1. Een bestaande aangeslotene met een gecontracteerd transportvermogen voor invoeding op wie de in artikel 9.1, vierde lid bedoelde verplichting van toepassing is, wijst binnen drie maanden na de in artikel 9.1, vijfde lid, bedoelde publicatie een CSP aan en doet binnen drie maanden na de publicatie een aanbod voor het leveren van een bijdrage aan het oplossen van fysieke congestie, zoals bedoeld in artikel 9.1, vierde lid.
2. Een bestaande aangeslotene met een gecontracteerd transportvermogen voor afname op wie de in artikel 9.1, vierde lid bedoelde verplichting van toepassing is, wijst binnen 6 maanden na de in artikel 9.1, vijfde lid, bedoelde publicatie een CSP aan en doet binnen zes maanden na de publicatie een aanbod voor het leveren van een bijdrage aan het oplossen van fysieke congestie, zoals bedoeld in artikel 9.1, vierde lid.
3. Voor nieuwe aansluitingen vindt de in artikel 9.1, vierde lid, bedoelde verplichting tot het aanwijzen van een CSP plaats voorafgaand aan de ingebruikname van de desbetreffende aansluiting.
4. In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, hoeft een aangeslotene geen CSP aan te wijzen wanneer deze uitsluitend verplicht is om overeenkomstig bijlage 12 een bieding voor capaciteitsbeperking te doen.
1. De in artikel 9.1, derde en vierde lid, bedoelde verplichting tot het leveren van een bijdrage aan het oplossen van fysieke congestie met behulp van redispatch overeenkomstig bijlage 11 of met behulp van capaciteitsbeperking overeenkomstig bijlage 12 betekent dat elke in artikel 9.1, derde en vierde lid, bedoelde aangeslotene al zijn beschikbare vermogen aanbiedt. De aangeslotene neemt hierbij de in het tweede lid bedoelde niet-bindende leidraad als uitgangspunt.
2. De gezamenlijke netbeheerders stellen in samenspraak met de representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt als bedoeld in artikel 33 van de Elektriciteitswet 1998 een niet-bindende leidraad op met daarin per type aangeslotene, onderscheiden naar aangeslotenen die beschikken over een elektriciteitsproductie-eenheid, een elektriciteitsopslageenheid, een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem, een nadere indicatie van welk vermogen redelijkerwijs verstaan wordt onder het in het eerste lid bedoelde beschikbare vermogen, onderscheiden naar redispatch, overeenkomstig bijlage 11 en capaciteitsbeperking, overeenkomstig bijlage 12, alsmede onderscheiden naar op het net in te voeden vermogen en van het net af te nemen vermogen.
3. De gezamenlijke netbeheerder publiceren de in het tweede lid bedoelde leidraad op een in artikel 9.8 bedoelde door of namens de gezamenlijke netbeheerders beheerde website.
4. Een aangeslotene op wie de in artikel 9.1, derde en vierde lid, bedoelde verplichting betrekking heeft en die niet of slechts in beperktere mate dan volgt uit de in het tweede lid bedoelde leidraad in staat is om een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie stelt de netbeheerder hier schriftelijk en onderbouwd van op de hoogte.
E
Artikel 9.2, derde lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel b komt te vervallen ‘en, indien het de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet betreft, tevens van het in artikel 9.19 bedoelde vermogen’.
2. In onderdeel d komt te vervallen ‘en, indien het de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet betreft, tevens van het in artikel 9.19 bedoelde vermogen’
F
Artikel 9.6, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden ‘in het geval van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, de mogelijkheid om overeenkomstig artikel 9.1, tweede en derde lid, het optreden van fysieke congestie op te lossen.’
G
Artikel 9.7, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel c wordt na ‘tot en met 9.11’ een komma ingevoegd.
2. In onderdeel d komt te vervallen ‘en artikel 9.19,’.
H
In artikel 9.8 wordt na ‘artikelen 9.1,’ ingevoegd ‘9.1f,’.
I
In artikel 9.11, vierde lid, onderdeel d, subonderdeel 3, wordt ‘en’ verwijderd.
J
In artikel 9.11, vierde lid, wordt een onderdeel e toegevoegd, luidend:
e. met betrekking tot de biedplicht:
1°. De hoeveelheid gevraagde capaciteitsbeperking, zijnde het niveau waarop de transportbehoefte wordt beperkt (MW), gerelateerd aan de duur van deze inzet (in uren);
2°. De hoeveelheid gevraagde redispatch;
3°. De hoeveelheid aangeboden capaciteitsbeperking, zijnde het niveau waarop de transportbehoefte wordt beperkt (MW), gerelateerd aan de duur van deze inzet (in uren);
4°. De hoeveelheid aangeboden redispatch;
5°. De hoeveelheid van aangeslotenen ontvangen betalingen voor het niet doen van een aanbod voor capaciteitsbeperking; en
6°. De hoeveelheid van aangeslotenen ontvangen betalingen voor het niet bieden van redispatch.
K
Artikel 9.19 wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:
Onverminderd het bepaalde in artikel 9.1, derde lid, stellen aangeslotenen, niet zijnde netbeheerders, met een gecontracteerd transportvermogen voor afname of voor invoeding van meer dan 60 MW dagelijks het vermogen dat de volgende dag minder kan worden afgenomen, respectievelijk meer of minder kan worden ingevoed, ter beschikking van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet door middel van het aanwijzen van een BSP om biedingen voor balanceringsenergie in te dienen.
L
Artikel 9.41 wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:
1. In het vierde lid, onderdeel a, wordt na ‘derde’ ingevoegd ‘of vierde’.
2. In het vierde lid, onderdeel a, wordt na ‘ter beschikking gestelde vermogen’ toegevoegd ‘ten behoeve van redispatch’.
3. In het vierde lid, onderdeel b, wordt na ‘is afgesproken;’ toegevoegd ‘of’.
4. Onderdeel c van het vierde lid komt te vervallen, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel c.
5. In vierde lid, onderdeel c (nieuw), wordt ‘a tot en met c’ vervangen door ‘a en b’.
6. In het zesde lid komt te vervallen ‘en, indien het de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet betreft, tevens van het in artikel 9.19 bedoelde vermogen’.
M
Artikel 9.43, vierde en vijfde lid, vervallen, onder vernummering van het zesde tot het achtste lid tot het vierde tot zesde lid.
De Netcode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:
Na artikel 9.1f worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. Indien een aangeslotene niet heeft voldaan aan de verplichting overeenkomstig artikel 9.1, derde en vierde lid, tot het doen van een bieding voor redispatch overeenkomstig artikel 9.41, derde lid, ongeacht of de oorzaak voor dit nalaten bij de aangeslotene zelf of bij diens CSP ligt, stuurt de netbeheerder de aangeslotene na de eerste constatering een schriftelijke herinnering, waarin de netbeheerder minimaal:
a. de aangeslotene wijst op de op hem rustende verplichting;
b. aan de aangeslotene een hersteltermijn van vijf werkdagen na ontvangst van de schriftelijke herinnering gunt om alsnog te voldoen aan de op hem rustende verplichting; en
c. de aangeslotene overeenkomstig het tweede lid wijst op de consequenties van het niet binnen de hersteltermijn nakomen van deze verplichting.
2. De in het eerste lid bedoelde aangeslotene is vanaf het verstrijken van de hersteltermijn een bedrag aan de netbeheerder verschuldigd ter grootte van € 1,25 per MW gecontracteerd transportvermogen voor elke onbalansverrekeningsperiode dat niet aan de verplichting wordt voldaan, tenzij er sprake is van overmacht.
3. De netbeheerder brengt het overeenkomstig het tweede lid verschuldigde bedrag binnen een maand na het niet nakomen van de verplichting voor een specifieke onbalansverrekeningsperiode in rekening bij de desbetreffende aangeslotene.
1. Indien een aangeslotene niet heeft voldaan aan de verplichting overeenkomstig artikel 9.1, derde en vierde lid, tot het doen van een aanbod voor capaciteitsbeperking overeenkomstig bijlage 12, ongeacht of de oorzaak voor dit nalaten bij de aangeslotene zelf of bij diens CSP ligt, stuurt de netbeheerder de aangeslotene na de eerste constatering een schriftelijke herinnering, waarin de netbeheerder minimaal:
a. de aangeslotene wijst op de op hem rustende verplichting;
b. aan de aangeslotene een hersteltermijn van vijf werkdagen na ontvangst van de schriftelijke herinnering gunt om alsnog te voldoen aan de op hem rustende verplichting; en
c. de aangeslotene overeenkomstig het tweede lid wijst op de consequenties van het niet binnen de hersteltermijn nakomen van deze verplichting.
2. De in het eerste lid bedoelde aangeslotene is vanaf het verstrijken van de hersteltermijn een bedrag aan de netbeheerder verschuldigd ter grootte van € 120,– per MW gecontracteerd transportvermogen voor elke dag dat niet aan de verplichting wordt voldaan, tenzij er sprake is van overmacht.
3. De netbeheerder brengt het overeenkomstig het tweede lid verschuldigde bedrag binnen een maand na het niet nakomen van de verplichting voor een specifieke dag in rekening bij de desbetreffende aangeslotene.
A
Artikel I treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
B
Artikel II treedt in werking met ingang van 1 september 2025.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 22 augustus 2024
Autoriteit Consument en Markt, namens deze: M.R. Leijten bestuurslid
Als u rechtstreeks belanghebbende bent, kunt u tegen dit besluit beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het postadres is: College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Het beroepschrift moet binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt zijn ontvangen. Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden.
1. Het elektriciteitsnet is op steeds meer plaatsen in Nederland vol. Aangeslotenen (producenten en verbruikers) kunnen vrijwillig een bijdrage leveren aan een oplossing door een congestiemanagementcontract met de netbeheerder af te sluiten. De aangeslotene spreekt dan met de netbeheerder af om tegen een overgekomen vergoeding de “spits” te mijden en tijdelijk op bepaalde momenten minder elektriciteit te leveren of te verbruiken om netcongestie te verminderen.
2. De netbeheerder kan op basis van de bestaande Netcode aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen van 1 MW of hoger verplichten om congestiemanagementdiensten aan te bieden in de vorm van redispatch of een capaciteitsbeperking. Voor vermogens tussen de 1 en 60 MW geldt deze mogelijkheid alleen indien sprake is van een congestiegebied. De netbeheerder zal de verplichting doorgaans inzetten als hij onvoldoende vrijwillig aanbod verwacht om fysieke congestie op te lossen.
3. Met dit besluit wijzigt de Autoriteit Consument en Markt (hierna: de ACM) de voorwaarden waaronder de netbeheerder aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen van 1 MW of hoger kan verplichten om congestiemanagementdiensten aan te bieden. Zo verduidelijkt dit besluit onder meer welke partijen en vermogens verplicht kunnen worden om congestiemanagementdiensten te leveren, binnen welke termijnen de aangeslotene voor dit vermogen een aanbod met voorgestelde vergoeding moet doen, op welke wijze congestiemanagementdiensten aangeboden moeten worden en wat het financiële gevolg is als een aangeslotene zich niet aan de verplichting houdt.
4. Het besluit draagt bij aan meer zekerheid voor de netbeheerder over het regelbaar vermogen van aangeslotenen dat bij inzet van de deelnameverplichting beschikbaar is voor congestiemanagement en de vergoedingen die de aangeslotenen hiervoor vragen. Hierdoor kan de netbeheerder bij het afhandelen van de wachtrij met transportverzoeken beter inschatten hoeveel aanvragen hij kan honoreren bij besteding van de financiële grens voor congestiemanagement en tot de technische grens van de aanwezige transportcapaciteit is bereikt.
5. De netbeheerder informeert aangeslotenen in een congestiegebied schriftelijk en via de website over de verplichting en de daarbij behorende voorschriften. Zo stelt de netbeheerder voor het congestiegebied vast voor welke vermogens (met een ondergrens vanaf 1 MW) de verplichting geldt, of de verplichting geldt voor invoeding of afname van elektriciteit en voor welk congestiemanagementproduct (redispatch en/of capaciteitsbeperking) de aangeslotene een aanbod moet doen.
6. Aangeslotenen op wie de verplichting van toepassing is wijzen een Congestion Service Provider (hierna: CSP) aan die hen ondersteunt bij congestiemanagement. Daarna laten ze hun betreffende elektriciteitsproductie-eenheid, elektriciteitsopslageenheid of verbruiksinstallatie pre-kwalificeren1 door hun CSP. Aangeslotenen die alleen congestiemanagementdiensten moeten leveren in de vorm van een capaciteitsbeperkingsproduct zijn daarbij vrijgesteld van de generieke verplichting om een CSP aan te wijzen om biedingen voor congestiemanagement te doen. Voor een capaciteitsbeperkingsproduct geldt momenteel ook geen pre-kwalificatie.
7. Na bekendmaking van de verplichting door de netbeheerder in een congestiegebied gelden de volgende termijnen2 voor het doen van biedingen redispatch en/of het aanbieden van een capaciteitsbeperking door aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen tussen de 1 en 60 MW:
– Binnen 3 maanden voor aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen voor invoeding van elektriciteit (producenten).
– Binnen 6 maanden voor aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen voor afname van elektriciteit (verbruikers).
8. De ACM heeft dit onderscheid tussen producenten en verbruikers gemaakt naar aanleiding van de zienswijzen op het ontwerpbesluit. Een aangeslotene moet bepalen welk gedeelte van zijn vermogen op welk moment geschikt is voor de inzet als capaciteitsbeperking of redispatch. Voor producenten is dat relatief makkelijk te bepalen. Voor verbruikers met een gecontracteerd transportvermogen tussen 1 en 60 MW ziet de ACM dat dit complexer kan zijn omdat dit inwerkt op de bedrijfsprocessen en aanpassing daarvan waarschijnlijk noodzakelijk is. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om industriële bedrijven die hun productieprocessen moeten aanpassen door op bepaalde momenten minder elektriciteit van het net te gebruiken. De ACM acht daarom voor verbruikers een langere termijn van 6 maanden na bekendmaking van de verplichting redelijk. Deze termijnen passen ook goed en logisch bij de langere termijn die is vastgesteld voor het publiceren van een congestierapport in gebieden met afnamecongestie (12 maanden) dan in gebieden met invoedingscongestie (6 maanden).3
9. Het uitgangspunt van de verplichting is dat een aangesloten al zijn beschikbare vermogen aan de netbeheerder aanbiedt voor congestiemanagement. Hoeveel regelbaar vermogen verschillende type aangeslotenen beschikbaar hebben voor congestiemanagementdiensten is echter niet uniform en eenduidig op voorhand vast te stellen. Zo zijn elektriciteitsproductie-eenheden (zoals zon- en windparken en gascentrales) en elektriciteitsopslag-eenheden (zoals batterijen) doorgaans (grotendeels) in staat om hun invoeding of afname van elektriciteit op verzoek van de netbeheerder te beperken. Ook verbruikers, bijvoorbeeld in de industrie, kunnen over regelbaar vermogen beschikken om op verzoek van de netbeheerder minder elektriciteit van het net af te nemen. Hoeveel van dit vermogen regelbaar is, zal echter per verbruiker sterk kunnen verschillen.
10. De gezamenlijke netbeheerders stellen op basis van dit besluit daarom in samenspraak met de representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt een leidraad op met daarin per type aangeslotene een nadere indicatie van welk vermogen redelijkerwijs verstaan wordt onder ‘beschikbare vermogen’. Omdat het voor verbruikers op dit moment niet mogelijk is een generieke regel op te stellen, betekent dit in de praktijk dat zij schriftelijk aan de netbeheerder moeten onderbouwen welk deel van hun gecontracteerd vermogen beschikbaar is op de momenten dat de netbeheerder aangeeft congestie te voorzien.
11. De leidraad is bedoeld om het gesprek tussen de aangeslotene en de netbeheerder over het beschikbare vermogen voor congestiemanagement te faciliteren. De leidraad is echter niet-bindend. Dat betekent dat de aangeslotene zelf onderbouwt richting de netbeheerder hoeveel regelbaar vermogen hij kan aanbieden. De aangeslotene geeft daarbij ook aan welke vergoeding hij hiervoor vraagt aan de netbeheerder. Het is vervolgens aan de netbeheerder om van dit aanbod wel of geen gebruik te maken.
12. De aangeslotene is (na een eenmalige herinnering van 5 werkdagen bij niet-nakoming van de verplichting) een bedrag verschuldigd aan de netbeheerder indien (de CSP namens) de aangeslotene geen redispatchbiedingen of een capaciteitsbeperkingsaanbod heeft gedaan, ongeacht het volume van de bieding. Daarbij is het altijd de aangeslotene die het bedrag aan de netbeheerder verschuldigd is, ongeacht of de oorzaak van het niet voldoen aan de verplichting bij de aangeslotene of bij diens CSP ligt. Het financiële gevolg van niet-nakoming van de verplichting moet aangeslotenen ertoe bewegen zich aan de verplichting te houden en geeft daarmee netbeheerders meer zekerheid van voldoende biedingen voor redispatch dan wel voldoende aanbod voor capaciteitsbeperking.
13. Het bedrag van de aangeslotene aan de netbeheerder voor het niet doen van een bieding voor redispatch voor iedere onbalansverrekeningsperiode waarvoor geen bieding is ontvangen en wel een uitvraag is gedaan, bedraagt € 1,25 per MW gecontracteerd transportvermogen. Voor het niet doen van een aanbod voor capaciteitsbeperking is dit bedrag € 120 euro per MW gecontracteerd transportvermogen voor iedere dag waarvoor niet aan de verplichting is voldaan.
14. De ACM zal de effecten van de verplichting en het verbinden van een financieel gevolg aan niet-nakoming in de praktijk monitoren. Ten eerste is het beoogde doel van de verplichting dat de netbeheerders voldoende congestiemanagementdiensten krijgen aangeboden om fysieke congestie op te lossen. Het financiële gevolg bij niet-nakoming dient daarbij als stok achter de deur; het is niet wenselijk dat het aantal aangeslotenen dat met het financiële gevolg wordt geconfronteerd en het aantal daarmee verband houdende, door aangeslotenen aan netbeheerders verschuldigde betalingen, hoog is. Ten tweede is de ACM zich er van bewust dat de verplichting een belasting is voor aangeslotenen. Hierdoor is het niet alleen wenselijk dat de netbeheerders de grenswaarde van de verplichting niet lager leggen dan noodzakelijk, maar is het ook onwenselijk als de netbeheerder voor momenten waarop congestie wordt verwacht meer capaciteitsbeperking en redispatch uitvraagt dan noodzakelijk om fysieke congestie op te lossen.
