Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 16 juli 2024 tot wijziging van de Regeling verslagstaten pensioenfondsen 2015

De Nederlandsche Bank N.V.;

Gelet op artikel 147 van de Pensioenwet, artikel 142 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, artikel 32 en artikel 33, derde lid, van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen;

Na overleg met de representatieve organisaties van (beroeps)pensioenfondsen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling verslagstaten pensioenfondsen 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.1 komt te luiden:

Artikel 2.1 Modellen

  • 1. Voor het deel van de pensioenaanspraken en pensioenrechten ten aanzien waarvan een solidaire premieregeling of een flexibele premieregeling wordt uitgevoerd gelden voor het fonds de modellen WTP-JS als bedoeld in bijlage 1.

  • 2. Voor het gescheiden vermogen gelden voor het fonds modellen FTK-JS als bedoeld in bijlage 1.

  • 3. Voor een algemeen pensioenfonds geldt model APF-J als bedoeld in bijlage 1.

B

Artikel 2.2 komt te luiden:

Artikel 2.2 Wijze van gegevensverstrekking

De rapportages als bedoeld in artikel 2.1 worden ingevuld op de wijze zoals voorgeschreven in bijlage 2.

C

Artikel 2.3 komt te luiden:

Artikel 2.3 Indieningstermijn en -frequentie

In bijlage 2 wordt voorgeschreven met welke frequentie en binnen welke indieningstermijn het fonds de in artikel 2.1 bedoelde gegevens aan DNB verstrekt.

D

De titel van artikel 3.1 komt te luiden:

Artikel 3.1 Modellen

E

Artikel 3.1, vierde lid, komt te luiden:

Voor een algemeen pensioenfonds gelden de modellen APF-KW als bedoeld in bijlage 1.

F

De titel van artikel 3.2 komt te luiden:

Artikel 3.2 Wijze van gegevensverstrekking

G

De titel van artikel 3.3 komt te luiden:

Artikel 3.3 Indieningstermijn en -frequentie

H

Artikel 4.1 komt te luiden:

Artikel 4.1 Modellen

  • 1. Voor het deel van de pensioenaanspraken en pensioenrechten ten aanzien waarvan een solidaire premieregeling of een flexibele premieregeling wordt uitgevoerd gelden voor het fonds de modellen WTP-DG als bedoeld in bijlage 1.

  • 2. Voor het gescheiden vermogen gelden voor het fonds de modellen FTK-DG als bedoeld in bijlage 1.

I

Artikel 4.2 komt te luiden:

Artikel 4.2 Wijze van gegevensverstrekking

De rapportages als bedoeld in artikel 4.1 worden ingevuld op de wijze zoals voorgeschreven in bijlage 2.

J

Artikel 4.3 komt te luiden:

Artikel 4.3 Indieningstermijn en -frequentie

In bijlage 2 wordt voorgeschreven met welke frequentie en binnen welke indieningstermijn het fonds de in artikel 4.1 bedoelde gegevens aan DNB verstrekt.

K

Bijlage 1 wordt gewijzigd

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.

Amsterdam, 16 juli 2024

De Nederlandsche Bank N.V. G.J. Salden, directeur

TOELICHTING

In het kader van de invoering van de Wet toekomst pensioenen en het Besluit toekomst pensioenen worden in de Regeling verslagstaten pensioenfondsen 2015 (hierna: de Regeling) wijzigingen doorgevoerd. Het betreft wijzigingen aan staten die op jaarbasis worden uitgevraagd en staten die op maandbasis worden uitgevraagd. Deze staten zijn opgenomen in bijlage 1 bij de regeling. In 2023 is de Regeling al gewijzigd voor de staten die op kwartaalbasis worden uitgevraagd.

