Instelling tijdelijk gebied met beperkingen Raamsdonksveer en Rotterdam, tevens ontheffing minimum VFR-vlieghoogte

6 augustus 2024

Nummer: MLA/146/2024

Kenmerk: BS2024024595

De Minister van Defensie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelezen het verzoek van de commandant 299 squadron van donderdag 30 mei 2024;

Gelet op de artikelen 9 en 19, derde lid, van het Besluit luchtverkeer 2014;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Ten behoeve van een contra terreur oefening in stedelijk gebied genaamd HWIC SOF worden ter bescherming van burger- en militair luchtverkeer de tijdelijke gebieden (TGB’s) Raamsdonksveer, Rotterdam A en Rotterdam B ingesteld, begrensd door de volgende coördinaten en hoogten:

    TGB Raamsdonksveer

    een cirkelvormig gebied met een straal van vijf (5) zeemijlen rondom het middelpunt 51°41'50.00"N 004°52'03.00"E, van grondniveau tot FL050 (zie figuur 1);

    TGB Rotterdam A

    van 51°54'34.66"N 004°36'34.00"E, naar 51°51'26.56"N 004°39'13.35"E, naar 51°50'08.04"N 004°37'05.89"E, naar 51°50'30.71"N 004°22'54.62"E, naar 51°51'06.02"N 004°21'01.53"E, naar 51°53'15.11"N 004°19'39.80"E, naar 51°55'11.32"N 004°24'38.70"E, naar 51°54'41.31"N 004°25'24.18"E, naar 51°55'31.43"N 004°27'32.72"E, naar 51°56'22.90"N 004°35'02.32"E en terug naar 51°54'34.66"N 004°36'34.00"E, van grondniveau tot FL050 (zie figuur 2);

    TGB Rotterdam B

    van 51°55'31.43"N 004°27'32.72"E, naar 51°56'22.90"N 004°35'02.32"E, naar 51°54'34.66"N 004°36'34.00"E en terug naar 51°55'31.43"N 004°27'32.72"E, van grondniveau tot 3000ft AMSL (zie figuur 2).

  • 2. Het TGB Raamsdonksveer wordt ingesteld op de hieronder genoemde dagen en tijdstippen:

    Week 39:

    dinsdag 24 september 2024 van 05:00 uur tot 12:00 uur lokale tijd.

  • 3. De TGB’s Rotterdam A en Rotterdam B worden ingesteld op de hieronder genoemde dagen en tijdstippen:

    Week 39:

    woensdag 25 september 2024 van 05:00 uur tot 12:00 uur lokale tijd;

    vrijdag 27 september 2024 van 05:00 uur tot 12:00 uur lokale tijd.

    FIGUUR 1: TGB Raamsdonksveer

    FIGUUR 1: TGB Raamsdonksveer

    FIGUUR 2: TGB’s Rotterdam A en Rotterdam B

    FIGUUR 2: TGB’s Rotterdam A en Rotterdam B

Artikel 2

Voor het gebruik van TGB Raamsdonksveer gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de uitvoering van andere vluchten dan de bij oefening betrokken vluchten in het TGB is niet toegestaan, met uitzondering van gecoördineerde HEMS- en SAR-vluchten en vluchten van de Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, afdeling Luchtvaart en overige vluchten door luchtvaartuigen die voor binnenvliegen toestemming hebben verkregen van MilATCC Schiphol en Gilze-Rijen toren voor het gedeelte van de TGB gelegen binnen de CTR EHGR;

  • b. de aan de oefening deelnemende gezagvoerder(s) en gezagvoerders van vluchten als genoemd in onderdeel a dienen radiocontact te hebben met het MilATCC Schiphol hetzij de plaatselijke luchtverkeersleiding van Gilze-Rijen voor het binnenvliegen van het TGB en dienen te voldoen aan de voorwaarden, gesteld door de genoemde LVL-instanties;

  • c. tijdens het vliegen binnen het TGB dient de aan de oefening deelnemende gezagvoerder(s) gebruik te maken van een SSR-transponder met mode S of modes A en C. Deze verplichting geldt niet voor HDBV-14 toestellen;

  • d. de daadwerkelijke activering en de-activering van het TGB zal vooraf worden gemeld aan de supervisor MilATCC Schiphol. Deze zal de plaatselijke luchtverkeersleiding Gilze-Rijen informeren;

  • e. tijdens de uitvoering van de vluchten met het Remotely Piloted Aircraft System (RPAS) worden de in de HDBV-14 opgenomen beperkingen en richtlijnen in acht genomen;

  • f. het uitvoeren van de vluchten met het RPAS boven aaneengesloten bebouwing en mensenverzamelingen is verboden;

  • g. voor aanvang van de vluchten met het RPAS stelt de remote pilot zich op de hoogte met betrekking tot plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding;

  • h. de vliegroute en vlieghoogte worden zodanig gekozen dat in geval van een noodlanding het risico voor derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

  • i. voor aan de oefening deelnemende RPAS geldt binnen het TGB een maximum hoogte van 500ft AGL en dat deze in tijd of lateraal gesegregeerd worden van vluchten met ‘bemande luchtvaart’.

