Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 19 juli 2024, nr. BZ2403605, houdende beperkende maatregelen ten aanzien van de Russische Federatie (Sanctieregeling binnenlandse repressie Russische Federatie 2024)

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Economische Zaken, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op Verordening (EU) 2024/1485 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2024 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Rusland (PbEU L 2024/1485) en de artikelen 2, tweede lid, en 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder Verordening (EU) 2024/1485: Verordening (EU) 2024/1485 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2024 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Rusland (PbEU L 2024/1485).

Artikel 2

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste lid, 4, 5, eerste lid, 6, eerste en tweede lid, 12, eerste lid, en 13, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) 2024/1485.

  • 2. Een verbod als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing in gevallen waarin artikel 2, tweede, derde of vijfde lid, artikel 3, eerste of vierde lid, artikel 4, eerste lid, artikel 5, tweede lid, artikel 7, eerste lid, artikel 8, eerste lid, artikel 9, eerste lid, artikel 10, eerste lid, of artikel 11 van Verordening (EU) 2024/1485 van toepassing is.

Artikel 3

  • 1. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, 7, eerste lid, 8, eerste en tweede lid, 9, eerste lid, 10, eerste lid, 11, eerste lid, 12, eerste lid, van Verordening (EU) 2024/1485 is de Minister van Financiën voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van tegoeden of informatie van financiële aard, met dien verstande dat instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a, c, e tot en met j, l en m, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van Verordening (EU) 2024/1485 verstrekken aan De Nederlandsche Bank en instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder b, d en k, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van Verordening (EU) 2024/1485 verstrekken aan de Autoriteit Financiële Markten. De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten zijn ten behoeve van de uitvoering van voornoemd artikel 12 bevoegd de ontvangen informatie aan de Minister van Financiën te verstrekken.

  • 2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 2, derde lid, 3, eerste en tweede lid, 4, eerste lid, 5, eerste lid, 7, eerste lid, 8, eerste en tweede lid, 9, eerste lid, 10, eerste lid, 12, eerste lid, van Verordening (EU) 2024/1485 is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen of informatie anders dan van financiële aard.

  • 3. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, en artikel 3, vierde lid, van Verordening (EU) 2024/1485 is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp of de Minister van Economische Zaken, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken.

  • 4. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van Verordening (EU) 2024/1485, is de Minister van Financiën voor zover het betreft tegoeden, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor zover het betreft vastgoed, inclusief bedrijfspanden, de Minister van Economische Zaken voor zover het betreft niet-beursgenoteerde ondernemingen, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor zover het betreft kunst- en cultuurobjecten en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voor zover het betreft vaar- en vliegtuigen.

  • 5. De Minister die het aangaat is, of zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn, onverminderd de bepalingen terzake in bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties, in afwijking van artikel 10g van de Sanctiewet 1977 bevoegd om gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem bij of krachtens enig wettelijk voorschrift opgedragen taken, te verstrekken aan Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel aan Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977, tenzij:

    • a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;

    • b. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;

    • c. de vertrouwelijkheid van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

    • d. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die de Sanctiewet 1977 beoogt te beschermen; of

    • e. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

  • 6. De bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van Verordening (EU) 2024/287 zijn:

    • a. alle bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen bij of krachtens de Sanctiewet 1977;

    • b. alle toezichthouders en toezichthoudende ambtenaren die bij of krachtens de Sanctiewet 1977 belast zijn met het toezicht op de naleving van Verordening (EU) 2024/1485 of de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde voorschriften;

    • c. of alle autoriteiten of beheerders van registers die bij of krachtens de Sanctiewet 1977 belast zijn met de uitvoering van Verordening (EU) 2024/1485.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling binnenlandse repressie Russische Federatie 2024.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp

TOELICHTING

Op 27 mei 2024 heeft de Raad van de Europese Unie Besluit (GBVB) 2024/14841 vastgesteld. In dat besluit wordt een kader ingesteld voor gerichte beperkende maatregelen in verband met de situatie in Rusland. De Raad van de Europese Unie is van mening dat beperkende maatregelen moeten worden opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten, voor de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, en voor het ondermijnen van de democratie en de rechtsstaat in Rusland, alsmede aan met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen. Ook vindt de Raad van de Europese Unie het passend beperkingen in te voeren voor het uitvoeren van items die voor binnenlandse repressie kunnen worden gebruikt, alsmede voor items die in de eerste plaats bestemd is voor gebruik bij het monitoren of onderscheppen van informatiebeveiliging en telecommunicatie. Om uitvoering te geven aan dit kader van beperkende maatregelen heeft de Raad van de Europese Unie Verordening (EU) 2024/14852 (hierna: verordening) vastgesteld. Deze regeling strekt tot uitvoering van de verordening.

Van het verbod om uitrusting die voor binnenlandse repressie kan worden gebruikt te verkopen, leveren, over te dragen of uit te voeren kan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp een vergunning verlenen teneinde gevolg te geven aan bepaalde concreet omschreven doeleinden, zoals voor humanitair of beschermend gebruik van die uitrusting (artikel 2, derde lid, van de verordening). Daarnaast kan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp toestemming verlenen voor de verkoop, levering, overdracht, uitvoer of verlening van de in artikel 2 eerste lid, van de verordening genoemde bijstand of diensten als dit noodzakelijk is voor het functioneren van bepaalde diplomatieke instanties (artikel 2, vijfde lid, aanhef en onderdeel a, van de verordening) en kan de Minister van Economische Zaken deze toestemming verlenen als dit noodzakelijk is voor het verlenen van onder andere elektronischecommunicatiediensten door telecommunicatie-exploitanten van de Europese Unie (artikel 2, vijfde lid, aanhef en onderdeel b, van de verordening).

Het verbod om apparatuur, technologie en software die in bijlage II van de verordening is vermeld te verkopen, leveren, over te dragen of uit te voeren (artikel 3, eerste lid, van de verordening) geldt niet als daar vooraf een vergunning voor is verleend door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp overeenkomstig artikel 3, eerste en tweede lid, van de verordening. Daarnaast kan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp toestemming verlenen voor de verkoop, levering, overdracht, uitvoer of verlening van de in artikel 3, eerste en tweede lid, van de verordening genoemde diensten als dit noodzakelijk is voor het functioneren van bepaalde diplomatieke instanties (artikel 3, vierde lid, aanhef en onderdeel a, van de verordening) en kan de Minister van Economische Zaken deze toestemming verlenen als dit noodzakelijk is voor het verlenen van onder andere elektronischecommunicatiediensten door telecommunicatie-exploitanten van de Europese Unie (artikel 3, vierde lid, aanhef en onderdeel b, van de verordening).

Het verbod om in verband met apparatuur, technologie en software die in bijlage II van de verordening is vermeld direct of indirect technische bijstand of tussenhandeldiensten te verlenen, financiering of financiële bijstand te verstrekken of diensten voor toezicht of interceptie van telecommunicatie of internet te verlenen, geldt niet in het geval de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voorafgaandelijk een vergunning heeft verleend overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van de verordening (artikel 4, eerste lid, van de verordening).

In afwijking van de bevriezingsmaatregel en het verbod om tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen, kan de Minister van Financiën voor tegoeden en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voor zover het betreft economische middelen, een vergunning verlenen teneinde gevolg te geven aan bepaalde concreet omschreven doeleinden, zoals het voorzien in de basisbehoeften (artikel 7, eerste lid, van de verordening) of het verlenen van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften (artikel 8, eerste lid, van de verordening). Ook kunnen deze Ministers een vergunning verlenen om de tegoeden of economische middelen vrij te geven voor uitgaven die verband houden met het voldoen aan een in dat artikel genoemd arbitraal vonnis dat is vastgesteld voordat de bevriezingsmaatregel op de tegoeden en economische middelen van de betrokkene van toepassing werd of het voldoen aan een vóór of na die datum in de Europese Unie gegeven rechterlijke of administratieve beslissing of in de betrokken lidstaat uitvoerbare rechterlijke beslissing (artikel 9, eerste lid, van de verordening). Tot slot voorziet artikel 10, eerste lid, van de verordening in de mogelijkheid om bevroren tegoeden of economische middelen vrij te geven voor een betaling die betrokkene verschuldigd is voordat de bevriezingsmaatregel op diens tegoeden en economische middelen van toepassing werd.

