Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2024, 27319 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2024, 27319 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Asiel en Migratie, de Minister van Justitie en Veiligheid, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris Rechtsbescherming,
Gelet op de artikelen 2, eerste lid, onderdeel c en 3, eerste lid, van de Wet overige JenV-subsidies en de artikelen 3, eerste en tweede lid, 5 en 8, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;
Besluiten:
De Subsidieregeling AMIF, ISF en BMVI 2021–2027 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling ‘minister’ komt te luiden:
de Minister van Asiel en Migratie voor zover het betreft subsidiëring van projecten inzake asiel en opvang, legale migratie en terugkeer en de Minister van Justitie en Veiligheid voor zover het de overige te subsidiëren projecten betreft;
2. In alfabetische volgorde de volgende begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
de goedkeuringsbrief van de Europese Commissie aan de lidstaat, waarin goedkeuring wordt verleend aan een projectvoorstel in het kader van een specifieke maatregel en waarvoor additionele middelen ter beschikking worden gesteld;
de transnationale of nationale projecten met een meerwaarde voor de Unie die op grond van artikel 18 van de Verordening AMIF, artikel 15 van de Verordening ISF of artikel 15 van de BMVI aanvullend zijn toegewezen aan het nationaal programma en die vanuit de Europese Commissie zijn goedgekeurd;
het verzoek van de Europese Commissie aan één of meerdere lidstaten om één of meerdere projectvoorstellen in te dienen in het kader van een specifieke maatregel onder de vereisten en voorwaarden zoals gesteld in het verzoek;
B
Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:
1. Als beheerautoriteit als bedoeld in artikel 71, eerste lid, van de Verordening gemeenschappelijke bepalingen, wordt aangewezen de directeur Regie Migratieketen van het Ministerie van Asiel en Migratie.
C
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De minister kan met inachtneming van deze regeling en onder het voorbehoud, bedoeld in artikel 63 van de Verordening gemeenschappelijke bepalingen, subsidie verlenen ten behoeve van projecten zonder winstoogmerk in het kader van specifieke maatregelen.
2. In afwijking van artikel 5 vraagt de subsidieaanvrager de subsidie aan bij de minister conform het projectvoorstel zoals is ingediend bij de Europese Commissie en de daarop volgende positieve aanwijzing.
3. In afwijking van artikel 5 bedraagt de subsidie ten hoogste het in de positieve aanwijzing opgenomen subsidieplafond.
4. In afwijking van artikel 4 wordt de subsidie verstrekt onder de condities en voorwaarden zoals vastgesteld door de Europese Commissie en die zijn vastgelegd in de uitnodigingsbrief, het projectvoorstel en de positieve aanwijzing.
D
Artikel 10, onderdeel k, komt te luiden:
k. de subsidiabele kosten voor projecten op grond van artikel 4 minder dan € 400.000 bedragen, en voor projecten op grond van artikel 4a minder dan € 200.000 bedragen;
E
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ Geplaatst en wordt de zinsnede ‘het directoraat-generaal Migratie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid’ vervangen door ‘het directoraat-generaal Migratie van het Ministerie van Asiel en Migratie’.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De subsidie ten behoeve van projecten die worden uitgevoerd in het kader van specifieke maatregelen bedraagt maximaal 90% van de subsidiabele kosten, doch ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximumbedrag.
F
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘zijn subsidiabel’ vervangen door ‘worden verantwoord’.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid kunnen door de minister in de beschikking tot subsidieverlening aanvullende bepalingen worden opgenomen als de internationale organisatie niet voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld in artikel 22, eerste lid van de Verordening AMIF, artikel 17, eerste lid van de Verordening ISF of artikel 18, eerste lid, van de Verordening BMVI.
G
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid wordt toegevoegd: ‘Voor projecten die worden uitgevoerd in het kader van specifieke maatregelen kan de minister in afwijking hiervan nadere afspraken vaststellen.’
2. In het derde lid wordt ‘prestaties’ vervangen door ‘activiteiten’.
H
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. De voortgangsrapportage wordt binnen vier weken na afloop van de periode waarover gerapporteerd moet worden bij de minister ingediend. Voor projecten die worden uitgevoerd in het kader van specifieke maatregelen kunnen met de minister nadere afspraken worden gemaakt waarmee afgeweken kan worden van deze bepaling.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. De minister kan bij projecten die worden uitgevoerd in het kader van specifieke maatregelen bepalen dat de voortgangsrapportage wordt vergezeld door een controleverklaring van een accountant. De controleverklaring wordt vastgesteld met inachtneming van het vigerende controle protocol.