Artikel 3

Voor het gebruik van de TGB’s Rotterdam A en Rotterdam B gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de uitvoering van andere dan bij de oefening betrokken vluchten in de TGB’s is niet toegestaan, met uitzondering van gecoördineerde HEMS- en SAR-vluchten en vluchten van de Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, afdeling Luchtvaart en overige vluchten door luchtvaartuigen die voor binnenvliegen toestemming hebben verkregen van de plaatselijke luchtverkeersleiding Rotterdam hetzij Rotterdam Approach hetzij Amsterdam FIC;

  • b. de aan de oefening deelnemende gezagvoerder(s) en gezagvoerders van vluchten als genoemd in onderdeel a dienen radiocontact te hebben met de plaatselijke luchtverkeersleiding van Rotterdam voor het binnenvliegen van de TGB’s en dienen te voldoen aan de voorwaarden, gesteld door de genoemde LVL-instantie;

  • c. tijdens het vliegen binnen de TGB’s dient de aan de oefening deelnemende gezagvoerder(s) gebruik te maken van een SSR-transponder met mode S of modes A en C. Deze verplichting geldt niet voor HDBV-14 toestellen;

  • d. de daadwerkelijke activering en de-activering van de TGB’s zal vooraf worden gemeld aan de dienstdoende luchtverkeersleider van de plaatselijke luchtverkeersleiding Rotterdam;

  • e. luchtverkeersinformatie aangaande de TGB’s wordt in voorkomend geval door de plaatselijke luchtverkeersleiding Rotterdam verstrekt aan de formatieleider. De formatieleider is verantwoordelijk voor de verspreiding van de informatie aan de andere deelnemers in de TGB’s;

  • f. de maximale vlieghoogte in TGB Rotterdam B is maximaal 2500ft AMSL;

  • g. tijdens de uitvoering van de vluchten met het Remotely Piloted Aircraft System (RPAS) worden de in de HDBV-14 opgenomen beperkingen en richtlijnen in acht genomen;

  • h. het uitvoeren van de vluchten met het RPAS boven aaneengesloten bebouwing en mensenverzamelingen is verboden;

  • i. voor aanvang van de vluchten met het RPAS stelt de remote pilot zich op de hoogte met betrekking tot plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding;

  • j. de vliegroute en vlieghoogte worden zodanig gekozen dat in geval van een noodlanding het risico voor derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

  • k. voor aan de oefening deelnemende RPAS geldt binnen de TGB’s een maximum hoogte van 500ft AGL en dat deze in tijd of lateraal gesegregeerd worden van vluchten met ‘bemande luchtvaart’.

Artikel 4

Binnen de TGB’s gelden voor wat betreft het laagvliegen de volgende voorwaarden:

  • a. de toegestane minimum VFR-vlieghoogte bedraagt binnen de daglichtperiode 100ft AGL of incidenteel zoveel lager als in verband met het doel van de vlucht noodzakelijk is;

  • b. de toegestane minimum VFR-vlieghoogte bedraagt buiten de daglichtperiode 300ft AGL of incidenteel zoveel lager als in verband met het doel van de vlucht noodzakelijk is;

  • c. laagvliegen is alleen toegestaan voor de luchtvaartuigen die deelnemen aan de oefening;

  • d. met betrekking tot het vliegzicht en de wolkenbasis gelden de eisen voor VFR-vluchten;

  • e. tijdens de vlucht worden gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel mensenverzamelingen zoveel mogelijk vermeden;

  • f. het overvliegen van bebouwing, met name ziekenhuizen en sanatoria, wordt zoveel mogelijk vermeden;

  • g. de vrijstelling uit artikel 6 van de Regeling minimum VFR-vlieghoogten en VFR-vluchten buiten de daglichtperiode voor militaire vliegtuigen en helikopters geldt alleen voor die delen van de vlucht die voor het doel van de vlucht noodzakelijk zijn;

  • h. aanvliegroutes en -hoogten, alsmede oefenlocaties worden zodanig gekozen dat geluidhinder zoveel mogelijk wordt voorkomen;

  • i. de ontheffing van de minimum VFR-vlieghoogte en de Regeling doven luchtvaartuiglichten militaire luchtvaartuigen gelden alleen voor die delen van de vlucht die voor het doel van de vlucht noodzakelijk zijn en waarvoor in de vluchtopdracht, uit naam van de Accountable Manager van het Defensie Helikopter Commando, expliciete opdracht en toestemming is verleend;

  • j. bij de NATURA2000 gebieden is de minimale vlieghoogte door bemande luchtvaart 1000ft AGL (zie groen gearceerd in figuur).

