Regeling van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 16 juli 2024, nr. WJZ/ 63246671, tot wijziging van de Regeling EZK- en LNV-subsidies 2021 en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024 in verband met het openstellen van onderdeel e, inzake digitale innovaties van de subsidiemodule Samenwerken aan innovatie door operationele groepen in het kader van EIP

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Gelet op

  • verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PbEU 2021, L 435);

  • verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013;

  • verordening (EU) 2023/2854 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende geharmoniseerde regels inzake eerlijke toegang tot en eerlijk gebruik van data en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn (EU) 2020/1828 (Dataverordening);

  • artikel 3, eerste, tweede en derde lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

  • artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling EZK- en LNV-subsidies 2021 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de alfabetische volgorde worden in artikel 5.6.1 de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

gebruiker:

een natuurlijke of rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, twaalfde lid van verordening 2023/2854;

gegevenshouder:

een natuurlijke of rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, dertiende lid van verordening 2023/2854;

gegevensontvanger:

een natuurlijke of rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, veertiende lid van verordening 2023/2854;

verordening 2023/2854:

Verordening (EU) 2023/2854 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende geharmoniseerde regels inzake eerlijke toegang tot en eerlijk gebruik van data en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn (EU) 2020/182;

B

Artikel 5.6.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zesde lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In onderdeel c vervalt ‘of’.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. Het op orde brengen van digitale randvoorwaarden om digitale innovaties in de agrarische bedrijfsvoering te kunnen uitwerken of implementeren, om bij te dragen aan het versterken en versnellen van de groene transitie door middel van een grotere inzet van digitalisering voor een duurzame landbouw- en voedselketen en een robuuste natuur.

2. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. In afwijking van het eerste lid verstrekt de minister enkel subsidie voor een project dat is gericht op de categorie, bedoeld in het zesde lid, onderdeel e, aan een operationele groep die bestaat uit ten minste drie partijen, waaronder één gegevenshouder, één gebruiker en één gegevensontvanger waarbij tenminste één van deze partijen tevens landbouwer is.

C

Aan artikel 5.6.3, eerste lid, onderdeel c, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel 4 door een puntkomma, een subonderdeel toegevoegd luidende:

  • 5°. indien het project is gericht op de categorie, bedoeld in artikel 5.6.2, zesde lid, onderdeel d of e, de koop of huurkoop van software en digitale hardware en bijbehorende licenties.

D

Aan artikel 5.6.8 wordt onder vernummering van het zesde en zevende lid tot zevende en achtste lid na het vijfde lid een nieuw zesde lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Voor de rangschikking van een aanvraag voor een project dat bijdraagt aan de doelstelling, bedoeld in artikel 5.6.2, zesde lid, onderdeel e, wordt het aantal punten gegeven voor het eerste lid, onderdelen a, b, c en d, vermenigvuldigd met onderscheidenlijk de wegingsfactoren 4, 2, 1 en 3.

E

In artikel 5.6.11, tweede lid, wordt ‘Er kunnen deelbetalingen worden verstrekt. Een deelbetaling’ vervangen door ‘Een aanvraag tot deelbetaling’.

ARTIKEL II

In de tabel horende bij artikel 3, tweede lid, van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024 wordt onder de rij met betrekking tot Titel 5.6 een rij toegevoegd, luidende:

 

5.6.2, eerste lid en zesde lid, onderdeel e

 

e. Het op orde brengen van digitale randvoorwaarden om digitale innovaties in de agrarische bedrijfsvoering te kunnen uitwerken of implementeren.