I
Artikel 27, eerste lid, komt te luiden:
1. Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt een laatste voortgangsrapportage gevoegd. De minister kan bij projecten die worden uitgevoerd in het kader van specifieke maatregelen bepalen dat het verzoek tot vaststelling wordt vergezeld door een controleverklaring van een accountant. De controleverklaring wordt vastgesteld met inachtneming van het vigerende controle protocol.
J
Bijlage A, artikel A6, eerste lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:
In onderdeel b wordt na het woord ‘subsidieverlening’ toegevoegd: ‘, tenzij de minister met een langere projectduur instemt’
K
In bijlage B, artikel B2, wordt ‘20 juni 2022’ vervangen door ‘19 augustus 2024’ en wordt ‘29 juli 2022’ vervangen door ‘13 september 2024’.
L
In bijlage B, artikel B3, wordt ‘€ 12.003.504’ vervangen door ‘€ 7.514.710,64’.
M
Bijlage B, artikel B7, wordt in onderdeel b na het woord ‘subsidieverlening’ toegevoegd: ‘, tenzij de minister met een langere projectduur instemt’
N
Bijlage C, artikel C6, eerste lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:
In onderdeel b wordt na het woord ‘subsidieverlening’ toegevoegd: ‘, tenzij de minister met een langere projectduur instemt’
O
In Bijlage D, artikel D7, eerste lid, onderdeel c, wordt na het woord ‘subsidieverlening’ toegevoegd: ‘, tenzij de minister met een langere projectduur instemt’
P
Bijlage E, artikel E3, derde lid, vervalt.
Q
Bijlage E, artikel E5, eerste lid, onderdeel r, vervalt.
R
Bijlage E, artikel E6, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na het woord ‘subsidieverlening’ toegevoegd: ‘, tenzij de minister met een langere projectduur instemt’
2. Er wordt een lid toegevoegd luidende:
2. in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kan door de minister in de beschikking tot subsidieverlening een andere startdatum van het project worden vermeld.
S
Bijlage E, artikel E7, eerste lid, komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 11 bedraagt de subsidie maximaal 90% van de subsidiabele kosten voor maatregelen die zijn gericht op programma’s voor gefaciliteerde vrijwillige terugkeer en re-integratie en daarmee verband houdende activiteiten.
T
In Bijlage F, artikel F6, eerste lid, onderdeel b, wordt na het woord ‘subsidieverlening’ toegevoegd: ‘, tenzij de minister met een langere projectduur instemt’
U
Bijlage G, artikel G3, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 8.699.778’ vervangen door ‘€ 5.218.191’.
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.
V
Bijlage G, artikel G5, onderdeel f, vervalt, onder verlettering van onderdeel g tot onderdeel f.
W
Bijlage G, artikel G6, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na het woord ‘subsidieverlening’ toegevoegd: ‘, tenzij de minister met een langere projectduur instemt’
2. Het derde lid komt te vervallen.
X
Bijlage G, artikel G7, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 11 kan de subsidie verhoogd worden tot 90% van de totale subsidiabele uitgaven voor projecten in het kader van de in bijlage IV van de Verordening ISF genoemde acties.
2. Het derde komt te vervallen
Y
In Bijlage H, artikel H6, eerste lid, onderdeel b, wordt na het woord ‘subsidieverlening’ toegevoegd: ‘tenzij de minister met een langere projectduur instemt’.
Z
Bijlage I, artikel I2, wordt als volgt gewijzigd:
De subsidie wordt aangevraagd door het directoraat-generaal Migratie van het Ministerie van Asiel en Migratie, de politie, de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Koninklijke Marechaussee.
ZA
Bijlage I, artikel I3, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 62.514.646,25’ vervangen door ‘€ 60.569.517 ’.
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.
ZB
Bijlage I, artikel I4, eerste lid, onderdelen d en e vervallen.
ZC
In Bijlage I, artikel I5, eerste lid, wordt na het woord ‘subsidieverlening’ toegevoegd: ‘, tenzij de minister met een langere projectduur instemt’
ZD
Bijlage I, artikel I6, eerste lid, komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 11 kan de subsidie verhoogd worden tot 90% van de totale subsidiabele uitgaven voor projecten in het kader van de in bijlage IV van de Verordening BMVI genoemde acties.