15. Dit besluit treedt direct inwerking. Daarbij geldt een uitzondering voor de artikelen die betrekking hebben op het door de aangeslotene te betalen bedrag bij niet-nakoming van de verplichting en de monitoring daarvan. Deze artikelen treden per 1 september 2025 inwerking.
16. De ACM stelt op grond van artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 regelgeving vast voor de energiemarkt. Dit besluit is tot stand gekomen op basis van een voorstel van de gezamenlijke netbeheerders dat de ACM op 13 november 2023 heeft ontvangen. Met dit voorstel willen de gezamenlijke netbeheerders door een nadere uitwerking en concretisering van de deelnameplicht meer flexibiliteit operationeel beschikbaar maken bij bestaande aangeslotenen en potentiële aangeslotenen in de wachtrij. Daarnaast willen ze door de introductie van een financieel gevolg een prikkel introduceren voor aangeslotenen om een bieding voor congestiemanagementdiensten (capaciteitsbeperking en/of redispatch) te doen.
17. De ACM heeft op 16 december 2023 een eerste informatieverzoek met kenmerk ACM/UIT/610762 (hierna: eerste informatieverzoek) aan de gezamenlijke netbeheerders gestuurd. Op 2 februari 2024 heeft de ACM een reactie ontvangen.
18. Als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft de ACM op 18 april 2024 een ontwerpbesluit gepubliceerd en de bijbehorende stukken ter inzage gelegd en gepubliceerd op haar internetpagina. De terinzagelegging is gemeld in de Staatscourant van 18 april 2024. De ACM heeft belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen zes weken hun zienswijzen op het ontwerp kenbaar te maken.
19. De ACM heeft op 26 juni 2024 een tweede informatieverzoek met kenmerk ACM/UIT/623561 (hierna tweede informatieverzoek) aan de gezamenlijke netbeheerders gestuurd. Op 12 juli 2024 heeft de ACM een reactie ontvangen.
20. De in de vorige drie randnummer genoemde stukken worden tegelijkertijd met onderhavig besluit gepubliceerd op de website van de ACM.
21. De ACM is van mening dat het voorstel geen technische voorschriften bevat als bedoeld in Richtlijn 2015/1535. Om die reden zijn de voorwaarden in dit besluit niet in ontwerp ter notificatie aangeboden.
22. De ACM constateert dat het voorstel op 12 oktober 2023 in een overleg met representatieve organisaties is besproken. In het voorstel is een verslag opgenomen van dit overleg en de indieners hebben in het voorstel aangegeven welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die organisaties naar voren hebben gebracht. Naar het oordeel van de ACM voldoet het voorstel daarmee aan de vereisten bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid van de Elektriciteitswet.
23. In de onderstaande paragrafen geeft de ACM een beoordeling van de verschillende wijzigingen in de Netcode.
24. In het gewijzigde artikel 9.1, derde lid, is verduidelijkt dat de verplichting voor aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen van meer dan 60 MW om op verzoek van de netbeheerder een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie een bijdrage kan zijn overeenkomstig bijlage 11 (redispatch) en/of bijlage 12 (CBC).
25. In het gewijzigde artikel 9.1, derde en vierde lid, heeft de ACM de voorgestelde formulering van de gezamenlijke netbeheerders uit het codevoorstel met betrekking tot het vaststellen van de procedures en specificaties niet overgenomen. In de bestaande Netcode staat dat de aangeslotenen volgens ‘vooraf met de netbeheerders overeengekomen’ voorwaarden, hun regelbaar vermogen aan de netbeheerder aanbieden. In het codevoorstel stellen de gezamenlijke netbeheerders voor om dit te wijzigen naar ‘door de netbeheerder vast te stellen’ specificaties. Energie-Nederland e.a. hebben in hun zienswijze op het ontwerpbesluit aangegeven dat zij hier een risico zien dat de netbeheerder deze specificaties en productvoorwaarden eenzijdig kan aanpassen, terwijl zij het wenselijk acht dat hierover onderhandeld kan worden. De gezamenlijke netbeheerders hebben in reactie op het tweede informatieverzoek aangegeven dat de voorgestelde formulering juist tot doel heeft om de standaardisering van de congestiediensten te ondersteunen. De gezamenlijke netbeheerders hebben daarbij opgemerkt dat het in de discussies met aangeslotenen vooral gaat over de aansprakelijkheid van de aangeslotenen bij niet-nakoming van een congestiebieding.
26. De ACM is van mening dat het niet wenselijk is dat de netbeheerder en de aangeslotene voor ieder congestiemanagementcontract uitgebreide onderhandelingen doorlopen, omdat het dan voor de netbeheerder niet goed mogelijk is om tijdig het congestieonderzoek af te ronden4 en te voldoen aan de wettelijke termijnen voor het opleveren van het congestierapport, te weten 6 maanden na vooraankondiging voor een gebied met invoedingscongestie, en 12 maanden na vooraankondiging voor een gebied met afnamecongestie.5 Standaardisering van contracten speelt hierbij een belangrijke rol, en de ACM stelt vast dat steeds meer contracten overeenkomstig de publiek toegankelijke standaardcontracten worden getekend. De ACM onderschrijft dus het belang van standaardcontracten bij een spoedige uitvoering van het congestieonderzoek.
27. De ACM stelt daarbij vast dat de aansprakelijkheid bij niet-nakoming van congestiediensten een belangrijk onderwerp is. De ACM acht het niet wenselijk dat de netbeheerder eenzijdig voorwaarden met betrekking tot aansprakelijkheid vaststelt. Ten eerste constateert de ACM dat de levering van congestiemanagementdiensten, wanneer de netbeheerder hierom verzocht, tot op heden op zeer betrouwbare wijze geschiedt. Er is dus geen concrete aanleiding om aansprakelijkheid van aangeslotenen in geval van niet-nakoming van biedingen te herzien. Ten tweede merkt de ACM op dat congestiemanagement een iteratief proces is waarbij de netbeheerder de verantwoordelijkheid heeft om voldoende congestiediensten in te zetten, zeker wanneer de netbeheerder twijfels heeft over de nakoming van congestiebiedingen. Waar de netbeheerder hierbij wellicht in eerste instantie extra regelbaar vermogen inzet, zal dit mogelijk niet langer nodig zijn wanneer de levering van congestiediensten effectief verloopt. Oftewel, het is aan de netbeheerder om extra vermogen in te zetten zolang de zekerheid van levering er nog onvoldoende is, en om dit extra vermogen niet langer in te zetten wanneer de praktijk aantoont dat dit niet langer nodig is. De ACM ziet hierin een redelijke afweging tussen het waarborgen van operationele veiligheid enerzijds en het doelmatig inzetten van congestiebiedingen anderzijds.
28. In het gewijzigde artikel 9.1, vierde lid, staat dat als er sprake is van een congestiegebied, als bedoeld in artikel 9.9, eerste lid, aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen van tussen de 1 en 60 MW door de netbeheerder verplicht kunnen worden om een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie overeenkomstig bijlage 11 (redispatch) en/of bijlage 12 (CBC). Daarnaast is in het vierde lid een termijn toegevoegd waarbinnen aangeslotenen op wie deze verplichting van toepassing is de betreffende elektriciteitsproductie-eenheid, elektriciteitsopslageenheid of verbruiksinstallatie na bekendmaking van de verplichting laten prekwalificeren. Deze termijn bedraagt voor aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen voor invoeding 3 maanden en voor aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen voor afname 6 maanden. De ACM heeft dit onderscheid in termijnen tussen invoeders en verbruikers aangebracht naar aanleiding van de zienswijze van Energie-Nederland e.a. op het ontwerpbesluit (zie ook paragraaf 3.2.3.1. en 3.2.3.7).
29. Ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders zijn daarnaast door de ACM de volgende aanpassingen doorgevoerd in artikel 9.1:
a. Aan het begin van het derde lid is ‘Onverminderd het bepaalde in artikel 9.19’ toegevoegd om te verduidelijken dat vermogen dat vanwege bestaande verplichtingen reeds niet meer beschikbaar is, bijvoorbeeld vanwege reeds gecontracteerde balanceringscapaciteit en/of must-run verplichtingen, hier buiten valt.
b. De incorrecte verwijzing in het vierde lid en in het vijfde lid naar artikel 9.1a, vijfde lid, is vervangen door een correcte verwijzing naar 9.1b, derde lid, waarin de inzet van de deelnameplicht beperkt wordt tot een waarde tussen de 1 en 60 MW die niet lager is dan noodzakelijk.
c. Vanwege het belang van transparantie richting de aangeslotenen op wie de deelnameverplichting (artikel 9.1, vierde lid) rust, is in artikel 9.1, vijfde lid, toegevoegd dat de netbeheerder bij de bekendmaking van de verplichting naast de grenswaarde(n) tussen de 1 en 60 MW tevens ook de voorschriften (capaciteitsbeperking en/of redispatch, invoeding of afname) en de procedures en specificaties overeenkomstig bijlage 11 en 12 die daar aan verbonden zijn bekend maakt, alsmede de aangeslotene wijst op de verplichting om een CSP aan te wijzen Tevens is hierbij toegevoegd dat het moet gaan om het schriftelijk informeren van de aangeslotene en bekendmaking van de verplichting door middel van publicatie op een door of namens de gezamenlijke netbeheerders beheerde website. Gelet op het ingevoegde artikel 9.1e, eerste en tweede lid, is in artikel 9.1, vijfde lid ‘ten minste één maand van te voren’ verwijderd.
30. De ACM voegt na artikel 9.1 van de Netcode artikel 9.1a in. Ingevolge het eerste lid van artikel 9.1a van de Netcode zijn aansluitingen ten behoeve van vitale processen zoals gepubliceerd door de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, met uitzondering van elektriciteitsproductie-eenheden, en aansluitingen van de Dienst Justitiële Inrichtingen, ziekenhuizen en openbaar vervoersbedrijven uitgezonderd van de verplichte deelname aan marktgebaseerd en niet-marktgebaseerd congestiemanagement. Uit het tweede lid volgt dat aangeslotenen die menen te beschikken over een aansluiting die onder de uitzondering van het eerste lid valt, de netbeheerder daarvan op de hoogte dienen te brengen.
31. In het vierde lid van artikel 9.43 van de huidige Netcode is voor de voornoemde vitale processen en aansluitingen reeds een uitzondering opgenomen voor de deelname aan congestiemanagement. Echter, deze uitzondering ziet enkel op niet-marktgebaseerd congestiemangement als bedoeld in paragraaf 9.11 van de Netcode. Met de nadere concretisering van de deelnameplicht en de verwachte frequentere inzet ervan door netbeheerders, acht de ACM het wenselijk om te verduidelijken dat de uitzondering zich ook uitstrekt tot de verplichte deelname aan marktgebaseerd congestiemanagement.
32. De ACM neemt het oorspronkelijke tweede lid uit het codewijzigingsvoorstel van de gezamenlijke netbeheerders niet over. Met dit lid wensen de gezamenlijke netbeheerders tot uitdrukking te brengen dat aangeslotenen die beschikken over een in artikel 9.1a, eerste lid, van de Netcode opgenomen aansluiting, op vrijwillige basis biedingen kunnen doen als bedoeld in artikel 9.1, derde en vierde lid, van de Netcode en deel kunnen nemen aan de uitvoering van congestiemanagement als bedoeld in paragraaf 9.10 en paragraaf 9.11 van de Netcode. De ACM is van mening dat uit artikel 9.1, eerste en tweede lid, van de Netcode voor deze aangeslotenen reeds voldoende duidelijk blijkt dat de uitzondering van de verplichte deelname aan congestiemanagement er niet aan in de weg staat dat zij op vrijwillige basis hun flexibiliteit aan de netbeheerder aanbieden. Hiermee is het door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde tweede lid van artikel 9.1a van de Netcode elektriciteit overbodig en leidt de toevoeging ervan mogelijk tot verwarring ten aanzien van de grondslag voor het aanbieden van flexibiliteit. Om tegemoet te komen aan de wens van de gezamenlijke netbeheerders om te benadrukken dat het ontbreken van een verplichting geen verbod inhoudt, past de ACM de aanhef van artikel 9.1a, eerste lid, ten opzichte van het voorstel aan.
33. Daarnaast wijzigt de ACM ook op enkele andere punten de formulering van artikel 9.1a ten opzichte van het codewijzigingsvoorstel. Zo neemt de ACM de zinsnede ‘de uitvoering van congestiemanagement met inzet van de middelen benoemd in artikel 9.31 als bedoeld in paragraaf 9.10’ in het eerste lid niet over. Met de verwijzing naar artikel 9.1, derde en vierde lid, en naar paragraaf 9.11 in hetzelfde lid zijn de in artikel 9.31 benoemde middelen reeds gedekt. Ook de woorden ‘van installaties’ in het eerste lid, onderdeel b, neemt de ACM niet over. Hiermee sluit de ACM aan bij haar eerdere besluit inzake het beperken van niet-gebruikte transportrechten en maakt zij duidelijk dat ook netten, zoals een eigen net van een ziekenhuis, onder de uitzonderingsgrond kunnen vallen.6 Zij geeft hiermee tevens gehoor aan een door ProRail ingediende zienswijze op het ontwerpcodebesluit. Daarnaast voegt de ACM de woorden ‘ten behoeve van’ toe aan onderdeel a van het eerste lid. Met deze wijziging beoogt de ACM enkel te verduidelijken dat het niet de vitale processen zijn die een aansluiting hebben. Daarmee blijft de betekenis en de reikwijdte van artikel 9.1a, eerste lid, onderdeel b, gelijk aan de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde uitzonderingsgrond. Tot slot voegt de ACM aan dezelfde bepaling tussen de woorden ‘openbaar vervoersbedrijven’ en ‘waarbij’ een komma toe, om te verduidelijken dat de voorwaarde die volgt na de komma niet enkel geldt voor openbaar vervoersbedrijven, maar voor alle in de bepaling genoemde partijen.
34. Met het toevoegen van artikel 9.1a aan de Netcode en de daarin opgenomen verwijzing naar paragraaf 9.11 zijn de leden vier en vijf van artikel 9.43 overbodig geworden. Deze komen dan ook te vervallen.
35. In de ingevoegde artikelen 9.1b tot en met 9.1e wordt de verplichting, op basis van artikel 9.1, derde en vierde lid, om een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie nader ingevuld en geconcretiseerd.
36. In artikel 9.1b is opgenomen dat de netbeheerder kan voorschrijven dat een aangeslotene een bijdrage levert aan het oplossen van fysieke congestie door middel van een bieding redispatch, een aanbod voor een capaciteitsbeperking of beide. Daarbij stelt de netbeheerder de grenswaarde van de verplichting, op grond van artikel 9.1, vierde lid, niet lager vast dan noodzakelijk voor het oplossen van fysieke congestie.
37. Uit artikel 9.1c volgt dat als een aangeslotene een capaciteitsbeperking aan de netbeheerder heeft aangeboden en deze voor een bepaalde periode door de netbeheerder is afgeroepen de aangeslotene voor deze periode voor het volume dat voor de capaciteitsbeperking is afgeroepen, vrijgesteld is van het doen van een bieding redispatch.
38. In artikel 9.1d wordt aangegeven dat netbeheerders onderling afstemmen als dat nodig is voor de uitvoering van de verplichting en bovenliggende netbeheerders gebruik kunnen maken van de beschikbare flexibiliteit in onderliggende netten.
39. In artikel 9.1e, eerste en tweede lid zijn de termijnen opgenomen waarbinnen – na bekendmaking van de verplichting, op basis van artikel 9.1, vierde lid, – aangeslotenen een CSP aanwijzen, hun pre-kwalificatie regelen en biedingen redispatch en/of capaciteitsbeperking moeten doen.
40. Onderstaand gaat de ACM verder in op een aantal van de hiervoor genoemde aspecten.
41. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders bepaalt de netbeheerder per congestiegebied of de verplichting voor aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen tussen de 1 en 60 MW om congestiemanagementdiensten aan te bieden noodzakelijk is. Daarbij stelt de netbeheerder de ondergrens van het transportvermogen, de energierichting (invoeding of afname) en het product (redispatch en/of capaciteitsbeperking) vast. Aangezien een congestiegebied wordt bepaald per richting (afname of invoeding), kan een aangeslotene dus een aansluiting hebben in twee congestiegebieden, waarvoor per congestiegebied andere eisen kunnen gelden voor de verplichting tot het doen van een aanbod. Deze eisen zijn echter hetzelfde in het betreffende congestiegebied voor alle aangeslotenen. De ACM gaat hieronder nader in op deze eisen.
42. De gezamenlijke netbeheerders hebben in reactie op het eerste informatieverzoek van de ACM aangegeven bij het bepalen van de ondergrens voor de deelnameverplichting tussen de 1 en 60 MW in beginsel uit te gaan van de benodigde totale hoeveelheid regelbaar vermogen in een congestiegebied en het vermogen dat op basis daarvan geboden zou moeten worden om voldoende concurrerende biedingen (marktliquiditeit) te verkrijgen om tegen redelijke vergoedingen de verwachte fysieke congestie op te lossen. De gezamenlijke netbeheerders hanteren hierbij als uitgangspunt in het voorstel dat de netbeheerder de ondergrens voor de verplichting zo hoog mogelijk legt. Daarbij overwegen de netbeheerders dat als ze onvoldoende regelbaar vermogen krijgen aangeboden, de ondergrens op een later moment bijgesteld kan worden. Samengevat geven de gezamenlijke netbeheerders aan de ‘kosten’ en ‘baten’ van de inzet van de verplichting zo goed mogelijk in balans te willen houden.