De wijzigingen in de (her)ontworpen staten die nu voorliggen zijn gedreven vanuit de toezichthoudende taak van DNB op de pensioensector. Onderwerpen zoals bijvoorbeeld markt-, rente- en liquiditeitsrisico’s zijn in het nieuwe pensioenstelsel onverminderd relevant en in de kern ongewijzigd. Wat als gevolg van de Wet toekomst pensioenen in veel gevallen wel wijzigt, is de wijze waarop deze risico’s worden toebedeeld en verantwoord: een verschuiving van het collectief naar het individu (leeftijd, leeftijdscohort). Dit vraagt om een herijking van het data-gedreven risicogebaseerde toezicht van DNB op de pensioensector, waarvoor de verslagstaten een zeer belangrijke informatiebron blijven vormen.

In een beperkt aantal gevallen is ook sprake van wijzigingen die geen direct verband met de Wet toekomst pensioenen houden, maar voortvloeien uit de behoefte om sectorbreed meer inzicht te krijgen in bepaalde (onderliggende) risico’s.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2.2 Wijze van gegevensverstrekking

In dit artikel zijn specificaties van de wijze van gegevensverstrekking verwijderd en wordt nu verwezen naar bijlage 2 voor deze informatie.

Artikel 2.3 Indieningstermijn en -frequentie

In dit artikel is de specificatie van de indieningstermijn en -frequentie verwijderd en wordt nu verwezen naar bijlage 2 voor deze informatie.

Artikel 3.1 Modellen

Er is een titel toegevoegd aan dit artikel. Daarnaast is in het vierde lid nu bepaald dat voor algemeen pensioenfondsen de modellen APF-KW gelden als bedoeld in bijlage 1.

Artikel 3.2 Wijze van gegevensverstrekking

Er is een titel toegevoegd aan dit artikel.

Artikel 3.3 Indieningstermijn en -frequentie

Er is een titel toegevoegd aan dit artikel.

Artikel 4.2 Wijze van gegevensverstrekking

In dit artikel zijn specificaties van de wijze van gegevensverstrekking verwijderd en wordt nu verwezen naar bijlage 2 voor deze informatie.

Artikel 4.3 Indieningstermijn en -frequentie

In dit artikel is de specificatie van de indieningstermijn en -frequentie verwijderd en wordt nu verwezen naar bijlage 2 voor deze informatie.

Toelichting op de wijzigingen aan Bijlage 1

Aan bijlage 1 zijn jaarstaten toegevoegd, verwijderd of gewijzigd:

  • Staat J101-1 ‘Organisatie’: er is een aantal vragen toegevoegd over het type regeling en contractvorm dat het fonds uitvoert. Deze bepalen welke onderdelen van de verslagstaten het fonds moet invullen. Blokkerings- en signaleringsregels worden hierop afgestemd. De vraag over multi-opf is vervallen.

  • Staat J101-12 ‘Samenstelling overige commissies’: er wordt alleen nog de opsomming van de overige commissies uitgevraagd en het aantal leden per commissie. Persoonsgegevens worden niet meer uitgevraagd.

  • Staat J102-3 ‘Bestuur, actuaris en accountant’: de vragen over het bestuur zijn verwijderd, tevens zijn de telefoonnummers van de actuaris/accountant verwijderd.

  • Staat J301-1B ‘Enkelvoudige balans WTP’: deze verslagstaat is nieuw. Het enige verschil met de balans FTK (J301-1) is dat op de balans voor de WTP-regelingen een aantal extra passiefposten zijn opgenomen: Solidariteitsreserve, Risicodelingsreserve, Compensatiedepot en Operationele voorziening.

  • Staat J301-5 ‘Specificatie activa enkelvoudige balans: Deelnemingen’: in deze staat worden zowel de geconsolideerde deelnemingen als niet-geconsolideerde deelnemingen gerapporteerd. Naast de balanswaarde wordt ook het resultaat per deelneming uitgevraagd, dat is de specificatie van de regel ‘Resultaat deelnemingen’ in verslagstaat J401.