ZE
Bijlage J, artikel J3, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 12.103.832,34’ vervangen door ‘€ 10.688.738’.
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.
ZF
Bijlage J, artikel J4, onderdeel d, vervalt.
ZG
In Bijlage J, artikel J5, eerste lid, wordt na het woord ‘subsidieverlening’ toegevoegd: ‘, tenzij de minister met een langere projectduur instemt’
ZH
Bijlage J, artikel J6, eerste lid, komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 11 kan de subsidie verhoogd worden tot 90% van de totale subsidiabele uitgaven voor projecten in het kader van de in bijlage IV van de Verordening BMVI genoemde acties.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 21 augustus 2024
De Minister voor Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Het Europese budget van het AMIF, ISF en BMVI is verdeeld over de lidstaten in de vorm van nationale enveloppes. De lidstaat geeft vervolgens invulling aan hoe het budget ingezet zal worden. De bijlagen bij de Subsidieregeling AMIF, ISF en BMVI 2021–2027 geven de verdeling van dit budget aan. In deze bijlagen wordt een subsidieplafond aangegeven per doelstelling en de activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie uit deze nationale enveloppe.
Naast deze nationale enveloppes heeft de Europese Commissie de mogelijkheid om financiële middelen toe te wijzen aan specifieke projecten in de vorm van specifieke maatregelen. Deze specifieke maatregelen worden op het niveau van de Unie bepaald. De Europese Commissie heeft de specifieke acties in haar werkprogramma opgenomen.
Deze regeling tot wijziging van de Subsidieregeling AMIF, ISF en BMVI 2021–2027 bevat aanpassingen met betrekking tot de verankering van specifieke maatregelen in de subsidieregeling.
Naar aanleiding van de portefeuilleverdeling tussen de bewindspersonen in het kabinet-Schoof is de regeling op diverse plaatsen aangepast op de nieuwe portefeuilleverdeling. De beleidsverantwoordelijkheid met betrekking tot het AMIF, met uitzondering van het gedeelte dat ziet op integratie, valt onder de Minister van Asiel en Migratie. Ook de beleidsverantwoordelijkheid met betrekking tot het BMVI valt onder de Minister van Asiel en Migratie. Het integratiegedeelte binnen het AMIF, gericht op inburgering, valt onder de beleidsverantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Binnen het ISF valt de beleidsverantwoordelijkheid voor projecten inzake rechtspleging en rechtshandhaving onder de Staatssecretaris Rechtsbescherming, de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit en overige onderdelen vallen onder de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid.
Gezien paragraaf 3.26, tweede lid van de Aanwijzing voor de regelgeving, worden in een regeling taken en bevoegdheden altijd aan een minister opgedragen, ook indien (zoals in de vorige alinea uiteengezet) een staatssecretaris op het desbetreffende terrein als verantwoordelijk bewindspersoon fungeert.
Daarnaast worden enige vereenvoudigingen, correcties en kleine aanpassingen doorgevoerd en verduidelijkingen toegevoegd.
Omdat de uitdagingen op het gebied van veiligheid en migratie voortdurend evolueren, moet de toewijzing van de financiële middelen worden aangepast aan de veranderingen op het gebied van veiligheid en migratie. Om tegemoet te komen aan dringende behoeften van en veranderingen in het beleid en de prioriteiten van de Unie, en om de financiering toe te spitsen op acties met een hoge meerwaarde voor de Unie, moet een deel van de financiering periodiek worden toegewezen via een zogeheten thematische faciliteit, bijvoorbeeld aan specifieke acties of aan acties van de Unie. Dit is zo in de fondsenverordeningen opgenomen. De thematische faciliteit, waar de specifieke maatregelen onderdeel van zijn, biedt flexibiliteit bij het beheer van het fonds en kan ook door middel van toevoeging aan de programma’s van de lidstaten worden uitgevoerd.
In de subsidiëring vanuit AMIF, ISF en BMVI werd voorheen onvoldoende rekening gehouden met het bijzondere karakter van een specifieke maatregel. Anders dan bij de activiteiten op grond van de nationale enveloppe worden de criteria en voorwaarden voor projecten in het kader van een specifieke maatregel volledig door de Europese Commissie vastgesteld evenals de beoordeling.
