Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2024, 21800 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2024, 21800 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 7.1 juncto artikel 7.7, tweede lid, van de Erfgoedwet en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
Besluit:
Het Beleidskader subsidie onderzoeksinfrastructuur E-RIHS cultuurgoederen wordt vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
1. Voor subsidieverstrekking op grond van dit besluit is in 2024 in totaal een bedrag van € 300.000,– beschikbaar.
2. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verdeelt het beschikbare bedrag door middel van een onderlinge afweging van de aanvragen aan de hand van de in de bijlage bij dit besluit opgenomen afwegingscriteria.
1. In afwijking van artikel 3.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS wordt de subsidie op grond van het in artikel 1 bedoelde beleidskader aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat is bekendgemaakt op https://www.cultureelerfgoed.nl.
2. In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, onderdeel a, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, worden subsidie aan bekostigde onderwijsinstellingen verleend en ambtshalve vastgesteld binnen 22 weken na de indiening van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode.
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2029, met dien verstande dat het besluit van toepassing blijft ten aanzien van subsidies die vóór deze datum op grond van het besluit zijn verstrekt.
Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, F. Gräper-van Koolwijk
Deze bijlage behoort bij het Besluit vaststelling Beleidskader subsidie onderzoeksinfrastructuur E-RIHS cultuurgoederen.
Het Beleidskader subsidie onderzoeksinfrastructuur E-RIHS cultuurgoederen (hierna: het beleidskader) regelt de voorwaarden waaronder de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Minister) subsidie kan verstrekken voor de activiteiten die in het beleidskader omschreven zijn. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) is van toepassing op dit beleidskader.
De European Research Infrastructure Heritage Science (hierna: E-RIHS) biedt de Europese gemeenschap van erfgoedonderzoekers een internationaal netwerk voor uitwisseling van expertise, onderzoeksfaciliteiten en -data.
E-RIHS richt zich op drie domeinen: roerend erfgoed (naar de definitie, opgenomen in artikel 1.1 van de Erfgoedwet: cultuurgoederen), gebouwd en archeologisch erfgoed. Het is de bedoeling om in de toekomst een Nederlands consortium op te richten als partner van E-RIHS. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: RCE) is hiervoor de coördinator.
Tijdens de oprichtingsfase van dit consortium subsidieert de Minister een aantal projecten om de Nederlandse infrastructuur te versterken in voorbereiding op E-RIHS Nederland (voorbeelden hiervan zijn te vinden op de website https://www.E-RIHS.nl). Op basis van dit beleidskader wordt in 2024 subsidie verstrekt voor projecten om de onderzoeksinfrastructuur in Nederland te versterken. De projecten moeten specifiek zijn gericht op cultuurgoederen, met uitzondering van archeologisch erfgoed (zie nader ‘3. Te subsidiëren activiteiten’ hieronder).
In dit beleidskader wordt onder cultuurgoederen verstaan: cultuurgoederen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet. Dit zijn roerende zaken die deel uitmaken van cultureel erfgoed. In de praktijk worden cultuurgoederen ook wel ‘roerend erfgoed’ genoemd.
Dit beleidskader richt zich nadrukkelijk op samenwerkingsverbanden waarin ook kleinere musea en andere erfgoedinstellingen participeren. Hierdoor zijn zowel de relevantie en de inbedding van het onderzoek binnen het erfgoedveld, als de uitwisseling van expertise, onderzoeksfaciliteiten en onderzoeksdata en de samenwerking met het erfgoedveld gewaarborgd.
Op grond van dit beleidskader kan subsidie worden aangevraagd door Nederlandse erfgoed- of onderzoeksinstellingen die zich bezig houden met cultuurgoederen. Onder erfgoedinstellingen vallen bijvoorbeeld musea, archieven en instellingen die (historische) collecties beheren die toegankelijk zijn voor publiek. Onder onderzoeksinstellingen vallen bijvoorbeeld universiteiten en kennisinstituten.
De subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend indien de desbetreffende instelling een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is (zoals een stichting of een besloten vennootschap), of een rechtspersoon is die krachtens publiekrecht is ingesteld (zoals een openbare universiteit).