43. De ACM kan zich vinden in het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders dat de ondergrens van deelnameverplichting niet hoger mag worden vastgesteld dan noodzakelijk. Dit om relatief kleine partijen niet onnodig met de verplichting te belasten en de verplichting in de uitvoering niet onnodig complex te laten zijn. Concreet betekent dit volgens de ACM dat de netbeheerder de ondergrens van de verplichting op een niveau tussen de 1 en 60 MW vaststelt waarmee hij naar verwachting voldoende regelbaar vermogen in zijn net beschikbaar heeft voor congestiemanagement om fysieke congestie op te lossen tot aan het bereiken van de financiële en technische grens, zoals vastgesteld in het congestieonderzoek. Pas daarna mogen netbeheerders aanvragen voor extra transportcapaciteit, zoals als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, weigeren.
44. Om te benadrukken dat de inzet van de deelnameplicht aan de ene kant niet vrijblijvend is tot aan het bereiken van de financiële en technische grens van congestiemanagement, maar aan de andere kant niet verder mag gaan dan noodzakelijk, heeft de ACM in artikel 9.1b, derde lid, ‘zo hoog mogelijk’ uit het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders vervangen door ‘niet lager dan noodzakelijk’.
45. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders kan de netbeheerder aangeven of een verplichting, als bedoeld in artikel 9.1, derde en vierde lid, tot het aanbieden van congestiemanagementdiensten betrekking heeft op een bieding redispatch (marktgebaseerd op basis van een biedladder) en/of een aanbod voor een capaciteitsbeperking. Indien de netbeheerder het verplicht stelt om deel te nemen aan redispatch, zijn alle aangeslotenen met een vermogen vanaf de vastgestelde ondergrens verplicht om redispatch aan te bieden voor de specifieke markttijdeenheden waarop de netbeheerder fysieke congestie verwacht. Indien de netbeheerder voor een gebied de levering van redispatch verplicht stelt, zal hij daarom tevens publiceren voor welke periodes/momenten ook daadwerkelijk biedingen gedaan moeten worden. Deze periodes/momenten kunnen aangepast worden overeenkomstig het proces dat beschreven is in artikel 9.41 van de Netcode. Hierbij geldt wel dat als de netbeheerder voor deze markttijdeenheden bij een aangeslotene al voor een bepaald volume een capaciteitsbeperking heeft afgeroepen dan hoeft de aangeslotene voor dat volume geen congestiemanagement in de vorm van redispatch meer aan te bieden. Dit volume is dan namelijk niet meer beschikbaar voor redispatch.
46. Alles overwegende acht de ACM het redelijk dat de netbeheerder kan voorschrijven of een aangeslotene een bieding redispatch, een aanbod capaciteitsbeperking of beide moet doen. De verplichting om een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie kan door de netbeheerder worden ingesteld op het moment dat hij in onvoldoende vrijwillige biedingen, als bedoeld in artikel 9.1, eerste en tweede lid, krijgt om fysieke congestie op te lossen. In deze eerste vrijwillige fase staat het aangeslotenen vrij om te kiezen welk product ze wel en niet aanbieden. Door ook volledige keuzevrijheid aan de aangeslotene te bieden tussen redispatch en een capaciteitsbeperking in de situatie waarin de verplichting, als bedoeld in artikel 9,1, derde en vierde lid, geldt, zal de netbeheerder minder effectief en efficiënt congestiemanagement kunnen toepassen en daardoor meer middelen aan congestiemanagement moeten besteden dan noodzakelijk. Zo heeft de netbeheerder er belang bij om een productvorm voor te schrijven die, gezien de aard van de aangeslotenen in het congestiegebied, zoveel mogelijk regelbaar vermogen zal ontsluiten.
47. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders kan de ondergrens van de deelnameplicht, als bedoeld in artikel 9.1, vierde lid, ingesteld worden tijdens het congestieonderzoek en indien nodig op een later moment worden bijgesteld. Het bijstellen van de ondergrens leidt volgens de gezamenlijke netbeheerders niet tot de noodzaak van een volledig nieuw congestie-onderzoek. Wel zou het kunnen voorkomen dat een bestaand congestie-onderzoek op onderdelen geactualiseerd moet worden. De ACM onderschrijft dit.
48. De ACM merkt op dat het doel van het marktonderzoek in het kader van het opstellen van het congestieonderzoek is om vast te stellen hoeveel flexibele capaciteit er beschikbaar is in de markt voor congestiemanagement en tegen welke prijs. Dit bepaalt de hoogte van de financiële en technische grens. De netbeheerder mag een verzoek om een aansluiting met transportcapaciteit pas weigeren als de financiële of technische grens bereikt is. De inzet van de deelnameplicht speelt hierin een belangrijke rol. De ACM licht dat hieronder toe.
49. De ACM heeft daarbij in het 'Besluit herziening regels congestiemanagement’7 een onderscheid gemaakt tussen gebieden met invoedingscongestie en gebieden met afnamecongestie. De netbeheerder heeft na vooraankondiging in gebieden met invoedingscongestie een maximale termijn van 6 maanden om het congestierapport te publiceren. In gebieden met invoedingscongestie is het voor het bepalen van de beschikbare hoeveelheid regelbaar vermogen in het congestieonderzoek niet noodzakelijk dat vermogen van elektriciteitsproductie-eenheden is gecontracteerd. De netbeheerder maakt bij de bepaling van de technische grens in het congestieonderzoek een inschatting van de hoeveelheid regelbaar vermogen bij toepassing van de deelnameplicht met als uiterste waarde een ondergrens van meer dan 1 MW. Dit betekent niet dat de netbeheerder de deelnameplicht ook hoeft af te roepen (op een ondergrens van meer dan 1 MW). Alleen als de netbeheerder te weinig vrijwillig aanbod van regelbaar vermogen krijgt om fysieke congestie op te lossen, zet hij (voor of na publicatie van het congestierapport) de deelnameplicht in op een ondergrens die hij noodzakelijk acht om voldoende regelbaar vermogen beschikbaar te hebben.
50. In gebieden met afnamecongestie acht de ACM een langere termijn van 12 maanden voor publicatie van het congestierapport redelijk. Bij afname-congestie is het wel noodzakelijk om tijdens het congestieonderzoek contracten af te sluiten. De ACM acht het daarom van belang dat netbeheerders in gebieden met afnamecongestie de deelnameplicht zo snel mogelijk inzetten als ze te weinig vrijwillig aanbod van regelbaar vermogen verwachten. Gelet op de maximale termijn van 12 maanden voor publicatie van het congestierapport, de periode van 6 maanden8 die er kan liggen tussen de publicatie van de deelnameverplichting en het daadwerkelijk ontvangen van alle biedingen, en de benodigde tijd die daarna nog nodig kan zijn om contracten voor redispatch en capaciteitsbeperking af te sluiten, verwacht de ACM dat de deelnameplicht maar één maal kan worden afgeroepen tijdens het congestieonderzoek.
51. In zowel gebieden met afname- als invoedingcongestie kan het voorkomen dat de initiële door de netbeheerder vastgestelde ondergrenswaarde van de deelnameverplichting tot onvoldoende aanbod van congestiemanagementdiensten heeft geleid om de fysieke congestie op te lossen. Een nadere bijstelling van de ondergrenswaarde van de deelnameverplichting naar beneden is dan nodig na publicatie van het congestierapport. Als dit vervolgens leidt tot meer beschikbaarheid van regelbaar vermogen, zal ook het congestie-onderzoek geactualiseerd moeten worden. Bijstelling van de ondergrenswaarde naar beneden betekent overigens in de praktijk dat de verplichting om een aanbod te doen op een aanvullende groep aangeslotenen rust en niet dat dezelfde aangeslotenen opnieuw verplicht worden om een aanbod te doen.
52. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders kondigen zij de verplichting aan op de in artikel 9.8 van de Netcode bedoelde ‘publiek toegankelijke website’. Dit is een bestaande verplichting die volgt uit het artikel 9.1, vijfde lid. De gezamenlijke netbeheerders hebben in reactie op het eerste informatieverzoek van de ACM aangegeven dat dat de huidige werkwijze van netbeheerders is om deze aankondiging primair op de eigen website van de betrokken netbeheerder(s) te plaatsen en daarnaast voornemens te zijn om ook via de website van ‘Partners in Energie’ de nodige informatie te gaan ontsluiten en zich in te zullen spannen de informatievoorziening tussen netbeheerders zo veel mogelijk te harmoniseren.
53. De ACM acht het van belang dat het transparant is voor aangeslotenen welke verplichtingen van welke netbeheerders op welke momenten, in welk congestiegebieden, voor welke producten (redispatch en/of capaciteitsbeperking) op hen rusten. Dit geldt des te meer nu aan het niet voldoen aan de verplichting tot het doen van een bieding ook een financieel gevolg gekoppeld is (zie paragraaf 3.2.5).
54. Het is aan de netbeheerder die de verplichting in een congestiegebied instelt om de aangeslotenen in dat congestiegebied proactief te informeren over de verplichting, de geldende grenswaarde(n), de voorschriften (CBC en/of redispatch, invoeding of afname) en de procedures en specificaties overeenkomstig bijlage 11 en 12 die daar aan verbonden zijn. Aangezien de verplichting ook kan gelden voor een aangeslotene op een boven- of onderliggend netwerk van een andere netbeheerder dan de netbeheerder die de verplichting instelt,9 acht de ACM het van doorslaggevend belang dat netbeheerders in het klantcontact en de uitvoering, de door elk van hen benodigde bijdrage onderling afstemmen, zodat de aangeslotene een duidelijk aanspreekpunt heeft.
55. De ACM acht het daarbij redelijk om de netbeheerder te verplichten om aangeslotenen, naast op hun eigen website, ook schriftelijk en via een centrale, publiek toegankelijke gezamenlijk door of namens de netbeheerders beheerde website te informeren over de verplichting. De ACM acht daarbij de website Partners in Energie geschikt. De ACM heeft het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders op dit punt aangepast (zie artikel 9.1, vijfde lid).
56. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders hebben aangeslotenen met een bestaande aansluiting op wie de verplichting rust een periode van drie maanden na de bekendmaking van de verplichting voor het aanwijzen van een CSP, pre-kwalificatie van de betreffende elektriciteitsproductie-eenheid, elektriciteitsopslageenheid of verbruiksinstallatie en het doen van biedingen redispatch en/of capaciteitsbeperking (door de door hen aangewezen CSP). Uit de reactie van Energie-Nederland e.a. op de consultatie komt naar voren dat een termijn van 3 maanden na bekendmaking van de verplichting voor verbruikers met een gecontracteerd transportvermogen tussen 1 en 60 MW te kort is, omdat ze vaak nog onbekend zijn met (de mogelijkheden van) congestiemanagement. Energie-Nederland e.a. stelt voor om de termijn voor deze groep verbruikers te verlengen naar 6 maanden.
57. De ACM neemt dit voorstel van Energie-Nederland e.a. over. Een aangeslotene moet bepalen welk gedeelte van zijn vermogen op welk moment geschikt is voor de inzet als capaciteitsbeperking of redispatch. Voor een partij met een gecontracteerd transportvermogen voor invoeding zou dat relatief makkelijk te bepalen moeten zijn. Voor een partij met een gecontracteerd transportvermogen voor afname ziet de ACM dat dit complexer kan zijn omdat dit inwerkt op de bedrijfsprocessen en aanpassing daarvan waarschijnlijk noodzakelijk is. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om industriële bedrijven die hun productieprocessen moeten aanpassen door op bepaalde momenten minder elektriciteit van het net te gebruiken. De ACM acht daarom voor deze groep verbruikers een langere termijn van 6 maanden na bekendmaking van de verplichting redelijk voor het doen van een bieding redispatch en/of capaciteitsbeperking en het (indien noodzakelijk10) aanwijzen van een CSP en pre-kwalificatie. Dit moet er aan bijdragen dat netbeheerder goede biedingen krijgen die aansluiten bij de flexibiliteitsmogelijkheden die deze bedrijven hebben. Deze termijnen passen daarnaast ook goed en logisch bij de langere termijn die is vastgesteld voor het publiceren van een congestierapport in gebieden met afnamecongestie (12 maanden) dan in gebieden met invoedingscongestie (6 maanden).11 De formulering van artikel 9.1, vierde lid, en artikel 9.1e, eerste lid en tweede lid, is hierop aangepast ten opzichte van het ontwerpbesluit.12
58. De ACM heeft hierin vanuit het oogpunt van gelijkheid en eenduidigheid van de verplichting ten opzichte van het ontwerpbesluit eveneens verduidelijkt dat deze termijnen voor het doen van een bieding gelden voor alle aangeslotenen die op basis van artikel 9.1, vierde lid, verplicht zijn om een aanbod te doen, ongeacht of ze nog een CSP moesten aanwijzen en/of hun aansluiting nog moesten pre-kwalificeren. In artikel 9.1, vijfde lid kan daarmee ten opzichte van het ontwerpbesluit ‘ten minste één maand van te voren’, vervallen. Het in het ontwerpbesluit opgenomen artikel 9.1b, tweede lid, kan daarmee eveneens vervallen.
59. De gezamenlijke netbeheerders geven in reactie op het tweede informatieverzoek van de ACM aan een eenmalig langere termijn voor afnemers niet onredelijk te vinden, maar dat dit wel betekent dat de netbeheerder daar ook rekening mee moet houden in de congestieonderzoeken. De ACM merkt in dat kader op dat het belangrijk is dat de netbeheerder na een vooraankondiging de deelnameplicht zo snel mogelijk inzet als hij te weinig vrijwillig aanbod van regelbaar vermogen verwacht. Daarnaast kunnen netbeheerder de kwaliteit van het congestiemanagement aanbod verbeteren door gedurende deze periode na de bekendmaking van de deelnameverplichting actief met deze partijen in gesprek te gaan en te blijven. Dit geldt zeker voor verbruikers waarvan maatwerk gevraagd wordt en die nog vaak nog onbekend zullen zijn met congestiemanagement (zie ook paragraaf 3.2.4).
60. Voor nieuwe aansluitingen geldt dat op grond van artikel 9.1e, derde lid, het aanwijzen van een CSP plaats moet vinden voorafgaand aan de ingebruikname van de desbetreffende aansluiting. De ACM acht dit logisch, omdat de aanwijzing van een CSP verplicht is voor aangeslotene (niet zijnde netbeheerders) met een gecontracteerd transportvermogen van meer dan 60 MW (artikel 9.1, derde lid) en voor aangeslotenen met een transportvermogen tussen 1 en 60 MW waarop de deelnameplicht aan congestiemanagement van toepassing is (artikel 9.1, vierde lid, zie uitzondering hierna in artikel 9.1e, vierde lid).
61. Volgens de gezamenlijke netbeheerders kan voor aangeslotenen die alleen congestiemanagementdiensten leveren in de vorm van een capaciteitsbeperking, de verplichting (op basis van artikel 9.1, vierde lid) om dat via een CSP te doen, onnodig bezwarend zijn. De gezamenlijke netbeheerders stellen daarom voor om deze doelgroep daarom vrij te stellen van de generieke verplichting om biedingen altijd met tussenkomst van een CSP te laten verlopen. Wanneer een aangeslotene die eerder alleen een capaciteitsbeperking hoefde aan te bieden en geen redispatch op basis van een aanpassing van de verplichting wel redispatch moet aanbieden, geldt de verplichting om dat via een CSP te doen alsnog. De ACM acht bovenstaande redelijk, omdat hiermee alleen aangeslotenen waarvoor dat noodzakelijk is, belast worden met het aanwijzen van een CSP.
62. In artikel 9.1f wordt nader uitgewerkt welke (type) aangeslotene welk vermogen moet aanbieden voor congestiemanagement, conform artikel 9.1 derde en vierde lid. Uitgangspunt hierbij van de gezamenlijke netbeheerders is dat een aangeslotene al zijn beschikbare vermogen aanbiedt.
63. Hoeveel regelbaar vermogen verschillende type aangeslotenen beschikbaar hebben voor congestiemanagementdiensten is niet uniform en eenduidig op voorhand vast te stellen. De gezamenlijke netbeheerders hebben er in hun voorstel daarom voor gekozen om de nadere uitwerking van wat moet worden verstaan onder ‘beschikbare vermogen’ niet op te nemen in de Netcode. In plaats daarvan stellen de gezamenlijke netbeheerders voor de indicatie van wat verschillende (type) producenten en verbruikers redelijkerwijs qua beschikbare flexibele capaciteit kunnen aanbieden voor congestiemanagementdiensten op basis van redispatch en op basis van een capaciteitsbeperking uit te werken in een met representatieve organisaties af te stemmen leidraad. De gezamenlijke netbeheerders hebben bij het codewijzigingsvoorstel ter illustratie een concept-leidraad opgenomen.
64. Een leidraad biedt in dit geval volgens de gezamenlijke netbeheerders een aantal voordelen ten opzichte van de Netcode. In de eerste plaats kan deze sneller worden aangepast bij nieuwe inzichten en ontwikkelingen. Zo verwachten de gezamenlijke netbeheerders dat een aanpassing in de toekomst zeker nodig zal zijn, met name voor opslageenheden en verbruiksinstallaties. In de tweede plaatst is er volgens de gezamenlijke netbeheerders meer ruimte voor aangeslotenen om van de leidraad af te wijken als hier goede gronden voor zijn.13 Reden hiervoor is dat de verwachtingen, zoals uitgewerkt in de leidraad, geen onderdeel zijn van de Netcode, en er daarmee ook geen sprake is van (bindende) regelgeving. Ten slotte is er volgens de gezamenlijke netbeheerders nog een praktisch punt: de netbeheerder heeft in veel gevallen niet het inzicht om te beoordelen of een aangeslotene alle flexibiliteit aanbiedt die hij kan aanbieden. Vastlegging in de Netcode zou daarmee ten onrechte suggereren dat exacte naleving en handhaving hiervan mogelijk is.
