TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Deze regeling wijzigt twee ministeriële regelingen die gebaseerd zijn op de Paspoortwet.
Ten eerste wordt de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 (hierna: PUN) gewijzigd
om extra gemeenten aan te wijzen voor het afhandelen van de aanvraag en uitgifte van
reisdocumenten1 aan niet-ingezetenen2. Gemeenten die voor deze dienstverlening zijn aangewezen, worden hier verder aangeduid
als grensgemeenten. Ten tweede wordt de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001
(hierna: PUB) gewijzigd om het maximaal aantal beschikbare identificatiekaarten per
reisdocumentenstation (RAAS)3 bij de Consulaire Serviceorganisatie (CSO) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
(BZ) te verhogen.
2. Aanwijzen van nieuwe grensgemeenten
In de periode 2024–2028 is er sprake van een paspoortpiek als gevolg van de verlenging
van de geldigheidsduur van het reisdocument (voor volwassenen) in 2014 van vijf naar
tien jaar. Op dit moment zijn er twaalf grensgemeenten waar niet-ingezetenen terecht
kunnen voor de aanvraag van een reisdocument.4 De wachttijden bij de grensgemeenten voor het maken van een afspraak voor het aanvragen
van een reisdocument varieerden vanaf begin 2024 van 4–6 weken tot meer dan 18 weken.
Dit is een onwenselijke situatie.
Het doel van de aanwijzing van extra grensgemeenten is het vergroten van de totaal
beschikbare capaciteit voor de uitgifte van reisdocumenten voor niet-ingezetenen en
daarmee dus de wachttijden voor aanvragers te verkorten. Andere alternatieven zijn
onderzocht maar bleken niet toereikend, waaronder opschaling binnen de bestaande grensgemeenten.
Grensgemeenten, evenals andere organisaties, kampen met personeelstekorten. Daardoor
is het opschalen van de capaciteit bij de huidige grensgemeenten niet voor alle grensgemeenten
mogelijk. Daarnaast kan capaciteit voor dienstverlening aan ingezetenen concurreren
met dienstverlening aan niet-ingezetenen, hetgeen onwenselijk is. Ook samenwerking
tussen grensgemeenten biedt niet voor alle grensgemeenten een oplossing, omdat meerdere
grensgemeenten tegen een capaciteitstekort aanlopen. Daarom is ervoor gekozen om het
aantal grensgemeenten uit te breiden. Naar verwachting zal deze uitbreiding ook een
positief effect hebben op de dienstverlening in de daljaren (na 2028). Uit de daljaren
2019–2023 is gebleken dat grensgemeenten deze dienstverlening ook bij lagere aantallen
aanvragen blijven aanbieden.
Met het oog op de paspoortpiek is door vier van de twaalf reeds aangewezen grensgemeenten
en het Ministerie van BZ verzocht om een uitbreiding van het aantal grensgemeenten.
Bij het selecteren van extra gemeenten voor deze dienstverlening is rekening gehouden
met de regio van de bestaande grensgemeenten die een verzoek tot uitbreiding hebben
ingediend. Gemeenten waarvan bekend was dat zij interesse zouden hebben om grensgemeente
te worden, zijn benaderd voor een voorlichtingssessie van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in samenwerking met het Ministerie van BZ en de
Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG). Vervolgens zijn deze gemeenten uitgenodigd
om een verzoek tot aanwijzing in te dienen bij het Ministerie van BZK. De huidige
twaalf grensgemeenten zijn verzocht om hun zienswijze te geven over de voorgenomen
uitbreiding met deze gemeenten. Uit deze verzoeken is, met inachtneming van de zienswijzen
van de huidige grensgemeenten en na afstemming met het Ministerie van BZ en de RvIG,
een keuze gemaakt.
Niet-ingezetenen kunnen na inwerkingtreding van deze wijziging voortaan ook bij de
gemeenten Aalten, Heerlen en Nijmegen terecht voor de aanvraag en uitreiking van een
reisdocument. Het effect van de uitbreiding op de wachttijden voor het maken van een
afspraak bij de grensgemeenten zal worden gemonitord om te bepalen of de beschikbare
capaciteit daarmee voldoende is. De verwachting is dat met de uitbreiding de extra
vraag kan worden ondervangen.