  • Staat J301-9 ‘Specificatie passiva enkelvoudige balans: Gespecificeerde reserves’: de kolommen 030 (onttrekkingen gedurende boekjaar) en 040 (dotaties gedurende boekjaar) zijn verwijderd.

  • Staat J301-9B ‘Specificatie passiva enkelvoudige balans: Operationele voorziening (WTP)’: deze verslagstaat is nieuw. Gerapporteerd worden de verschillende componenten in de operationele voorziening (begin- en eindstand). In de memorie van toelichting bij de WTP worden als mogelijke componenten genoemd: mutaties met terugwerkende kracht, geen premie wel recht, excassokosten, risicogedekt nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen (mag ook in aparte voorziening) en premievrije voortzetting AO (mag ook in aparte voorziening). Deze verslagstaat is gerelateerd aan de kolom operationele voorziening in staat J605 (actuariële analyse), daarin wordt ook de mutatie van de operationele voorziening getoond maar dan naar oorzaak en niet gesplitst naar component.

  • Staat J301-10 ‘Specificatie passiva enkelvoudige balans: Andere voorzieningen’: de kolommen 030 (onttrekkingen gedurende boekjaar) en 040 (dotaties gedurende boekjaar) zijn verwijderd.

  • Staat J401B ‘Rekening van baten en lasten WTP’: de posten onder ‘Indirecte beleggingsopbrengsten’ zijn nader gespecificeerd en in overeenstemming gebracht met de balans en de kwartaalrapportage over de beleggingsopbrengsten. Toegevoegd zijn ‘private equity’, ‘infrastructuur’, ‘hedgefunds’ en ‘commodities’. De verwerking van resultaten van deelnemingen is gewijzigd. Er is een regel toegevoegd ‘Resultaat deelnemingen’ (deze post wordt in verslagstaat J301-5 gespecificeerd naar individuele deelneming). De post ‘aandeel derden in resultaten van geconsolideerde deelnemingen’ is vervallen. De post uitkeringen wordt niet meer gespecificeerd naar ouderdomspensioen-nabestaandenpensioen-enz, dit gebeurt in verslagstaat J402-1. Bovenstaande wijzigingen gelden naast J401B ook voor J401 (Balans FTK). Voor J401B zijn er daarnaast vier regels bij de Lasten zijn toegevoegd: ‘mutatie solidariteitsreserve’, ‘mutatie risicodelingsreserve’, ‘mutatie compensatiedepot’ en ‘mutatie operationele voorziening’.

  • Staat J402-2 ‘Specificatie rekening van baten en lasten: Kosten exclusief vermogensbeheer’: in deze staat is een kengetal toegevoegd: ‘Administratieve uitvoeringskosten als bedrag per totaal deelnemers (incl slapers)’. De administratieve uitvoeringskosten werden tot nu toe alleen uitgedrukt als bedrag per actieven+gepensioneerden. De kosten uitdrukken als bedrag per deelnemer zowel in- als exclusief slapers geeft een genuanceerder beeld voor de vergelijking van kosten tussen fondsen.

  • Staat J402-3B ‘Toelichtingen op de baten en lasten rekening WTP’: ten opzichte van de J402-3 (FTK) zijn regels toegevoegd: ‘Toelichting op mutatie solidariteitsreserve’, ‘Toelichting op mutatie risicodelingsreserve’ en ‘Toelichting op mutatie compensatiedepot’.

  • Staat J402-4 ‘Kosten vermogensbeheer’: de post ‘kosten alternatieve beleggingen’ is gesplitst in ‘kosten private equity’ en ‘kosten infrastructuur’. Deze indeling is conform die op de balans en in de kwartaalstaten. Daarnaast is een kengetal toegevoegd: Totale kostenratio (administratieve uitvoeringskosten + vermogensbeheerkosten excl. transactiekosten) als percentage van het gemiddeld belegd vermogen.