65. De ACM is het met de gezamenlijke netbeheerders eens dat wat bij een bepaald type aangeslotenen (producenten, verbruikers, elektriciteitsopslageenheden, Gesloten Distributie Systemen (GDSen)) onder 'beschikbare vermogen' kan worden verstaan ten behoeve van een capaciteitsbeperking en redispatch niet 'hard' in algemene zin te definiëren is in de Netcode. Een leidraad biedt als voordeel dat deze wel houvast kan bieden voor het gesprek tussen de netbeheerder en een aangeslotene over welk vermogen redelijkerwijs beschikbaar gemaakt zou kunnen worden zonder dat sprake is van bindende regelgeving. De ACM heeft daarom ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders ook verduidelijkt dat het gaat om een niet-bindende leidraad waar aangeslotenen gemotiveerd van kunnen afwijken. Concreet betekent dit dat als de aangeslotene niet of in beperktere mate dan volgt uit leidraad in staat is om een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie met behulp van redispatch of een capaciteitsbeperking hij de netbeheerder hier schriftelijk en onderbouwd van op de hoogte stelt (artikel 9.1f, vierde lid). Zo kan er bijvoorbeeld sprake zijn van vermogen dat om bedrijfsvoeringstechnische redenen niet beschikbaar is of vanwege bestaande verplichtingen niet meer beschikbaar is, bijvoorbeeld reeds gecontracteerde balanceringscapaciteit en/of must-run verplichtingen.
66. Uit de concept leidraad in de bijlage bij het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders blijkt dat het voor verbruikers – vanwege hun verschillende bedrijfsprocessen, belastingprofielen en mogelijkheden om flexibiliteit te bieden – op dit moment niet mogelijk is een generieke regel op te stellen voor het volume dat redelijkerwijs beschikbaar is voor congestiemanagement. In de praktijk betekent dit dat verbruikers dat volume eenmalig moeten motiveren.
67. Bij de keuze voor een door de netbeheerders op te stellen en met representatieve organisaties af te stemmen leidraad overweegt de ACM daarbij nadrukkelijk ook dat uit de ingevoegde artikelen 9.1g en 9.1h volgt dat de validatie door de netbeheerder of aan de deelnameverplichting is voldaan (inclusief een mogelijk financieel gevolg voor de aangeslotene bij niet-nakoming), zich beperkt tot de vraag of er een bieding redispatch en/of een aanbod voor een capaciteitsbeperking is gedaan en niet hoeveel vermogen er is geboden en of dat voldoet aan de leidraad (zie verder paragraaf 3.2.5 hierna).
68. De gezamenlijke netbeheerders geven in hun voorstel aan dat het wenselijk is dat er voor aangeslotenen financiële gevolgen worden opgenomen in de Netcode, indien een aangeslotene zijn verplichting tot het doen van een bieding voor redispatch dan wel tot het doen van een aanbod voor capaciteitsbeperking niet nakomt.
69. De ACM acht het van belang dat netbeheerders voldoende biedingen ontvangen om op een betrouwbare manier congestiemanagement uit te kunnen voeren. Niet-nakoming van de verplichting resulteert mogelijk in onvoldoende aanbod van flexibiliteit die de netbeheerder nodig heeft voor het oplossen van fysieke congestie in een congestiegebied. Daardoor kan de netbeheerder mogelijk geen congestiemanagement toepassen tot aan de financiële en technische grens, terwijl hij daar wel toe verplicht is, of dient hij niet-marktgebaseerde redispatch, als bedoeld in artikel 9.31, tweede lid, van de Netcode, toe te passen, wat onwenselijk is voor elektriciteitsproductie-eenheden14. Momenteel is er in de Netcode geen financieel gevolg opgenomen voor het niet nakomen van de verplichting door aangeslotenen.
70. Gelet op het belang van zekerheid van voldoende biedingen voor redispatch en/of van voldoende aanbod voor capaciteitsbeperking voor het goed kunnen uitvoeren van congestiemanagement door de netbeheerders, acht de ACM het noodzakelijk een financieel gevolg te verbinden aan het niet nakomen van de in artikel 9.1, derde en vierde lid, opgenomen verplichting door een aangeslotene. De ACM gaat dan ook mee in het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders en neemt met dit besluit nieuwe bepalingen in de Netcode op. Zowel het financiële gevolg zelf als het vooruitzicht daarvan bij niet-nakoming van de verplichting moet aangeslotenen ertoe bewegen zich aan de verplichting te houden en geeft daarmee netbeheerders meer zekerheid van voldoende biedingen voor redispatch dan wel van voldoende aanbod voor capaciteitsbeperking.
71. Naar aanleiding van de zienswijzen15 op het ontwerpbesluit heeft de ACM aan artikel 9.1g, eerste lid, en 9.1.h, eerste lid, een overmachtsclausule toegevoegd. De ACM is van mening dat er sprake kan zijn van overmacht en dat een financieel gevolg bij niet-naleving van de verplichting in dat geval onredelijk is.
72. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders is opgenomen dat de netbeheerder een schriftelijke herinnering stuurt aan de aangeslotene na een eerste constatering van het niet nakomen van de verplichting door de aangeslotene. In deze schriftelijke herinnering wordt de aangeslotene gewezen op de verplichting en het financiële gevolg bij niet-nakoming hiervan en wordt de aangeslotene een termijn van vijf werkdagen gegeven om de verplichting alsnog na te komen. Indien de aangeslotene na vijf werkdagen nog steeds niet aan de verplichting voldoet, worden vanaf dat moment aan de niet-nakoming financiële gevolgen verbonden.
73. De ACM acht het noodzakelijk om de aangeslotene, bij een eerste keer niet nakomen van de verplichting, schriftelijk een hersteltermijn te gunnen. De ACM acht daarbij een hersteltermijn van 5 werkdagen redelijk. Daarbij overweegt de ACM dat de aangeslotene na publicatie van de verplichting reeds drie maanden (invoeder) of zes maanden (verbruiker) heeft om aan de verplichting te voldoen. Gelet op het belang van netbeheerders om tijdig (gedurende het congestieonderzoek) zekerheid te hebben van met betrekking tot de biedingen redispatch of tot het aanbod voor capaciteitsbeperking, acht de ACM een langere hersteltermijn niet redelijk.
74. De aangeslotene is een bedrag aan de netbeheerder verschuldigd, indien hij niet heeft voldaan aan de verplichting overeenkomstig artikel 9.1, derde en vierde lid, tot het doen van een bieding voor redispatch dan wel tot het doen van een aanbod voor capaciteitsbeperking. De aangeslotene is daarom alleen een bedrag verschuldigd indien (de CSP namens) de aangeslotene niet aan de verplichting heeft voldaan om een redispatchbiedingen en/of capaciteitsbeperkingsaanbod te doen, ongeacht het volume van de bieding. Bij niet-nakoming is het altijd de aangeslotene die het bedrag aan de netbeheerder verschuldigd is, ongeacht of de oorzaak van het niet voldoen aan de verplichting bij de aangeslotene of bij diens CSP ligt. Het is daarom belangrijk dat de aangeslotene deze risico’s goed vastlegt in de overeenkomst met zijn CSP.
75. Voor het niet doen van biedingen voor redispatch is een bedrag verschuldigd voor elke onbalansverrekeningsperiode waarvoor geen bieding is ontvangen en waarvoor de netbeheerder onder toepassing van de verplichting een bieding heeft uitgevraagd, met uitzondering van de eerste vijf werkdagen nadat de aangeslotene hier door de netbeheerder schriftelijk van in kennis is gesteld. De onbalansverrekeningsperiode bedraagt bij het nemen van het besluit vijftien minuten.
76. Voor het niet doen van een aanbod voor capaciteitsbeperking geldt het verschuldigde bedrag voor elke dag na het verstrijken van de door de netbeheerder gegeven termijn waarop geen aanbod is ontvangen. De netbeheerder wil voldoende capaciteitsbeperkingscontracten afsluiten voorafgaand aan de periode waarin de netbeheerder de capaciteitsbeperking wil inzetten. De verplichting ziet erop dat aangeslotenen een aanbod doen aan de netbeheerder, op basis waarvan een capaciteitsbeperkingscontract kan worden afgesloten. Voor elke dag nadat de termijn voor het doen van een aanbod is verstreken, met uitzondering van de eerste vijf werkdagen nadat de aangeslotene van de netbeheerder een schriftelijke herinnering heeft ontvangen, waarvoor geen aanbod is gedaan, is de aangeslotene het bedrag aan de netbeheerder verschuldigd. Dit dient de aangeslotene te stimuleren om zo snel mogelijk alsnog een aanbod te doen.
77. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders is de hoogte van het bedrag vastgesteld op basis van het aantal MW gecontracteerd transportvermogen van een aangeslotene. Hier is door de gezamenlijke netbeheerders voor gekozen, omdat een bedrag per MW gecontracteerd transportvermogen eenduidig gedefinieerd kan worden. De gezamenlijke netbeheerders geven aan dat de hoogte van het bedrag redelijk en proportioneel is. De ACM onderschrijft dit.
78. De hoogte van het verschuldigde bedrag voor het niet doen van een bieding voor redispatch is in het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders voor iedere onbalansverrekeningsperiode waarvoor geen bieding is ontvangen en wel een uitvraag is gedaan, vastgesteld op € 1,25 per MW gecontracteerd transportvermogen. Het is mogelijk dat een aangeslotene voor een aantal perioden waarvoor een uitvraag is gedaan wel biedingen doet, maar voor een ander deel niet. In voorkomend geval wordt dus slechts voor een gedeelte van de tijd aan de verplichting voldaan. Alleen over de perioden waarvoor geen biedingen zijn ontvangen, is de aangeslotene het bedrag verschuldigd. Iedere onbalansverrekeningsperiode waarvoor geen bieding gedaan is, terwijl de aangeslotene daartoe wel verplicht is, levert dus een apart verschuldigd bedrag op. Dit moet aangeslotenen stimuleren om voor de gehele periode van de dag waarvoor de uitvraag geldt biedingen te doen.
79. De hoogte van het verschuldigde bedrag dat staat tegenover het niet doen van een aanbod voor capaciteitsbeperking is in het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders ook vastgesteld op € 1,25 per MW gecontracteerd transportvermogen per onbalansverrekeningsperiode waarvoor niet aan de verplichting is voldaan. Het verschil met het verschuldigde bedrag voor de biedingen redispatch, is dat dit bedrag geldt voor iedere onbalansverrekeningsperiode van de dag dat de aangeslotene niet aan zijn verplichting heeft voldaan, en niet enkel voor de onbalansverrekeningsperioden waarvoor de netbeheerder de capaciteitsbeperking wil inzetten. Als reden hiervoor voeren de gezamenlijke netbeheerders aan dat, anders dan bij biedingen redispatch, de aangeslotenen een capaciteitsbeperkingsaanbod moeten doen, met behulp waarvan capaciteitsbeperkingscontracten gesloten kunnen worden. De sterke prikkel die uitgaat van een verschuldigd bedrag voor iedere onbalansverrekeningsperiode van de dag, dient aangeslotenen ertoe aan te zetten om zo snel mogelijk alsnog een aanbod in te dienen. Bij redispatch blijft de plicht om biedingen in te dienen daarentegen de gehele periode waarover de netbeheerder onder de deelnameplicht om biedingen heeft verzocht, voortduren. Daar past een verschuldigd bedrag per onbalansverrekeningsperiode waarvoor een bieding is gevraagd, maar geen bieding is ingediend, beter bij.
80. De ACM van mening dat voor het capaciteitsbeperkingsaanbod een verschuldigd bedrag per dag duidelijker is dan een bedrag per onbalansverrekeningsperiode. De ACM stelt de hoogte van het verschuldigde bedrag voor het niet doen van een aanbod voor capaciteitsbeperking daarom vast op € 120,– per MW gecontracteerd transportvermogen voor iedere dag waarvoor niet aan de verplichting is voldaan. Dit komt per dag op hetzelfde neer als het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders voor een bedrag van € 1,25 per onbalansverrekeningsperiode.
81. De ACM merkt op dat het verschuldigde bedrag als doel heeft om aangeslotenen te bewegen tot nakoming van de verplichting. Een belangrijk aspect van hoe doeltreffend de bepaling is, is de hoogte van het bedrag. De hoogte van het bedrag moet volgens de ACM in verhouding staan tot het daarmee beoogde doel. De gezamenlijke netbeheerders hebben bij de hoogte van het bedrag in het voorstel meegenomen dat het bedrag hoog genoeg moet zijn om marktpartijen een prikkel te geven tot nakoming van de verplichting en dat het bedrag ook in verhouding staat met de kosten die de netbeheerder maakt voor congestiemanagementdiensten. Het potentiële totaalbedrag van alle verschuldigde betalingen bij elkaar opgeteld voor een aangeslotene die een jaar lang niet voldoet aan de verplichting, kan in theorie oplopen tot grofweg driekwart van de nettarieven.16 De ACM acht het bedrag daarom proportioneel; het is hoog genoeg om een prikkel aan de aangeslotene af te geven, maar is ook niet buitenproportioneel ten opzicht van de tarieven die de aangeslotene al aan de netbeheerder betaalt.
82. Daarnaast geven de gezamenlijke netbeheerders in het voorstel aan dat de hoogte van het bedrag transparant moet zijn voor marktpartijen. De ACM is van mening dat met het opnemen van de hoogte van het bedrag in de Netcode duidelijkheid wordt gegeven aan marktpartijen voor wat betreft het financiële gevolg is van niet-nakoming van de verplichting.
83. De gezamenlijke netbeheerders geven in het voorstel aan de hoogte van het bedrag jaarlijks te evalueren. Indien noodzakelijk zullen de gezamenlijke netbeheerder via het GEN een codewijzigingsvoorstel indienen bij de ACM ter aanpassing van de hoogte van het bedrag. De ACM is van mening dat een jaarlijkse evaluatie wenselijk is en specificeert dat er daarnaast in ieder geval op noodzakelijkheid en effectiviteit van het bedrag geëvalueerd dient te worden. Verder vult de ACM aan dat de evaluatie uitgevoerd wordt in afstemming met de representatieve organisaties waarbij de ACM middels een verslag wordt geïnformeerd over de uitkomsten van deze evaluatie. Indien de evaluatie uitwijst dat het bedrag te hoog of te laag is, kan er op voordracht van de gezamenlijke netbeheerders of ambtshalve door de ACM een wijziging worden doorgevoerd in de Netcode.
84. In artikel 9.1g, derde lid, en artikel 9.1h, derde lid, heeft de ACM opgenomen dat de verschuldigde bedragen op maandelijkse basis worden gefactureerd. Op dit punt heeft de ACM het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders aangepast. Op deze manier wordt een aangeslotene middels de facturatie iedere maand herinnerd aan de financiële gevolgen van niet-nakoming van de verplichting. Dit moet aangeslotenen tevens stimuleren om alsnog de verplichting na te komen en biedingen redispatch of een aanbod voor capaciteitsbeperking te doen.
85. Daarnaast zal de ACM de effecten van de verplichting en het verbinden van een financieel gevolg aan niet-nakoming in de praktijk monitoren. Ten eerste is het beoogde doel van de verplichting dat de netbeheerders voldoende congestiemanagementdiensten krijgen aangeboden om fysieke congestie op te lossen. Het financiële gevolg bij niet-nakoming dient daarbij als stok achter de deur. De ACM acht het niet wenselijk dat het aantal aangeslotenen dat met het financiële gevolg wordt geconfronteerd en het aantal daarmee verband houdende, door aangeslotenen aan netbeheerders verschuldigde betalingen, hoog is. Ten tweede is de ACM zich er van bewust dat de verplichting een belasting is voor aangeslotenen. Hierdoor is het wenselijk dat de netbeheerders de grenswaarde van de verplichting niet lager leggen dan noodzakelijk (zie paragraaf 3.2.3.2).
86. De ACM zal daarom de hoeveelheid aangeboden en gevraagde volumes capaciteitsbeperking en redispatch en de hoeveelheid verschuldigde betalingen monitoren. Indien hier onwenselijke trends in worden waargenomen (bijvoorbeeld veel verschuldigde betalingen of een hoge uitvraag ten opzichte van de afgeroepen biedingen), kan dit een aanwijzing zijn dat de verplichting niet goed werkt en een reden zijn voor de ACM om de Netcode aan te passen.
87. De ACM voegt de hoeveelheid gevraagde capaciteitsbeperking en redispatch, de hoeveelheid aangeboden capaciteitsbeperking en redispatch, en de hoeveelheid verschuldigde betalingen toe aan de monitor overeenkomstig artikel 9.11 van de Netcode. De ACM heeft hiertoe dit artikel aangepast. De overige benodigde gegevens verkrijgt de ACM al bij de monitoring van de congestiegebieden.
88. Met dit besluit wijzigt de ACM artikel 9.19 van de Netcode. Deze bepaling houdt voor aangeslotenen, niet zijnde netbeheerders, met een gecontracteerd transportvermogen van meer dan 60 MW de verplichting in om dagelijks het vermogen dat minder kan worden afgenomen, dan wel meer of minder kan worden ingevoed, ter beschikking te stellen aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Hiertoe wijzen zij volgens de huidige bepaling een BSP of CSP aan om respectievelijk biedingen voor balanceringsenergie of voor redispatch in te dienen. Ten aanzien van redispatch-biedingen volgt dezelfde verplichting uit artikel 9.1, derde lid, van de Netcode, zij het dat de verplichting in deze bepaling ruimer is geformuleerd. Om deze doublure op te heffen, schrapt de ACM de minder ruim geformuleerde verplichting tot het aanwijzen van een CSP om biedingen voor redispatch in te dienen uit artikel 9.19 van de Netcode. De verplichting tot het aanwijzen van een BSP om biedingen voor balanceringsenergie blijft bestaan.
89. Daarnaast voegt de ACM overeenkomstig het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders aan artikel 9.19 van de Netcode een verwijzing naar artikel 9.1, derde lid, van de Netcode toe. Met deze verwijzing brengt de ACM de relatie tussen de biedplicht voor balanceringsdiensten op grond van artikel 9.19 en de (aan)biedplicht voor congestiemanagementdiensten op grond van artikel 9.1, derde lid, tot uitdrukking en verduidelijkt deze. In de huidige Netcode is de voornoemde verplichting geformuleerd als een keuze: de desbetreffende partij biedt zijn beschikbare vermogen middels een CSP aan voor redispatch óf middels een BSP als balanceringsenergie. Uit de wijziging volgt dat deze partij zijn beschikbare vermogen middels een CSP aan de netbeheerder dient aan te bieden en, indien de desbetreffende bieding niet voor het oplossen van fysieke congestie is afgeroepen, vervolgens middels een BSP in de vorm van vrije biedingen voor balanceringsenergie. De ACM acht deze wijziging wenselijk, omdat hiermee zo veel mogelijk flexibiliteit voor het oplossen van fysieke congestie en voor de balanshandhaving beschikbaar komt.