De procedure voor een specifieke maatregel begint met een uitnodiging van de Europese Commissie aan één of meerdere lidstaten om een projectvoorstel in te dienen voor een bepaalde specifieke doelstelling binnen de doelstelling van het betreffende fonds en op basis van het werkprogramma van de Europese Commissie. In de uitnodiging is opgenomen aan welke concrete eisen en criteria het projectvoorstel moet voldoen, alsmede het maximale budget, het aantal voorstellen dat mag worden ingediend en de periode van aanvraag. Op grond van de verordeningen AMIF, ISF en BMVI wordt de aanvraag door de aanvrager(s) via de beheerautoriteit bij de Europese Commissie ingediend. Projectvoorstellen worden door de Europese Commissie beoordeeld. De Europese Commissie neemt vervolgens de beslissing op de aanvraag. Indien het projectvoorstel wordt goedgekeurd door de Europese Commissie wordt een goedkeuringsbrief opgesteld, krijgt het project vanuit de commissie een projectnummer toegewezen, en wordt het beschikbare budget voor het project beschikbaar gesteld aan de aanvrager via de lidstaat. Alleen wanneer de Europese Commissie het projectvoorstel goedkeurt, verleent de minister de subsidie aan de eindontvanger conform de positieve aanwijzing van de Europese Commissie. De besluitvorming vindt daarmee plaats op het niveau van de Europese Commissie.
De regelgeving zoals deze voorheen gold, bracht dit onvoldoende tot uitdrukking. Dit betekende dat nadat de specifieke maatregel door de Europese Commissie was goedgekeurd, er in de Nederlandse systematiek alsnog een grondslag in de regeling gecreëerd moest worden uitsluitend voor de specifieke maatregel voordat in de systematiek van de regeling tot aanvraag en subsidieverlening kon worden overgegaan. Vaak betrof het subsidieverstrekkingen waarbij slechts één beschikking werd genomen. Dit deed afbreuk aan de effectiviteit van de Europese besluitvorming doordat hierbij vertraging kon optreden in de uitvoering van de specifieke maatregelen. Daarom wordt deze werkwijze beschouwd als een onvoldoende praktische en loyale implementatie van de bedoeling van de uniewetgever.
Deze regelwijziging herstelt dit door het toevoegen van een nieuw artikel 4a gericht op de implementatie van de specifieke maatregelen. Door de toevoeging van dit artikel wordt buiten twijfel gesteld dat het mogelijk is om op basis van de verordening de door de Europese Commissie goedgekeurde projecten, inclusief bijbehorend budget, ten uitvoer te brengen. Hierdoor wordt ook tot uitdrukking gebracht dat het om twee subsidiestromen gaat met een verschillend karakter, waarbij de ene subsidiestroom door de lidstaat wordt beheerd (de nationale enveloppe), terwijl de besluitvorming van de andere subsidiestroom (de specifieke maatregel) onder het beheer van de Europese Commissie valt. De rol van de lidstaat beperkt zich in die zaken in feite tot een loketfunctie waar de formele aspecten van de subsidieverlening worden afgehandeld. Ook een verschil is dat wanneer bij toegekende projecten er bij de vaststelling een onderbesteding wordt vastgesteld, de vrijgevallen financiering bij de eerste stroom terugvalt in de nationale enveloppe, terwijl de vrijgevallen financiering bij de tweede stroom terugvloeit naar de Europese Commissie.
Deze wijziging ziet er vanuit praktisch oogpunt op dat het niet langer noodzakelijk is om elk project dat door de Europese Commissie via de Specifieke Maatregelen is toegekend aan een aanvrager wordt toegevoegd aan de nationale subsidieregeling. Tegelijkertijd wordt door de verankering via artikel 4a wel duidelijk dat de uitvoeringsregels die zijn vastgelegd in de nationale subsidieregeling en die in het artikel niet buiten toepassing worden gelaten, ook van toepassing zijn op de implementatie van de projecten in het kader van de specifieke maatregelen. Inbedding in de onderhavige subsidieregeling blijft ook daarom noodzakelijk, omdat het een nationale beslissing is waarmee het subsidiebedrag aan de aanvrager wordt verstrekt en conform welke ook verantwoording wordt afgelegd.