  • Staat J404 ‘Premie’: deze verslagstaat is nieuw en geldt alleen voor WTP-regelingen. De uitvraag over premie is veel beperkter dan onder FTK. Er is bijvoorbeeld geen toets meer op de kostendekkendheid van de premie en er zijn geen opbouwpercentages meer. Wat ook vervalt voor WTP-regelingen is de ex-ante rapportage over de premie (K401 en K402, jaarlijks in te dienen medio februari). Gegevens over de pensioendoelstelling en de kans dat de pensioendoelstelling wordt gehaald worden niet uitgevraagd in deze jaarstaat maar in de reglementenrapportage (K603, jaarlijks in te dienen voor 1-4).

  • Staat J501B ‘Solvabiliteit en dekkingspositie WTP’: er zijn diverse regels toegevoegd zodat alle details van de berekening van het minimaal vereist eigen vermogen bekend zijn. Staat J501B volgt nu exact de wettelijke berekening (Besluit FTK artikel 11) inclusief alle gedetailleerde (tussen)stappen. Voor de berekening van het minimaal vereist eigen vermogen is belangrijk tot wanneer de beheerslasten zijn vastgelegd, daarom wordt deze datum expliciet uitgevraagd (in tegenstelling tot de FTK-staat J501 waarin dit aspect minder van belang is). Toegevoegd is daarnaast de toetsing van de aanwezige solvabiliteit aan het minimaal vereist eigen vermogen. Deze toetsing hangt af van de vraag of het fonds beleggingsrisico loopt. Als het antwoord hierop Ja is dan is PW art 140 van toepassing, is het antwoord Nee dan is Besluit FTK art 11a van toepassing.

  • Staat J601-1B ‘Nominale (niet verdisconteerde) kasstromen voor risico fonds – WTP’: deze verslagstaat is nieuw. Voor WTP-regelingen hoeven alleen de kasstromen voor vastgestelde uitkeringen te worden gerapporteerd.

  • Staat J601-2B ‘PPV/TV per leeftijdsjaar’: deze verslagstaat is nieuw. Voor WTP-regelingen wordt een specificatie van de PPV naar leeftijd gevraagd. Onderscheid naar leeftijd is onder WTP belangrijk bijvoorbeeld omdat toedeelregels en risicohouding ook per leeftijd(cohort) gelden.

  • Staat J601-3 ‘Overlevingskansstelsel’: er is één niet meer relevante vraag vervallen.

  • Staat J601-5 ‘Grondslagen technische voorzieningen risico fonds’: er zijn vragen toegevoegd over het hanteren van uniseks-tarieven.

  • Staat J601-6 ‘Projectierendement’: deze verslagstaat is nieuw en geldt alleen voor WTP-regelingen. Het projectierendement moet worden gebruikt voor de vaststelling van de hoogte van het pensioen in de uitkeringsfase en bestaat uit de rentetermijnstructuur met eventueel een risico-opslag of -afslag en/of een inflatie-afslag. In de rapportage moeten ook deze op- en afslagen worden gerapporteerd.

  • Staat J601-7 ‘Tariefstaat aanwending persoonlijk pensioenvermogen’: deze verslagstaat is nieuw. Gerapporteerd wordt hoe de grondslagen (projectierendement, sterfte en kosten) uitwerken bij aanwending van een kapitaal (€ 100.000) in de hoogte van de uitkering. Dit gebeurt voor een aantal varianten: met of zonder nabestaandenpensioen en variabele of vastgestelde uitkering (als deze van toepassing is bij het fonds) en voor een aantal maatmensen waarbij 3 leeftijden worden onderscheiden. Daarbij moet worden aangegeven welk bedrag van de € 100.000 benodigd is voor componenten anders dan de uitkering (bv de kostenafslag).

  • Staat J601-8 ‘Tariefstaat premiecomponenten’: deze verslagstaat is nieuw. Gerapporteerd wordt hoe de ingelegde premie wordt aangewend en welk bedrag ‘overblijft’ voor ouderdomspensioen en eventueel nabestaandenpensioen vanaf pensioendatum. Dit gebeurt voor een aantal maatmensen die verschillen in leeftijd en premiegrondslag. In het geval het fonds meerdere basispensioenregelingen uitvoert wordt deze staat ingevuld voor de grootste basispensioenregeling (in termen van premievolume).