90. In overeenstemming met het voorgaande voegt de ACM aan artikel 9.1, derde lid, van de Netcode een verwijzing naar artikel 9.19 van de Netcode toe. Alhoewel deze wijziging niet is opgenomen in het codewijzigingsvoorstel, acht de ACM het wenselijk om met een wederzijdse verwijzing de onderlinge relatie tussen beide bepalingen tot uitdrukking te brengen. Bovendien blijkt uit de toelichting bij het codewijzigingsvoorstel dat de gezamenlijke netbeheerders voornemens waren om deze wijziging in het voorstel op te nemen.
91. Diverse bepalingen in de Netcode verwijzen naar de in artikel 9.19 van de Netcode opgenomen verplichting om redispatch-biedingen in te dienen. Met het wijzigen van artikel 9.19 van de Netcode komen deze verwijzingen te vervallen. Met dit besluit schrapt de ACM de verwijzingen in artikel 9.1, achtste lid, artikel 9.2, derde lid, onderdelen b en d, artikel 9.6, eerste lid, onderdeel e, artikel 9.7, eerste lid, onderdeel d, artikel 9.41, vierde lid, onderdeel c, en artikel 9.41, zesde lid, van de Netcode. Om dezelfde reden past de ACM ook artikel 5.10, tweede lid, onderdeel a, aan. De voorgaande bepalingen verwijzen ook naar de artikel 9.1, derde lid, van de Netcode opgenomen verplichting, waardoor deze wijziging geen inhoudelijke gevolgen heeft.
92. De gezamenlijke netbeheerders stellen gelet op de urgentie van de transportschaarste en het eenduidig kunnen toepassen van congestiemanagement voor om het besluit direct na publicatie in werking te laten treden. De ACM onderschrijft deze urgentie. Zij acht het van groot belang dat alle flexibiliteit die mogelijk kan worden ontsloten, ook daadwerkelijk wordt ontsloten. De verplichting om congestiemanagementdiensten aan te bieden, die in dit besluit nader wordt uitgewerkt, speelt hierbij een belangrijke rol. De ACM heeft dit voorstel daarom overgenomen.
93. In verband met de benodigde implementatietijd van het financiële gevolg bij het niet nakomen van de verplichting tot het leveren van congestiemanagementdiensten hebben de gezamenlijke netbeheerders in hun voorstel voor het financiële gevolg van niet-nakoming een latere inwerkingtredingsdatum opgenomen. Zij stellen voor deze artikelen twaalf maanden na publicatie van het besluit in werking te laten treden. De ACM heeft dit voorstel overgenomen en voor de ingevoegde artikelen 9.1g, 9.1h en 9.1i een datum inwerkingtreding opgenomen van 1 september 2025.
94. In de eerste plaats overweegt de ACM hierbij dat voorgestelde implementatietermijn van een jaar én netbeheerders realistisch gezien de tijd geeft om de processen rondom de implementatie van het financiële gevolg van niet-nakoming zorgvuldig in te regelen én aangeslotenen gezamenlijk met de netbeheerders de tijd geeft om meer ervaring op te doen met de deelnameplicht zonder dat er direct het risico is op een financieel gevolg voor de aangeslotene.
95. In de tweede plaatst overweegt de ACM dat, alhoewel er een risico is dat de verplichting zonder het financiële gevolg tijdelijk minder effectief zal zijn, de ACM verwacht dat de netbeheerders ook zonder dit gevolg de deelnameplicht de komende twaalf maanden al vaker gaan inzetten.
96. Allereerst omdat de natuurlijke groei van bestaande aangeslotenen op het net in zowel invoedings-congestie- als afname-congestiegebieden ze hier toe noodzaakt om fysieke congestie te kunnen oplossen.
97. Daarnaast heeft de gewijzigde definitie van regelbaar vermogen in invoedings-congestiegebieden in het besluit herziening regels congestiemanagement17 tot gevolg dat de netbeheerder naar verwachting de deelnameplicht vaker zal inzetten. Op basis van dit wijzigingsbesluit dient de netbeheerder in invoedings-congestiegebieden ook een inschatting te maken van de hoeveelheid regelbaar vermogen die beschikbaar komt indien de deelnameverplichting wordt afgeroepen voor elektriciteits-opwekkers met toepassing van een ondergrens van 1 MW en de vergoedingen die de aangeslotenen hiervoor vragen. Dit herzieningsbesluit betekent niet dat de netbeheerder in ieder congestiegebied met invoedings-congestie de deelnameverplichting vanaf een ondergrens van 1 MW zal moeten afroepen. Het betekent wel dat de netbeheerder naar verwachting de deelnameverplichting in invoedings-congestiegebieden vaker nodig zal hebben om voldoende zekerheid te hebben over de hoeveelheid regelbaar vermogen die op enig moment in net beschikbaar is voor congestiemanagement om nieuwe transportaanvragen van producenten op de wachtrij te honoreren tot de financiële grens of de bovenlimiet van de technische grens van 150% van de aanwezige transportcapaciteit wordt bereikt.
98. Ter verduidelijking van diverse codebepalingen heeft de ACM enkele tekstuele aanpassingen gedaan. Waar nodig heeft de ACM grammatica, spelling en interpunctie gecorrigeerd. Aangezien het geen inhoudelijke wijzigingen betreffen, geeft de ACM hier in dit hoofdstuk slechts een beperkte toelichting op.
99. De ACM brengt met dit besluit de bewoordingen van artikel 9.6, eerste lid, onderdeel e, van de Netcode in overeenstemming met artikel 9.7, eerste lid, onderdeel d, van de Netcode.
100. De ACM komt tot het oordeel dat de wijzigingen die de gezamenlijke netbeheerders voorstellen, niet in strijd zijn met de belangen, regels en eisen bedoeld in artikel 36, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998.
1. In deze bijlage behandelt de ACM de zienswijzen die zijn ingediend door belanghebbenden op het ontwerp codebesluit.
2. De ACM heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing verklaard op de totstandkoming van dit besluit.
3. De ACM heeft belanghebbenden vanaf 18 april 2024 tot en met 31 mei 2024 in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen op het ontwerp codebesluit in te dienen. De ACM heeft zienswijzen ontvangen van:
– Netbeheer Nederland (hierna: NBNL)
– Vereniging Energie, Milieu en Water (hierna: VEMW)
– Vereniging Energie-Nederland, Energie Samen, Holland Solar en NedZero (hierna: E-NL e.a.)
– Goodman Netherlands B.V. (hierna: Goodman)
– ProRail B.V (hierna: ProRail)
4. Op grond van artikel 3:15, eerste lid, van de Awb kunnen belanghebbenden zienswijzen op een ontwerp codebesluit naar voren brengen. De ACM dient dus te beoordelen of de partijen die een zienswijze naar voren hebben gebracht ook daadwerkelijk belanghebbende zijn in de zin van de Awb.
5. Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat onder een belanghebbende wordt verstaan “degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken”. Daarbij is volgens vaste jurisprudentie van belang dat het gaat om een eigen, objectief bepaalbaar, actueel en persoonlijk belang dat rechtstreeks bij het besluit betrokken is.18 Naast de algemene regels uit de Awb is voor het codebesluit ook artikel 82 van de E-wet van belang, omdat op grond van deze bepaling bepaalde representatieve organisaties geacht moeten worden belanghebbende te zijn bij besluiten genomen op grond van de E-wet.
6. Voor de ontvankelijkheid van een zienswijze is niet alleen vereist dat de indiener daarvan belanghebbende is bij het betreffende besluit, maar ook dat de termijn voor de indiening daarvan in acht is genomen, de indiener een procesbelang heeft en de inhoud van de zienswijze aan bepaalde eisen voldoet. De ACM constateert dat alle zienswijzen die zij heeft ontvangen binnen de hiervoor gestelde termijn zijn ingediend.
7. De ACM stelt vast dat de in randnummer 3 hierboven genoemde partijen die zienswijzen hebben ingediend, als belanghebbende worden aangemerkt en tevens voldoen aan de andere eisen voor ontvankelijkheid.
Respondenten: VEMW
Leidt tot wijziging in besluit?: Nee
Samenvatting zienswijze
8. VEMW merkt op dat het in beroep is gegaan tegen het codebesluit van de ACM van 8 februari 2024 met kenmerk ACM/UIT/610374 inzake de verplichte deelname aan congestiemanagement voor GDS-beheerders. Onderdeel A van het ontwerpbesluit inzake het verplicht aanbieden van congestiemanagementdiensten bouwt volgens VEMW direct voort op voornoemd besluit. Daarom gelden de door VEMW tegen het besluit van 8 februari 2024 ingediende bezwaren ook voor het ontwerpbesluit en zou onderdeel A van het ontwerpbesluit volgens VEMW door de ACM niet gehandhaafd kunnen worden.
Reactie ACM
9. De ACM constateert dat met artikel I, onderdeel A van dit besluit, artikel 5.10, tweede lid, onderdeel a, van de Netcode elektriciteit wordt gewijzigd. In het voorgaande randnummer aangehaalde besluit van 8 februari 2024 heeft de ACM artikel 5.10 in de Netcode opgenomen. VEMW heeft op 22 maart 2024 tegen dit besluit beroep aangetekend bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) en verzoekt het CBb om vernietiging van het besluit.
10. Uit artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat het beroep dat VEMW heeft ingesteld geen schorsende werking heeft, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald. Hieruit volgt dat de stelling van VEMW dat onderdeel A van het ontwerpbesluit niet gehandhaafd kan worden onjuist is. Van een uitzondering bij of krachtens wettelijk voorschrift is in het onderhavige geval geen sprake.
11. Wellicht ten overvloede merkt de ACM op dat de wijziging van artikel 5.10, tweede lid, onderdeel a, ziet op het schrappen van de verwijzing naar artikel 9.19 in relatie tot de CSP en het omdraaien van de volgorde waarin de CSP en de BSP worden genoemd. Zoals blijkt uit paragraaf 3.2.7 van dit besluit, hebben deze wijzigingen geen inhoudelijke gevolgen.
Respondenten: ProRail
Leidt tot wijziging in besluit?: Ja
Samenvatting zienswijze
12. Onder verwijzing naar het besluit van de ACM van 16 april 2024 met zaaknummer ACM/22/180812 betreffende het beperken van niet-gebruikte transportrechten (hierna: GOTORK-besluit) vraagt ProRail de ACM om te bevestigen dat de in artikel 9.1a, eerste lid, onderdeel b, van de Netcode opgenomen uitzonderingsgrond voor het verplicht aanbieden van congestiemanagementdiensten voor ProRail geldt. Hiertoe voert ProRail aan dat de ACM in randnummer 130 van bijlage 1 bij het GOTORK-besluit opmerkt dat de NCTV-lijst, waar in artikel 9.1a, eerste lid, onderdeel a, van de Netcode ook naar wordt verwezen, onvoldoende concreet is en ruimte laat voor interpretatie. Derhalve zal de ACM de keuze om aan te haken bij de NCTV-lijst, zo vervolgt de ACM in randnummer 131 van bijlage 1 bij het GOTORK-besluit, in de toekomst heroverwegen. De ACM geeft aan onder meer te zullen onderzoeken of kan worden aangesloten bij het Besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen (hierna: Bbni). Hieruit leidt ProRail af dat het onzeker is of de ACM in het definitieve besluit inzake het verplicht aanbieden van congestiemanagementdiensten aansluit bij de NCTV-lijst en, als zij dat niet doet, of zij dan aansluit bij de Bbni-lijst, waarin het ‘beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur’ als essentiële dienst wordt aangemerkt. Gelet op deze onzekerheid verzoekt ProRail de ACM om in het definitieve codebesluit te verduidelijken dat de uitzondering van artikel 9.1a, eerste lid, onderdeel b, van de Netcode ook voor het (geëlektrificeerde) openbaar vervoer per spoor geldt en de spoorwegondernemingen (als afnemers zonder aansluiting), de beheerder van de hoofdspoorweginfrastructuur en de fysieke aangeslotene op het tractienet betreft.
13. Daarnaast verzoekt ProRail de ACM om te verduidelijken waar de voorwaarden uit bestaan die worden genoemd in randnummer 12 van het ontwerpbesluit. In dit randnummer, waarin de ACM een toelichting geeft op de in artikel 9.1a, eerste lid, van de Netcode, merkt de ACM op dat de uitzondering van de verplichte deelname aan marktgebaseerd en niet-marktgebaseerd congestiemanagement ‘onder voorwaarden’ geldt voor openbaar vervoersbedrijven. ProRail constateert dat de term ‘voorwaarden’ in de codetekst niet terugkomt.
14. Tot slot verzoekt ProRail de ACM om het begrip ‘installaties’ uit onderdeel b van het eerste lid van artikel 9.1a te verduidelijken of, in overeenstemming met het GOTORK-besluit19, te schrappen, zodat duidelijk is dat ook netten onder de uitzonderingsgrond kunnen vallen.
Reactie ACM
15. De ACM verwijdert de woorden ‘onder voorwaarden’ uit de toelichting op artikel 9.1a, eerste lid. Deze woorden zijn per abuis in de toelichting terechtgekomen. Zoals ProRail terecht opmerkt, komt de term ‘voorwaarden’ niet terug in de codetekst en gelden er dan ook geen voorwaarden voor openbaar vervoersbedrijven, anders dan de algemeen voor de uitzonderingsgrond geldende voorwaarde dat het door de netbeheerder ingrijpen op het door de aangeslotene geplande netgebruik direct van invloed is op het functioneren van maatschappelijke voorzieningen.
16. De ACM constateert dat zij in het GOTORK-besluit in reactie op een door ProRail ingediende zienswijze het begrip ‘installaties’ uit artikel 7.13, zevende lid, onderdeel b, van de Netcode elektriciteit heeft geschrapt. Hiermee heeft de ACM willen verduidelijken dat ook netten, zoals een eigen net van een ziekenhuis, onder de in voornoemd artikel opgenomen uitzonderingsgrond vallen.20 In overeenstemming met het voorgaande is de ACM is van mening dat netten ook onder de uitzonderingsgrond van artikel 9.1a, tweede lid, onderdeel b, van de Netcode elektriciteit kunnen vallen. Derhalve schrapt de ACM het begrip ‘installaties’ uit de voornoemde bepaling.
17. In reactie op het verzoek van ProRail om, kort gezegd, te bevestigen dat de in artikel 9.1a, onderdeel b, opgenomen uitzonderingsgrond voor ProRail geldt en op het verzoek om hiertoe de bepaling te verduidelijken, merkt de ACM op dat het haar aannemelijk lijkt dat de door ProRail in zijn zienswijze benoemde processen onder de vitale processen als bedoeld in artikel 9.1a, onderdeel a, vallen. Het is echter aan partijen zelf om te onderbouwen dat zij onder de voornoemde uitzondering vallen.21 De bewijslast hiervoor ligt dus bij de partij die hier een beroep op doet. Hetzelfde geldt voor de in onderdeel b van artikel 9.1a opgenomen uitzonderingsgrond. Hierbij is het van belang om te vermelden dat, zoals in het voorgaande randnummer toegelicht, de ACM het begrip ‘installaties’ heeft geschrapt, waarmee zij beoogt tot uitdrukken te brengen dat netten ook onder de uitzonderingsgrond kunnen vallen.
Respondenten: VEMW
Leidt tot wijziging in besluit?: Nee
Samenvatting zienswijze
18. VEMW stelt dat artikel 9.1a van het ontwerpbesluit niet volledig is en verzoekt de ACM om aan de in het eerste lid genoemde uitzonderingsgronden voor de verplichte bijdrage aan het oplossen van fysieke congestie twee gronden toe te voegen: i) gevaar voor de veiligheid en betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening en ii) gevaar voor de veiligheid van de diensterlening van de aangeslotene. Ter onderbouwing van zijn zienswijze citeert VEMW randnummer 30 uit de toelichting bij het besluit van de ACM van 8 februari 2024 met kenmerk ACM/UIT/601262 inzake de verplichte deelname van GDS’en aan congestiemanagement. In randnummer 30 van de toelichting bij dit besluit merkt de ACM, voor zover hier relevant, op: “Naar mening van de ACM kan het al dan niet verplicht meedoen met congestiemanagement niet tot gevolg hebben dat de veiligheid en betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening dan wel de veiligheid van de dienstverlening van aangeslotenen in gevaar komt.”
Reactie ACM
19. De ACM constateert dat zij in de door VEMW aangehaalde passage uit het besluit inzake de verplichte deelname van GDS’en aan congestiemanagement reageert op een door, onder meer, VEMW ingediende zienswijze. In deze zienswijze gaat het om de verhouding tussen de verplichting van de GDS-beheerder om de veiligheid en betrouwbaarheid van zijn GDS te waarborgen22 en de deelname van aangeslotenen aan congestiemanagement of het (ongelimiteerd) faciliteren van het aanbieden van flexibiliteitsdiensten door de beheerder.
20. In haar reactie op de zienswijze van VEMW merkt de ACM in randnummer 31 van voornoemd besluit op dat een aangeslotene op bepaalde momenten niet in staat zal zijn enige flexibiliteit te bieden. Ook stelt de ACM dat het verplicht faciliteren door de GDS-beheerder van deelname van GDS-aangeslotenen aan congestiemanagement moet plaatsvinden binnen de context van de primaire verantwoordelijkheden van de GDS-beheerder, waaronder de veiligheid. Aansluitend merkt de ACM in randnummer 32 van voornoemd besluit op dat het niet de bedoeling is dat de verplichting voor aangeslotenen om een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie vrijblijvend wordt. Zo moet veiligheid niet als argument tegen deelname aan congestiemanagement worden gebruikt, als deze niet daadwerkelijk in het geding is.