Door deze gekozen systematiek zullen de eerder opgenomen projecten die worden uitgevoerd in het kader van specifieke maatregelen met deze regelwijziging worden verwijderd uit de bijlagen. De bijlagen hebben zodoende uitsluitend betrekking op de reguliere activiteiten die vallen onder de nationale enveloppe. Voor projecten die worden uitgevoerd in het kader van specifieke maatregelen zijn zoals hierboven aangegeven, de beschikbare financiële middelen en eventuele additionele subsidievoorwaarden door de Europese Commissie vastgesteld. De bedragen en voorwaarden die in de bijlagen werden genoemd, zijn immers gelijkluidend aan de voorwaarden in de beschikking van de Europese Commissie. De regels met betrekking tot de verantwoording blijven onverminderd van toepassing.
Ondertekening vindt plaats door de Minister van Asiel en Migratie en De Minister van Justitie en Veiligheid. Dit doet uiteraard niet af aan de inhoudelijke verantwoordelijkheid van de beide Staatsecretarissen zoals hiervoor ook benoemd. Op grond van aanwijzingen voor de regelgeving paragraaf 4.33 wordt het aantal medeondertekenaars zoveel mogelijk beperkt, en nu de Minister van Justitie en Veiligheid reeds tekent, vervalt de noodzaak daartoe voor de onder hem ressorterende Staatsecretarissen.
In artikel 1 zijn enkele nieuwe begripsbepalingen toegevoegd en is de begripsbepaling minister aangepast in het kader van de portefeuilleverdeling van het kabinet-Schoof. Voor het begrip specifieke maatregelen is aangesloten bij de definities uit de Europese verordeningen, om te voorkomen dat er verschillende definities of interpretaties ontstaan.
Door de portefeuilleverdeling tussen de bewindspersonen in het kabinet-Schoof valt de directie Regie Migratieketen onder het Ministerie van Asiel en Migratie en wordt dit aangepast.
Deze wijziging ziet op het toevoegen van een nieuw artikel 4a waarin subsidieverlening in het kader van de bijzondere procedure van de specifieke maatregelen wordt geregeld. De Europese subsidies worden niet direct verstrekt aan de eindontvangers maar door tussenkomst van de lidstaat. Alleen wanneer de Europese Commissie het projectvoorstel goedkeurt verleent de minister de subsidie aan de eindontvanger van de subsidie.
Indien de Europese Commissie de projectaanvraag in het kader van een specifieke maatregel goedkeurt dient de subsidieaanvrager een subsidieaanvraag in te dienen bij de minister conform de uitnodigingsbrief, het projectvoorstel en de positieve aanwijzing van de Europese Commissie. De mogelijkheid tot het indienen van aanvragen om subsidie bestaat slechts gedurende door de minister vastgestelde aanvraagtijdvakken. Echter in afwijking van artikel 5 volgen de maximale bedragen rechtstreeks uit de door de Verantwoordelijke autoriteit bekendgemaakte beschikking van de Europese Commissie. Dat geldt ook voor de tijdvakken waarin de aanvraag kan worden ingediend.
De specifieke maatregelen worden op het niveau van de Unie bepaald waarbij de eisen, criteria en voorwaarden waaraan het projectvoorstel moet voldoen volledig door de Europese Commissie worden bepaald. De Europese Commissie bepaalt tevens het maximale budget, het aantal voorstellen dat mag worden ingediend en de periode van aanvraag. Projectvoorstellen worden door de Europese Commissie beoordeeld en indien het projectvoorstel wordt goedgekeurd wordt een positieve aanwijzing opgesteld en wordt het beschikbare budget voor het project beschikbaar gesteld. Om die reden wordt in afwijking van andere onderdelen van deze regeling bepaald dat deze elementen voor wat betreft de subsidieverlening ten behoeve van de uitvoering van een specifieke maatregel, rechtstreeks uit de beschikking volgen.
Met deze wijziging worden voor de projecten in het kader van een specifieke maatregel afwijkende regels gesteld. Zo kunnen deze projecten waarvan de subsidiabele kosten minder dan € 200.000 bedragen worden afgewezen. Gelet op het specifieke karakter van projecten die worden uitgevoerd in het kader van specifieke maatregelen, waarbij de projecten op beslissing van de Commissie worden toegekend wordt voor deze projecten een uitzondering gemaakt op de grens van € 400.000 die blijft gelden voor projecten die niet vallen onder specifieke maatregelen. Voorts heeft de minister met betrekking tot projecten die worden uitgevoerd in het kader van een specifieke maatregel de mogelijkheid om nadere afspraken te maken omtrent administratievoorschriften en rapportageverplichtingen. In artikel 11 is tevens verwerkt dat door de portefeuilleverdeling tussen de bewindspersonen van het kabinet-Schoof de directie Regie Migratieketen onder het Ministerie van Asiel en Migratie valt.