3. Uitbreiding aantal identificatiekaarten per RAAS-werkstation bij BZ
Om in te kunnen loggen op het zgn. reisdocumentenaanvraag- en archiefstation (RAAS-werkstation)
heeft een medewerker van een uitgevende instantie een identificatiekaart nodig. Met
deze kaarten hebben medewerkers toegang tot de RAAS-werkstations en kunnen daarmee
aanvragen voor reisdocumenten versturen naar de producent van het reisdocument. Het
aantal identificatiekaarten per RAAS-server was voor inwerkingtreding van deze regeling
beperkt tot maximaal 20.5
Enkele jaren geleden heeft het Ministerie van BZ de werkwijze in het aanvraag- en
uitgifteproces van reisdocumenten uit efficiencyoverwegingen gewijzigd. Bij de consulaire
posten en externe dienstverleners (EDV’s) in het buitenland kunnen aanvragen voor
reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten worden ingediend en de documenten
(fysiek) worden uitgereikt. De beslissing om een reisdocument al dan niet aan de aanvrager
te verstrekken, is sinds deze wijziging centraal belegd bij de CSO in Den Haag voor alle aanvragen
vanuit het buitenland. Bij de CSO worden de aanvragen die op alle 8 RAAS-servers opgeslagen
staan, verwerkt in 35 RAAS-werkstations, die bij de CSO staan en die per geografisch
gebied zijn ingedeeld.
Het aantal aanvragen per geografisch gebied verschilt per dag. Hierdoor hebben medewerkers
toegang nodig tot verschillende RAAS-werkstations. Voor deze gecentraliseerde werkwijze
ten aanzien van de verstrekking is het maximumaantal van 20 identificatiekaarten per
RAAS-server voor het Ministerie van BZ ontoereikend gebleken.
De beschikbare identificatiekaarten werden in de praktijk door verschillende medewerkers
van de CSO gebruikt. Dit is niet conform wet- en regelgeving en fraudegevoelig, omdat
met deze werkwijze in het RAAS-werkstation niet op persoonsniveau gelogd wordt. Zo
kon niet goed worden bijgehouden welke medewerker welke handelingen heeft uitgevoerd.
Als alternatief voor het vermeerderen van het aantal identificatiekaarten is overwogen
om de beschikbare identificatiekaarten (die gekoppeld zijn aan een bepaald RAAS-werkstation)
gedurende de dag telkens op naam van een andere medewerker te zetten. Dit is voor
de CSO praktisch niet uitvoerbaar. Als alternatief is ook overwogen om het maximum
te schrappen voor het aantal kaarten dat per RAAS-werkstation kan worden uitgegeven.
Dit is echter evenmin wenselijk vanuit het oogpunt van fraudepreventie, omdat iedere
kaart die extra in omloop is het risico op fraude verhoogt.
Gelet op het voorgaande is de vermeerdering van het maximumaantal identificatiekaarten
per RAAS-werkstation de beste oplossing. Daarmee wordt bereikt dat elke medewerker
van de CSO de beschikking heeft over een identificatiekaart voor de afzonderlijke
RAAS-werkstations. Een identificatiekaart wordt dan slechts door één medewerker gebruikt
en door middel van logging in het RAAS-werkstation kan goed worden bijgehouden welke
medewerker welke stap heeft uitgevoerd. Met het oog hierop is het maximumaantal identificatiekaarten
verhoogd van 20 naar 65 (wijziging van artikel 88, eerste lid, van de PUB).
Dit maximumaantal is (ruim) voldoende om met de huidige personeelsomvang bij de CSO
iedere medewerker een eigen kaart te geven. Ook is er dan een ruime marge voor het
geval dat de capaciteit bij de CSO wordt opgeschaald, bijvoorbeeld als gevolg van
de paspoortpiek in de periode 2024–2028.
4. Administratieve gevolgen
Door de uitbreiding van het aantal grensgemeenten kunnen niet-ingezetenen bij meer
grensgemeenten terecht voor de aanvraag en uitreiking van een reisdocument. Naar verwachting
komt dit de dienstverlening aan niet-ingezetenen ten goede, in die zin dat de wachttijden
voor het maken van een afspraak korter zullen worden. Of dit effect zich voordoet,
zal worden gemonitord. Voor burgers zullen er naast deze verlichting geen administratieve
lasten ontstaan door deze wijziging. Zij kunnen voor een aanvraag bij een van de grensgemeenten
terecht en kunnen naar wens de keuze maken afhankelijk van o.a. de verwachte wachttijd.
Als gevolg van de uitbreiding van het aantal grensgemeenten zullen de huidige grensgemeenten
naar verwachting ontlast worden van een (te) grote druk aan aanvragen, waardoor de
wachttijden anders (nog meer) zouden oplopen, en zal de beschikbare capaciteit meer
in evenwicht zijn met het aantal aanvragen dat wordt ingediend.
Door het verhogen van het maximumaantal identificatiekaarten voor het Ministerie van
BZ kan er bij de CSO volgens de voorschriften gewerkt worden. Elke kaart wordt dan
slechts door één medewerker gebruikt, waardoor in het RAAS-werkstation bijgehouden
kan worden welke medewerker welke stap heeft uitgevoerd. Het aanvraag- en uitgifteproces
voor documenten voor Nederlanders in het buitenland wordt daarmee bestendiger tegen
fouten en fraude.
De beide wijzigingen hebben geen gevolgen voor de regeldruk voor burgers.
5. Uitvoering
De met deze wijziging nieuw aangewezen grensgemeenten zijn voorgelicht over het aanvraag-
en uitgifteproces bij niet-ingezetenen, waarbij de nadruk is gelegd op de verschillen
in werkwijze in vergelijking met een aanvraag van een ingezetene. Bovendien zijn ze
geïnformeerd over de (mogelijke) opleiding van het in te zetten personeel. RvIG begeleidt
de nieuwe grensgemeenten bij de technische voorbereidingen, zoals de aanschaf van
apparatuur, om te starten als grensgemeente.
Het werken met een hoger aantal identificatiekaarten dan de huidige 20 heeft gevolgen
voor de werkwijze van de CSO. Iedere medewerker krijgt een eigen identificatiekaart
die in een individueel afsluitbaar kluisje zal worden opgeborgen. Op deze manier kunnen
kaarten niet meer tussen medewerkers gedeeld worden.
6. Privacygevolgen
Het toekennen van de bevoegdheid aan de burgemeesters van de nieuw aangewezen grensgemeenten
om aanvragen van niet-ingezetenen in ontvangst te nemen, verstrekkingsbesluiten te
nemen en documenten uit te reiken, impliceert verwerkingen van persoonsgegevens en
een inmenging in het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het
recht op de bescherming van persoonsgegevens. De noodzaak voor deze verwerkingen is
gelegen in het kunnen faciliteren van de aanvraag en de uitreiking van reisdocumenten
voor Nederlanders die in het buitenland wonen. De (wijze van) verwerking verschilt
voor de nieuw aangewezen grensgemeenten niet van de bestaande verwerkingen van persoonsgegevens
voor de doelgroep van niet-ingezetenen op grond van de Paspoortwet. Voor die verwerking
gelden de bestaande waarborgen op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG).
Het uitbreiden van het aantal identificatiekaarten voor het RAAS impliceert dat meer
personen een identificatiekaart ontvangen waarmee zij in het RAAS aanvragen van reisdocumenten
behandelen en dus persoonsgegevens verwerken. De wijze van verwerking als gevolg van
het uitbreiden van het aantal kaarten zal niet verschillen van de bestaande verwerking
met behulp van de reeds aanwezige identificatiekaarten. Met de wijziging is enkel
beoogd dat beter gelogd kan worden welke medewerker welke stap in het aanvraagproces
heeft uitgevoerd, omdat iedere medewerker over een eigen kaart beschikt. Ook hier
geldt dat de bestaande waarborgen voor de verwerking van persoonsgegevens conform
de AVG worden toegepast.
7. Financiële gevolgen
De extra aangewezen grensgemeenten dienen apparatuur aan te schaffen voor de dienstverlening
aan niet-ingezetenen, waaronder een aparte RAAS-server en RAAS-werkstation. Afhankelijk
van het aantal aanvragen moeten bovendien één of meerdere nieuwe aanvraagstations6 worden aangeschaft. De kosten hiervan worden door BZK vergoed. De gemeenten zullen
daarnaast kosten moeten maken voor het veranderen van werkwijzen en mogelijk ook voor
het opleiden van personeel dat nog geen ervaring heeft met het verwerken van aanvragen
door niet-ingezetenen. De kosten moeten worden gedekt uit de leges die voor de aanvragen
door niet-ingezetenen gelden.
Het uitbreiden van het aantal identificatiekaarten heeft voor het Ministerie van BZ
financiële gevolgen, aangezien er kosten verbonden zijn aan de aanschaf van extra
RAAS-identificatiekaarten. Deze kosten worden door het Ministerie van BZ gedragen.
Een RAAS-identificatiekaart kost € 67,02 excl. BTW.
8. Advies en consultatie
Een ontwerp van deze regeling is in consultatie geweest. Er zijn reacties ontvangen
van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Nederlandse Vereniging voor
Burgerzaken (NVVB) en het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Hoewel deze wijziging
van de PUN en de PUB geen gevolgen heeft voor het Caribisch deel van het Koninkrijk,
is de ontwerpregeling aan Caribisch Nederland en de landen voorgelegd. Bonaire heeft
laten weten geen opmerkingen te hebben, omdat de wijziging geen gevolgen heeft voor
Caribisch Nederland. Voor het overige zijn er geen inhoudelijke reacties van het Caribisch
deel van het Koninkrijk ontvangen. Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor
een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.
De VNG reageert positief op het aanwijzen van nieuwe grensgemeenten, gelet op de hoge
wachttijden bij de reeds aangewezen grensgemeenten. Wel vraagt de VNG aandacht voor
het continu monitoren van de wachttijden en het identificeren van mogelijke oorzaken
van het oplopen van wachttijden, zodat er tijdig aandacht en ondersteuning is voor
grensgemeenten. In het grensgemeenteoverleg, waar alle grensgemeenten en de Ministeries
van BZ en BZK aan deelnemen, is aandacht voor de monitoring van wachttijden en hoe
gemeenten hierin ondersteund kunnen worden.
De NVVB reageert positief op het aanwijzen van nieuwe grensgemeenten en het uitbreiden
van het maximumaantal identificatiekaarten voor het Ministerie van BZ. Met betrekking
tot het uitbreiden van het aantal grensgemeenten vraagt de NVVB aandacht voor facilitering
van de grensgemeenten met betrekking tot spreiding van de aanvragen, voorkomen van
shopgedrag en uitwisseling van best practices. Ook aan deze onderwerpen wordt aandacht
besteed in het grensgemeenteoverleg. De frequentie van dit overleg zal de komende
tijd worden verhoogd om de coördinatie tussen de grensgemeenten goed te kunnen borgen.
Gelet op de onder paragraaf 6 omschreven geringe gevolgen voor verwerking van persoonsgegevens,
is de conceptregeling niet formeel voor advies voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens
(AP), maar is de AP wel in kennis gesteld van de conceptregeling.
In de internetconsultatie is gevraagd wat men ervan vindt om drie extra gemeenten
aan te wijzen die reisdocumenten kunnen verstrekken aan Nederlanders die in het buitenland
woonachtig zijn. De internetconsultatie heeft één reactie opgeleverd. In de reactie
wordt gevraagd waarom niet in elke Nederlandse gemeente een reisdocument kan worden
aangevraagd door Nederlanders die in het buitenland woonachtig zijn. Er wordt gesteld
dat het ook in een winkel zou moeten kunnen, net zoals het verzenden of ophalen van
een postpakket, zolang de persoon die de aanvraag invoert juist opgeleid en bevoegd
is. Het is begrijpelijk dat, gelet op de hoge wachttijden voor het maken van een afspraak
bij een grensgemeente, de vraag opkomt waarom slechts een aantal gemeenten deze dienst
aanbieden. De reden hiervoor is dat voor het afhandelen van aanvragen van Nederlanders
uit het buitenland een andere (complexere) procedure geldt dan voor aanvragen van
inwoners van de eigen gemeente. Er is andere apparatuur en software nodig en medewerkers
moeten hiervoor speciaal worden opgeleid, hetgeen investeringen vraagt. Daarom kan
niet elke gemeente deze dienstverlening aanbieden. Bovendien geldt dat het aanvraag-
en uitgifteproces voor reisdocumenten niet erop is ingericht om aanvragen door medewerkers
van een winkel of pakketpunt te laten afhandelen. Reisdocumenten kunnen veel waard
zijn. Het proces moet daarom zeer zorgvuldig zijn, waardoor betrouwbaarheid en het
voorkomen van identiteitsfraude de hoogste prioriteit hebben. De huidige dienstverlening
beperkt zich daarom tot gemeenten. De reactie vraagt ook waarom er een maximum is
aan het aantal RAAS-identificatiekaarten en waarom niet elke bevoegde medewerker een
eigen exemplaar krijgt. Door het maximumaantal voor het CSO bij het Ministerie van
BZ naar 65 te verhogen, wordt het mogelijk om elke medewerker een eigen kaart te geven.
Het maximumaantal is bedoeld om ervoor te zorgen dat er niet teveel kaarten in omloop
zijn, aangezien elke extra kaart in omloop een hoger risico op diefstal en fraude
meebrengt. Tegelijkertijd moet het maximumaantal wel zodanig hoog zijn dat elke medewerker
een eigen kaart kan ontvangen.
9. Inwerkingtreding
De inwerkingtreding van de regeling is voorzien per 1 juli 2024. De extra grensgemeenten
hebben aangegeven vanaf 1 juli 2024 de nieuwe faciliteit te willen bieden. De CSO
heeft verzocht zo spoedig mogelijk over de extra identificatiekaarten te willen beschikken.
Er is voorzien in terugwerkende kracht tot 1 juli 2024.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Met deze wijziging van artikel 7 van de PUN worden extra gemeenten aangewezen die
dienstverlening kunnen verrichten voor niet-ingezetenen die een (nieuw) reisdocument
willen verkrijgen. Dit zijn de zgn. grensgemeenten. De uitbreiding heeft tot doel
het ondervangen van de verwachte stijging van het aantal aanvragen voor reisdocumenten
in de periode 2024–2028 wegens de verlenging van de geldigheidsduur van het reisdocument
in 2014 van vijf naar tien jaar. Op dit moment zijn er twaalf grensgemeenten waar
niet-ingezetenen terecht kunnen voor de aanvraag van een reisdocument.7 Hier komen drie gemeenten bij: Aalten, Heerlen en Nijmegen.
Artikel II
De wijziging van artikel 88 van de PUB breidt het aantal identificatiekaarten dat
per RAAS-werkstation kan worden toegewezen uit van 20 naar 65. Daarmee wordt tegemoetgekomen
aan de daartoe bestaande noodzaak bij de onder het Ministerie van BZ functionerende
CSO, die aanvragen voor reisdocumenten aangevraagd in het buitenland afhandelt. Het
huidige aantal van 20 is voor de CSO ontoereikend om op een adequate manier haar dienstverlening
te kunnen verrichten.
Artikel III
Artikel III regelt het tijdstip van de inwerkingtreding van beide wijzigingen. De
inwerkingtreding van de regeling is voorzien voor 1 juli 2024. De nieuwe grensgemeenten
hebben aangegeven vanaf 1 juli 2024 de extra faciliteit te willen bieden. Om hen zekerheid
te bieden is gekozen voor inwerkingtreding met terugwerkende kracht, zodat de nieuwe
grensgemeenten vanaf 1 juli 2024 deze dienstverlening kunnen aanbieden. De CSO wil
zo spoedig mogelijk over de extra identificatiekaarten beschikken.
Ook daarbij is gekozen voor inwerkingtreding met terugwerkende kracht zodat bij de
CSO sowieso vanaf 1 juli 2024 iedere medewerker over een eigen kaart kan beschikken.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Koninkrijksrelaties
en Digitalisering F.Z. Szabó