21. De ACM constateert dat uit artikel 9.1f, vierde lid, van de Netcode elektriciteit, zoals opgenomen in dit besluit, volgt dat een aangeslotene die niet of slechts in beperkte mate in staat is om een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie, schriftelijk gemotiveerd kan afwijken van de in het tweede lid van hetzelfde artikel bedoelde niet-bindende leidraad. Het waarborgen van de veiligheid en betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening en/of van de dienstverlening van de aangeslotene kan een reden zijn om af te wijken van de leidraad.
22. In overeenstemming met het voorgaande neemt de ACM het verzoek van VEMW om in artikel 9.1a van het ontwerpbesluit twee algemene uitzonderingsgronden met betrekking tot de veiligheid en betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening en van de dienstverlening van de aangeslotene op te nemen niet over. Artikel 9.1f, vierde lid, biedt voor beide punten voldoende grondslag de veiligheid te waarborgen, zonder de verplichte deelname middels een algemene uitzonderingsgrond in artikel 9.1a, eerste lid, te vrijblijvend te maken.
Respondenten: E-NL e.a.
Leidt tot wijziging in besluit?: Nee
Samenvatting zienswijze
23. E-NL e.a. geeft aan het belangrijk te vinden om de gevolgen van de verplichting voor afnemers om een aanbod voor congestiemanagement te doen af te wegen tegen de mogelijke voordelen voor het energiesysteem als geheel, bijvoorbeeld door het uitvoeren van een Maatschappelijke Kosten-batentoets (MKB-toets). Het verplichten van afnemers leidt volgens E-NL e.a. tot grote administratieve lasten en het oplossen van afnamecongestie is volgens E-NL in veel gevallen waarschijnlijk goedkoper door aan de productiekant op strategische plekken invoeding te realiseren. Ook noemt E-NL e.a. de mogelijkheid van flextenders om de benodigde flexibele capaciteit te contracteren, zoals nu ook in FGU-gebied23 gebeurt. E-NL e.a. geeft aan dat door de combinatie van deze instrumenten ook slimme combinaties kunnen worden gemaakt van afname-flexibiliteit en opslag.
Reactie ACM
24. De ACM merkt op dat de netbeheerder verantwoordelijk is voor efficiënt netwerkbeheer waaronder efficiënte inkoop van capaciteit om congestie op te lossen. De netbeheerder heeft hier naast netverzwaring verschillende instrumenten voor tot zijn beschikking (congestiemanagement, flextenders). Welk combinatie van instrumenten op een bepaald knelpunt het meest effectief en kostenefficiënt is, kan per situatie verschillen. Omdat de flexibiliteit die bij verbruikers beschikbaar is, een belangrijke bijdrage kan leveren aan het oplossen van afnamecongestie acht de ACM het redelijk dat verbruikers verplicht kunnen worden om een aanbod te doen voor congestiemanagement zodat de netbeheerder weet hoeveel flexibiliteit er beschikbaar is en tegen welke kosten. Een verbruiker moet een gemotiveerd aanbod voor een capaciteitsbeperking en/of redispatch doen, maar bepaalt uiteindelijk zelf of hij een contract afsluit en tegen welke prijs. Om de ‘kosten’ en ‘baten’ van de inzet van de deelnameplicht in balans te houden hanteren de netbeheerders daarbij als uitgangspunt dat de ondergrens van de verplichting zo hoog mogelijk ligt om (kleinere) afnemers niet onnodig te belasten (zie ook paragraaf 3.2.3.3). De netbeheerder heeft bij verbruikers geen mogelijkheid om niet-marktgebaseerde redispatch toe te passen. De netbeheerder hoeft bij het bepalen van de financiële en technische grens in gebieden met afnamecongestie daarom ook alleen het vermogen dat in contracten voor congestiemanagementdiensten is vastgelegd als regelbaar vermogen te beschouwen.24
Respondenten: Goodman
Leidt tot wijziging in besluit?: Nee
Samenvatting zienswijze
25. Aangezien een congestiegebied bepaalt wordt per richting (afname of invoeding) kan het voorkomen dat een aangeslotene zich in twee congestiegebieden bevindt. Goodman vraagt de ACM om in overweging te nemen om vast te leggen dat in dit geval de aangeslotene met op dezelfde locatie niet verplicht kan worden tot deelname aan congestiemanagement in beide congestiegebieden.
Reactie ACM
26. In de situatie die Goodman beschrijft is de aangeslotene (met een gecontracteerd transportvermogen van minimaal 1 MW) zowel producent (bijvoorbeeld zonnepanelen op dak) als afnemer van energie. De ACM acht het in dat geval redelijk dat de aangeslotene (op basis van de leidraad) gemotiveerd aangeeft aan de netbeheerder welk regelbaar vermogen hij beschikbaar heeft voor zowel opwek- als afname en tegen welke prijs. Mocht de zeldzame situatie zich voordoen dat twee netbeheerders een tegengestelde behoefte hebben bij een aangeslotene (bijvoorbeeld TenneT voor afname en Stedin voor invoeding) dan is in artikel 9.1d van dit besluit geregeld dat de netbeheerders de inzet van de te leveren bijdrage aan het oplossen van fysieke congestie onderling afstemmen.
Respondenten: Goodman, E-NL e.a.
Leidt tot wijziging in besluit?: Nee
Samenvatting zienswijze
27. Goodman en E-NL e.a. geven aan dat de aangeslotene keuzevrijheid moet hebben tussen de verschillende congestiemanagementproducten.
Reactie ACM
28. De ACM begrijpt dat een aangeslotene de voorkeur kan hebben voor het redispatch- of het capaciteitsbeperkingsproduct. De ACM merkt hierbij op dat de aangeslotene deze diensten ook vrijwillig – tegen vergoeding – kan aanbieden aan de netbeheerder overeenkomstig artikel 9.1, eerste en tweede lid van de Netcode. De netbeheerder kan op het moment van afroepen van de deelnameplicht in een congestiegebied een voorkeur hebben voor een specifiek product. Zo kan het voor de bedrijfsvoering beter mogelijk zijn om in een bepaald gebied het capaciteitsbeperkingsproduct of het redispatchproduct in te zetten. De ACM merkt op dat de netbeheerder er belang bij heeft om een productvorm voor te schrijven die, gezien de aard van de aangeslotenen in het congestiegebied, zoveel mogelijk regelbaar vermogen zal ontsluiten. De ACM merkt ook op dat de netbeheerder rekening dient te houden met de technische aansluitvoorwaarden die voor de verschillende aangeslotenen gelden. De ACM merkt ten slotte op dat aangeslotenen binnen deze genoemde vereisten moeten kunnen bijdragen aan de efficiënte werking van het elektriciteitssysteem en dat zij een CSP kunnen inschakelen in het proces van contracteren en inzetten van congestiemanagementdiensten.
29. De ACM acht het daarom redelijk dat de netbeheerder bij het afroepen van de deelnameplicht de aangeslotenen in het congestiegebied om een bepaald product kan verzoeken.
Respondenten: NBNL
Leidt tot wijziging in besluit?: Ja
Samenvatting zienswijze
30. NBNL merkt op dat randnummers 29 en 30 uit de toelichting bij het ontwerpbesluit niet strookt met de definitie van regelbaar vermogen in het definitieve besluit herziening regels congestiemanagement.25. In dit besluit staat dat de netbeheerder tijdens het congestieonderzoek een inschatting maakt welk vermogen beschikbaar komt bij inzet van de deelnameplicht. NBNL verzoekt de ACM dit besluit daarmee in lijn te brengen.
Reactie ACM
31. De ACM heeft bij de definitie van regelbaar vermogen in het in het vorige randnummer genoemde besluit een onderscheid gemaakt tussen gebieden met invoedingscongestie en gebieden met afnamecongestie. In dit besluit wordt al het gecontracteerd vermogen beschouwd als regelbaar vermogen in zowel afname- als invoedingscongestiegebieden. In invoedingscongestiegebieden telt aanvullend ook het overig vermogen van elektriciteitsproductie-eenheden mee dat bij inzet van de deelnameplicht, met toepassing van een ondergrens van 1 MW, beschikbaar is voor het verminderen van elektriciteitsinvoeding. Dat betekent dat de netbeheerder in gebieden met invoedingscongestie tijdens het congestieonderzoek van dit beschikbare overige vermogen een inschatting moet maken. De ACM heeft in de toelichting bij onderhavig besluit het onderscheid tussen gebieden met invoedings- en afnamecongestie en de rol daarin van de deelnameplicht verduidelijkt en in lijn gebracht met het besluit herziening regels congestiemanagement van 18 april 2024.
Respondenten: Goodman
Leidt tot wijziging in besluit?: Nee
Samenvatting zienswijze
32. Goodman vraagt de ACM om in het kader van investeringszekerheid expliciet in het besluit op te nemen binnen welke termijn na de vooraankondiging van congestie de netbeheerder aan aangeslotenen de deelnameverplichting eenmalig mag afroepen. Goodman stelt voor om hierbij aan te sluiten bij de maximale termijnen die de ACM heeft vastgesteld voor publicatie van het congestierapport (6 maanden voor gebieden met invoedingscongestie en 12 maanden voor gebieden met afnamecongestie).26
Reactie ACM
33. Het is aan de netbeheerder om (in eerste instantie gedurende het congestieonderzoek) te bepalen of inzet van de deelnameplicht nodig is om de fysieke congestie op te lossen en om daarbij de ondergrens van het vermogen te bepalen. De ACM verwacht gelet op de geldende maximale termijnen voor publicatie van het congestierapport dat de netbeheerder de deelnameplicht maar eenmaal kan afroepen tijdens het congestieonderzoek. De ACM acht het echter niet wenselijk om hier een maximale termijn aan te koppelen, omdat het uitgangspunt is dat de deelnameplicht alleen wordt ingezet als dat nodig is. Als vrijwillig congestiemanagement of de initiële ondergrenswaarde van de deelnameplicht tijdens het congestieonderzoek tot onvoldoende aanbod van congestiemanagementdiensten leidt, kan een nadere bijstelling van de ondergrenswaarde naar beneden nodig zijn na publicatie van het congestierapport. Bijstelling van de ondergrenswaarde naar beneden betekent overigens in de praktijk dat de verplichting om een aanbod te doen op een aanvullende groep aangeslotenen rust en niet dat dezelfde aangeslotenen opnieuw verplicht worden om een aanbod te doen.
Respondenten: E-NL e.a.
Leidt tot wijziging in besluit?: Ja
Samenvatting zienswijze
34. E-NL e.a. wijzen er op dat het binnen een maand aanwijzen van een CSP niet haalbaar is, zeker als de aangeslotene nog volledig onbekend is met netcongestie. Zo duurt volgens E-NL e.a. alleen al het benaderen van verschillende CSP’s en het uitvragen van offertes al langer dan een maand. Daarna moeten vaak nog flexibiliteits-scans worden uitgevoerd en vervolgens moeten complexe afspraken worden gemaakt tussen netgebruiker, CSP en BRP.
35. E-NL e.a. geeft aan dat pre-kwalificatie van de aansluiting voor het kunnen aanbieden van congestiemanagementdiensten binnen 3 maanden niet haalbaar is. E-NL pleit, zeker voor afnemers voor een langere termijn van bijvoorbeeld 6 maanden.
36. E-NL geeft aan het onlogisch te vinden dat ook partijen waarvan de biedingen zo hoog zijn dat die door de netbeheerder nooit zullen worden geselecteerd, ook moeten pre-kwalificeren.
Reactie ACM
37. In reactie op het punt van E-NL dat het aanwijzen van een CSP binnen een maand niet haalbaar is, verwijst de ACM naar artikel 9.1e, eerste lid, van het ontwerpbesluit waarin staat dat indien een bestaande aangeslotene op wie de in artikel 9.1, vierde lid bedoelde verplichting rust, bij de in artikel 9.1, vijfde lid, bedoelde publicatie van de verplichting nog geen CSP heeft aangewezen, hij deze binnen drie maanden na de publicatie aanwijst. Voor verbruikers verlengt de ACM deze termijn naar 6 maanden (zie hierna).
38. Een aangeslotene moet bepalen welk gedeelte van zijn vermogen op welk moment geschikt is voor de inzet als capaciteitsbeperking of redispatch. Voor een aangeslotene met een gecontracteerd transportvermogen voor invoeding van elektriciteit zou dat relatief makkelijk te bepalen moeten zijn. Voor een aangeslotene met een gecontracteerd transportvermogen voor afname van elektriciteit ziet de ACM dat dit complexer kan zijn omdat zij doorgaans nog niet bekend zijn met congestiemanagement en dit inwerkt op de bedrijfsprocessen en aanpassing daarvan waarschijnlijk noodzakelijk is. De ACM gaat daarom met E-NL e.a. mee dat voor verbruikers op wie de in artikel 9.1, vierde lid bedoelde verplichting van toepassing is, de termijn wordt verhoogd naar 6 maanden vanaf het moment dat de verplichting door de netbeheerder bekend wordt gemaakt. Voor invoeders blijft dit 3 maanden. De ACM heeft hierin tevens verduidelijkt dat deze termijnen gelden voor alle aangeslotenen, ongeacht of ze al een CSP hebben aangewezen en/of hun aansluiting hebben geprekwalificeerd (zie paragraaf 3.2.3.7).
39. De pre-kwalificatie is een administratief proces waarbij de netbeheerder een aantal basisvoorwaarden voor deelname aan congestiemanagement controleert. Pre-kwalificatie is een noodzakelijke stap om deel te kunnen nemen aan congestiemanagement, ongeacht de vraag of, en hoe vaak, de netbeheerder uiteindelijk gebruik zal maken van de bieding. De netbeheerder heeft de biedingen nodig om te kunnen beslissen welke biedingen worden afgeroepen. Daarbij is het van belang dat de netbeheerder aan de hand van de financiële grens heeft berekend hoe veel congestiemanagement hij nodig heeft en geen keuze heeft om te weinig biedingen af te roepen, ook al zijn die duur. Daarom gaat de ACM niet mee in de suggestie van E -NL om partijen waarvan de biedingen hoog zijn, niet hoeven te prekwalificeren.
Respondenten: E-NL
Leidt tot wijziging in besluit?: Ja
40. E-NL vraagt om een toelichting op de wijziging van artikel 9.1, derde en vierde lid. In het ontwerpbesluit staat dat aangeslotenen verplicht zijn om tegen door de netbeheerder vast te stellen procedures en specificaties overeenkomstige bijlage 11 en 12 een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie. E-NL vraagt om een bevestiging dat hiermee niet beoogd wordt dat netbeheerders de standaardcontracten voor congestiemanagementproducten eenzijdig kunnen opleggen en wijzigen, terwijl daar nu nog over onderhandeld zou moeten worden. Bijvoorbeeld als het gaat om bepalingen over aansprakelijkheid.
41. De ACM neemt de zienswijze over. De ACM merkt hierbij op dat het niet wenselijk is dat onderhandelingen de tijdige uitvoering van congestieonderzoeken in de weg staat. De ACM is van mening dat de standaardcontracten zoals gepubliceerd op de website partnersinenergie.nl ertoe moeten dienen om het vastleggen van regelbaar vermogen te bespoedigen. De ACM acht het echter ook niet wenselijk dat de netbeheerder eenzijdig voorwaarden met betrekking tot (bijvoorbeeld) aansprakelijkheid vaststelt. De ACM heeft artikel 9.1, eerste en vierde lid, aangepast. Zie ook de toelichting hierbij in paragraaf 3.2.1.
42. De ACM benadrukt dat de biedplicht geen contracteerplicht vormt. Aangeslotenen op wie de deelnameplicht van toepassing is, dienen een volume regelbaar vermogen voor een hiervoor gevraagde prijs aan de netbeheerder aan te bieden. De ACM zal bij eventuele toekomstige discussies primair beoordelen of een aangeslotene een volume en een prijs heeft aangeboden aan de netbeheerder binnen de geldende termijn. De netbeheerder dient te overwegen dat iedere aanvullende specificatie die in congestiemanagementcontracten wordt opgenomen, aanleiding kan vormen voor terughoudendheid bij aangeslotenen om een dergelijk contract te ondertekenen. De ACM is van mening dat de aanvullende voorwaarden vooral betrekking moeten hebben op de praktische uitvoerbaarheid rondom het inzetten en verrekenen van congestiediensten.
Respondenten: Goodman, E-NL, VEMW
Leidt tot wijziging in besluit?: Nee
Samenvatting zienswijze
43. (O.a.) Goodman, E-NL e.a., VEMW geven aan dat het op basis van het ontwerpbesluit aan het ‘subjectief’ oordeel van de netbeheerder lijkt om vast te stellen of de deelnameplicht nodig is en of aan de verplichting is voldaan. Netbeheerders krijgen volgens verschillende marktpartijen daarmee veel mogelijkheden om te bepalen of een bieding voldoet aan de door henzelf gestelde eisen, en krijgen daarmee veel bevoegdheden om boetes uit te delen. Vanwege deze financiële consequenties vragen verschillende marktpartijen daarom de ACM om de boetebepaling van heldere regels te voorzien. Zo zou ACM nader moeten bepalen wat onder ‘het aanbieden van beschikbaar vermogen’ wordt volstaan en waarborgen in moeten bouwen dat netbeheerders alleen biedingen uitvragen en boetes kunnen uitdelen voor periodes waarin ook daadwerkelijk congestie dreigt.
Reactie ACM
44. Als reactie op de interpretatie van Goodman dat de beoordeling of wel of niet aan de verplichting is voldaan een subjectief oordeel is van de netbeheerder, stelt de ACM dat dit een onjuiste interpretatie is. Het wel of niet voldoen aan de biedplicht hangt af van het feitelijk wel of niet doen van een bieding. Er is naar de mening van de ACM dan ook geen sprake van een subjectief oordeel van de netbeheerder in de bepaling of wel of niet aan de biedplicht is voldaan.
45. In reactie op het punt van VEMW merkt de ACM op dat uit de concept leidraad die de ACM heeft gezien als bijlage bij het codevoorstel blijkt dat het voor verbruikers nog niet mogelijk is gebleken een generieke regel op te stellen voor het volume dat redelijkerwijs beschikbaar is voor congestiemanagement. In de praktijk betekent dit dat verbruikers op dit moment in de (concept) leidraad voor dit volume geen houvast vinden en dit eenmalig moeten motiveren.