  • Staat J606 ‘Technische analyse’: deze verslagstaat is nieuw en geldt alleen voor WTP-regelingen. Het verschil met de technische analyse onder FTK (J605) is dat onder de WTP naast de Technische Voorziening ook andere balansposten een significante rol spelen: Solidariteitsreserve, Risicodelingsreserve en Compensatiedepot. Deze zijn als kolommen in de technische analyse toegevoegd. De technische analyse geeft het verloop van al deze balansposten gedurende het boekjaar weer, gespecificeerd naar oorzaak. Voor het resultaat op verschillende oorzaken kan het pensioenfonds toedeelregels hebben waar het resultaat ‘terecht komt’. Om dat zichtbaar te maken wordt per oorzaak eerst het resultaat vóór verdeling gerapporteerd en daarna de verdeling.

  • Staat J607 ‘Risicohouding, risicoblootstelling en beleid beleggingsrisico’: deze verslagstaat is nieuw. In de eerste drie kolommen wordt de door het fonds vastgestelde risicohouding gerapporteerd, uitgedrukt in drie maatstaven (risico-maatstaf, verwachtingsmaatstaf en jaar-op-jaar afwijking). Deze maatstaven komen overeen met de in Besluit uitvoering pensioenwet art. 14u genoemde maatstaven met een kleine herschikking. In de volgende drie kolommen wordt de berekende risicoblootstelling voor de drie maatstaven getoond waaraan de risicohouding wordt getoetst. De laatste vier kolommen geven aan welke toedeelregels er per leeftijd worden gehanteerd t.a.v. beschermingsrendement resp. overrendement (deze kolommen gelden alleen voor de solidaire premieregeling). Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de algemene definitie die gebaseerd is op Besluit FTK artikel 13 lid 8 en een eventueel afwijkende definitie die het fonds zelf hanteert. Als het fonds naast leeftijd ook andere kenmerken van deelnemers gebruikt voor onderscheid naar risicohouding vult het fonds deze verslagstaat per onderscheiden groep in.

  • Staat J1000 ‘Enkelvoudige balans totale pensioenfonds’ en staat J1001 ‘Rekening van baten en lasten totale pensioenfonds’: deze verslagstaten zijn nieuw. Fondsen die zowel niet-ingevaren regelingen uitvoeren als ingevaren regelingen (of nieuw gestarte regelingen onder WTP) rapporteren alles per financieel geheel. Uitzondering daarop zijn de staten J1000-J1002 waarin het totaal van de beide financiële gehelen wordt getoond. In principe is dit de optelling van de twee financiële gehelen, eventueel gecorrigeerd voor onderlinge financiële relaties.

  • Staat J1002 ‘Unieke deelnemers totale pensioenfonds’: deze verslagstaat is nieuw. Ten behoeve van statistieken op sectorniveau worden de aantallen unieke deelnemers in het pensioenfonds uitgevraagd. Bv een slaper in het niet-ingevaren deel die een actieve is onder de nieuwe WTP-regeling telt mee als actieve.

Aan bijlage 1 is toegevoegd:

  • Staat K603 ‘Pensioenreglement’: Voor WTP-regelingen geldt de K603-verslagstaat, fondsen met FTK-verplichting houden de ongewijzigde FTK-uitvraag (K602). Fondsen met rapportageverplichting WTP vullen de verslagstaat per regeling in (per regeling een aparte kolom). De gegevens tot en met regel 470 worden voor alle regelingen gerapporteerd, voor de regels daarna hoeft dit alleen voor de basisregeling(en). Ten opzichte van de FTK-reglementenstaat zijn diverse vragen toegevoegd, met name over de vormgeving van de solidaire- en/of flexibele premieregeling.

Naar boven