15-08-2024 t/m 20-09-2024

€ 8.460.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 juli 2024

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel van de wijziging

De subsidiemodule Samenwerken aan innovatie door operationele groepen in het kader van EIP (ook ‘EIP-regeling’ genoemd) wordt uitgebreid met een extra submodule ter stimulering van digitalisering in de landbouw. Meer specifiek gaat het om het op orde brengen van digitale randvoorwaarden om digitale innovaties in de agrarische bedrijfsvoering te kunnen uitwerken of implementeren. Met voorliggende wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 en van de Regeling openstelling Europese EZK- en LNV-subsidies 2024 wordt de nieuwe submodule E. Digitalisering toegevoegd aan de EIP-regeling en wordt de submodule voor het eerst opengesteld. De openstelling vindt plaats van 15 augustus 2024 tot en met 20 september 2024. Het openstellingsbudget bedraagt € 8.460.000.

EIP-regeling

De EIP-regeling is in mei 2023 opgenomen in de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021, Titel 5.6. EIP staat voor Europese Innovatie Partnerschappen. Doel van de EIP-regeling is het stimuleren van de (door)ontwikkeling van innovatieve initiatieven die bijdragen aan de transitie naar een duurzame en toekomstbestendige landbouw en de uitwisseling van kennis hierover. Om dit doel te bereiken wordt subsidie verstrekt aan samenwerkingsverbanden (‘operationele groepen’) die gezamenlijk projecten uitvoeren die bijdragen aan het doel van de subsidiemodule. De EIP-regeling is een uitwerking van de interventie voor innovatie binnen het Nationaal Strategisch Plan (NSP) waarmee het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) wordt uitgevoerd in Nederland in de periode 2023–2027.

Oorspronkelijk bestond de EIP-regeling uit vier submodules met eigen specifieke doelen. Dit zijn: A) Samenwerken voor generatievernieuwing, B) Verminderen staartcouperen in de varkenshouderij, C) Ontwerp gebiedsgerichte fieldlab en D) Andere bottom up innovaties. Met voorliggende wijziging van de regeling, wordt submodule E) Digitalisering toegevoegd. De submodules A, B, C, D en E worden afzonderlijk van elkaar opengesteld voor het aanvragen van subsidies.

Uitbreiding EIP-regeling voor digitalisering

Submodule E. Digitalisering wordt toegevoegd aan de EIP-regeling omdat digitalisering in hoge mate potentie heeft om bij te dragen aan de modernisering van de landbouw zoals omschreven in de horizontale doelstelling van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) ‘moderniseren van de landbouw en de plattelandsgebieden door kennisstimulering en -deling, innovatie en digitalisering in de landbouw en de plattelandsgebieden en door bevordering van de benutting daarvan door landbouwers via betere toegang tot onderzoek, innovatie, kennisuitwisseling en scholing’ (verordening (EU) 2115/2021, art. 6, lid 2). Digitalisering is ook van belang om het concurrentievermogen van landbouwbedrijven te vergroten. Dit is verwoord in het GLB-doel ‘vergroting van de marktgerichtheid en het concurrentievermogen van landbouwbedrijven voor zowel de korte als de lange termijn, onder meer door meer aandacht voor onderzoek, technologie en digitalisering’ (verordening (EU) 2115/2021, art. 6, lid 1, sub b). Onder digitalisering wordt in het GLB niet alleen gedoeld op investeringen in digitalisering maar ook op de invoering van digitale technologieën, en op het verbeteren van de toegang tot kennis en het uitwisselen van onpartijdige, toe te passen nieuwe kennis.

Digitalisering speelt een belangrijke rol bij de versnelling van de transitie naar een duurzaam voedselsysteem. Belangrijk bij digitalisering is een zorgvuldige omgang met data, maar ook met de gegevenshouders en gegevensontvangers. Daarom richt submodule E Digitalisering zich op ‘digitale randvoorwaarden’. Dit sluit aan bij Europese regels voor een eerlijke toegang tot en een eerlijk gebruik van data (‘Dataverordening’, verordening (EU) 2023/2854) en bij het nationale beleid hieromtrent, zoals opgenomen in het LNV-actieprogramma Digitalisering1. Dit actieprogramma streeft ernaar om de digitale randvoorwaarden voor de groene transitie op orde te brengen. Het LNV-actieprogramma Digitalisering kent de volgende hoofddoelen:

  • A. Data moet toegankelijker en bruikbaarder zijn, zodat de benodigde data te gebruiken is voor een goede werking van digitale systemen die de transitie naar een duurzame landbouw kan versnellen;

  • B. Het proces van data uitwisselen, delen en verwerken verbeteren en optimaliseren, zodat het mogelijk is om verzamelde data zorgvuldig te verwerken en analyseren op grond waarvan betere beslissingen kunnen worden genomen dan wel machines kunnen worden aangestuurd;

  • C. Het opdoen van kennis over digitalisering meer stimuleren en de toepasbaarheid vergroten;

  • D. Meer inzet op adequate wet- en regelgeving om digitale systemen/producten/manieren van werken daadwerkelijk te kunnen implementeren, adopteren en door ontwikkelen en ruimte te creëren voor doelsturing;

  • E. Het realiseren van voldoende financiering en verdienvermogen, zodat het mogelijk en aantrekkelijk is voor de verschillende agrarische sectoren en andere spelers in de groene domeinen om te investeren in (de ontwikkeling van) digitale hulpmiddelen voor duurzame en economisch efficiënte alternatieven van voedsel produceren;

  • F. Kennis ontwikkelen en innovatie versterken op het gebied van digitalisering met als doel slimme oplossingen te ontwikkelen voor de maatschappelijke vraagstukken waar de samenleving voor staat in de agrarische sector, de visserij en de natuur.

Beoogde projecten

De projecten die ondersteund worden met de submodule E Digitalisering kunnen divers van aard zijn. Projecten kunnen zich richten op data-zeggenschap, interoperabiliteit, transparantie over datagebruik, dataportabiliteit, hergebruik van data, vertrouwelijkheid, privacy en cyberveiligheid in de agrofood- en natuurdomeinen. Het ontwikkelen van gedragscodes of het ontwikkelen van standaarden voor identificatie, datakwaliteit en metingen kan in projecten opgepakt worden. Ook kunnen projecten zich richten op kennisuitwisseling over digitale innovaties, het versterken van digitale competenties en cyberweerbaarheid. Projecten kunnen sectorale of sectoroverstijgende initiatieven zijn, waarbij partijen vanuit landbouwsectoren en partijen uit bijvoorbeeld natuurbeheer, bosbeheer en waterbeheer samenwerken om landschappelijke databronnen te delen, samen te voegen en gezamenlijk te benutten (bijvoorbeeld via regionale, sectorale of gebiedsgerichte data-coöperaties). Projecten kunnen tenslotte ook gaan over het wegnemen van knelpunten bij het implementeren van sleuteltechnologieën zoals Artificial Intelligence, Autonomous Robots, Datafication, Big Data, Modelling, Digital Twins, Decision Support, Human-computer interaction, Precise and non-destructive measuring Sensors.

2. Regeldruk

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft besloten om geen formeel advies uit te brengen, omdat er geen of beperkte gevolgen zijn voor de regeldruk. De submodule EIP Digitalisering, volgt dezelfde uitvoeringssystematiek als de andere submodules van de EIP-regeling, waardoor de rekensom voor het berekenen van de regeldruk vergelijkbaar is. Voor de submodule Digitalisering is bij de openstelling in 2024, € 8.460.000,– beschikbaar. De gemiddelde projectomvang is ca. € 300.000,–. Dit levert ongeveer 28 projecten op die gesubsidieerd kunnen worden. Per project wordt gerekend op 100 uur aan administratieve lasten, waarvan 50% door de aanvragers zelf en 50% door ingehuurde adviseurs. Uitgaande van een uurtarief van € 50,– voor eigen arbeid en € 78,– voor adviseurs. Dit komt neer op € 6.400,– per project. De regeldruk bedraagt voor deze submodule € 179.200,– (28*€ 6.400,–). Uitgedrukt in een percentage is dit 2,1% ((€ 179.200,–/ € 8.460.000,–)*100%). De regeldruk is naar verwachting lager indien de aanvrager gebruik maakt van de Vereenvoudigde Kostenoptie (VKO) voor het berekenen van arbeidskosten of voor overige kosten.

3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt zo spoedig mogelijk in werking, op de dag na publicatie in de Staatscourant. Hiermee wordt afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten van regelgeving. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd door het feit dat de doelgroep van deze regeling gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

In artikel 5.6.1 worden enkele nieuwe begripsbepalingen opgenomen, onder verwijzing naar de definities uit verordening 2023/584, de zogenaamde Dataverordening. Het betreft de begripsbepalingen van ‘gebruiker’, ‘gegevenshouder’, en ‘gegevensontvanger. Ook van verordening 2023/2854 is een definitie toegevoegd.

Een 'gebruiker’ is een natuurlijke of rechtspersoon die een verbonden product in eigendom heeft, of aan wie contractueel tijdelijke rechten zijn overgedragen om dat verbonden product te gebruiken, of die gerelateerde diensten ontvangt. Onder het begrip gebruiker vallen bijvoorbeeld landbouwers die van diensten of producten gebruik maken die door gegevenshouders worden aangeleverd of gefaciliteerd om data van en over hun bedrijven in op te slaan en te gebruiken voor monitoring, bedrijfsoptimalisatie en verantwoording.

Een ‘gegevenshouder’ is een natuurlijke of rechtspersoon die het recht of de verplichting heeft gegevens te gebruiken en ter beschikking te stellen, waaronder – in gevallen waar dat contractueel is overeengekomen – productgegevens of gegevens van een gerelateerde dienst die deze natuurlijke of rechtspersoon heeft opgevraagd of gegenereerd tijdens de verlening van een gerelateerde dienst. Onder het begrip gegevenshouder vallen bijvoorbeeld fabrikanten en leveranciers van landbouwmachines en apparatuur, verleners van digitale diensten, data-intermediairs en andere houders of hergebruikers van data van agrarische ondernemingen, inclusief loonwerkers.

Een ‘gegevensontvanger’ is een natuurlijke of rechtspersoon die handelt voor doeleinden die verband houden met diens handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, die niet de gebruiker van een verbonden product of gerelateerde dienst is en aan wie gegevens beschikbaar worden gesteld door de gegevenshouder, met inbegrip van een derde op verzoek van de gebruiker aan de gegevenshouder. Onder het begrip gegevensontvanger vallen bijvoorbeeld ketenpartijen zoals coöperaties, diervoederleveranciers, afnemers van agrarische producten zoals veilingen en handelsmaatschappijen. Het zijn bedrijven en organisaties die gebruiksrecht kregen op data. Dit kunnen zowel agrarische bedrijven als adviesbedrijven en andere ketenpartners zijn.

Artikel I, onderdeel B

Het te ondersteunen project moet bijdragen aan het versterken en versnellen van de groene transitie door middel van een grotere inzet van digitalisering ten behoeve van een duurzame landbouw- en voedselketen en een robuuste natuur. Dit is gelijk aan de hoofddoelstelling van het LNV Actieprogramma Digitalisering.

In het projectplan moet beargumenteerd worden hoe en waarom het project bijdraagt aan één of meerdere doelen en subdoelen van het LNV Actieprogramma Digitalisering. De acties die in het actieprogramma staan genoemd kunnen daarbij als startpunt of leidraad gebruikt worden.

Artikel I, onderdeel C

Voor categorie d en e (onder artikel I, onderdeel E) is een categorie subsidiabele kosten toegevoegd. Dit is (5°) de koop of huurkoop van soft- en hardware en bijbehorende licenties die beschouwd kunnen worden als een investering in bedrijfsmiddelen. Bedrijfsmiddelen zijn bezittingen die voor langere tijd gebruikt kunnen worden in de bedrijfsvoering. Het subsidiepercentage voor de noodzakelijke aanschaf van dergelijke bedrijfsmiddelen – hetgeen een investering vormt – bedraagt 40% en wordt alleen verstrekt voor het gebruik tijdens de duur van het project. Indien het in het project gaat om soft- en hardware die gebouwd of verbeterd moeten worden om met het project een bijdrage te kunnen leveren aan de genoemde doelstellingen uit het LNV Actieprogramma Digitalisering, vallen de kosten onder de uitvoeringskosten en operationele kosten, zoals benoemd in artikel 5.6.3, lid b, sub 2 waarvoor een subsidiepercentage van 100% geldt.

Artikel I, onderdeel D

Bij het selecteren van de te ondersteunen projecten wordt gebruik gemaakt van de rangschikkingscriteria effectiviteit, haalbaarheid, efficiëntie en mate van innovatie. Bij de submodule E Digitalisering worden hierbij respectievelijk de volgende wegingsfactoren gehanteerd: 4, 2, 1 en 3. De punten (0–5) per criterium bepalen in combinatie met de wegingsfactoren de score per project. Aanvragen voor subsidie worden afgehandeld van hoge naar lage score totdat het beschikbare budget is uitgeput.

De adviescommissie GLB beoordeelt de projectvoorstellen op de mate waarin het project bijdraagt aan de hieronder beschreven rangschikkingscriteria. Het is daarom van belang dat in het projectplan onderbouwd wordt hoe het project kan bijdragen aan de beleidsdoelen (effectiviteit), wat de kans is dat het plan uitgevoerd wordt zoals beoogd (haalbaarheid), of de begroting redelijk is (efficiëntie) en hoe innovatief het project is (innovatie).

Rangschikkingscriteria categorie E Digitalisering

Effectiviteit (maximaal 5 punten, de weging is 4, totaal te behalen punten is 20)

Met mate van effectiviteit wordt bedoeld de mate waarin het project bijdraagt aan:

  • het op orde brengen van digitale randvoorwaarden om digitale innovaties in de praktijk te kunnen toepassen.

  • de transitie naar een duurzame, toekomstbestendige landbouw met een positief effect op natuur-, water- en klimaatdoelen.

  • minstens één of meerdere acties uit het LNV Actieprogramma Digitalisering (Bijlage bij Kamerstuk 26 645 nr. 1086) om de digitale randvoorwaarden op orde te brengen.

In samenhang wordt naar de volgende zes aspecten gekeken die gekoppeld zijn aan de zes hoofddoelen van het LNV Actieprogramma Digitalisering.

  • 1. In hoeverre het project bijdraagt aan het toegankelijker en bruikbaarder maken van data.

    De benodigde data moet te gebruiken zijn in digitale systemen die de groene en duurzame transitie in de landbouw versnellen. Het gaat daarbij om het verhogen van de kwaliteit en betrouwbaarheid van sensoren en data. Maar ook om het (op een veilige manier) vergroten van de beschikbaarheid van en toegang tot open data. Het versterken van een toereikende netwerkdekking in het buitengebied is eveneens van belang.

  • 2. De bijdrage van het project aan het verbeteren en optimaliseren van het proces van data uitwisselen, delen en verwerken.

    Het is belangrijk om verzamelde data zorgvuldig te kunnen verwerken en analyseren zodat betere beslissingen kunnen worden genomen dan wel machines kunnen worden aangestuurd. Om dit te bereiken is het vergroten van de technische interoperabiliteit nodig en moet het combineren van data gefaciliteerd worden. Ook is een verbetering nodig van de architectuur voor data-uitwisselingen. Ter bevordering van het delen van data moeten bijvoorbeeld afspraken gemaakt worden over datahouderschap, datatoegang en datastandaarden. Dit kan bijdragen aan een verantwoord datagebruik. Daarnaast is het wenselijk dat het vertrouwen in AI toeneemt en dat gewerkt wordt aan het (door)ontwikkelen van AI-toepassingen.

  • 3. De kennis die opgedaan wordt over digitalisering en de toepasbaarheid van deze kennis in de praktijk.

    Het veilig inzetten van digitale systemen in de landbouw vraagt kennisverspreiding en kennisopbouw over benodigde digitale competenties en vaardigheden. Dit hoofddoel richt zich op het versterken van digitale competenties, digitale weerbaarheid en vaardigheden van (toekomstige) gebruikers, in samenhang met de ontwikkeling van advisering op het gebied van digitale systemen en precisietoepassingen.

  • 4. De bijdrage van het project aan inzichten in gewenste aanpassingen van wet- en regelgeving om digitale systemen/producten/manieren van werken daadwerkelijk te kunnen implementeren, adopteren en door te ontwikkelen en om ruimte te creëren voor doelsturing.

    Voor toepassing van digitale innovaties is beter inzicht nodig in welke wet – en regelgeving in de weg staan voor een digitale transitie en in de risico’s die hiermee gepaard gaan. Signalen op dit vlak moeten onderzocht worden en zo nodig wordt ingezet op alternatieve werkwijzen, eventueel aansturend op een tijdelijke vrijstelling of aanpassing van wet- regelgeving. Meer specifiek is tevens kennis gewenst voor de mogelijke praktische invulling van EU-wet- en regelgeving op het gebied van data en AI in de groene domeinen.

  • 5. De kennis die het project oplevert over benodigde financiering en verdienvermogen voor agrarische sectoren en andere spelers in de groene domeinen om te willen en kunnen investeren in (de ontwikkeling van) digitale hulpmiddelen ten behoeve van een duurzame voedselproductie.

    Digitalisering kan helpen bij het vinden van alternatieve economisch efficiënte verdienmodellen waarbij maatschappelijke diensten die geleverd worden, beloond worden. Ook de directe verwaarding van data valt hieronder. Hiervoor is ook een betere informatievoorziening en voorlichting nodig over de digitale ondersteuningsmogelijkheden, zoals bij precisietechnologie. Ook zullen transitiekosten voor digitalisering eerlijk verdeeld moeten worden over de actoren. Om marktkansen goed te benutten, is samenwerking en kennisuitwisseling tussen Nederlandse en buitenlandse partijen over digitale technologieën behulpzaam.

  • 6. De mate waarin het project bijdraagt aan de ontwikkeling van kennis en aan innovatie op het gebied van digitalisering om daarmee slimme oplossingen te vinden voor de maatschappelijke opgaven in de groene domeinen.

    Het versterken en uitbreiden van nationale en internationale kennisuitwisseling op het terrein van digitale innovaties voor een duurzame voedselproductie helpt bij het vinden van vernieuwende concepten. Om een goede aansluiting te vinden bij de maatschappelijke opgaven is synergie tussen het project en beleidsopgaven belangrijk. Onderzoek en experimenten zijn nodig om digitale innovaties voor maatschappelijke opgaven praktijkgericht toe te kunnen passen.

Haalbaarheid (maximaal 5 punten, de weging is 2, totaal te behalen punten is 10)

Bij haalbaarheid gaat het om de kans dat het project succesvol uitgevoerd kan worden. Dit moet blijken uit een realistisch projectplan met haalbare, meetbare, concrete beoogde projectresultaten. Haalbaar houdt ook in dat de samenwerkende partijen erin moeten kunnen slagen een vruchtbare samenwerking tot stand te brengen op basis van onderlinge afspraken over taken, verantwoordelijkheden en over het gezamenlijk dragen van lasten en lusten. Daarnaast wordt een plan haalbaarder als blijkt dat gedegen nagedacht is over de technische en organisatorische haalbaarheid en over realistische marktmogelijkheden.

In samenhang wordt naar de volgende vijf aspecten gekeken:

  • 1. Kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of ontwikkeling verdienmodel/vernieuwing

    De kwaliteit van een project- en/of procesplan wordt beoordeeld aan de hand van de beschrijving van het probleem en onderbouwing van de aanpak van activiteiten. Daarnaast dient een proces/projectplan een heldere omschrijving van de beheersmatige aspecten zoals tijdsplanning, kosten, menskracht, organisatie, en risico’s te bevatten. Bij de beoordeling wordt gekeken of randvoorwaarden om het project tot een succes te brengen, goed in beeld zijn gebracht.

  • 2. Blijk van oriëntatie op haalbaarheid en kennis die voorhanden is

    Bij dit aspect wordt gekeken of de operationele groep zich in voldoende mate georiënteerd heeft of gaat oriënteren op bestaande kennis en praktijken en op de sociaalmaatschappelijke omgeving rond het beoogde innovatiedoel.

  • 3. Blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel

    Uit het projectplan moet blijken dat de operationele groep de probleemstelling of behoefte die ten grondslag ligt aan het beoogde projectdoel scherp voor ogen heeft. De operationele groep moet zich in voldoende mate hebben georiënteerd op het businessmodel en op de potentie van het projectresultaat op de markt.

  • 4. Kwaliteit in relatie tot breedte samenstelling, kennisniveau en werkafspraken samenwerkingsverband

    De kwaliteit van de operationele groep, moet blijken uit de samenstelling: het aantal deelnemers, de verdeling van de deelnemers over de verschillende categorieën deelnemers en uit de ‘kwaliteit’ (kennis, vaardigheden) van de deelnemers in relatie tot het projectplan. Het blijkt ook uit de werkafspraken in relatie tot het ambitieniveau van het project.

  • 5. Kennisdeling

    Het is van belang dat de operationele groep bereid is om kennis uit te wisselen met het EIP-netwerk en Groen Kennisnet. Bij de beoordeling wordt nagegaan of de groep hier een actieve opstelling bij heeft.

Efficiëntie (maximaal 5 punten, de weging is 1, totaal te behalen punten is 5)

Bij het criterium efficiëntie gaat het om het zo efficiënt (doelmatig) mogelijk uitvoeren van het project. Om dit te kunnen beoordelen wordt in het algemeen gekeken naar de verhouding tussen de input (geld, kennis, kunde, overige middelen) die wordt ingezet om de output (prestaties, resultaten) te kunnen realiseren.

In samenhang wordt naar de volgende drie aspecten gekeken:

  • 1. Redelijkheid van kosten

    Doel van de beoordeling van de begroting is het voorkomen van het subsidiëren van veel kosten voor een project met een geringe impact. Voor een goede beoordeling is een heldere omschrijving nodig van de projectresultaten en eventuele deelresultaten. Het kan bijvoorbeeld gaan om marktonderzoek, productontwerp, procesomschrijving van een productieproces of een tastbaar product of prototype. Deze prestaties worden afgewogen tegen de kosten die in de begroting staan. Daarbij wordt ook gekeken naar de gehanteerde uurtarieven en het aantal geplande uren.

  • 2. Relevantie van de kosten

    Dit aspect richt zich op de vraag of alle begrote kosten wel strikt noodzakelijk zijn voor het project.

  • 3. Efficiënt gebruik van kennis, kunde en arbeid

    Hierbij wordt beoordeeld of bestaande kennis en arbeid binnen de operationele groep goed worden benut. Ook het aandeel overhead in relatie tot de andere projectactiviteiten wordt bekeken en afgezet tegen de prestatie(s) van het project.

Innovatie (maximaal 5 punten, de weging is 3, totaal te behalen punten is 15)

Bij het criterium innovatie gaat het om de mate waarin het project bijdraagt aan de ontwikkeling van nieuwe verdienmodellen, nieuwe operationele groepen, nieuwe (sociale) verbintenissen en/of een nieuwe manier van samenwerken. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er worden toegekend. Het gaat ook om de meerwaarde die de innovatie heeft: welk verschil ten opzichte van de situatie ‘nu’ brengt het projectresultaat teweeg in de toekomst? Wat is de bijdrage van het project aan de beoogde transitie naar een toekomstbestendige landbouw?

In samenhang wordt naar de volgende vijf aspecten gekeken:

  • 1. Technisch of sociaal grensverleggend karakter van het idee (product, procedé, techniek, concept, aanpak)

    Grensverleggend heeft betrekking op het bijzondere karakter van het idee. Er wordt gekeken naar de feitelijke vernieuwing die tot ontwikkeling wordt gebracht. Behalve puur technische innovaties gaat het ook om de sociale innovaties in landbouw en landelijk gebied, die nodig zijn om nieuwe technologie op de juiste manier toe te kunnen passen. Daarbij kan gedacht worden aan het benutten van mogelijke cross-overs tussen de groene domeinen en andere sectoren (logistiek, zorg, ICT), het opzetten van datacollectieven of andere datagedreven samenwerkingsvormen, een verbetering van de leefomgeving, het dichten van de kloof tussen stad en landelijk gebied, het overbruggen van datavraagstukken in landbouw en natuur, nieuwe financieringsvormen, andere werkwijzen of betere arbeidsomstandigheden.

  • 2. Transitiekarakter

    Draagt het project bij aan de transitie naar een toekomstbestendige ‘duurzame landbouw, robuuste natuur en gezond voedselsysteem’? Hiermee wordt de omschakeling bedoeld van een landbouw gericht op kostenreductie en/of verhoogde volumes naar een landbouw gericht op meerwaardecreatie, circulaire bedrijfsvoering/ productie en/of sectoroverstijgende toepassingen (cross-overs), waarmee de druk op de omgeving verlaagd wordt. Dit transitiekarakter wordt in samenhang met maatschappelijke ontwikkelingen en veranderende regelgeving bekeken.

  • 3. Innovatieve waarde van de operationele groep

    Op basis van dit aspect wordt gekeken naar de partijen in de operationele groep. Partijen die nog niet eerder hebben samengewerkt, of partijen die uit andere sectoren (niet landbouw) deelnemen aan de samenwerking maken dat het verband op zich al vernieuwend kan zijn.

  • 4. Toepassingsgebied

    Indien het projectidee al in concept is uitgewerkt (bijvoorbeeld omdat er al een prototype of model is ontwikkeld, maar deze wordt nog niet toegepast) dan wordt het projectplan beoordeeld op het vermogen van het samenwerkingsproject of men in staat is belemmeringen voor verdere uitrol of marktintroductie weg te nemen.

  • 5. Innovatie infrastructuur

    Hierbij wordt gelet op waar de vernieuwing feitelijk wordt ontwikkeld, en gereed gemaakt wordt voor toepassing in de praktijk. In hoeverre zijn hierbij de ondernemers uit eigen regio/land aan zet? Wordt de bestaande innovatie infrastructuur benut of voldoende betrokken?

Artikel I, onderdeel E

Artikel 5.6.11 is tekstueel aangepast om tot deelbetaling over te kunnen gaan, ook als na beoordeling van de aanvraag het vastgestelde subsidiabele bedrag beneden de genoemde minima komt.

Artikel II

Met dit artikel wordt de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024 gewijzigd. De submodule E wordt opengesteld van 15 augustus 2024 tot en met 20 september 2024. Het subsidieplafond bedraagt € 8.460.000.

Artikel III

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten, dit is echter mede in het belang van de doelgroep, zodat deze tijdig kennis kan nemen van de inhoud van de regeling voordat de openstelling plaatsvindt.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

Naar boven