Op grond van het beleidskader wordt geen subsidie verstrekt aan:
• natuurlijke personen;
• gemeenten, provincies, waterschappen of de openbare lichamen, bedoeld in de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
Partijen die op grond van dit beleidskader geen subsidie kunnen aanvragen, kunnen wel deelnemen aan een samenwerkingsverband, bijvoorbeeld door de inbreng van arbeidsuren of door het beschikbaar stellen van data of collecties.
Op grond van dit beleidskader kan uitsluitend subsidie worden aangevraagd voor projecten die aan de volgende randvoorwaarden voldoen:
• een project moet zich in overwegende mate richten op cultuurgoederen, met dien verstande dat een project niet in overwegende mate gericht mag zijn op archeologisch erfgoed. Een project mag vanzelfsprekend ook niet in overwegende mate gericht zijn op bestanddelen van gebouwd erfgoed, zoals nagelvaste onderdelen van het interieur (bijvoorbeeld schouwpartijen of ingebouwd meubilair). De bestanddelen kunnen immers niet als roerende zaken en dus ook niet als cultuurgoederen worden aangemerkt;
• een project dient bij te dragen aan de Nederlandse infrastructuur ter bevordering van onderzoek en de resultaten moeten beschikbaar zijn voor een breder publiek. Voorbeelden hiervan zijn: data-ontsluiting, ontwikkeling van tools en het mogelijk maken van samenwerkingen;
• een project dient uiterlijk in 2024 te starten;
• het project wordt aangevraagd ten behoeve van en uitgevoerd door een samenwerkingsverband van ten minste drie partijen.
Voor subsidie komen uitsluitend in aanmerking de redelijke kosten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het project. Binnen deze kaders zijn bijvoorbeeld de kosten voor de volgende activiteiten subsidiabel:
• het genereren van nieuwe onderzoeksdata;
• het ontsluiten en (opnieuw) toegankelijk maken van bestaande onderzoeksdata (bijvoorbeeld archieven);
• het ontsluiten en toegankelijk maken van kennis en informatie ten behoeve van behoud van vakmanschap of ambachten (bijvoorbeeld oral history informatie);
• het organiseren van fysieke of online conferenties, workshops of bijeenkomsten, inclusief reiskosten en verblijfskosten voor deelnemende onderzoekers en deskundigen in het geval van fysieke bijeenkomsten;
• personeelskosten, voor zover direct aan het project gerelateerd;
• vergoeding voor reiskosten;
• de aanschaf van apparatuur of materialen die benodigd zijn voor de uitvoering van het project tot een bedrag van € 450,– per onderdeel. Voor de aanschaf van apparatuur of materialen bóven € 450,– zijn alleen afschrijvingskosten subsidiabel.
Niet-subsidiabel zijn:
• indirecte kosten (overhead- en exploitatie);
• vergoedingen voor onkosten;
• het inrichten van een post onvoorziene kosten;
• leasekosten die niet zijn toegespitst op het project;
• een accountantsverklaring;
• activiteiten die zijn uitgevoerd voorafgaand aan of ten behoeve van de indiening van de subsidieaanvraag.
Voor de subsidieverstrekking op grond van dit besluit is voor het jaar 2024 een bedrag beschikbaar van in totaal € 300.000,–. De Minister verdeelt het beschikbare bedrag aan de hand van een rangschikking van de aanvragen op basis van de hieronder genoemde criteria. Daarbij komen de aanvragen die het hoogst scoren op deze criteria, het eerst in aanmerking voor subsidie.
Bij het beoordelen van de subsidieaanvragen worden de volgende criteria gehanteerd:
a. de mate waarin de beoogde projectresultaten bijdragen aan de onderzoeksinfrastructuur voor het onderzoek naar cultuurgoederen in Nederland;
b. de mate waarin de bestaande of nieuwe onderzoeksdata duurzaam beschikbaar worden gemaakt voor het Nederlandse erfgoedveld, zo mogelijk vindbaar, toegankelijk, uitwisselbaar en herbruikbaar (FAIR-principes);
c. de mate waarin verschillende disciplines, expertises en (academische) werkervaring een plaats hebben in het samenwerkingsverband en ingezet worden voor het project;
d. de mate waarin de beoogde projectresultaten ook bruikbaar zijn voor een breder publiek buiten het erfgoedveld.