Aan de bevriezingsmaatregel en het verbod om tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen, alsook aan de uitzonderingen daarop, wordt uitvoering gegeven in artikel 2 van de sanctieregeling.

De bevoegde autoriteiten voor het verlenen van vergunningen in afwijking van de verbodsbepalingen zijn genoemd in artikel 3, eerste, tweede en derde lid, van de sanctieregeling. Met betrekking tot het melden van bevroren rekeningen en bedragen zoals bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de verordening wordt verduidelijkt waar deze meldingen moeten plaatsvinden in het geval van financiële tegoeden.

Voorts worden in artikel 3, vierde lid, van de sanctieregeling de bevoegde autoriteiten aangewezen in het kader van de meldplicht, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de verordening. Deze meldplicht komt mede voort uit de toenemende complexiteit van constructies om sancties te omzeilen. Het wordt noodzakelijk geacht de geliste personen en entiteiten te verplichten om de onder de jurisdictie van een lidstaat vallende tegoeden en economische middelen te melden en met de bevoegde autoriteit samen te werken bij de verificatie van de melding. Het niet naleven van deze verplichting wordt beschouwd als een overtreding van het verbod op omzeiling van de bepalingen inzake bevriezing van tegoeden en economische middelen en is strafbaar op grond van artikel 2, eerste lid, van de sanctieregeling jo artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten.

In de verordening vormt artikel 12, vijfde lid, een grondslag voor bevoegde autoriteiten en beheerders van officiële registers om informatie, met inbegrip van persoonsgegevens, te verwerken en uit te wisselen met andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten en met de Europese Commissie. Hiertoe zijn in de sanctieregeling aan artikel 3 het vijfde en zesde lid toegevoegd.

In artikel 3, vijfde lid, is een algemene grondslag voor gegevensverstrekking opgenomen. In het kader van de uitvoering van de bevriezingsmaatregelen ten aanzien van de eigendom van bedrijven en van registergoederen (waaronder woningen, schepen en luchtvaartuigen) is gebleken dat een horizontale bepaling ter bevordering van de noodzakelijke gegevensuitwisseling tussen de ministers die het aangaat en met de zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen noodzakelijk is om een effectieve tenuitvoerlegging van de door de Europese Unie vastgestelde sanctiemaatregelen in de verordening te bewerkstelligen. Door een horizontale bepaling (artikel 3, vijfde lid) – geïnspireerd door artikel 10h van de Sanctiewet 1977 en in navolging van onder andere artikel 2b van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 – wordt deze gegevensuitwisseling mogelijk gemaakt en wordt voorkomen dat voor elke gegevensuitwisseling in het kader van de uitvoering van de verordening, en daarmee samenhangende verwerking telkens nieuwe grondslagen opgenomen moeten worden.

De in artikel 3, zesde lid, aangewezen bevoegde autoriteiten mogen de in de verordening bedoelde informatie, inclusief persoonsgegevens, uitwisselen met elkaar en met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Europese Commissie.

Voor meer informatie over de beperkende maatregelen wordt verwezen naar de website www.Rijksoverheid.nl/sancties.

Ten slotte kan worden gemeld dat deze regeling strekt tot naleving van een internationale verplichting. Hierdoor is een uitzondering op de vaste verandermomenten toegestaan conform het beleid inzake vaste verandermomenten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp


X Noot
1

Besluit (GBVB) 2024/1484 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Rusland (PbEU L 2024/1485).

X Noot
2

Verordening (EU) 2024/1485 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2024 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Rusland (PbEU L 2024/1485)

Naar boven