46. De ACM benadrukt dat de leidraad niet juridisch bindend is en aangeslotenen hier gemotiveerd vanaf kunnen wijken. De validatie door de netbeheerder van de vraag of aan de verplichting is voldaan, en derhalve of de aangeslotene voor-nakoming een bedrag verschuldigd is of niet, beperkt zich tot de vraag of er een bieding redispatch en/of capaciteitsbeperking is gedaan en niet hoeveel vermogen er is aangeboden en of dat overeenkomt met de richtlijnen uit de leidraad. De leidraad dient daarmee primair als doel om het gesprek tussen de netbeheerder en de aangeslotene te faciliteren over welk vermogen beschikbaar is. De ACM heeft het voorstel van de netbeheerders voor een niet-bindende leidraad overgenomen in plaats van zelf bindende regelgeving op te stellen in de Netcode. Reden is dat de hoeveelheid regelbaar vermogen die verschillende type aangeslotenen beschikbaar hebben voor congestiemanagement niet uniform en eenduidig is vast te stellen door de ACM, netbeheerders of marktpartijen en daarmee op dit moment niet geschikt is voor het vastleggen in bindende regels. Daarnaast heeft een leidraad als voordeel ten opzichte van de Netcode dat deze sneller kan worden aangepast bij nieuwe inzichten en ontwikkelingen en hebben de netbeheerders in veel gevallen ook niet het inzicht om te beoordelen of een aangeslotene alle flexibiliteit aanbiedt die hij kan aanbieden.
47. De ACM is zich er van bewust dat de verplichting een belasting is voor de aangeslotene. Hierdoor is het onwenselijk dat de netbeheerders de deelnameplicht vaker inzetten dan noodzakelijk om fysieke congestie op te lossen. Dit is aan de ene kant geborgd door de algehele verplichting om de grenswaarde niet lager te leggen dan noodzakelijk. Maar ook dan is er nog een risico dat netbeheerders op basis van de verplichting capaciteitsbeperking en/of biedingen redispatch uitvragen voor periodes/momenten waarop dat niet noodzakelijk is, of bij teveel partijen biedingen uitvragen ten opzichte van het aantal partijen dat daadwerkelijk wordt afgeroepen. De ACM heeft daarom in het besluit opgenomen dat ze de effecten van de verplichting en het financiële gevolg van niet-nakoming zal monitoren. Als ze hier ongewenste trends in ziet (of hier signalen over krijgt van marktpartijen) kan dat voor de ACM een aanwijzing zijn dat de verplichting niet werkt zoals beoogd en kan dat een reden zijn voor de ACM om de Netcode aan te passen (zie paragraaf 3.2.5.7).
Respondenten: NBNL, ProRail
Leidt tot wijziging in besluit?: Ja
Samenvatting zienswijze
48. NBNL merkt op dat de financiële sanctie zoals opgenomen in het codewijzigingsvoorstel, in het ontwerpbesluit is omgezet in een opdracht aan de netbeheerders tot het opnemen van een boetebeding in de aansluit- en transportovereenkomst. Een toelichting van de ACM op deze wijziging ontbreekt. NBNL pleit ervoor om de oorspronkelijke tekst over de financiële sanctie uit het codewijzigingsvoorstel in het uiteindelijke besluit op te nemen.
49. In reactie op het tweede informatieverzoek van de ACM, waarin de gezamenlijke netbeheerders is gevraagd om een toelichting te geven op hun bezwaren tegen het opnemen van een boetebeding in de aansluit- en transportovereenkomst, merkt NBNL op dat de plicht tot het aanbieden van congestiemanagement in het codevoorstel en het ontwerpbesluitvormgegeven is vormgegeven als onderdeel van de bedrijfsvoeringsvoorwaarden. Daarmee is de verplichting rechtstreeks van toepassing op de relatie tussen de aangeslotene en de netbeheerder. De consequentie voor het niet voldoen aan die verplichting zou volgens de gezamenlijke netbeheerders net zo goed onderdeel moeten zijn van die bedrijfsvoeringsvoorwaarden en niet gepositioneerd moeten worden als een contractueel boetebeding.
50. Daarnaast merken de gezamenlijke netbeheerders in reactie op het tweede informatieverzoek op dat zij van mening zijn veranderd ten aanzien van de formulering van de bepaling, zoals opgenomen in het oorspronkelijke codewijzigingsvoorstel. De uitdrukking ‘een sanctie opleggen’ zou niet goed passen bij de rol van de netbeheerder, noch bij de rol van de Netcode elektriciteit in de relatie tussen de aangeslotene en de netbeheerder. De gezamenlijke netbeheerders stellen dat het niet de netbeheerder is die de bevoegdheid krijgt om een sanctie of een boete op te leggen, maar dat voor de aangeslotene een verplichting tot betaling volgt, indien deze zijn plicht tot het leveren van congestiemanagementdiensten niet nakomt. In overeenstemming met het voorgaande hebben de gezamenlijke netbeheerders in hun reactie op het tweede informatieverzoek een voorstel voor een gewijzigde formulering van artikel 9.1g opgenomen.
51. ProRail plaatst in zijn zienswijze kanttekeningen bij het opnemen van artikel 9.1g in de Netcode elektriciteit. Volgens ProRail passen verplichte boetes niet binnen een contractuele relatie tussen twee professionele partijen.
Reactie ACM
52. In algemene zin is de ACM terughoudend met het opnemen van bepalingen die een financieel gevolg verbinden aan een doen of een nalaten in de Netcode. Echter, tegen de achtergrond van de omvangrijke congestieproblematiek in Nederland acht de ACM het opnemen van een financieel gevolg met betrekking tot de deelnameplicht noodzakelijk om de effectiviteit van die plicht, en daarmee van congestiemanagement, te vergroten. Vanuit dat oogpunt én vanuit het oogpunt van gelijkheid dient deze bepaling te gelden voor alle aangeslotenen op wie in voorkomend geval de deelnameplicht van toepassing is.
53. Teneinde het beoogde effect van de deelnameplicht te bereiken, volgt de ACM NBNL in zijn verzoek en neemt zij de verplichting tot betaling die ontstaat als de aangeslotene zijn plicht tot het leveren van congestiemanagementdiensten niet nakomt in de Netcode op. Een plicht voor de netbeheerder om een boetebepaling in de tussen hem en zijn aangeslotenen geldende aansluit- en transportovereenkomst op te nemen, kan de effectiviteit van de deelnameplicht beperken. Immers, alvorens de boetebepaling tussen de betrokken partijen geldt, dient de aansluit- en transportovereenkomst gewijzigd te worden. Hetzelfde geldt voor een mogelijke toekomstige wijziging van de boetebepaling. Verder is de ACM met NBNL en ProRail van mening dat een door de Netcode voorgeschreven financiële verplichting, tegen de achtergrond van de privaatrechtelijke aard van de rechtsverhouding tussen de aangeslotene en de netbeheerder, opgenomen dient te worden in de Netcode zelf.
54. De ACM constateert dat de gezamenlijke netbeheerders in hun gewijzigde voorstel voor artikel 9.1g, het in het oorspronkelijke codewijzigingsvoorstel opgenomen artikel 9.1d als uitgangspunt heeft genomen. Afgezien van wijzigingen in de formulering die de in randnummer 50 toegelichte opvatting van NBNL weerspiegelen, komen de voornoemde bepalingen met elkaar overeen. De gezamenlijke netbeheerders hebben de door de ACM in het ontwerpbesluit aangebrachte wijzigingen ten opzichte van het codewijzigingsvoorstel niet meegenomen in zijn nieuwe voorstel. De ACM is evenwel van mening dat de door haar aan artikel 9.1g gewijzigde en toegevoegde elementen in haar definitieve besluit gehandhaafd dienen te blijven. Derhalve neemt zij het gewijzigde voorstel van de gezamenlijke netbeheerders niet één-op-één over. Wel neemt zij de door gezamenlijke netbeheerders voorgestelde wijziging in terminologie over.
55. Verder heeft de ACM ten opzichte van het ontwerpbesluit de volgende wijzigingen in artikel 9.1g doorgevoerd. Ten eerste heeft de ACM de bepaling in drieën gedeeld. Artikel 9.1g ziet nu enkel op de procedure bij en het financiële gevolg van niet-nakoming van de plicht om biedingen redispatch in te dienen. Artikel 9.1h bepaalt hetzelfde, maar dan enkel voor het capaciteitsbeperkingsproduct. Artikel 9.1i, tot slot, ziet op de jaarlijks door de gezamenlijke netbeheerders uit te voeren evaluatie ten aanzien van de hoogte van de bedragen die een aangeslotene bij niet-nakoming van de deelnameplicht verschuldigd is. De ACM is van mening dat deze onderverdeling van de voorschriften logischer en (daarmee) duidelijker is. Ten tweede heeft de ACM de in artikel 9.1h uit het ontwerpbesluit opgenomen voorschriften met betrekking tot de schriftelijke notificatie die de netbeheerder bij niet-nakoming van de verplichting door een aangeslotene dient te versturen in artikel 9.1g en het nieuwe artikel 9.1h opgenomen. Hiermee is artikel 9.1h uit het ontwerpbesluit komen te vervallen. Tot slot heeft de ACM ten opzichte van het ontwerpbesluit enkele tekstuele verbeteringen doorgevoerd.
Respondenten: E-NL e.a.
Leidt tot wijziging in besluit?: Nee
Samenvatting zienswijze
56. E-NL e.a. wijst er in haar zienswijze op dat netbeheerders op basis van de Netcode een verplichting hebben om in congestiegebieden partijen op het net aan te sluiten, in combinatie met congestiemanagement. E-NL e.a. geeft aan signalen te ontvangen dat dit niet gebeurt en dat de netbeheerders momenteel ook geen prikkel hebben om zich aan de verplichting te houden omdat er geen boete volgt. De ACM zou hier volgens E-NL e.a. actiever op moeten handhaven. In dat kader vindt E-NL een automatische boete als de aangeslotene zich niet aan de deelnameplicht houdt niet proportioneel.
Reactie ACM
57. De ACM merkt op dat hij in paragraaf 3.2.5 van dit besluit heeft gemotiveerd waarom hij een financieel gevolg noodzakelijk vindt om de deelnameplicht effectief te maken.
58. In reactie op jet punt van E-NL e.a. ten aanzien van de aansluitplicht merkt de ACM het volgende op. Netbeheerder zijn verplicht om verzoeken om transportcapaciteit honoreren op volgorde van de wachtrij. Er geldt (o.a.) een uitzondering voor deze verplichting als er sprake is van structurele congestie. Netbeheerders stellen dit na een vooraankondiging vast in een congestieonderzoek. Netbeheerders moeten vervolgens congestiemanagement toepassen tot aan de financiële en technische grens alvorens ze verzoeken om transportcapaciteit alsnog mogen weigeren. Dat partijen in de wachtrij op dit moment vaak "geen aanbod van transportcapaciteit krijgen in combinatie met congestiemanagement” heeft in veel gevallen te maken met de geconstateerde paradox dat in veel congestiegebieden sprake is van natuurlijke groei waardoor ruimte voor deze nieuwe partijen afhankelijk is van de ruimte die door bestaande aangeslotenen wordt gemaakt. Dit illustreert het belang van de (inzet van de) deelnameplicht, welke in dit besluit verder uitgewerkt wordt. Daarnaast is er op de regionale netten vaak geen transportruimte vanwege congestieknelpunten op het hoger gelegen net van TenneT. Dit betekent dat er in veel gevallen ook goede redenen kunnen zijn waarom de netbeheerder (nog) geen transportcapaciteit kan aanbieden.
59. Een andere reden waarom netbeheerders tot op heden weinig regelbaar vermogen vonden was de definitie van regelbaar vermogen. De ACM heeft deze definitie voor gebieden met invoedingscongestie recent aangepast.27 De ACM verwacht dat als gevolg van dit besluit veel partijen die een aanvraag voor transportcapaciteit hebben ingediend voor een type B elektriciteitsproductie-eenheid, en reeds voldoen aan de vereiste van technische afschakelbaarheid, kunnen worden aangesloten tot aan de maximale technische grens van 150%, omdat ze de congestie niet verergeren. Daarbij kunnen partijen die daarvoor willen kiezen gebruikmaken van een standaardvergoeding28 zonder dat individuele onderhandelingen over de hoogte van de vergoeding zijn. Netbeheerders hebben na publicatie van voornoemd besluit van 18 april 2024 6 maanden de tijd gekregen om hun congestieonderzoeken aan de nieuwe regels aan te passen.
60. De ACM houdt ook toezicht op de naleving van deze verplichtingen door de netbeheerders. ACM nodigt partijen die hier signalen over hebben uit om zich bij haar te melden. Signalen kunnen voor de ACM aanleiding zijn om een onderzoek te starten. Daarnaast kunnen partijen die van mening zijn dat hun verzoek om transportcapaciteit ten onrechte wordt geweigerd ook een geschil aanhangig maken bij de ACM of naar civiele rechter stappen.
Respondenten: Goodman, E-NL e.a.
Leidt tot wijziging in besluit?: Ja
Samenvatting zienswijze
61. Goodman stelt dat een termijn van 7 dagen, zoals opgenomen in artikel 9.1g en 9.1h, beide eerste lid, beide onderdeel b, voor het voldoen aan de op marktpartijen rustende biedplicht na een eerste constatering van de netbeheerder van niet-nakoming hiervan te kort is. Als argument voor een langere termijn benoemt Goodman dat na de 7 dagen termijn een boete opgelegd zal worden, ongeacht of de oorzaak voor het nalaten bij de aangeslotene zelf of bij diens CSP ligt. Goodman stelt hierop een termijn van 10 werkdagen (volgens haar conform de Algemene Termijnenwet) voor in plaats van 7 dagen. Ook E-NL e.a. geven aan dat na een eerste keer niet nakoming van de biedplicht een langere termijn moet worden gegund dan 7 dagen. E-NL e.a. geven als voorbeeld een termijn van 1 maand.
Reactie ACM
62. De ACM merkt op dat deze hersteltermijn niet bedoeld is als een verlenging van de termijn voor het aanwijzen van een CSP, pre-kwalificatie en het doen van een aanbod. De hersteltermijn is bedoeld om een aangeslotene in staat te stellen om een eenmalige tekortkoming op te lossen in plaats van direct een bedrag voor niet-nakoming van de verplichting aan de netbeheerder verschuldigd te zijn. De ACM gaat daarom niet mee in het voorstel van E-NL e.a.
63. De ACM acht een termijn van zeven dagen voor het oplossen van kleine tekortkomingen redelijk. Ook staat de Algemene Termijnenwet het opnemen van een hersteltermijn van zeven dagen niet in de weg. Wel is de ACM van mening dat het redelijk en duidelijker is om de hersteltermijn in werkdagen uit te drukken in plaats van dagen, ondanks het feit dat de biedplicht ook voor niet-werkdagen geldt. De ACM heeft artikel 9.1g en artikel 9.1h hier op aangepast ten opzichte van het ontwerpbesluit.
Respondenten: NBNL
Leidt tot wijziging in besluit?: Ja
Samenvatting zienswijze
64. De netbeheerders dienen bij de afroep van de deelnameplicht en bij een eerste keer niet nakoming van de deelnameplicht door de aangeslotene, de aangeslotene te informeren. NBNL stelt dat het informeren middels een aangetekende brief niet wenselijk is. NBNL geeft aan dat de aangetekende brief, mede vanwege de grote hoeveelheid aangeslotenen welke geïnformeerd dienen te worden, zal resulteren in hoge kosten en een disproportionele belasting voor de netbeheerder. Zij stellen hierop voor dat de communicatie over de deelnameplicht geschiedt middels publicatie op de in artikel 9.8 van de Netcode elektriciteit bedoelde website en op geschikte wijze individueel met de aangeslotenen. Voor de individuele communicatie geven de gezamenlijke netbeheerders aan dat er andere mogelijkheden zijn dan een aangetekende brief, welke eenvoudiger uitvoerbaar en goedkoper zijn. Daarnaast wordt aangegeven dat het tevens in het belang is van de netbeheerder dat de communicatie met de aangeslotene tijdig, correct en traceerbaar is.
Reactie ACM
65. De ACM vindt het van belang dat markpartijen tijdig en op een correcte manier geïnformeerd worden over de deelnameplicht en geïnformeerd worden wanneer zij voor de eerste keer de deelnameplicht niet nakomen. Middels een aangetekende brief heeft de ACM getracht dit te bereiken.
66. De ACM vindt het belangrijk dat de afnemers schriftelijk worden geïnformeerd. Een telefoongesprek is niet voldoende. Wel begrijpt de ACM dat een aangetekende brief steeds minder in de praktijk wordt gebruikt. De ACM wijzigt daarom ten opzichte van het ontwerpbesluit dat de communicatie schriftelijk moet plaatsvinden.
Respondenten: E-NL e.a.
Leidt tot wijziging in besluit?: Nee
Samenvatting zienswijze
67. E-NL e.a. vraagt de ACM waar de hoogte van de boete op is gebaseerd en of dit in relatie staat tot de schade geleden door de netbeheerder.
68. E-NL e.a. stellen de vraag of het mogelijk is dat er gelijktijdig een boete opgelegd kan worden voor het niet doen van een bieding voor redispatch en voor het niet doen van een CBC bieding. E-NL e.a. merken op dat de hoogte van het totaal aan boetes per jaar in dat geval kan oplopen tot circa anderhalf keer de nettarieven. Zij zijn van mening dat dit aan de hoge kant is.
Reactie ACM
69. Het is niet bij voorbaat vast te stellen hoe hoog de schade is bij het niet-nakoming van de verplichting. De ACM is van mening dat de hoogte van het verschuldigde bedrag bepaald moet worden om nakoming van de deelnameplicht te borgen. Het is van maatschappelijk belang dat marktpartijen de deelnameplicht nakomen. Dit geeft netbeheerders meer zekerheid van biedingen voor redispatch of capaciteitsbeperking, waardoor de netbeheerder in staat wordt gesteld netcongestie op te lossen. Dit zal er in resulteren dat er meer marktpartijen aangesloten kunnen worden op het net.