De aanvragen worden inhoudelijk beoordeeld door de Minister, die zich bij de voorbereiding van zijn besluitvorming laat bijstaan door een begeleidingsgroep. De begeleidingsgroep bestaat uit minimaal drie en maximaal vijf leden die allen de aanvragen beoordelen aan de hand van een gestandaardiseerd formulier met de voornoemde criteria en een daaraan gekoppeld puntensysteem. De begeleidingsgroep wordt gevormd door leden van de E-RIHS.nl werkgroep en andere leden, die samen een evenwichtige vertegenwoordiging van het domein van roerend erfgoed vormen. De leden vertegenwoordigen verschillende expertises (bijvoorbeeld op het gebied van inventaris, wereldculturen, moderne en hedendaagse kunst) vanuit verschillende functies (bijvoorbeeld restauratoren, conservatoren) en expertise op het gebied van digitalisering. Leden van de begeleidingsgroep beoordelen niet de projecten waar zij of hun organisatie zelf bij betrokken zijn.
De aanvragen worden gerangschikt op basis van het aantal toegekende punten. De Minister besluit op de aanvragen op basis van de rangschikking, waarbij aanvragen met een hoger aantal punten voorrang hebben op aanvragen met een lager aantal punten. Een aanvraag kan alleen geheel worden gehonoreerd. Indien aan twee of meer aanvragen een gelijke score is toegekend en niet al deze aanvragen binnen de grenzen van het subsidieplafond kunnen worden toegekend, wordt voorrang verleend aan de aanvragen met het hoogste subsidiebedrag. Als een aanvraag gelet op het beschikbare budget niet geheel kan worden gehonoreerd, komt de eerstvolgende aanvraag in de rangschikking die geheel kan worden gehonoreerd voor subsidie in aanmerking.
Het subsidiebedrag bedraagt minimaal € 10.000,– en maximaal € 60.000,– per subsidieaanvraag. Aanvragen die onder het minimale of boven het maximale subsidiebedrag uitkomen, komen niet voor subsidie in aanmerking.
De maximale hoogte van het subsidiebedrag laat de totale projectkosten vanzelfsprekend onverlet. Omdat voor het aanvragen van subsidie op grond van dit beleidskader als aanvraageis geldt dat de penvoerder en deelnemende partijen in het samenwerkingsverband aantonen dat zij zich actief inzetten voor het project via een inbreng in geld, in natura of in arbeidsuren (zie nader paragraaf 6 hieronder), kunnen de projectkosten vanzelfsprekend hoger liggen dan € 60.000,–.
De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat in afwijking van artikel 3.1 van de Kaderregeling door de RCE bekend is gemaakt op de website van de RCE, https://www.cultureelerfgoed.nl. Een subsidieaanvraag wordt ingediend door een penvoerder, namens de deelnemende partijen in het samenwerkingsverband. Elke penvoerder kan slechts één aanvraag doen.
De penvoerder dient de aanvraag in via subsidies@cultureelerfgoed.nl. Een subsidieaanvraag kan worden ingediend vanaf 2 september 2024 tot en met 16 september 2024. Een aanvraag die buiten dit aanvraagtijdvak wordt ingediend, wordt afgewezen.
Voor de subsidieaanvraag gelden de volgende eisen:
• een aanvraag voor een subsidie gaat vergezeld van een activiteitenplan dat voldoet aan artikel 3.4 van de Kaderregeling, en een begroting die voldoet aan artikel 3.5 van de Kaderregeling en die in aanvulling daarop een financieel dekkingsplan en een uitgavenplanning bevat. Het activiteitenplan en de begroting worden opgesteld met gebruikmaking van de modellen die daartoe op https://www.cultureelerfgoed.nl beschikbaar zijn gesteld;
• de start van het project wordt gepland na de sluiting van de aanvraagperiode, maar voor het einde van 2024;
• de afronding van het project wordt gepland binnen een jaar na de startdatum van het project;
• projectvoorstellen worden ingediend in het Nederlands;
• de penvoerder en deelnemende partijen in het samenwerkingsverband tonen in de aanvraag aan dat hun organisatie zich actief inzet voor het project, in geld, in natura of in arbeidsuren. Bij elk voorstel wordt een bijdrage van alle partijen in het samenwerkingsverband verwacht. Deze kan bestaan uit de inzet van medewerkers of de verlening van toegang tot relevante collecties en onderzoeksfaciliteiten om de activiteiten beschreven in het activiteitenplan mogelijk te maken;
• in de begroting aangegeven hoe de aangevraagde middelen worden verdeeld over de partijen in het samenwerkingsverband.
De Minister beslist op een aanvraag binnen 13 weken na sluiting van het aanvraagtijdvak. Indien de aanvraag voor subsidie in aanmerking komt, wordt de subsidie verleend. Bij bekostigde onderwijsinstellingen wordt – in afwijking van artikel 9.1, vierde lid, onderdeel a, van de Kaderregeling – niet direct vastgesteld. De Minister verstrekt een voorschot van 100% dat ineens wordt uitbetaald. Het verantwoordingsregime en de wijze waarop vaststelling plaatsvindt, zijn afhankelijk van de hoogte van het subsidiebedrag en van de vraag of de subsidieontvanger een bekostigde onderwijsinstelling is. Zie hierover nader paragraaf 9 hieronder.
Voor de subsidieontvanger gelden in aanvulling op hoofdstuk 5 van de Kaderregeling, waarin onder meer de meldingsplicht is opgenomen, de volgende verplichtingen ten aanzien van het project en de projectresultaten.
Erkenning van steun E-RIHS en promotie
De bijdrage van E-RIHS.nl aan het project moet worden benoemd in alle publicaties of andere publieke uitingen rondom het project, zoals persberichten, webpagina's, e-communicatie, promotiefilms of video’s, advertenties in de media, posters, folders en brochures over het project. De penvoerder zal alle redelijke inspanningen leveren om ervoor te zorgen dat de andere partijen in het samenwerkingsverband hetzelfde doen. Verder dient de bijdrage van E-RIHS.nl aan het project te worden erkend door waar mogelijk het logo van E-RIHS.nl te gebruiken.
De penvoerder zorgt ervoor dat de projectresultaten toegankelijk worden gemaakt via een hyperlink op de website van E-RIHS.nl. De penvoerder levert de benodigde informatie hiervoor aan via e-rihs@cultureelerfgoed.nl. Vervolgens plaatst de penvoerder op alle webpagina's die door de penvoerder worden gehost in verband met het project een hyperlink naar E-RIHS.nl en zal alle redelijke inspanningen leveren om ervoor te zorgen dat andere partijen in het samenwerkingsverband hetzelfde doen.
Voor het overige gebruiken de penvoerder en de andere partijen in het samenwerkingsverband de naam of het logo van E-RIHS.nl niet op een manier die het imago van E-RIHS.nl kan schaden of negatieve publiciteit kan veroorzaken.
Tot slot spannen de penvoerder en de andere partijen in het samenwerkingsverband zich in om met E-RIHS.nl samen te werken om het project onder de aandacht te brengen en te promoten. Dergelijke activiteiten kunnen bijvoorbeeld bestaan uit het verstrekken van informatie en afbeeldingen voor een speciale projectpagina op E-RIHS.nl en het geven van presentaties over het project tijdens een jaarlijkse Partner Dag en andere gelegenheden.
Toegankelijkheid resultaten project
De subsidieontvanger is verplicht om de resultaten van het project voor eenieder vrij beschikbaar te stellen. De subsidieontvanger is bovendien verplicht om ervoor te zorgen dat eventuele bijeenkomsten die over de resultaten van het project worden georganiseerd, vrij toegankelijk zijn.
Verantwoording en vaststelling subsidies tot € 25.000,–
Indien de verleende subsidie minder dan € 25.000,– bedraagt, stelt de Minister de subsidie ambtshalve vast binnen 22 weken na de datum, waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht. De ontvanger van de subsidie toont op verzoek van de Minister op de in de beschikking aangegeven wijze aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen.
Verantwoording en vaststelling subsidies vanaf € 25.000,–
Indien de verleende subsidie meer dan € 25.000,– bedraagt, dient de subsidieontvanger binnen 22 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, met gebruikmaking van het formulier dat daartoe door de RCE beschikbaar wordt gesteld. Daarbij toont de subsidieontvanger aan de hand van een activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De Minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag om vaststelling.
Verantwoording en vaststelling subsidies aan bekostigde onderwijsinstellingen
Indien de subsidieontvanger een bekostigde onderwijsinstelling is als bedoeld in artikel 9.1 van de Kaderregeling, zijn de bovengenoemde passages over de verantwoording en vaststelling van subsidies tot € 25.000,– en de verantwoording en vaststelling van subsidies vanaf € 25.000,– niet van toepassing. De verantwoording van de subsidies aan bekostigde onderwijsinstellingen geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met gebruikmaking model G, onderdeel 1 als bedoeld in bijlage 4 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. In dit geval wordt de subsidie – in afwijking van artikel 9.1, vierde lid, onderdeel a, van de Kaderregeling – ambtshalve vastgesteld binnen 22 weken na de ontvangst van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode. De bekostigde onderwijsinstelling toont op verzoek van de Minister op de in de beschikking aangegeven wijze aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen. Het eventueel niet aangewende deel van de subsidie kan, mits de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.
De RCE heeft dit beleidskader als uitvoerbaar beoordeeld.
Met de uitvoering van dit beleidskader zijn administratieve lasten gemoeid voor subsidieaanvragers. Onder administratieve lasten wordt hier verstaan: alle investeringen en (tijds)inspanningen die een subsidieaanvrager levert om te voldoen aan verplichtingen van de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Hieronder is een analyse van de regeldruk opgenomen. Het beleidskader is aan het Adviescollege toetsing regeldruk (hierna: ATR) ter advisering voorgelegd. Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Aanvraag
Geschat wordt dat er in 2024 maximaal 10 subsidieaanvragen worden ingediend. Een subsidieaanvraag bestaat uit een aanvraagformulier met algemene gegevens over de aanvrager en overige partijen uit het samenwerkingsverband, een activiteitenplan, een begroting (inclusief financieel dekkingsplan), een bankafschrift, indien van toepassing en relevant, een oprichtingsakte/statuten, en indien van toepassing een uittreksel van de Kamer van Koophandel. De formats voor het indienen van een subsidieaanvraag zijn toegespitst op de criteria en de overige subsidievereisten die gesteld zijn vanuit het beleidskader en de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Naar verwachting zal een aanvrager in totaal ongeveer 24 uur nodig hebben voor het indienen van een subsidieaanvraag. Het gaat enerzijds om het opstellen en uitwerken van een activiteitenplan en bijhorende begroting (inclusief het uitwerken van de rolverdeling en bijdrage van alle partijen uit het samenwerkingsverband aan het project). Anderzijds gaat het om administratieve werkzaamheden voor het verzamelen van de vereiste documenten, het kennisnemen van verplichtingen, het invullen van het aanvraagformulier en indiening van de documenten.
Voor het opstellen en uitwerken van het activiteitenplan en de begroting is inhoudelijke kennis vereist. Naar verwachting zal een aanvrager daar ongeveer 20 uur voor nodig hebben. Er wordt uitgegaan van een uurtarief van € 54,– voor bedrijven, andere organisaties en onderwijsinstellingen en een uurtarief van € 17,– voor instellingen zonder winstoogmerk (stichtingen en verenigingen). De regeldruk voor het opstellen en uitwerken van het activiteitenplan en de begroting wordt daarmee berekend op (€ 54,– x 20 uur =) € 1.080,– per aanvraag voor bedrijven, andere organisaties en onderwijsinstellingen en (€ 17,– x 20 uur =) € 340,– voor instellingen zonder winstoogmerk. Ten aanzien van de doelgroep wordt ingeschat dat 20% van de subsidieaanvragers bestaat uit bedrijven en andere organisaties, 20% uit onderwijsinstellingen en 60% uit instellingen zonder winstoogmerk. Naar verhouding bedraagt de regeldruk voor het opstellen en uitwerken van het activiteitenplan en de begroting voor een aanvrager gemiddeld € 636,–.
Naar verwachting zal een aanvrager ongeveer 4 uur nodig hebben voor administratieve werkzaamheden. Als uurtarief voor de administratieve werkzaamheden wordt voor bedrijven en andere organisaties € 39,–, voor onderwijsinstellingen € 54,– en voor instellingen zonder winstoogmerk € 17,– aangehouden. Daarmee bedraagt de regeldruk voor administratieve werkzaamheden voor bedrijven en andere organisaties (€ 39,– x 4 uur =) € 156,–, voor onderwijsinstellingen (€ 54,– x 4 uur =) € 216,– en voor instellingen zonder winstoogmerk (€ 17,– x 4 uur =) € 68,–. Naar verhouding bedraagt de regeldruk voor het indienen van een aanvraag gemiddeld € 115,–.
Delen van resultaten
Ten behoeve van kennisdeling gaat het hier om het opvolgen van een subsidievereiste waarbij door de subsidieaanvrager kenbaar wordt gemaakt op welke locatie (digitale kanalen) de projectresultaten publiek toegankelijk zijn gemaakt. Naar verwachting zal dit een administratieve last inhouden van ongeveer 2 uur. Als uurtarief voor de administratieve werkzaamheden wordt voor bedrijven en andere organisaties € 39,–, voor onderwijsinstellingen € 54,– en voor instellingen zonder winstoogmerk € 17,– aangehouden. Daarmee bedraagt de regeldruk voor administratieve werkzaamheden voor bedrijven en andere organisaties (€ 39,– x 2 uur =) € 78,–, voor onderwijsinstellingen (€ 54,– x 2 uur =) € 108,– en voor instellingen zonder winstoogmerk (€ 17,– x 2 uur =) € 34,–. Naar verhouding bedraagt de regeldruk voor het delen van resultaten gemiddeld € 58,–.
Eindverantwoording
Aanvragen die tot € 25.000,– subsidie ontvangen worden ambtshalve vastgesteld, een eindverantwoording is hierbij niet aan de orde. Onderwijsinstellingen verantwoorden het project via de jaarverslaglegging, waardoor de regeldrukeffecten voor hen beperkter zijn. Naar verwachting geldt ten aanzien van 4 aanvragers (waarvan 50% bedrijven en 50% instellingen zonder winstoogmerk) een plicht tot het indienen van een eindverantwoording. Er is daarbij sprake van een subsidiebijdrage tussen de € 25.000,– en een maximum subsidiebijdrage van € 60.000,–. Voor het opstellen van de eindverantwoording is inhoudelijke kennis vereist. Hiervoor wordt uitgegaan van een uurtarief van € 54,– voor bedrijven en andere organisaties en € 17,– voor instellingen zonder winstoogmerk. Een aanvrager zal naar verwachting 6 uur nodig hebben voor het indienen van de eindverantwoording. Het gaat hier om het opstellen van een inhoudelijk activiteitenverslag. De regeldruk hiervoor wordt berekend op (€ 54,– x 6 uur =) € 324,– en voor instellingen zonder winstoogmerk (€ 17,– x 6 uur =) € 102,–. Naar verhouding bedraagt de regeldruk voor het indienen van de eindverantwoording gemiddeld € 213,–.
Het totaal aantal subsidieaanvragen in 2024 wordt ingeschat op maximaal 10. Daarmee bedraagt de regeldruk voor het uitwerken en indienen van aanvragen € 7.510,–. De regeldruk voor het delen van de resultaten bedraagt naar verwachting € 580,– en de regeldruk voor het indienen van eindverantwoording bedraagt naar verwachting € 852,–.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-21800.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.