De EU-verordeningen van AMIF, ISF en BMVI bevatten een reeks specifieke bepalingen betreffende de beheerverificaties en audits van projecten die door internationale organisaties worden uitgevoerd. Om deze bepalingen van toepassing te laten zijn in Nederland is in artikel 21 van de Subsidieregeling een directe verwijzing opgenomen naar het bijbehorende artikel uit de betreffende EU-verordening. De wijziging van het eerste lid ziet op een tekstuele aanpassing in deze verwijzing vanwege een verkeerde woordkeuze. Daarnaast is op grond van aanvullende richtlijnen vanuit de Europese Commissie een derde lid toegevoegd, waarin is vastgelegd dat de minister aanvullende bepalingen kan opnemen in de beschikking tot subsidieverlening als de betreffende internationale organisatie niet voldoet aan de vereisten in de betreffende EU-verordeningen.
De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na beëindiging van het project een verzoek tot vaststelling van de subsidie in bij de minister. Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt een laatste voortgangsrapportage gevoegd. Met deze wijziging wordt geregeld dat bij projecten in het kader van een specifieke maatregel kan worden verplicht om een controleverklaring van een account aan het verzoek tot vaststelling toe te voegen. Indien een specifieke maatregel in meerdere Europese landen wordt uitgevoerd is het vanwege organisatorische redenen niet altijd de meest efficiënte en effectieve keuze om de uitvoering van projecten in andere Europese lidstaten te controleren. In deze gevallen kan er een externe accountant worden ingeschakeld. De controleverklaring is niet nodig voor projecten in het kader van een specifieke maatregel die enkel in Nederland plaatsvinden.
Met deze wijzigingen wordt geregeld dat de minister de mogelijkheid heeft om in te stemmen met een langere duur van een project. Deze mogelijke langere duur kan bijvoorbeeld van toepassing zijn voor het volledig benutten van het toegekende budget of voor een betere aansluiting op een vervolgproject.
Conform artikel 5 kan alleen subsidie worden aangevraagd gedurende de in de bijlagen gedefinieerde aanvraagtijdvakken. Per tijdvak geldt een subsidieplafond. Voor projecten op het gebied van een actie als bedoeld in artikel 4, onderdeel a, wordt met betrekking tot bijlage B een nieuw subsidieplafond en een aanvraagtijdvak vastgesteld waarbinnen subsidieaanvragen kunnen worden ingediend.
In deze onderdelen is geregeld dat eerdere projecten in het kader van de specifieke maatregelen worden verwijderd uit de bijlagen. De beschikbare budgetten worden tevens aangepast zodat deze overeenkomen met de initiële Europese subsidie ten behoeve van de reguliere activiteiten opgenomen in de nationale programma’s.
In deze onderdelen wordt de mogelijkheid van het verhoogde subsidiepercentage van 90% voor projecten in het kader van de bijlagen IV van de verordeningen ISF en BMVI geregeld. Deze mogelijkheid was reeds opgenomen in andere bijlagen maar miste nog in de bijlagen G en I.
In dit artikel is geregeld dat subsidies die zijn verleend voor de eerdere projecten in het kader van de specifieke maatregelen die zijn verwijderd door artikel I, onderdelen P, Q, U, V, W, X, ZA, ZB, ZE en ZF, na inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling berusten op artikel 4a. Dit is mogelijk zonder de rechtszekerheid aan te tasten, omdat ingevolge het nieuwe artikel 4a, de criteria rechtstreeks ontleend worden aan de beschikking die door de Europese Commissie is genomen ten aanzien van de betreffende specifieke maatregel. Daarmee treedt geen andere materiële situatie in werking, aangezien de in de beschikking van de commissie genoemde voorwaarden en normeringen overgenomen waren in de regeling. De wijze van verantwoording is en blijft gebaseerd op dezelfde bepalingen.
De Minister voor Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-27319.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.