70. De hoogte van het verschuldigde bedrag dient daarentegen niet disproportioneel hoog te zijn. Het jaarlijks totaalbedrag van alle verschuldigde bedragen bij elkaar opgeteld kan, bij een jaar lang niet nakomen van de biedplicht, in theorie oplopen tot circa drie kwart van de nettarieven. In dat geval dient de netbeheerder de deelnameplicht ook voor het gehele jaar te hebben afgeroepen voor elk moment van de dag (zie paragraaf 3.2.5, voetnoot 19). De ACM benadrukt daarnaast dat de aangeslotene zelf in de hand heeft of hij de deelnameplicht wel of niet nakomt, en daarmee zelf in de hand heeft of hij aan de netbeheerder een bedrag verschuldigd is. De ACM is dan ook van mening dat de hoogte van het verschuldigde bedrag niet disproportioneel is.
71. De ACM bevestigt dat het mogelijk is dat er gelijktijdig een bedrag verschuldigd kan zijn voor het niet doen van een bieding voor redispatch en voor het niet doen van een CBC bieding. De aangeslotene is een bedrag verschuldigd indien er niet aan de biedplicht wordt voldaan. Wanneer onder de deelnameplicht om zowel redispatch als een aanbod voor capaciteitsbeperking wordt gevraagd, kan de aangeslotene een bedrag verschuldigd zijn voor beide producten, indien voor beide producten geen aanbod wordt gedaan. Het jaarlijks totaalbedrag verschuldigde bedragen kan daarmee theoretisch gezien oplopen tot circa anderhalf keer de nettarieven, wanneer er voor beide producten een jaar lang niet aan de biedplicht is voldaan.
Respondenten: E-NL e.a., VEMW, Goodman
Leidt tot wijziging in besluit?: Ja
Samenvatting zienswijze
72. E-NL e.a. pleiten voor het opnemen van een clausule indien het niet voldoen aan de biedplicht de aangeslotene niet aan te rekenen valt. Zij benoemen onvoorziene omstandigheden waardoor het voor met name kleinere bedrijven onmogelijk is om (tijdelijk) aan de biedplicht te voldoen.
73. VEMW merkt eveneens op dat er bij de verplichting geen clausule voor overmacht is opgenomen en benoemd dat er meerdere redenen zijn waardoor een aangeslotene niet in staat zou kunnen zijn om te voldoen aan de biedplicht. VEMW is daarom van mening dat een boete alleen gevorderd zou moeten kunnen worden wanneer de aangeslotene of diens CSP aantoonbaar heeft verzaakt aan de verplichting te voldoen.
74. Goodman stelt ook dat een aangeslotene geen boete verschuldigd is indien de oorzaak voor het niet voldoen aan de biedplicht te wijten valt aan diens CSP.
Reactie ACM
75. De ACM is het met E-NL e.a. en VEMW eens dat overmacht een gegronde reden is om tijdelijk niet te voldoen aan de biedplicht en dat het geconfronteerd worden met een financieel gevolg in dat geval onredelijk is.
76. In antwoord op het tweede informatieverzoek geven de gezamenlijke netbeheerders aan dat een marktpartij zich altijd kan beroepen op overmacht, ongeacht of dit expliciet is opgenomen in de Netcode. De gezamenlijke netbeheerders geven verder aan dat het opnemen van specifieke situaties waarvoor overmacht zou gelden onwenselijk is, aangezien dit specifieke situaties per definitie zou aanmerken als overmachtssituatie. Daarnaast stellen de gezamenlijke netbeheerders dat zij altijd een eventuele verklaring van overmacht in acht nemen bij de beoordeling of de aangeslotene bij niet-nakoming van de biedplicht een bedrag verschuldigd is.
77. De ACM desondanks is van mening dat het opnemen van een algemene overmachtsclausule duidelijkheid schept dat er sprake kan zijn van overmacht en dat een financieel gevolg bij niet-naleving van de verplichting in dat geval onredelijk is.
78. Ter informatie voor de afnemers merkt de ACM op dat in het civiele recht geldt dat het aantonen en melden van de overmacht bij de aangeslotene zelf ligt.
79. Aangezien de aangeslotene de partij is waar de verplichting voor geldt, is de ACM van mening dat de verantwoordelijkheid voor nakoming hiervan ook bij de aangeslotene ligt. Indien daarom niet aan de biedplicht is voldaan, draagt de aangeslotene het financiële gevolg daarvan, ook als dit te wijten valt aan diens CSP. De ACM vindt het wel belangrijk dat de netbeheerder de aangeslotene bij niet-naleving hier ook op wijst en heeft dit ten opzichte van het ontwerpbesluit daarom toegevoegd aan artikel 9.1, vijfde lid. Het staat de aangeslotene ten eerste zelf vrij om een CSP te kiezen. Daarnaast is het voor netbeheerders niet mogelijk te valideren of het wel of niet nakomen van de biedplicht komt door de aangeslotene of diens CSP. Tenslotte kunnen een aangeslotene en een CSP ook afspraken maken over de financiële risico’s van het niet nakomen van de verplichting.
Respondenten: E-NL e.a.
Leidt tot wijziging in besluit?: Nee
Samenvatting zienswijze
80. E-NL e.a. zijn van mening dat het totaal van de verschuldigde boetes een-op-een uitgegeven moeten worden aan netverzwaring. Indien het totaal bedrag hier niet aan wordt uitgegeven dan zou het volgens E-NL e.a. gebruikt moeten worden om de nettarieven te verlagen. E-NL e.a. stellen voor om een interne rekening te openen zodat er zicht gehouden kan worden op het totaalbedrag. Daarbij zijn zij van mening dat de verschuldigde boetes niet moeten kunnen worden gebruikt als hogere inkomsten voor de netbeheerders of hun aandeelhouders.
Reactie ACM
81. Naar aanleiding van de zienswijze van E-NL e.a. heeft de ACM de gezamenlijke netbeheerders in het tweede informatieverzoek gevraagd toe te lichten wat er met de eventuele verschuldigde bedragen gebeurt. Inde beantwoording wordt aangegeven dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de verschuldigde bedragen wegens niet-nakoming van contracten voor de inkoop van energie en vermogen aftrekt van de kosten voor de inkoop van energie en vermogen. Daarmee worden per saldo de kosten voor de inkoop van energie en vermogen verlaagd en daarmee de tarieven. Deze kosten worden tevens gerapporteerd aan de ACM. De gezamenlijke netbeheerders geven aan dat het logisch is een zelfde werkwijze te hanteren voor de eventuele ontvangen verschuldigde bedragen wegens niet-nakoming van de biedplicht.
82. De ACM is van mening dat de ontvangen verschuldigde bedragen op een nuttige manier uitgegeven dienen te worden. De gezamenlijke netbeheerders geven aan dat het salderen met congestiemanagementkosten een optie is, hetgeen volgens de ACM een voorbeeld is van een nuttige bestemming. Daarnaast gaan de gezamenlijke netbeheerders er van uit dat de verschuldigde bedragen zeer beperkt zullen blijven. Zij geven dan ook aan dat de invloed van deze verschuldigde bedragen op de totale kosten voor netverzwaring gering is. De ACM kan de redenatie volgen dat de ontvangen verschuldigde bedragen zeer beperkt zijn in verhouding tot de totale kosten van een netverzwaring. Naar de mening van de ACM hoeft er dan ook geen speciale rekening geopend te worden. Tevens heeft de ACM de hoeveelheid verschuldigde betalen toegevoegd aan de monitor overeenkomstig artikel 9.11 van de Netcode. Indien hieruit blijkt dat de hoeveelheid verschuldigde betalingen hoog is, heeft de ACM altijd de mogelijkheid om informatie bij de netbeheerders op te vragen over waar de verschuldigde bedragen aan worden uitgegeven.
Respondenten: E-NL e.a.
Leidt tot wijziging in besluit?: Nee
Samenvatting zienswijze
83. E-NL e.a. stelt dat de nadruk op het oplossen van congestie significante problemen kan opleveren voor andere belangrijke markt- en netondersteunende diensten. Er zou een onevenredig grote aandacht voor congestie zijn, waardoor andere belangrijke processen onder dreigen te sneeuwen. Zo wordt er volgens E-NL e.a. onvoldoende rekening gehouden met verplichtingen rond FCR en aFRR, die niet kunnen worden nagekomen als een netbeheerder de biedplicht inroept. Redispatch in combinatie met FCR zou nu al problemen opleveren, terwijl beide producten door TenneT worden ingekocht. E-NL e.a. stelt dat de regionale netbeheerders hier straks bijkomen, terwijl zij geen weet hebben van de contracten die aangeslotenen hebben met TenneT voor andere diensten.
84. E-NL e.a. merkt op dat het voorgaande opgelost moet worden door i) met vrije biedingen te werken, ii) de FCR- of aFRR-verplichting te laten vervallen bij afroep door een regionale netbeheerder, of iii) de regionale netbeheerder niet toe te staan een afroep te doen, indien de aangeslotenen reeds FCR- of aFRR-contracten met TenneT hebben afgesloten.
Reactie ACM
85. De ACM is het met E-NL e.a. eens dat het leveren van congestiemanagementdiensten verband houdt met het leveren van andere diensten, zoals balanceringsdiensten. De inzet van een enkele productie-, opslag- of verbruikseenheid ten behoeve van congestie in een specifiek deel van het net, kan de mate waarin diezelfde eenheid binnen een groter portfolio van eenheden en op het niveau van de gehele biedzone kan bijdragen aan het leveren van een balanceringsdiensten, beperken. De ACM constateert dat dit een inherente uitdaging is voor het elektriciteitssysteem, die reeds bestaande praktijk is en niet met dit besluit wordt geïntroduceerd. De ACM merkt op dat deze interactie tussen specifieke eenheden en de mate waarin zij kunnen bijdragen binnen een groter portfolio aan eenheden, nauwer dient te worden afgestemd naarmate de inzet van congestiemanagementdiensten onderdeel wordt van de normale bedrijfsvoering van netbeheerders. Aangezien verschillende marktrollen – CSP, BSP, BRP – van dezelfde eenheden gebruikmaken voor het leveren van congestie- of andere diensten (inclusief passief meeregelen door de BRP), dient de afstemming tussen deze verschillende marktrollen te worden geborgd. Ook dienen de netbeheerders onderling goed af te stemmen over de inzet van de verschillende congestiemanagementdiensten. De ACM is van mening dat deze afstemming ook in de Netcode is voorzien.
86. De ACM merkt ook dat de invulling van, en het proces rondom het aanleveren van ‘al het beschikbare vermogen’ in dit besluit terdege rekening houdt met de noodzakelijke afstemming tussen de verschillende partijen. De ACM merkt ten aanzien van de suggesties van E-NL e.a. op dat het voor de regionale netbeheerder überhaupt niet mogelijk is om te zien of en in welke mate een productie-, opslag- of verbruikseenheid die voor het oplossen van lokale congestie wordt ingezet, onderdeel is van een groter portfolio van eenheden. De regionale netbeheerder kan daarmee ook niet vaststellen of deze eenheid voor het leveren van FCR, aFRR of voor passief meeregelen zou worden ingezet. Voor zover een marktpartij van mening is dat een bepaald vermogen niet in de vorm van regelbaar vermogen kan worden aangeboden wanneer de netbeheerder hier met het afroepen van een deelnameplicht om verzoekt, is het aan de marktpartij om dat gemotiveerd bij de netbeheerder aan te geven.
Respondenten: E-NL e.a.
Leidt tot wijziging in besluit?: Nee
Samenvatting zienswijze
87. E-NL e.a. stelt dat directe inwerkingtreding na besluit te voorbarig is. E-NL e.a. acht de benodigde implementatie, inclusief berichtenverkeer, nog niet ver genoeg om congestiemanagement in de praktijk in te zetten.
Reactie ACM
88. De ACM stelt in tegenstelling tot de zienswijze vast dat de inzet van congestiemanagementdiensten wel degelijk in de praktijk gebeurt. De netbeheerders maken gebruik van redispatch- en capaciteitsbeperkingsproducten om voorziene fysieke congestie op te lossen. De reeds bestaande deelnameplicht wordt waar nodig door de netbeheerders ook al ingezet. Dat er tussen de netbeheerders onderscheid bestaat tussen de verschillende productvormen die hierbij worden ingezet, doet hier volgens de ACM niet aan af. De ACM is het ook niet eens met de stelling dat de communicatie tussen de netbeheerder en de aangeslotene de effectieve inzet van congestiemanagementdiensten zou belemmeren en directe inwerkingtreding van dit besluit voorbarig is De ACM is het eens met E-NL e.a. dat verdergaande coördinatie en harmonisering van de producten en processen tussen de verschillende netbeheerders en aangeslotenen in de komende jaren belangrijk blijft. De ACM moedigt alle werkzaamheden op dit vlak ook ten zeerste aan. De ACM stelt vast dat de inzet van congestiemanagementdiensten op betrouwbare wijze gebeurt en dat het daarom ook maatschappelijk wenselijk is dat al het redelijkerwijs beschikbare regelbaar vermogen, voor inzet beschikbaar komt. De inzet van de deelnameplicht speelt hierbij een belangrijke rol. De ACM verwijst voor nadere duiding over de rol van de deelnameplicht ook naar de toelichting bij het besluit herziening regels congestiemanagement29. (kenmerk: ACM/UIT/618381).
89. Ten overvloede merkt de ACM nog op dat mede vanwege de benodigde implementatietijd en het belang dat de ACM eraan hecht dat marktpartijen en netbeheerders meer ervaring op kunnen doen met de deelnameplicht zonder dat bij niet-naleving een financiële consequentie volgt, artikel 9.1g en 9.1h van dit besluit niet direct, maar per 1 september 2025 in werking treden.
Het pre-kwalificatieproces is een administratief proces op basis waarvan de net netbeheerder kan vaststellen of de aangeslotene voldoet aan een aantal basisvoorwaarden om deel te kunnen nemen aan congestiemanagement.
Besluit ACM van 16 april 2024 met kenmerk ACM/22/180812, Staatcourant 2024, 13531. Dit besluit staat ook bekend als het GOTORK-besluit. Zie randnummer 132 van bijlage 1, reactie op zienswijzen, van het besluit.
Zie voor een uitgebreide toelichting op de gevolgen van de wijziging van de definitie van regelbaar vermogen paragraaf 3.1.3 van het ‘Besluit herziening regels congestiemanagement’, 18 april 2024, ACM/UIT/618381.
Aangeslotenen die elektriciteit van het net afnemen hebben 6 maanden na bekendmaking van de verplichting de tijd om hun aansluiting te prekwalificeren en een CSP aan te wijzen (artikel 9.1, vierde lid en artikel 9.1e, tweede lid).
Bijvoorbeeld een aangeslotene op het netwerk van een regionale netbeheerders in een congestiegebied van TenneT.
In antwoord op het tweede informatieverzoek van de ACM hebben de gezamenlijke netbeheerders nader toegelicht dat voor het capaciteitsbeperkingsproduct op dit moment geen pre-kwalificatie is. In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, hoeft een aangeslotene ook geen CSP aan te wijzen wanneer deze uitsluitend verplicht is om een bieding voor een capaciteitsbeperkingsproduct te doen (zie artikel 9.1e, vierde lid).
Ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders is daarbij de verwijzing in artikel 9.1e, eerste lid, naar artikel 9.11, tweede lid vervangen door een verwijzing naar artikel 9.1, derde en vierde lid.
Indien de leidraad in de Netcode zou worden opgenomen ‘als verwachting’ zou hetzelfde bereikt kunnen worden als met een leidraad, maar dit heeft volgens de gezamenlijke netbeheerders als nadeel ten opzichte van een leidraad dat deze minder eenvoudig en snel kan worden aangepast.
De mogelijkheid van niet-marktgebaseerde redispatch is niet van toepassing op elektriciteitsverbruikers.
Het theoretische maximale jaarlijks totaalbedrag van alle verschuldigde betalingen bij elkaar opgeteld is gebaseerd op een worst-case scenario voor de aangeslotene, uitgaande van een biedplicht voor iedere ISP van de dag en voor iedere dag van het jaar voor redispatch, of een voortdurende verplichting om een capaciteitsbeperkingsaanbod te doen. In de praktijk is het onaannemelijk dat dit scenario zich zal voordoen en zal het jaarlijks totaalbedrag van alle verschuldigde betalingen bij niet-nakoming van de biedplicht (veel) lager uitvallen. Het potentiële maximale totaalbedrag aan verschuldigde betalingen per dag voor redispatch is € 120,– euro per MW gecontracteerd transportvermogen, voor capaciteitsbeperking is het verschuldigde bedrag per dag € 120,– euro per MW gecontracteerd transportvermogen. Indien het verschuldigde bedrag daarom een jaar lang elke dag wordt verbeurd, kan dit totaalbedrag van alle verschuldigde betalingen per jaar bij een biedplicht voor het doen van een bieding voor redispatch of voor een CBC aanbod oplopen tot € 43.800,– euro per MW gecontracteerd transportvermogen. Dit komt grofweg overeen met driekwart van de nettarieven. Indien voor beide producten gelijktijdig een jaar lang een biedplicht geldt waar niet aan wordt voldaan kan dit theoretische maximale jaarlijkse totaalbedrag van alle verschuldigde betalingen oplopen tot € 87.600,– euro per MW gecontracteerd transportvermogen, wat grofweg overeenkomt met anderhalf keer de nettarieven.
Een belang is objectief bepaalbaar als het niet uitsluitend bestaat in iemands subjectieve belevingswereld. Er is sprake van een persoonlijk belang als het aanwezige belang zich in voldoende mate onderscheidt van de belangen van een ieder. Met een eigenbelang wordt bedoeld dat men (of een gemachtigde) alleen opkomt voor een eigen belang. Zonder een machtiging is het niet mogelijk om op te komen voor een belang van een ander. Een actueel belang houdt in dat het niet mag gaan om een (onzeker)toekomstig belang. Tot slot is er sprake van een rechtstreeks bij een besluit betrokken belang wanneer er voldoende causaal verband is tussen het belang van een natuurlijk persoon of rechtspersoon en het besluit.
Dit is één integraal deelgebied van het netwerk van TenneT en beslaat uit de Flevopolder, provincie Gelderland en provincie Utrecht.
Besluit herziening regels congestiemanagement, 18 april 2024, ACM/UIT/618381, paragraaf 3.2.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-27562.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.