Artikel 5

Deze beschikking treedt in werking met ingang van dinsdag 24 september 2024 en vervalt met ingang van zaterdag 28 september 2024.

Deze beschikking zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en zal tevens bekend worden gemaakt door middel van een NOTAM.

De Minister van Defensie, voor deze, De Directeur Militaire Luchtvaart Autoriteit, A.A.W.K. Appels, Commodore

Tegen dit besluit kan, ten aanzien van de tijd en locatie waarop het TGB wordt ingesteld, op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen 6 weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een bezwaarschrift worden ingediend. Dit bezwaarschrift kan digitaal of schriftelijk worden ingediend. Het digitale bezwaarschrift dient te worden ingediend via www.defensie.nl/bezwaarJDV. Het schriftelijke bezwaarschrift dient te worden gericht aan de Minister van Defensie, Dienstencentrum Juridische Dienstverlening, ter attentie van de Commissie advisering bezwaarschriften Defensie, MPC 55A, Postbus 90004, 3509 AA Utrecht. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste bevatten: de naam en het adres van de indiener; de dagtekening; een omschrijving van de beschikking waartegen het bezwaar is gericht en de gronden van het bezwaar. Indien onverwijlde spoed dat vereist, is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de president van de rechtbank die bevoegd is. In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat een bezwaarschrift is ingediend.

TOELICHTING

In het kader van de bondgenootschappelijke oefening Helicopter Weapon Instructor Course Special Operating Forces (HWIC SOF), een stedelijke contra terreur oefening, wordt door helikopters van het Defensie Helikopter Commando (DHC) samengewerkt met eenheden van het Korps Commando Troepen (KCT). Tijdens deze oefening waarbij vliegende eenheden en grondeenheden zijn betrokken, staat de grond-luchtintegratie/samenwerking centraal. Om de oefening veilig te laten verlopen is het noodzakelijk dat het betrokken luchtruim tijdelijk wordt gesloten. Deze beschikking maakt dat mogelijk.

In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat militaire helikopters boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen een hoogte van ten minste 210 meter (700 voet) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 600 meter van het luchtvaartuig dienen aan te houden en elders ten minste 50 meter (150 voet) boven grond of water.

Binnen de tijdelijke gebieden met beperkingen mag door de militaire luchtvaartuigen die deelnemen aan de oefening zo laag worden gevlogen als voor het doel van de vlucht noodzakelijk is op grond van respectievelijk de artikelen 7, 10 en 12 van de Regeling minimum VFR-vlieghoogten en VFR-vluchten buiten de daglichtperiode voor militaire vliegtuigen en helikopters. Dit betekent dat niet continu laag wordt gevlogen. Bovendien zullen aanvliegroute en -hoogte, alsmede oefenlocaties zodanig worden gekozen, dat geluidhinder zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Artikel 4, sub i stelt dat het afwijken van de geldende vlieghoogten en het doven van de luchtvaartuiglichten binnen de oefening alleen is toegestaan wanneer hiervoor binnen de vluchtopdracht expliciet opdracht en toestemming is gegeven uit naam van de Accountable Manager. De Accountable Manager is veelal de commandant vliegbasis.

Het vorenstaande betekent dat niet continu laag wordt gevlogen. Aanvliegroutes en -hoogten, alsmede oefenlocaties worden zodanig gekozen dat geluidhinder zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Luchtvaartuigen in gebruik bij de Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, afdeling Luchtvaart, en luchtvaartuigen ten behoeve van HEMS- en SAR-vluchten mogen de TGB’s binnenvliegen na toestemming van MilATCC Schiphol, hetzij Amsterdam FIC of de plaatselijke luchtverkeersleiding van Rotterdam.

Onderkend wordt dat VFR-vluchten in class C airspace luchtverkeersinformatie ontvangen van de luchtverkeersleiding, maar vanwege de aard van de oefening is dit praktisch niet mogelijk. Er is gekozen voor de volgende invulling. Luchtverkeersinformatie aangaande het TGB Rotterdam A en het TGB Rotterdam B wordt in voorkomend geval door de dienstdoende luchtverkeersleider van de plaatselijke luchtverkeersleiding Rotterdam verstrekt aan de formatieleider. De formatieleider is verantwoordelijk voor de verspreiding van de informatie aan de andere deelnemers in de genoemde TGB’s.

Naar boven