Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 20 augustus 2024, nr. IENW/BSK-2024/220094, tot wijziging van de Tijdelijke subsidieregeling zero-emissie mobiliteit in verband met een technische aanpassing

Gelet op artikel 9 en 10, tweede en vierde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Tijdelijke subsidieregeling zero-emissie mobiliteit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.1.10, derde lid, vervalt onderdeel e.

B

Bijlage 2, onderdeel b, komt te luiden:

b. fase vergunningaanvraag	vergunning is aangevraagd	1 punt
	vergunning is verleend	5 punten
	vergunning is onherroepelijk	10 punten

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen

TOELICHTING

1. Inleiding en noodzaak tot wijziging

Deze regeling wijzigt de Tijdelijke subsidieregeling zero-emissie mobiliteit, paragraaf Waterstof in mobiliteit (hierna: SwiM). Op grond van de SwiM kunnen subsidies worden verstrekt voor investeringen in waterstoftankstations en emissievrije waterstofvoertuigen voor wegvervoer.

Op 15 juli 2024 is de aanvraagperiode voor subsidies gestart. De aanvraagperiode loopt tot en met 6 september 2024. Na de openstelling is gebleken dat de SwiM een aanvraagvereiste bevat dat niet langer noodzakelijk is. Dit is de eis om een document in te dienen waaruit blijkt dat de benodigde omgevingsvergunning voor de aanleg van een waterstoftankstation ten minste ter inzage ligt of heeft gelegen (artikel 2.1.10, derde lid, onderdeel e). Voor de aanleg van de meeste waterstoftankstations geldt sinds 1 januari jl. (inwerkingtreding stelsel Omgevingswet) niet langer de verplichting de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (met een verplichte terinzagelegging van het ontwerpbesluit) te volgen. Hiervoor geldt nu de reguliere procedure uit titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht. Als gevolg daarvan dient dit aanvraagvereiste te vervallen.

2. Inhoud van de wijzigingen

Met deze wijziging vervalt de eis uit artikel 2.1.10, derde lid, onderdeel e. Daarnaast verandert in bijlage 2 de tabel met punten voor de rangschikkingscriteria. Een van de criteria waarop een aanvraag wordt beoordeeld, is de fase waarin de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het waterstoftankstation verkeert. In de bijlage vervalt de mogelijkheid om punten te verkrijgen voor de fasen ‘ontwerpbesluit ligt ter inzage’ en ‘ontwerpbesluit heeft ter inzage gelegen’. In plaats daarvan ontvangt een aanvraag 1 punt als de omgevingsvergunning is aangevraagd. Zo is uitgesloten dat aanvragers punten krijgen voor een fase in de vergunningverlening die sinds 2024 niet meer bestaat en is er rechtsgelijkheid voor alle aanvragers.

3. Inwerkingtreding

Met de datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van de door het kabinet vastgestelde vaste verandermomenten. Tevens wordt afgeweken van de in het systeem van vaste verandermomenten opgenomen minimale invoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding. Aanleiding daarvoor is dat met een snelle inwerkingtreding de gewijzigde regeling kan worden toegepast op de aanvragen die in de openstellingsperiode worden ingediend en dit is in het voordeel van de aanvragers. De uitzondering is gerechtvaardigd omdat dit een reparatie betreft (artikel 4.17, vijfde lid, onderdeel c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Daarbij wordt de doelgroep van de subsidieregeling geïnformeerd middels informatie op de website van Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO), die met de subsidievertrekking op grond van deze regeling is belast.

De korte invoeringstermijn is niet bezwaarlijk voor RVO, omdat zij al op de hoogte is van deze wijziging en in dit geval de werkwijze voor toetsing van aanvragen onmiddellijk kan aanpassen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen