Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2024, 21748 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2024, 21748 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister voor Primair- en Voortgezet Onderwijs,
Gelet op de artikelen 116, zesde en elfde lid, 119, tweede en derde lid, 121, tweede lid, 122, vierde lid, en 124, derde en vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 114, zesde en tiende lid, 117, tweede en derde lid, en 119, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 5.15, derde en vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, de artikelen 5, tweede lid, 13, vierde en vijfde lid, 14, tweede en vierde lid, 15, tweede lid, 16, achtste lid, 17, derde lid, 18, elfde lid, 19, tweede lid, 20, derde lid, en 22, derde lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, de artikelen 4, tweede lid, 13, derde en vierde lid, 14, tweede lid, 15, zesde lid, en 16, vierde lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022, de artikelen B 15, derde lid, en C 11, derde lid van het Besluit trekkende bevolking WPO, artikel 4 van het Besluit informatievoorziening WPO/WEC, en artikel 6.30, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
achterstandsscore als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022;
basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;
instelling als bedoeld in artikel 1 van de WEC;
nummer waaronder een school staat geregistreerd in de Registratie Instellingen en Opleidingen;
leerling als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022 en artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC 2022;
samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 van de WPO;
samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020;
school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WEC, niet zijnde een instelling;
speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO;
hoofd- of nevenvestiging van een basisschool;
Wet op de expertisecentra;
Wet op het primair onderwijs;
Wet voortgezet onderwijs 2020.
1. De ontwikkeling van de in deze regeling genoemde bedragen bedraagt ten opzichte van het voorgaande kalenderjaar 5,3735%.
2. Ieder bedrag in deze regeling, is voor 89,15% gevoelig voor loonontwikkelingen als bedoeld in artikel 116, negende lid, van de WPO en artikel 114, achtste lid, van de WEC, en voor 10,85% van het bedrag gevoelig voor prijsontwikkeling als bedoeld in artikel 116, elfde lid, van de WPO en artikel 114, tiende lid, van de WEC.
3. De aanpassing voor prijsontwikkeling, bedoeld in artikel 116, elfde lid, van de WPO en artikel 114, tiende lid, van de WEC, vindt plaats door de bedragen op basis van de werkelijke prijsontwikkeling voor het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de bedragen worden vastgesteld, aan te passen overeenkomstig de prijsmutatie van de netto materiële consumptie, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning, die naar verwachting zal optreden tussen het prijsniveau in het eerstbedoelde jaar en het prijsniveau in het daaropvolgende jaar, alsmede aan te passen overeenkomstig de prijsmutatie van de netto materiële consumptie, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning, die naar verwachting zal optreden tussen het prijsniveau in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de bedragen worden vastgesteld en het jaar waarvoor de bedragen worden vastgesteld.
1. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de WPO, bedraagt € 6.420,16.
2. Het bedrag per school, bedoeld in artikel 13, vierde lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022 bedraagt voor:
Bedrag per school |
|
---|---|
a. Basisscholen met minder dan 100 leerlingen |
€ 96.671,45 |
b. Basisscholen met 100 leerlingen of meer |
€ 117.254,14 |
Het deel van de bekostiging, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt voor een basisschool € 19.023,90.
Het startbedrag, het verminderingsbedrag en het basisbedrag, bedoeld in artikel 14, tweede, respectievelijk derde lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, worden als volgt vastgesteld:
Artikel |
Bedrag |
---|---|
14, tweede lid, (kleine scholen startbedrag) |
€ 260.341,62 |
14, tweede lid, (kleine scholen verminderingsbedrag) |
€ 1.735,61 |
14, derde lid, (zeer kleine scholen basisbedrag) |
€ 460.294,44 |
1. Het bedrag per afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs, bedoeld in artikel 15, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 40.168,20.
2. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 15, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 719,66.
Het bedrag per leerling bij groei, bedoeld in artikel 16, achtste lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 535,01.
Het bedrag per nevenvestiging, bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 20.361,04.
1. Het bedrag per eenheid achterstandsscore, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 795,31.
2. Het bedrag per school, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 136,51.
3. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 23,87.
1. Het bedrag, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, dat bij toepassing van artikel 116, achtste lid, van de WPO per leerling in mindering wordt gebracht op de bekostiging van de overblijvende school bedraagt € 6.420,16.
2. De gegevens over het aantal leerlingen op 1 februari van het kalenderjaar waarin de verzelfstandiging heeft plaatsgevonden dient voor 1 juli te zijn ontvangen door DUO.
3. De gegevens over het aantal leerlingen op 1 februari van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de verzelfstandiging heeft plaatsgevonden dient voor 1 juli te zijn ontvangen door DUO.
1. Het bedrag per school, bedoeld in artikel B 15, derde lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO bedraagt € 487.136,34.
2. Het bedrag per school, bedoeld in artikel C 11, tweede lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO bedraagt € 634.323,07.
3. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel C 11, tweede lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO bedraagt € 6.420,16.
1. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de WPO, bedraagt voor een speciale school voor basisonderwijs € 7.397,37.
2. Het bedrag per school, bedoeld in artikel 13, vijfde lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022 bedraagt voor:
Bedrag per school |
|
---|---|
a. Speciale scholen voor basisonderwijs met minder dan 100 leerlingen |
€ 94.484,68 |
b. Speciale scholen voor basisonderwijs met 100 leerlingen of meer |
€ 116.299,42 |
Het deel van de bekostiging, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt voor een speciale school voor basisonderwijs € 20.960,72.
Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 121, eerste lid, van de WPO bedraagt € 6.992,09.
1. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 114, tweede lid, van de WEC, bedraagt:
a. Voor een leerling in het speciaal onderwijs € 7.514,77.
b. Voor een leerling in het voortgezet speciaal onderwijs € 11.388,35.
2. Het bedrag per school, bedoeld in artikel 13, derde en vierde lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022 bedraagt voor:
Bedrag per school |
|
---|---|
a. Scholen voor speciaal onderwijs met minder dan 50 leerlingen |
€ 155.645,77 |
b. Scholen voor speciaal onderwijs met 50 leerlingen of meer |
€ 177.492,55 |
c. Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs met minder dan 50 leerlingen |
€ 159.539,99 |
d. Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs met 50 leerlingen of meer |
€ 181.386,77 |
Het deel van de bekostiging, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022, bedraagt voor een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs € 20.266,76.
1. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 119, eerste lid, van de WEC is per categorie van ondersteuningsbehoefte van de leerling, opgenomen in de toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40, tiende of twaalfde lid van de WEC en per onderwijstype van de leerlingen, weergegeven in onderstaande tabel:
categorie 1/l |
categorie 2/m |
categorie 3/h |
|
---|---|---|---|
per leerling SO |
€ 13.635,66 |
€ 22.187,90 |
€ 33.112,90 |
per leerling VSO |
€ 14.532,24 |
€ 25.364,46 |
€ 31.334,57 |
2. Indien er geen sprake is van een toelaatbaarheidsverklaring omdat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 40, achtste en negende lid, van de wet dan wel van plaatsing in een residentiële instelling als bedoeld in artikel 119, derde lid, van de wet wordt het bedrag voor ondersteuning afgeleid van de onderwijssoort van de school. Voor de onderwijssoort ‘lichamelijk gehandicapte leerlingen’ geldt categorie 2/m. Voor de onderwijssoort ‘meervoudig gehandicapte leerlingen met de combinatie lichamelijke handicap en zeer moeilijk lerend’ geldt categorie 3/h. Voor de overige onderwijssoorten geldt categorie 1/l.
Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022 bedraagt € 3.690,57.
1. Het bedrag per bad, bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022 bedraagt voor een hydrotherapiebad € 12.033,11 en voor een watergewenningsbad € 26.017,89.
2. Het bedrag per m3 waterinhoud, bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022 bedraagt voor een hydrotherapiebad € 350,31 en voor een watergewenningsbad € 203,61.
3. Het bedrag voor de beweegbare bodem, bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022 bedraagt € 1.261,91.
4. Het bedrag per m3 waterinhoud bij een beweegbare bodem, bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022 bedraagt € 95,42.
1. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 122, eerste lid, van de WPO bedraagt € 375,56.
2. Het bedrag per leerling dat in mindering wordt gebracht op de bekostiging van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 122, derde lid, van de WPO bedraagt € 6.992,09.
1. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 124, eerste lid, van de WPO, bedraagt € 517,14.
2. Het bedrag per leerling dat in mindering wordt gebracht op de bekostiging van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 124, vierde lid, van de WPO, is per categorie ondersteuningsbehoefte van de leerlingen, weergegeven in onderstaande de tabel:
categorie 1/l |
categorie 2/m |
categorie 3/h |
|
---|---|---|---|
per leerling SO |
€ 13.635,66 |
€ 22.187,90 |
€ 33.112,90 |
1. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 5.15, eerste lid, van de WVO 2020, bedraagt € 825,46.
2. Het bedrag per leerling dat in mindering wordt gebracht op de bekostiging van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 5.15, vierde lid, van de WVO 2020, is per categorie ondersteuningsbehoefte van de leerlingen, weergegeven in onderstaande tabel:
categorie 1/l |
categorie 2/m |
categorie 3/h |
|
---|---|---|---|
per leerling VSO |
€ 14.532,24 |
€ 25.364,46 |
€ 31.334,57 |
Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 20, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022 en artikel 6.30, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, is weergegeven in onderstaande tabel;
Bedrag |
|
---|---|
per leerling SBO |
€ 14.389,46 |
per leerling SO categorie 1/l |
€ 21.150,43 |
per leerling SO categorie 2/m |
€ 29.702,67 |
per leerling SO categorie 3/h |
€ 40.627,67 |
per leerling VSO categorie 1/l |
€ 25.920,59 |
per leerling VSO categorie 2/m |
€ 36.752,81 |
per leerling VSO categorie 3/h |
€ 42.722,92 |
Aan het samenwerkingsverband PO, waarvan de som van de achterstandsscores van de vestigingen binnen het samenwerkingsverband 1 of meer is, wordt een bedrag van € 15,99 per eenheid achterstandsscore als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022 toegekend.
Het bedrag per leerling van een instelling, bedoeld in artikel 114, tweede lid, van de WEC, bedraagt:
a. voor een leerling in het speciaal onderwijs € 7.514,77;
b. voor een leerling in het voortgezet speciaal onderwijs: € 11.388,35.
De bedragen, bedoeld in artikel 119, tweede lid, van de WEC, zijn in onderstaande tabel per instelling weergegeven:
BRIN-nr |
Naam instelling |
Ondersteuningsbedrag |
---|---|---|
25GP |
Visio Onderwijsinstelling Noord |
€ 5.032.255,28 |
25GR |
Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen |
€ 15.642.647,23 |
25HD |
Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtziende en Blinden |
€ 8.900.868,84 |
25HE |
Onderwijsinstelling Sensis |
€ 18.959.727,59 |
01JO |
Koninklijke Auris Groep |
€ 102.052.978,55 |
08ZP |
Zuid |
€ 34.778.543,19 |
17GW |
Koninklijke Kentalis |
€ 149.261.281,58 |
20WR |
VierTaal |
€ 38.796.170,56 |
1. Het bevoegd gezag ontvangt, tenzij anders bepaald, uiterlijk 16 weken na ontvangst van een aanvraag voor aanvullende bekostiging als bedoeld in dit hoofdstuk een beschikking.
2. Indien een peildatum, bedoeld in de artikelen 34 tot en met 36, of de datum, waarop de aanvraag op grond van de artikelen 31 tot en met 33, 37 en 39 uiterlijk kan worden ingediend, valt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag wordt als peildatum of uiterlijke aanvraagdatum de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is, aangehouden.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 december 2024 wordt bezocht door drie of meer kinderen in de eerste vier verblijfsjaren op een reguliere basisschool, die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend, ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging.
2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf drie ingeschreven schipperskinderen € 3.194,84 per leerling. Dit bedrag wordt gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
3. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, instellingscode, postcode en plaats van de school;
b. de datum waarop de kinderen zijn of worden toegelaten tot de school;
c. het totaal aantal schipperskinderen dat de school bezoekt in de periode waarvoor aanvullende bekostiging wordt gevraagd; en
d. de periode waarvoor aanvullende bekostiging wordt gevraagd.
4. Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie van de school of scholen waarvan de kinderen afkomstig zijn, onder vermelding van de betreffende schoolsoort met vermelding van het aantal verblijfsjaren, is opgenomen.
5. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen, tenzij de aanvraag wordt ingediend in januari. In dat geval is de ingangsdatum bekostiging 1 januari 2024.
6. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien de aanvraag op of na 1 december 2024 is ontvangen.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 december 2024 wordt bezocht door vier of meer leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti, ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging.
2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 4.303,56 per ingeschreven leerling met een culturele achtergrond van de Roma of Sinti. Dit bedrag wordt gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
3. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, instellingscode, postcode en plaats van de school;
b. het totaal aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor aanvullende bekostiging wordt gevraagd; en
c. de periode waarvoor aanvullende bekostiging wordt gevraagd.
4. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen, tenzij de aanvraag wordt ingediend in januari. In dat geval is de ingangsdatum bekostiging 1 januari 2024.
5. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien de aanvraag op of na 1 december 2024 is ontvangen.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool, waar gedurende een periode van maximaal één jaar voorafgaand aan de aanvraag ten minste tien leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’ nieuw zijn ingeschreven, kan aanvullende bekostiging aanvragen.
2. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, instellingscode, postcode en plaats van de school;
b. het aantal ‘Blijf van mijn lijf huis’ leerlingen dat gedurende de periode van maximaal één jaar voor de aanvraag de basisschool heeft bezocht; en
c. de ingangsdatum en de einddatum van de door het bevoegd gezag gekozen periode van maximaal 12 maanden als bedoeld in onderdeel b.
3. Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie een overzicht is opgenomen van het aantal ‘Blijf van mijn lijf huis’ leerlingen dat gedurende de periode van maximaal één jaar voor de aanvraag de basisschool heeft bezocht met de data van in- en uitschrijving.
4. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen, tenzij de aanvraag wordt ingediend in januari. In dat geval is de ingangsdatum van de bekostiging 1 januari 2024.
5. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien de aanvraag op of na 1 december 2024 is ontvangen.
1. Voor de toepassing van dit artikel en artikel 43a wordt verstaan onder:
a. vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, die:
– ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a, van de WPO of een afdeling basisonderwijs van de Europese school te Den Haag; en
– in het bezit is gesteld:
1°. Door de Minister van Justitie en Veiligheid van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet; of
2°. Door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers van een verklaring waaruit blijkt dat de vreemdeling in afwachting is van een aanvraag voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8 onderdelen c, d, f, g, h of j, van de Vreemdelingenwet 2000 en daarom niet beschikt over het document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van die wet.
b. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071) van toepassing is en die ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a, van de WPO of een afdeling basisonderwijs van de Europese school te Den Haag
c. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 7 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEU 2001, L 212) van toepassing is en die ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a, van de WPO of een afdeling basisonderwijs van de Europese school te Den Haag.
vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, niet zijnde een asielzoeker, die:
ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a, van de WPO of een afdeling basisonderwijs van de Europese school te Den Haag; en
– in het bezit is gesteld:
1°. Door de Minister van Justitie en Veiligheid van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000; of
2°. Van een paspoort of identiteitsbewijs waaruit blijkt dat de vreemdeling burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland; en
2. Het bevoegd gezag van een basisschool waar de eerste opvang in het onderwijs wordt verzorgd voor ten minste vier asielzoekers of overige vreemdelingen die in aanmerking komen voor de bekostiging als bedoeld in dit artikel, ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging.
3. Het recht van aanvullende bekostiging bedraagt per leerling maximaal twaalf maanden gerekend vanaf de eerste dag van inschrijving op een school met inachtneming van de peildata in het vijfde lid.
4. In afwijking van het derde lid wordt in het geval de datum van vestiging in Nederland van de leerling voor het vierde levensjaar van deze leerling ligt, de periode tussen de datum van vestiging in Nederland en het bereiken van de leeftijd van vier jaar in mindering gebracht op het recht op deze bekostiging. De datum van vestiging is de oudste datum van inschrijving in Nederland als bedoeld in bijlage 1 van de Regeling register onderwijsdeelnemers.5. De aanvullende bekostiging heeft betrekking op een periode van drie maanden, met als peildata:
a. 1 januari voor de periode januari tot en met maart;
b. 1 april voor de periode april tot en met juni;
c. 1 juli voor de periode juli tot en met september;
d. 1 oktober voor de periode oktober tot en met december.
6. Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de aanvullende bekostiging een aanvraag in die, indien de peildatum 1 juli betreft, moet zijn ontvangen binnen acht weken na de peildatum en, indien het een andere peildatum betreft, binnen vier weken na de peildatum. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft die is ontvangen na deze termijn.
7. Een basisschool die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen respectievelijk eerste opvang van asielzoekers of overige vreemdelingen verzorgde, komt in aanmerking voor een eenmalige aanvulling op de aanvullende bekostiging van € 16.483,51.
8. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, instellingscode, postcode en plaats van de basisschool;
b. indien de peildatum 1 januari betreft het aantal ingeschreven asielzoekers en het aantal ingeschreven overige vreemdelingen op 1 januari, en het aantal asielzoekers en het aantal overige vreemdelingen dat op 1 februari van het voorgaande schooljaar aan de basisschool stond ingeschreven of indien de peildatum niet 1 januari betreft het aantal ingeschreven asielzoekers en het aantal ingeschreven overige vreemdelingen op de peildatum; en
c. in geval van toepassing van het vijfde lid, een verklaring dat de basisschool niet eerder de eerste opvang van vreemdelingen respectievelijk de eerste opvang van asielzoekers of overige vreemdelingen heeft verzorgd.
9. De bekostiging, bedoeld in het tweede lid, wordt berekend volgens de formules:
• Indien de peildatum 1 januari betreft:
○ indien Ap groter is dan At: (Ap – At) x € 13.756,84 x 25,00% verhoogd met (At + Vp) x € 4.273,88 x 25,00%
○ indien Ap niet groter is dan At: (Ap + Vp) x € 4.273,88 x 25,00%.
• Indien de peildatum 1 april, 1 juli of 1 oktober betreft: Ap x € 13.756,84 x 25,00% verhoogd met Vp x € 4.273,88 x 25,00%.
waarin steeds:
• Ap = het aantal op de peildatum ingeschreven leerlingen dat asielzoeker is;
• Vp = het aantal op de peildatum ingeschreven leerlingen dat overige vreemdeling is;
• At = het totaal aantal op 1 februari van het voorgaande schooljaar ingeschreven leerlingen dat op de eerste schooldag asielzoeker is.
10. Het bedrag per leerling wordt vastgesteld overeenkomstig de code van de verblijfsrechtelijke status van de leerling waaruit volgt of de leerling als een asielzoeker of een overige vreemdeling wordt beschouwd. Wanneer een leerling asielzoeker of overige vreemdeling is, wordt dit weergegeven in onderstaande tabel:
Code |
Omschrijving |
Categorie |
---|---|---|
21 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder a. Verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, arbeid vrij. |
Asielzoeker of overige vreemdeling |
22 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, sub a. Verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met tewerkstellingsvergunning OF gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid |
Overige vreemdeling |
23 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder a. Vergunning regulier voor bepaalde tijd, met enkel de mogelijkheid om specifieke arbeid te verrichten (zonder twv) |
Overige vreemdeling |
24 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder a. Vergunning regulier voor bepaalde tijd, geen arbeid |
Overige vreemdeling |
25 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, sub b. Verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd OF EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. |
Overige vreemdeling |
26 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder c. Verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd, arbeid vrij. |
Asielzoeker |
27 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, sub d. Verblijfsvergunning asiel onbepaalde tijd OF EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. |
Asielzoeker |
28 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e. Gemeenschapsonderdaan, economisch actief, arbeid vrij. |
Overige vreemdeling |
29 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e. Gemeenschapsonderdaan, economisch niet actief, arbeid vrij. |
Overige vreemdeling |
30 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e. Familielid van een gemeenschapsonderdaan, na toetsing aan EU-recht, arbeid vrij. |
Overige vreemdeling |
31 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder f en h. In procedure voor aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. |
Overige vreemdeling |
32 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder f en h. In procedure voor aanvraag verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. |
Asielzoeker |
35 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder I. Onderdaan heeft verblijfsrecht o.b.v. het Associatiebesluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije (waarin soepelere regels zijn opgenomen voor Turkse onderdanen). |
Overige vreemdeling |
36 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e. Gemeenschapsonderdaan, economisch actief, met enkel de mogelijkheid om specifieke arbeid te verrichten. |
Overige vreemdeling |
37 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e. Gemeenschapsonderdaan, economisch niet actief, met enkel de mogelijkheid om specifieke arbeid te verrichten. |
Overige vreemdeling |
38 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e. Familielid van een gemeenschapsonderdaan, na toetsing aan EU-recht, met enkel de mogelijkheid om specifieke arbeid te verrichten. |
Overige vreemdeling |
39 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder m. Persoon is in afwachting van indiening asielaanvraag bij andere lidstaat o.g.v. Dublinverordening. |
Asielzoeker |
40 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e. Gemeenschapsonderdaan of familielid met recht op duurzaam verblijf. Dit kan men aanvragen als men 5 jaar rechtmatig in NL heeft verbleven als gemeenschapsonderdaan of familielid. |
Overige vreemdeling |
41 |
Rechtmatig verblijf Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder e, is beëindigd. |
Overige vreemdeling |
42 |
Rechtmatig verblijf op grond van voorlopige maatregel EHRM, geen arbeid. |
Overige vreemdeling |
43 |
Rechtmatig verblijf op aanwijzing Minister van Justitie, geen arbeid. |
Overige vreemdeling |
44 |
Vreemdelingenwet 2000 art. 8, onder m. Leerling is in afwachting van overdracht naar andere lidstaat o.g.v. Dublinverordening. |
Asielzoeker |
45 |
Vreemdelingenwet2000 art. 8, onder i. Leerling heeft verblijfsrecht voor termijn van 180 dagen (bedoeld voor onderzoeker of student). |
Overige vreemdeling |
46 |
Vreemdelingenwet 2000 art 8, onder f en h, EU-richtlijn 2001/55, in procedure art 28, arbeid loondienst. Verblijfstitel voor Oekraïense ontheemden. |
Asielzoeker |
98 |
Geen verblijftitel meer. |
Asielzoeker of overige vreemdeling |
11. Het bevoegd gezag bepaalt of een leerling een asielzoeker of een overige vreemdeling is in het geval de leerling:
a. is ingeschreven op basis van het onderwijsnummer bedoeld in artikel 40b, vierde lid, van de WPO en waarvan het evident is dat hij asielzoeker of overige vreemdeling is; of
b. een verblijfstitel 21 of 98 heeft als bedoeld in de tabel in het tiende lid.
12. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het tweede lid, kan niet worden aangevraagd voor leerlingen die geboren zijn in Nederland en die de verblijfsrechtelijke status krijgen van één van de ouders of voogden.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder asielzoeker:
a. vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, die:
– ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a, van de WPO of een afdeling basisonderwijs van de Europese school te Den Haag;
– in het bezit is gesteld:
1°. door de Minister van Justitie en Veiligheid van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet; of
2°. door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers van een verklaring waaruit blijkt dat de vreemdeling in afwachting is van een aanvraag voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8 onderdelen c, d, f, g, h of j, van de Vreemdelingenwet 2000 en daarom niet beschikt over het document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van die wet;
b. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071) van toepassing is en die ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a van de WPO of een afdeling basisonderwijs van de Europese school te Den Haag.
c. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 7 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEU 2001, L 212) van toepassing is en die ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a van de WPO of een afdeling basisonderwijs van de Europese school te Den Haag.
2. Het bevoegd gezag van een basisschool waar onderwijs wordt verzorgd voor asielzoekers ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging.
3. De aanvullende bekostiging vangt aan aansluitend op de twaalf maanden bedoeld in artikel 34, tweede lid, en bedraagt per leerling maximaal twaalf maanden.
4. In afwijking van het derde lid wordt, indien het aantal maanden van de periode tussen de datum van vestiging in Nederland en het bereiken van de leeftijd van vier jaar als bedoeld in artikel 34, vierde lid, de twaalf maanden overschrijdt, het restant van dit aantal maanden boven de twaalf als bedoeld in artikel 34, derde lid, in mindering gebracht op het recht op deze bekostiging. De datum van vestiging is de oudste datum van vestiging in Nederland als bedoeld in bijlage 1 van de Regeling register onderwijsdeelnemers.
5. De aanvullende bekostiging heeft betrekking op een periode van drie maanden, met als peildata:
a. 1 januari voor de periode januari tot en met maart;
b. 1 april voor de periode april tot en met juni;
c. 1 juli voor de periode juli tot en met september;
d. 1 oktober voor de periode oktober tot en met december.
6. Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de aanvullende bekostiging een aanvraag in die indien de peildatum 1 juli betreft moet zijn ontvangen binnen acht weken na de peildatum en indien de peildatum niet 1 juli betreft binnen vier weken na de peildatum. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft die is ontvangen na deze termijn.
7. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, instellingscode, postcode en plaats van de basisschool; en
b. het aantal ingeschreven asielzoekers volgens dit artikel op de peildatum.
8. De bekostiging, bedoeld in het tweede lid, bedraagt € 2.068,84 per asielzoeker vermenigvuldigd met 25,00%.
9. Het bedrag per leerling wordt vastgesteld overeenkomstig de code van de verblijfsrechtelijke status van de leerling waaruit volgt of de leerling als een asielzoeker wordt beschouwd. Wanneer een leerling een asielzoeker is, wordt weergegeven in artikel 34, tiende lid.
10. Het bevoegd gezag bepaalt of een leerling een asielzoeker is in het geval dat de leerling:
a. is ingeschreven op basis van het onderwijsnummer bedoeld in artikel 40b, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs en waarvan het evident is dat hij nieuwkomer is; of
b. een verblijfstitel 21 of 98 heeft als bedoeld in de tabel in artikel 34, tiende lid.
11. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het tweede lid, kan niet worden aangevraagd voor leerlingen die geboren zijn in Nederland en die de verblijfsrechtelijke status krijgen van één van de ouders of voogden.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
bekostigde speciale school voor basisonderwijs;
– leerling die ingeschreven staat op een school en die de school geregeld bezoekt;
die door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vreemdeling mede verstaan:
a. leerling
– die ingeschreven staat op een school en die de school geregeld bezoekt;
– van wie uit het paspoort of ander identiteitsbewijs blijkt dat hij is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;
– die op grond van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in Nederland verblijft.
b. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071) van toepassing is en die ingeschreven staat op een school.
c. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 7 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEU 2001, L 212) van toepassing is, en die ingeschreven staat op een school.
3. Het bevoegd gezag van een school waar de opvang in het onderwijs wordt verzorgd voor ten minste vier vreemdelingen die in aanmerking komen voor de bekostiging als bedoeld in dit artikel ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging.
4. De aanvullende bekostiging die op grond van het derde lid wordt verstrekt voor de vreemdelingen op speciale scholen voor basisonderwijs bedraagt per leerling maximaal twaalf maanden gerekend vanaf de eerste dag van inschrijving op een school voor basisonderwijs met inachtneming van de peildata in het zesde lid.
5. In afwijking van het vierde lid wordt in het geval de datum van vestiging in Nederland van de leerling voor het vierde levensjaar van deze leerling ligt, de periode tussen de datum van vestiging in Nederland en het bereiken van de leeftijd van vier jaar in mindering gebracht op het recht op deze bekostiging. De datum van vestiging is de oudste datum van inschrijving in Nederland als bedoeld in bijlage 1 van de Regeling register onderwijsdeelnemers.
6. De aanvullende bekostiging heeft betrekking op een periode van drie maanden, met als peildata:
a. 1 januari voor de periode januari tot en met maart;
b. 1 april voor de periode april tot en met juni;
c. 1 juli voor de periode juli tot en met september;
d. 1 oktober voor de periode oktober tot en met december.
7. Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de aanvullende bekostiging een aanvraag in die indien de peildatum 1 juli betreft, moet zijn ontvangen binnen acht weken na de peildatum en indien het een andere peildatum betreft binnen vier weken na de peildatum. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft die is ontvangen na deze termijn.
8. Een school die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen verzorgde, komt in aanmerking voor een eenmalige aanvulling op de aanvullende bekostiging van € 16.483,51.
9. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, instellingscode, postcode en plaats van de school;
b. het aantal ingeschreven vreemdelingen volgens dit artikel op de peildatum;
c. de periode waarvoor de bekostiging wordt gevraagd; en
d. in geval van toepassing van het zevende lid, een verklaring dat de school niet eerder de eerste opvang van vreemdelingen heeft verzorgd.
10. De bekostiging, bedoeld in het zesde lid, bedraagt per ingeschreven vreemdeling € 4.273,88 vermenigvuldigd met 25,00%.
11. Voor de toepassing van dit artikel wordt als vreemdeling tevens aangemerkt de leerling:
a. met een verblijfsrechtelijke status als bedoeld in artikel 34, tiende lid;
b. met een onderwijsnummer bedoeld in artikel 40b, vierde lid, van de WPO en waarvan het evident is dat hij vreemdeling is; of
c. met een verblijfstitel 21 of 98 heeft als bedoeld in de tabel in artikel 34, tiende lid.
12. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het vierde lid, kan niet worden aangevraagd voor leerlingen die geboren zijn in Nederland en die de verblijfsrechtelijke status krijgen van één van de ouders of voogden.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder asielzoeker: een leerling die verblijft in een procesopvanglocatie, zijnde de verblijfplaats van vreemdelingen tijdens de rust- en voorbereidingstermijn voorafgaand aan de algemene asielprocedure en gedurende de algemene asielprocedure door de Immigratie- en Naturalisatiedienst, dan wel leerling die verblijft in een gezinslocatie voor gezinnen met minderjarige kinderen die geen recht meer hebben op verstrekkingen conform de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
2. Het bevoegd gezag van de basisschool waar op 1 februari 2023 asielzoekers worden opgevangen, ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging.
3. De bekostiging, bedoeld in het tweede lid, bedraagt per asielzoeker € 1.250,72.
4. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. de instellingscode van de school waar de asielzoekers worden opgevangen;
b. het aantal asielzoekers op 1 februari 2023 onder de instellingscode zoals opgenomen in de aanvraag; en
c. een verklaring van het bevoegd gezag dat voor het aantal asielzoekers zoals opgenomen in de aanvraag, tevens in de leerlingenadministratie documenten zijn opgenomen, waarin het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers de school noemt als opvang school voor deze kinderen.
5. De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, wordt in ieder geval afgewezen indien de aanvraag op of na 1 februari 2024 is ontvangen.
1. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen met een vestiging die fungeert als justitiële jeugdinrichting waarbinnen het onderwijs georganiseerd wordt, dan wel is verbonden aan een gesloten jeugdhulpinstelling, ontvangt aanvullende bekostiging.
2. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor zowel justitiële jeugdinrichtingen als gesloten jeugdhulpinstellingen € 49.878,39 per vestiging en € 24.970,37 per onbezette capaciteitsplaats. Voor justitiële jeugdinrichtingen bedraagt het bedrag per capaciteitsplek € 13.747,86 en voor gesloten jeugdhulpinstellingen bedraagt het bedrag per capaciteitsplaats € 5.743,02.
3. Het aantal capaciteitsplaatsen per vestiging is gelijk aan de op 1 januari 2024 door de Minister van Justitie en Veiligheid toegekende capaciteit als het een justitiële jeugdinrichting betreft, en aan de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toegekende capaciteit als het een gesloten jeugdhulpinstelling betreft. Het aantal onbezette capaciteitsplaatsen is het verschil tussen het aantal capaciteitsplaatsen van de school en de som van het aantal leerlingen per justitiële jeugdinrichting vestiging dan wel gesloten jeugdhulpinstelling per vestiging op 1 februari 2023.
4. De bekostiging van een nieuwe vestiging vangt aan op 1 augustus van enig jaar. De bekostiging voor het kalenderjaar waarin de bekostiging aanvangt wordt berekend overeenkomstig het tweede lid vermenigvuldigd met 41,67%.
5. De bekostiging, bedoeld in het tweede lid, wordt voorafgaand aan het bekostigingsjaar voorlopig vastgesteld op basis van het aantal capaciteitsplaatsen op 1 januari 2023 en indien het een nieuwe vestiging betreft op basis van het aantal capaciteitsplaatsen op 1 augustus 2023.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder een leerling met een ernstige meervoudige beperking: een leerling met een combinatie van een ernstige of zeer ernstige verstandelijke beperking (IQ tot 35), een lichamelijke beperking en bijkomende stoornissen, voor wie naast extra ondersteuning in het onderwijs ook extra zorg nodig is, die op 1 februari 2023 ingeschreven stond op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en voor wie het bevoegd gezag bekostiging categorie 3 (hoog) ontvangt.
2. Het bevoegd gezag van een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs waar op 1 februari 2023 een of meer leerlingen met een ernstige meervoudige beperking waren ingeschreven, ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging.
3. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, instellingscode, postcode en plaats van de school; en
b. het aantal op 1 februari 2023 ingeschreven leerlingen met een ernstige meervoudige beperking als bedoeld in het eerste lid.
4. De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, dient voor 1 februari 2024 ontvangen te zijn. Aanvragen die op of na die datum worden ontvangen, worden afgewezen.
5. De bekostiging, bedoeld in het tweede lid, bedraagt per ingeschreven leerling met een ernstige meervoudige beperking maximaal € 8.000.
6. Voor de aanvullende bekostiging op grond van dit artikel is voor het kalenderjaar 2024 een bedrag van maximaal € 10.000.000 beschikbaar.
7. Indien het bekostigingsplafond, bedoeld in het zesde lid, wordt overschreden, wordt het bedrag per leerling met een ernstige meervoudige beperking, bedoeld in het vijfde lid, verlaagd naar rato van het aantal leerlingen met een ernstige meervoudige beperking waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
8. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs beslist uiterlijk 16 weken na 1 februari 2024 over de aanvraag.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs ontvangt aanvullende bekostiging voor het eerste en tweede kalenderjaar volgend op een samenvoeging als bedoeld in artikel 21 van het Besluit bekostiging WPO 2022 en artikel 17 van het Besluit bekostiging WEC 2022.
2. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend volgens de formule X – Y, waarin:
X = de som van de bekostiging van alle scholen die onderdeel uitmaken van de samenvoeging, berekend op grond van artikel 116, tweede lid, van de WPO, artikel 114, tweede lid, van de WEC, en de artikelen 14, 17, 18 en 19 van het Besluit bekostiging WPO 2022, in het eerste kalenderjaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden; en
Y = de som van de bekostiging van de fusieschool, berekend op grond van artikel 116, tweede lid, van de WPO, artikel 114, tweede lid, van de WEC, en de artikelen 14, 17, 18 en 19 van het Besluit bekostiging WPO 2022, in het eerste kalenderjaar na de samenvoeging.
3. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, is voor het eerste kalenderjaar volgend op de samenvoeging 100% van de uitkomst van de formule in het tweede lid en voor het tweede kalenderjaar volgend op de samenvoeging 50% van de uitkomst van de formule in het tweede lid.
4. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, wordt aangepast voor loon- en prijsontwikkelingen.
5. Indien een school op grond van dit artikel aanvullende bekostiging ontvangt of op grond van de Regeling bijzondere bekostiging bij fusie en opheffing van scholen in het primair onderwijs en beleidsregel interpretatie samenvoeging in WPO en WEC bijzondere bekostiging ontvangt, betrokken is bij een samenvoeging, als bedoeld in het eerste lid, en daarvoor aanvullende bekostiging ontvangt, als bedoeld in het tweede lid, dan vervalt vanaf 1 januari na de laatstbedoelde samenvoeging de eerdere aanspraak op aanvullende of bijzondere bekostiging.
6. Dit artikel is niet van toepassing op een samenvoeging van scholen waarbij één of meer van de scholen die onderdeel uitmaken van de samenvoeging op het moment van deze samenvoeging minder dan 8 jaar worden bekostigd.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool die per 1 augustus 2024 samengaat met een speciale school voor basisonderwijs, die wordt opgeheven met ingang van 1 augustus 2024 én waarvan blijkens de registratie in het register onderwijsdeelnemers ten minste 25% van de leerlingen van de speciale school voor basisonderwijs op 1 februari 2024, op 1 augustus 2024 is ingeschreven op de basisschool, ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging voor het restant van het kalenderjaar van samengaan en de eerste twee volledige kalenderjaren na samengaan.
2. Een aanvraag voor de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt per brief ingediend bij DUO en moet voor 1 oktober 2024 door DUO ontvangen zijn. Aanvragen die op of na deze datum worden ontvangen, worden afgewezen. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam en instellingscode van de basisschool;
b. naam en instellingscode van de op te heffen speciale school voor basisonderwijs; en
c. het BRIN-mutatieformulier waarmee de opheffing van de speciale school voor basisonderwijs wordt gemeld of een kopie van het BRIN-mutatie formulier waarmee de opheffing van de speciale school voor basisonderwijs is gemeld.
3. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, is voor het restant van het kalenderjaar van samengaan gelijk aan de bekostiging op grond van artikel 116, tweede lid, van de WPO, die de opgeheven speciale school voor basisonderwijs zou hebben ontvangen in de eerste vijf maanden na de opheffing.
4. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, is voor het eerste volledige kalenderjaar na het samengaan gelijk aan de bekostiging op grond van artikel 116, tweede lid, van de WPO, die de opgeheven speciale school voor basisonderwijs zou hebben ontvangen in het eerste kalenderjaar na de opheffing.
5. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, is voor het tweede volledige kalenderjaar na het samengaan gelijk aan het bekostigingsbedrag per school op grond van artikel 116, tweede lid, van de WPO, dat de opgeheven speciale school voor basisonderwijs zou hebben ontvangen in het kalenderjaar na de opheffing, vermenigvuldigd met 50%.
6. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het vierde en vijfde lid, wordt aangepast voor loon- en prijsontwikkelingen.
7. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk 16 weken na 30 september 2024.
1. De Regeling bijzondere bekostiging bij fusie en opheffing van scholen in het primair onderwijs en beleidsregel interpretatie samenvoeging in WPO en WEC, zoals die luidde op 31 december 2022 blijft van toepassing op een aanspraak op bijzondere bekostiging die op grond van artikel 3, 10 of 15 van die regeling aan het bevoegd gezag van een school is toegekend, met dien verstande dat deze per kalenderjaar wordt toegekend.
Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling bijzondere bekostiging professionalisering en begeleiding starters en schoolleiders bedraagt € 105,40.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool dat door de eerste opvang van asielzoekers en overige vreemdelingen als bedoeld in artikel 34, geen of minder extra bekostiging kleine basisscholen ontvangt als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, ontvangt aanvullende bekostiging.
2. Voor de berekening van de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt de extra bekostiging kleine bassischolen herrekend, door voor de herrekening uit te gaan van het aantal leerlingen op de basisschool op 1 februari 2023 minus het aantal eerstejaarsasielzoekers en overige vreemdelingen op de basisschool op 1 januari 2023 voor wie bekostiging is toegekend op grond van artikel 34 van Regeling bekostiging WPO en WEC 2023.
3. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt het verschil tussen de herrekende extra bekostiging kleine basisscholen, bedoeld in het tweede lid, en de extra bekostiging kleine basisscholen, bedoeld in artikel 14 tweede lid van het Besluit bekostiging WPO 2022.
1. Onverminderd het tweede tot en met vijfde lid worden de bekostigingsbedragen, bedoeld in deze regeling, uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang.
2. De bekostigingsbedragen, bedoeld in de artikelen 4, 13 en 18 worden in één termijn in juni uitbetaald.
3. Het bekostigingsbedrag, bedoeld in artikel 7, wordt in één termijn uitbetaald.
4. De bekostigingsbedragen, bedoeld in de artikelen 34, 35 en 36 worden in één termijn uitbetaald.
5. De bekostigingsbedragen, bedoeld in artikel 43a, worden uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. De eerste betaling vindt plaats in augustus. In deze maand wordt ook de bekostiging voor de maanden tot augustus uitbetaald.
In artikel 1a van de Regeling overgangsbekostiging vereenvoudiging bekostiging WPO en WEC wordt ‘0,15%’ vervangen door ‘5,55%’.
In artikel 10, tweede tot en met vierde lid, van de Regeling voorzieningenplanning po 2021 wordt ‘1 februari’ telkens vervangen door ‘1 oktober’.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel 46 in werking met ingang van 1 augustus 2024.
3. Deze regeling heeft betrekking op het kalenderjaar 2024 en vervalt met ingang van 1 januari 2029.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Primair- en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
De bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per kalenderjaar toegekend. In deze definitieve regeling worden voor het kalenderjaar 2024 de daarvoor noodzakelijke prijzen en bedragen vastgesteld en wordt de Regeling bekostiging WPO en WEC 2024, waarin de voorlopige bedragen waren opgenomen, ingetrokken.
Overgangsbekostiging
Vanaf kalenderjaar 2023 is de vereenvoudiging van de bekostiging voor basisscholen, scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en de samenwerkingsverbanden in het primair en voortgezet onderwijs ingevoerd. Voor 2023 t/m 2025 is er een overgangsregeling van kracht, om de overgang van het oude bekostigingssysteem naar het vereenvoudigde bekostigingssysteem zo soepel mogelijk te laten verlopen. In die jaren wordt de vereenvoudigde systematiek stapsgewijs ingevoerd (in 2023 voor 25% op basis van de vereenvoudigde systematiek, 75% op basis van de oude systematiek, in 2024 respectievelijk 50% en 50% en in 2025 respectievelijk 75% en 25%) en worden gedurende de drie overgangsjaren de herverdeeleffecten gemaximeerd tot respectievelijk (-)1%, (-)2% en (-)3%. Dit geeft schoolbesturen de kans om het financiële beleid geleidelijk aan te passen aan de nieuwe situatie. De bedragen voor de overgangsbekostiging worden in een separate regeling vastgesteld, namelijk de Regeling overgangsbekostiging vereenvoudiging bekostiging WPO en WEC.
Nieuwkomersbekostiging
Vanwege het aflopen van de financiering vanuit het Nationaal Programma Onderwijs per augustus 2023 is voor kalenderjaar 2024 voor alle vier de peildata de uitbreiding van de nieuwkomersbekostiging komen te vervallen. Met het Nationaal Programma Onderwijs was deze bekostiging tot en met einde schooljaar 2022-2023 uitgebreid naar 4 jaar voor zowel asielzoekers als overige vreemdelingen en was het bedrag voor asielzoekers en overige vreemdelingen gelijk getrokken. Vanaf kalenderjaar 2024 wordt voor alle vier de peildata weer teruggegaan naar de oude situatie en ontvangen scholen voor eerstejaars asielzoekers een hoger bedrag dan voor overige vreemdelingen. Daarnaast geldt de tweedejaarsbekostiging alleen voor asielzoekers. Ook is het budget voor samenwerkingsverbanden vo vanaf 2024 niet meer extra verhoogd.
Aanvullende bekostiging voor gesloten jeugdhulpinstellingen verbonden aan scholen voor cluster 4
In 2022 en 2023 waren er tijdelijk financiële middelen beschikbaar gekomen om scholen behorende bij een instelling voor gesloten jeugdzorg (GJI) financieel te ondersteunen bij de transformatie naar kleinschaligheid gedurende de uitvoering van om- en afbouw van de gesloten jeugdhulp. Deze incidentiele middelen worden vanaf 2024 niet meer via de bekostiging verstrekt. Daarom is artikel 38a komen te vervallen.
Vanaf 1 juli 2024 geldt een andere startdatum van de aanvullende nieuwkomersbekostiging. Schoolbesturen kunnen vanaf peildatum 1 juli 2024 in hun aanvraag de datum van de eerste inschrijving op de eerste school in Nederland hanteren. Hiermee vervalt het gebruik van de datum vestiging in Nederland. Hiervoor zijn artikel 34 t/m 36 aangepast. In de artikelsgewijze toelichting worden de wijzigingen verder toegelicht.
Aan de regeling is artikel 43a toegevoegd. Dit artikel regelt de aanvullende bekostiging voor kleine basisscholen die vanwege de opvang van eerstejaars asielzoekers en overige vreemdelingen minder of geen kleine scholentoeslag ontvangen. In het debat met de Tweede Kamer op 3 juli 2023 is gesproken over de kleine scholentoeslag in het primair onderwijs, waarbij het opvangen van (extra) nieuwkomers een financieel nadelig effect kan hebben. Met de kleine scholentoeslag ontvangen scholen die door te weinig leerlingen schaalnadelen hebben extra bekostiging om een school open te houden. Bij meer leerlingen worden deze schaalnadelen minder en wordt de extra bekostiging afgebouwd. De opvang van eerstejaarsnieuwkomers leidt wel tot meer leerlingen, maar de schaalnadelen blijven omdat voor eerstejaars nieuwkomers vaak apart onderwijs wordt georganiseerd1. Daardoor verdwijnen de schaalnadelen niet, terwijl de kleine scholentoeslag wel wordt afgebouwd. Dit kan leiden tot een onbedoeld negatieve financiële prikkel om nieuwkomers op te vangen. Met deze wijziging wordt beoogd deze negatieve financiële prikkel te verminderen. In artikelsgewijze toelichting wordt de wijziging verder toegelicht.
De wijzigingen van de verschillende bedragen worden in paragraaf 6 toegelicht.
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een kalenderjaar zoveel mogelijk te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen voor bekostiging in eerste instantie in het najaar voorafgaande aan het kalenderjaar vastgesteld. De eventueel noodzakelijke aanpassingen van de bedragen gedurende het kalenderjaar worden daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve vaststelling in de zomer of het najaar van het kalenderjaar.
Om het aantal regelingen beperkt te houden, zijn de verschillende bekostigingsonderwerpen in deze regeling samengebracht. Op grond van de WPO en de WEC kan de Minister aanvullende bekostiging toekennen aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan aanvullende bekostiging kan worden aangevraagd.
In geval van bijzondere ontwikkelingen in het primair onderwijs kan de Minister op grond van artikel 119, eerste lid, van WPO of artikel 117, eerste lid, van de WEC, aanvullende bekostiging verstrekken. Deze aanvullende bekostiging is opgenomen in hoofdstuk 5 van deze regeling. Ook kan het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen, op grond van artikel 120, eerste lid, van de WPO of artikel 118, eerste lid, van de WEC een aanvraag indienen voor aanvullende bekostiging. Bijzondere omstandigheden kunnen zich voordoen bij scholen die in een kalenderjaar worden geconfronteerd met bijzondere situaties die niet zijn geregeld in hoofdstuk 5 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als klemmend zullen worden aangemerkt en derhalve niet voor aanvullende bekostiging in aanmerking gebracht zullen worden.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 120, eerste lid, van de WPO of artikel 118, eerste lid, van de WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens het Besluit bekostiging WPO 2022 respectievelijk het Besluit bekostiging WEC 2022 een op hun situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend, en dat slechts in uitzonderlijke situaties aanvullende bekostiging wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.
• Aanvragen voor meer aanvullende bekostiging voor het huidige kalenderjaar dan er voor het voorgaande kalenderjaar aan aanvullende bekostiging is toegekend, terwijl de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
• Aan toegekende aanvullende bekostiging in voorgaande jaren kunnen geen rechten worden ontleend voor het kalenderjaar 2024.
• Aanvragen voor aanvullende bekostiging op basis van een bepaalde peildatum (artikel 34 tot en met 36) die worden ingediend vóór bedoelde peildatum worden afgewezen, omdat dan de benodigde informatie niet kan worden vastgesteld.
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld, worden buiten behandeling gelaten.
• Uiterlijk 16 weken na ontvangst van de aanvraag ontvangt de aanvrager een beschikking.
• Aanvragen ontvangen na 1 december 2024 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het kalenderjaar waarop de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan aanvullende bekostiging worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden aangemerkt.
Niet ingewilligd worden in ieder geval aanvragen van basisscholen in verband met:
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: deze worden al bekostigd op grond van de WPO;
• Bijzondere hoedanigheid van leerlingen: de bekostiging voor lichte en zware ondersteuning die de samenwerkingsverbanden ontvangen, wordt geacht daarin te voorzien. Wellicht ten overvloede wordt er op gewezen dat dit ook geldt voor leerlingen met autisme.
Niet ingewilligd worden in elk geval aanvragen van (v)so scholen in verband met:
• Groei van het aantal leerlingen.
• Bijzondere hoedanigheid van leerlingen: de hoedanigheid van de leerlingen is er op zichzelf juist de oorzaak van dat zij tot een (v)so-onderwijssoort zijn toegelaten. Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 118, eerste lid, van de WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt. De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet, kan een gemotiveerde aanvraag indienen bij DUO/BEK onder vermelding van aanvullende bekostiging in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag wordt in ieder geval vermeld:
• De instellingscode van de school;
• Waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het lumpsumbudget ontoereikend is;
• Voor welke soort personeel de school aanvullende bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
• Bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum en kenmerk van die beschikking.
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort de lumpsumbedragen vastgesteld. Hoofdstuk 3 bevat de aan de samenwerkingsverbanden primair onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen voor lichte ondersteuning en de aan de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen voor zware ondersteuning. In hoofdstuk 4 staan de bedragen voor de instellingen cluster 1 en cluster 2. Hoofdstuk 5 bevat de bedragen en procedures voor de aanvullende bekostiging en in hoofdstuk 6 wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 7 bevat de slotbepalingen. Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO 2022, het Besluit bekostiging WEC 2022, de bedragen die worden vastgesteld in deze regeling en het aantal leerlingen op de teldatum, kan per school het lumpsumbudget worden berekend.
Deze regeling betreft het tweede jaar van het ingaan van de vereenvoudiging bekostiging. Door de gewijzigde bekostigingssystematiek, veranderen er een aantal zaken voor scholen waarop zij hun administratie zullen moeten aanpassen. Echter, als gevolg van de Wet vereenvoudiging bekostiging po zullen de administratieve lasten voor scholen, besturen, samenwerkingsverbanden en andere stakeholders daarna afnemen. Doordat het aantal bekostigingsparameters en de complexiteit van de bekostigingsformules aanzienlijk afnemen, krijgen schoolbesturen beter inzicht in hoe de bekostiging in elkaar zit. De specifieke maatregelen met betrekking tot het afnemen van de bekostigingsparameters, zoals de afschaffing van de GGL, zijn in de memorie van toelichting bij het voornoemd wetsvoorstel uitgewerkt.
De opgenomen prijsaanpassingen ten opzichte van de definitief vastgestelde bedragen voor kalenderjaar 2023 betreffen een aanpassing voor loon- en prijsontwikkeling (artikel 2), verwerking van de middelen voor een arbeidsmarkttoelage voor schoolleiders en een hoger bedrag voor zware ondersteuning PO en VO in verband met de generieke korting die in 2023 is toegepast op het budget van samenwerkingsverbanden.
Vanaf 2023 is er met het Onderwijsakkoord geld beschikbaar gekomen voor een arbeidsmarkttoelage voor schoolleiders. Deze middelen zijn al deels in 2023 verwerkt in de bekostiging middels een ophoging van het vaste bedrag per school, uitgesplitst per sector. Vanaf kalenderjaar 2024 is dit bedrag structureel opgehoogd tot € 35 miljoen, waardoor de bedragen per school verder zijn verhoogd.
In het bedrag per leerling voor alle sectoren zijn middelen opgenomen bestemd voor cultuureducatie. Deze middelen blijven specifiek inzichtelijk en betreffen € 18,90 per leerling. Daarnaast is in het bedrag per leerling ook een deel voor de aanpak van werkdruk bestemd. Het bedrag per leerling voor werkdruk voor het basisonderwijs bedraagt € 289,37 per leerling, het bedrag per leerling in het speciaal basisonderwijs bedraagt € 434,06 per leerling en het bedrag per leerling in het (voortgezet) speciaal onderwijs bedraagt € 578,74 per leerling.
Vanwege het aflopen van de financiering vanuit het Nationaal Programma Onderwijs per augustus 2023 wordt het budget voor samenwerkingsverbanden vo vanaf 2024 niet meer extra verhoogd. Ook is de verruiming van de voorwaarden voor aanvullende bekostiging voor onderwijs aan asielzoekers en overige vreemdeling afgelopen.
In 2022 en 2023 waren er tijdelijk financiële middelen beschikbaar gekomen om scholen behorende bij een GJI financieel te ondersteunen bij de transformatie naar kleinschaligheid gedurende de uitvoering van om- en afbouw van de gesloten jeugdhulp. Deze incidentiele middelen worden vanaf 2024 niet meer via de bekostiging verstrekt. Daarom is artikel 38a komen te vervallen.
In 2023 is er naar aanleiding van de motie Westerveld c.s. een generieke korting op het budget van samenwerkingsverbanden van € 31,5 miljoen toegepast. Het bedrag per leerling voor zware ondersteuning was met € 13,00 verlaagd in het primair onderwijs en met € 12,50 in het voortgezet onderwijs. Deze korting ziet alleen op 2023 en is dus niet in het budget van 2024 verwerkt.
In dit artikel wordt het percentage voor de loon- en prijsontwikkeling vastgesteld. In het tweede lid wordt onderscheid gemaakt tussen een loongevoelig en prijsgevoelig gedeelte van de bedragen. Dit is noodzakelijk omdat de prijsbijstelling voorafgaand aan het kalenderjaar wordt geraamd en verwerkt in de bedragen. De loon- en prijsgevoelige percentages worden in ieder geval één keer per vijf jaar vastgesteld, zodat ontwikkelingen die invloed hebben op deze verhouding worden meegenomen. Het percentage kan ook eerder worden aangepast bij grote ontwikkelingen.
De berekening van de hoogte van de prijsbijstelling is gebaseerd op de prijsontwikkeling (prijs netto materiele overheidsconsumptie), zoals die bij de Macro Economische Verkenning van het Centraal Planbureau is beschreven. De prijsbijstelling van een bekostigingsjaar wordt berekend op basis van de werkelijke prijsontwikkeling in het tweede jaar voorafgaand aan het bekostigingsjaar, de geactualiseerde prijsontwikkeling in jaar voorafgaand aan het bekostigingsjaar en de verwachte prijsontwikkeling in het bekostigingsjaar. Dit is gelijk aan de systematiek die onder de oude regelgeving werd toegepast.
De basisbekostiging voor basisscholen bestaat uit een vast bedrag per leerling en een vast bedrag per school. Het bedrag per school is afhankelijk van het aantal leerlingen: voor scholen met 100 leerlingen of meer is het bedrag hoger dan voor scholen met minder dan 100 leerlingen. In het bedrag per leerling zitten ook de werkdrukmiddelen. Het gaat hier om een bedrag van € 289,37 per leerling. In het bedrag per leerling is ook een bedrag van € 18,90 opgenomen voor cultuureducatie.
Een nieuwe school ontvangt voorafgaand aan de start startbekostiging. Dit is bekostiging voor één personeelslid en wordt verstrekt voor de maanden juni en juli voorafgaand aan de start van de school.
Voor basisscholen tot 150 leerlingen wordt extra bekostiging voor kleine scholen verstrekt. De kleine scholentoeslag is een belangrijk middel om het basisonderwijs toegankelijk te houden en om de pluriformiteit te waarborgen. Daarnaast spelen kleine scholen een belangrijke rol in de leefbaarheid van lokale gemeenschappen. Het bedrag voor de extra bekostiging zeer kleine scholen is gebaseerd op een school met 23 leerlingen. Indien een school minder bekostiging (basisbekostiging, kleine scholentoeslag en toeslag nevenvestiging) krijgt dan dit bedrag, wordt de bekostiging aangevuld tot dit bedrag.
Het internationaal georiënteerd basisonderwijs (IGBO) is onderwijs bestemd voor leerlingen die in verband met de internationale arbeidsmobiliteit van de ouders voor langere tijd zijn aangewezen op onderwijs in het buitenland en nu tijdelijk in Nederland verblijven. Tijdens het verblijf in Nederland vallen deze leerlingen onder de Leerplichtwet 1969.
Scholen met een IGBO-afdeling ontvangen extra bekostiging op basis van een vast bedrag per IGBO-afdeling en een vast bedrag per IGBO-leerling. In het Registratie Instellingen en Opleidingen (RIO) wordt op basis van door het Ministerie van OCW afgegeven beschikkingen vastgelegd of een school IGBO mag geven. In het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) legt de school per leerling vast of deze op de IGBO-afdeling onderwijs ontvangt. Op basis hiervan wordt de extra bekostiging ambtshalve door DUO verstrekt. Er hoeft dus geen aanvraag meer ingediend te worden.
Het IGBO is ontstaan uit de praktijk, vanuit scholen, internationale bedrijven en gemeenten. Vanaf het begin (1984) is de overheid bereid om een bijdrage te leveren aan de extra kosten van het IGBO. Dit op grond van pedagogische overwegingen, maar ook vanwege de economische betekenis van het IGBO voor het vestigingsklimaat ter plaatse. Binnen het IGBO is de mobiliteit van leerlingen groot. Kinderen verblijven – gezien de mobiliteit van de ouders – relatief kort in het IGBO. Dit stelt speciale eisen aan inrichting en organisatie van het onderwijs: de groepen kunnen niet te groot zijn. Verder zijn de personeelskosten (werving, vestiging, bijscholing in internationaal verband) relatief hoog evenals de kosten van de Engelstalige leermiddelen. De IGBO bekostiging is een tegemoetkoming in de kosten en niet kostendekkend. Er is sprake van een geldelijke bijdrage die voor een aanmerkelijk deel wordt betaald door de internationale bedrijven of organisaties waar één van de ouders werkzaam is.
Groeibekostiging wordt verstrekt als een schoolbestuur in een bepaalde maand met 4% of meer is gegroeid ten opzichte van het aantal basisschoolleerlingen op de teldatum (1 februari van het voorgaande jaar). Groei wordt maandelijks berekend op basis van het aantal basisschoolleerlingen dat op de eerste dag van de maand staat ingeschreven. De groeibekostiging wordt berekend door het aantal leerlingen waarmee het bestuur is gegroeid ten opzichte van de teldatum te vermenigvuldigen met een bedrag per leerling. Het bedrag per leerling is 1/12e van het reguliere bedrag per leerling zoals bedoeld in artikel 3.
De toeslag nevenvestiging is bestemd voor basisscholen met een nevenvestiging. De toeslag bestaat uit een vast bedrag per nevenvestiging en een gedeelte dat afhankelijk is van het aantal leerlingen op de school en nevenvestiging(en). In deze regeling wordt alleen het vaste bedrag per nevenvestiging vastgesteld. Het ‘leerlingafhankelijke’ gedeelte volgt uit het Besluit bekostiging WPO 2022. Deze extra bekostiging voor basisscholen met een nevenvestiging wordt bepaald op basis van het verschil tussen de kleine scholentoeslag van alle vestigingen van de school als ware deze zelfstandige scholen en de kleine scholentoeslag die de basisschool werkelijk ontvangt. Van dit verschil wordt 60% toegekend als extra bekostiging voor de nevenvestiging. Deze manier van berekenen verschilt niet veel van de oude systematiek. Alleen het percentage is verlaagd van 75% naar 60%. Dit heeft te maken met het feit dat nu de samengevoegde personele en materiele bekostiging onderdeel zijn geworden van de berekening. Om de wijziging budgetneutraal uit te voeren is het percentage verlaagd naar 60%.
Een bevoegd gezag van een school met een risico op onderwijsachterstanden ontvangt extra bekostiging om achterstanden te voorkomen en tegen te gaan. In het basisonderwijs is de verdeling van deze middelen gebaseerd op de CBS-indicator. Met de CBS-indicator wordt op basis van achtergrondkenmerken (land van herkomst, opleidingsniveau ouders, verblijfsduur van de moeder en of ouders in de schuldsanering zitten) een onderwijsscore per leerling bepaald. Per school worden de onderwijsscores van de leerlingen opgeteld die landelijk gezien behoren tot de laagste 15% laagst scorende leerlingen. Daar wordt een drempel over berekend, wat resulteert in een achterstandsscore per school. Op basis van deze achterstandsscores wordt het budget voor onderwijsachterstanden verdeeld. Daarnaast is er ook budget voor Nederlands onderwijs aan anderstaligen (NOAT) in het basisonderwijs en leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond (NNCA) in het speciaal basisonderwijs (sbo) en (v)so. Een bevoegd gezag dat bekostiging ontvangt voor NOAT of NNCA, dient in de eigen schooladministratie bewijsstukken te bewaren waaruit blijkt dat de school in aanmerking komt voor de toekenning van deze bekostiging. Dit is alleen nodig voor leerlingen waarvan niet uit de Basisregistratie Personen (BRP) blijkt dat ze voor NOAT- dan wel NNCA-middelen in aanmerking komen.
Als een onderdeel van een school verder gaat als zelfstandige school, wordt het bedrag per leerling dat in dit artikel genoemd staat in mindering gebracht op de bekostiging van de overblijvende school. Een deel van de leerlingen die op 1 oktober in het kalenderjaar van de verzelfstandiging en op 1 februari van het daaropvolgende kalenderjaar op de verzelfstandigde locatie staan ingeschreven, tellen ook mee in de bekostiging van de overblijvende school. Dit zou betekenen dat het overblijvende deel van de school in de laatste vijf maanden van het kalenderjaar volgend op de verzelfstandiging en het kalenderjaar daarna te veel bekostiging ontvangt. Om deze dubbele bekostiging te ondervangen, wordt tweemaal een bedrag in mindering gebracht op het overblijvende deel van de school. Deze verminderingsbekostiging wordt voor het kalenderjaar van verzelfstandiging bepaald op grond van het aantal leerlingen, dat op de andere locatie stond ingeschreven op 1 februari van het voorgaande jaar. Het totale verminderingsbedrag wordt berekend met een bedrag per leerling voor de maanden augustus tot en met december. Voor het kalenderjaar na verzelfstandiging wordt de verminderingsbekostiging ook vastgesteld op grond van het aantal leerlingen van de andere locatie op de teldatum die voor kalenderjaar na verzelfstandiging van toepassing is. De verzelfstandigde school ontvangt geen onderwijsachterstandenbudget en de overblijvende school wordt niet gekort op het onderwijsachterstandenbudget. In het artikel staat ook beschreven hoe de aantallen leerlingen voor verzelfstandiging moeten worden doorgegeven.
Voor ligplaatsscholen geldt dat er een vast bedrag per school en een vast bedrag per leerling wordt verstrekt. De rijdende scholen krijgen een vast bedrag per school. Bij de vaststelling van dit bedrag is uitgegaan van 20 leerlingen. Indien aanvullende bekostiging wordt toegekend, wordt ook uitgegaan van 20 leerlingen per school.
De basisbekostiging voor sbo-scholen bestaat uit een bedrag per leerling en een bedrag per school. Het bedrag per school is afhankelijk van het aantal leerlingen: voor scholen met 100 leerlingen of meer is het bedrag hoger dan voor scholen met minder dan 100 leerlingen. In het bedrag per leerling zitten ook de werkdrukmiddelen. Het gaat hier om een bedrag van € 434,06 per leerling. In het bedrag per leerling is ook een bedrag van € 18,90 opgenomen voor cultuureducatie.
Anders dan in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is gecommuniceerd, zijn er verschillende bedragen per leerling per sector vastgesteld. Om de bedragen per leerling per sector gelijk te kunnen houden, zijn correcties in de ondersteuningsbekostiging per leerling nodig. Hiermee blijft een school per saldo evenveel geld krijgen per leerling, maar loopt er een groter gedeelte via de samenwerkingsverbanden in plaats van direct via het Rijk. Omdat er steeds meer onderscheid in budgetten gemaakt wordt tussen het bo, sbo en (v)so, bijvoorbeeld bij de werkdrukmiddelen en de middelen voor het dichten van de loonkloof, moet er meer geld via het samenwerkingsverband lopen. Op macroniveau klopt dit, maar op individueel niveau kunnen samenwerkingsverbanden die relatief veel leerlingen hebben doorverwezen daardoor onder de streep minder overhouden. Dit is onwenselijk. Daarom worden er aparte bedragen per leerling per sector vastgesteld.
Een nieuwe sbo-school ontvangt voorafgaand aan de start startbekostiging. Dit is bekostiging voor één personeelslid en wordt verstrekt voor de maanden juni en juli voorafgaand aan de start van de school.
Voor sbo-scholen worden ondersteuningsmiddelen bekostigd op basis van het aantal ingeschreven leerlingen en een bedrag per leerling in het sbo. Scholen dienen de toelaatbaarheidsverklaringen (tlv) te registreren volgens een vast format en uit te wisselen met DUO.
De toeslag nevenvestiging is bestemd voor sbo-scholen met een nevenvestiging en behelst een vast bedrag per nevenvestiging.
De basisbekostiging voor scholen voor (v)so cluster 3 en 4 bestaat uit een leerlingafhankelijke gedeelte en een gedeelte met vaste bedragen per school. Het leerlingafhankelijke gedeelte wordt berekend met een bedrag per leerling dat verschillend is voor het so en het vso. Dit verschil heeft met name te maken met de kleinere klassen in het vso. In het bedrag per leerling zitten ook de werkdrukmiddelen. Het gaat hier om een bedrag van € 578,74 per leerling. In het bedrag per leerling is ook een bedrag van € 18,90 opgenomen voor cultuureducatie. Voor het gedeelte met de vaste bedragen per school wordt onderscheid gemaakt tussen so-scholen en vso-scholen en voor scholen met 50 leerlingen of meer geldt een hoger bedrag dan voor scholen met minder dan 50 leerlingen.
Anders dan in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is gecommuniceerd, zijn er verschillende bedragen per leerling per sector vastgesteld. Om de bedragen per leerling per sector gelijk te kunnen houden, zijn correcties in de ondersteuningsbekostiging per leerling nodig. Hiermee blijft een school per saldo evenveel geld krijgen per leerling, maar loopt er een groter gedeelte via de samenwerkingsverbanden in plaats van direct via het Rijk. Omdat er steeds meer onderscheid in budgetten gemaakt wordt tussen het bo, sbo en (v)so, bijvoorbeeld bij de werkdrukmiddelen en de middelen voor het dichten van de loonkloof, moet er meer geld via het samenwerkingsverband lopen. Op macroniveau klopt dit, maar op individueel niveau kunnen samenwerkingsverbanden die relatief veel leerlingen hebben doorverwezen daardoor onder de streep minder overhouden. Dit is onwenselijk. Daarom worden er aparte bedragen per leerling per sector vastgesteld.
Een nieuwe (v)so-school in cluster 3 en 4 ontvangt voorafgaand aan de start startbekostiging. Dit is bekostiging voor één personeelslid en wordt verstrekt voor de maanden juni en juli voorafgaand aan de start van de school.
Voor ondersteuning voor (v)so-scholen in cluster 3 en 4 is het bedrag gebaseerd op het aantal leerlingen in het (v)so en op een bedrag per leerling, afhankelijk van de in de tlv opgenomen ondersteuningscategorie (laag, midden of hoog). Voor open residentieel geplaatste leerlingen hoeft er geen toelaatbaarheidsverklaring te zijn. Als die er niet is, wordt het bedrag voor ondersteuning afgeleid van de onderwijssoort van de school. Voor leerlingen ingeschreven in een justitiële jeugdinrichtingen (JJI) en gesloten jeugdhulpinstellingen (GJI) wordt uitgegaan van bekostiging op basis van ondersteuningscategorie laag. Scholen dienen de tlv’s te registreren volgens een vast format en uit te wisselen met DUO.
Voor (v)so-scholen in cluster 3 en 4 met onderwijssoorten lichamelijk gehandicapte kinderen (lg), zeer moeilijk lerende kinderen (zmlk) en de combinatie lg+zmlk is extra bekostiging mogelijk voor schoolbaden (watergewenningsbaden en baden voor bewegingstherapie of hydrotherapie). Voor elk schoolbad geldt een vast bedrag per bad, een bedrag per m3 en een toeslag voor een beweegbare bodem. Er wordt in de bedragen steeds onderscheid gemaakt tussen watergewenningsbaden en baden voor bewegingstherapie of hydrotherapie. Scholen kunnen meerdere schoolbaden hebben. Voor nieuw of gewijzigd gebruik van een zwembad wordt een aanvraag ingediend bij DUO. De bekostiging vangt aan met ingang van de maand volgend op de melding. De school dient binnen acht weken aan DUO melding te maken als er een wijziging optreedt.
Voor alle (v)so-scholen in cluster 3 en 4 is extra bekostiging mogelijk voor brancardliften. Er wordt per brancardlift een bedrag verstrekt. Scholen kunnen meerdere brancardliften hebben. Voor nieuw of gewijzigd gebruik van een brancardlift wordt een aanvraag ingediend bij DUO. De bekostiging vangt aan met ingang van de maand volgend op de melding. De school dient binnen acht weken aan DUO melding te maken als er een wijziging optreedt, bijvoorbeeld als een lift buiten gebruik wordt gesteld.
De bekostiging voor lichte ondersteuning PO per samenwerkingsverband hangt af van het aantal basisschoolleerlingen in een samenwerkingsverband op de teldatum en het aantal door het samenwerkingsverband afgegeven tlv’s voor het sbo. Het samenwerkingsverband ontvangt een bedrag per basisschoolleerling die op de teldatum is ingeschreven op een vestiging die onder het samenwerkingsverband valt. Voor elke tlv die het samenwerkingsverband heeft afgegeven wordt een bedrag in mindering gebracht. Het bedrag is gelijk aan het ondersteuningsbedrag dat de sbo-school per leerling krijgt.
De bekostiging voor zware ondersteuning PO per samenwerkingsverband hangt af van het aantal basisschoolleerlingen en leerlingen in het sbo in een samenwerkingsverband op de teldatum en het aantal door het samenwerkingsverband afgegeven tlv’s voor het so. Het samenwerkingsverband ontvangt een bedrag per basisschoolleerling en leerling in het sbo die op de teldatum is ingeschreven op een vestiging die onder het samenwerkingsverband valt. In het bedrag per leerling is een bedrag van € 16,75 meegenomen voor hoogbegaafde leerlingen. Voor elke tlv die het samenwerkingsverband heeft afgegeven wordt een bedrag in mindering gebracht. Het bedrag is gelijk aan het ondersteuningsbedrag dat de so-school per leerling krijgt.
De bekostiging voor zware ondersteuning VO per samenwerkingsverband hangt af van het aantal bekostigde leerlingen in het voortgezet onderwijs in een samenwerkingsverband op 1 oktober voorafgaand aan het bekostigingsjaar en het aantal door het samenwerkingsverband afgegeven tlv’s voor het vso op 1 februari voorafgaand aan het bekostigingsjaar. Het samenwerkingsverband ontvangt een bedrag per bekostigde leerling in het voortgezet onderwijs die op 1 oktober voorafgaand aan het bekostigingsjaar (de teldatum voor het voortgezet onderwijs) is ingeschreven op een vestiging die onder het samenwerkingsverband valt. Dat betekent dat leerlingen in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs teruggekeerd gezakt voor 50% meetellen en herprofileerders niet meetellen. Wel worden ook de nieuwkomers, die korter dan een jaar in Nederland zijn, meegeteld. In het bedrag per leerling is een bedrag van € 17,42 meegenomen voor hoogbegaafde leerlingen. Voor elke tlv die het samenwerkingsverband heeft afgegeven wordt een bedrag in mindering gebracht. Het bedrag is gelijk aan het ondersteuningsbedrag dat de vso-school per leerling krijgt, op basis van teldatum 1 februari voorafgaand aan het bekostigingsjaar.
De verschuiving van de teldatum naar 1 februari heeft tot gevolg dat de bestaande, landelijke groeiregeling voor sbo-scholen en het (v)so niet langer nodig is. Wel dient het samenwerkingsverband in het ondersteuningsplan op te nemen wat er qua financiële compensatie gebeurt als er wordt vastgesteld dat er een meer dan gemiddelde toename is bij een school na 1 februari. In het ondersteuningsplan dient het samenwerkingsverband aan te geven op welke wijze wordt vastgesteld of sprake is van een meer dan gemiddelde toename van het aantal ingeschreven leerlingen met een door het samenwerkingsverband afgegeven tlv’s en hoe dit wordt gecompenseerd. De datum waarop wordt bepaald of er sprake is van een meer dan gemiddelde toename moet liggen tussen 1 februari en 1 juni. Indien er sprake is van een meer dan gemiddelde toename, dient het samenwerkingsverband voor elke extra leerling na 1 februari bekostiging te verstrekken aan de school. Dit bedrag bestaat uit het basisbedrag per leerling plus de ondersteuningsbekostiging die bij de afgegeven tlv hoort. Via het Steunpunt Passend Onderwijs is hiervoor een handreiking beschikbaar gesteld.
Samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs ontvangen aanvullende bekostiging voor schoolmaatschappelijk werk. Dit bedrag is afhankelijk van de achterstandsscores van de basisscholen die onder het samenwerkingsverband vallen. De gehanteerde achterstandsscore is gelijk aan de score die voor de extra bekostiging van basisscholen voor onderwijsachterstanden wordt gebruikt.
De basisbekostiging voor instellingen voor (v)so voor cluster 1 en 2 bestaat uit een bedrag per leerling voor leerlingen in het so en een bedrag per leerling voor leerlingen in het vso. In het bedrag per leerling zitten ook de werkdrukmiddelen. Het gaat hier om een bedrag van € 578,74 per leerling. In het bedrag per leerling is ook een bedrag van € 18,90 opgenomen voor cultuureducatie.
Anders dan in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is gecommuniceerd, zijn er verschillende bedragen per leerling per sector vastgesteld. Om de bedragen per leerling per sector gelijk te kunnen houden, zijn correcties in de ondersteuningsbekostiging per leerling nodig. Hiermee blijft een school per saldo evenveel geld krijgen per leerling, maar loopt er een groter gedeelte via de samenwerkingsverbanden in plaats van direct via het Rijk. Omdat er steeds meer onderscheid in budgetten gemaakt wordt tussen het bo, sbo en (v)so, bijvoorbeeld bij de werkdrukmiddelen en de middelen voor het dichten van de loonkloof, moet er meer geld via het samenwerkingsverband lopen. Op macroniveau klopt dit, maar op individueel niveau kunnen samenwerkingsverbanden die relatief veel leerlingen hebben doorverwezen daardoor onder de streep minder overhouden. Dit is onwenselijk. Daarom worden er aparte bedragen per leerling per sector vastgesteld.
Voor ondersteuning in het (v)so cluster 1 en 2 wordt een bedrag vastgesteld, dat per instelling verschilt. Voor cluster 1 en 2 zijn in het verleden de scholen voor visueel gehandicapten en auditief gehandicapten samengevoegd tot 4 cluster 1 en 4 cluster 2 instellingen. Deze instellingen ontvangen een vast ondersteuningsbudget onafhankelijk van het aantal ingeschreven leerlingen.
Dit artikel stelt de beschikkingstermijn vast op 16 weken na ontvangst van een aanvraag voor aanvullende bekostiging. Het artikel voorziet ook in de situatie waarin een peildatum of aanvraagdatum eindigt in een weekend of een algemeen erkende feestdag., Als de peildata of aanvraagdata in de artikelen 31 tot en met 37 en 39 in een weekend of op een feestdag vallen, kan de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is, als peildatum of aanvraagdatum gehanteerd worden. Aanvragen die bij DUO ingediend worden op de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is, worden dus als tijdig aangemerkt.
Het bevoegd gezag van een basisschool kan aanvullende bekostiging aanvragen voor het aantal maanden dat er schipperskinderen onderwijs krijgen op de school. De drempel voor deze aanvullende bekostiging is drie schipperskinderen in de eerste vier verblijfsjaren op een reguliere basisschool, die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend. Met verblijfsjaren wordt bedoeld de jaren dat de kinderen op de school verblijven, dit hoeft niet uitsluitend leerjaar 1 t/m 4 te zijn. De aanvullende bekostiging is bedoeld om extra ondersteuning te kunnen bieden aan deze kinderen. Het bevoegd gezag dient een aanvraag in bij DUO om in aanmerking te komen voor de aanvullende bekostiging.
Het bevoegd gezag hoeft alleen de gevraagde aantallen en gegevens op te sturen naar DUO. Het is niet de bedoeling om persoonsgegevens als bijlage mee te sturen. De in de regeling genoemde bewijsstukken worden bewaard in de eigen schooladministratie.
Het bevoegd gezag van een basisschool kan aanvullende bekostiging aanvragen voor het aantal maanden dat er leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti onderwijs krijgen op de school. De drempel voor bekostiging is vier van deze leerlingen. De aanvullende bekostiging is bedoeld om extra ondersteuning te kunnen bieden aan deze kinderen. Vanwege de gevoeligheid rondom het registreren van etniciteit van leerlingen met een culturele achtergrond van Roma en Sinti is besloten om het hanteren van een bewijsstuk, zoals de ouderverklaring of het noteren van etniciteit in de leerlingadministratie, te laten vervallen. Het bevoegd gezag dient een aanvraag in bij DUO om in aanmerking te komen voor de aanvullende bekostiging.
Het bevoegd gezag van een basisschool kan op maandbasis aanvullende bekostiging aanvragen voor kinderen die afkomstig zijn uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’. De drempel voor bekostiging is 10 nieuw ingeschreven leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’. De aanvullende bekostiging is bedoeld om extra ondersteuning te kunnen bieden aan deze kinderen. Het bedrag is vanwege herleidbaarheid en privacy niet opgenomen in de regeling. Het bevoegd gezag dient een aanvraag in bij DUO om in aanmerking te komen voor de aanvullende bekostiging.
Het bevoegd gezag hoeft alleen de gevraagde aantallen en gegevens op te sturen naar DUO. Het is niet de bedoeling om persoonsgegevens als bijlage mee te sturen. De in de regeling genoemde bewijsstukken worden bewaard in de eigen schooladministratie.
Het bevoegd gezag van een school dat onderwijs biedt aan asielzoekers en overige vreemdelingen kan aanvullende bekostiging aanvragen. Deze nieuwkomersbekostiging is bedoeld om onder andere extra taalonderwijs te kunnen bieden, kleinere klassen te vormen en extra aandacht te geven. Tot 1 juli geldt dat de nieuwkomersbekostiging in het basisonderwijs geldt voor asielzoekers die korter dan twee jaar in Nederland zijn en voor overige vreemdelingen die korter dan één jaar in Nederland zijn. Asielzoekers en overige vreemdelingen die korter dan één jaar in Nederland zijn ontvangen een hoger bedrag dan in latere jaren, omdat zij veelal in het eerste jaar geen basisbekostiging ontvangen. Het bevoegd gezag van een school die voor het eerst asielzoekers en overige vreemdelingen opvangt kan daarnaast eenmalig een aanvulling op de bekostiging aanvragen. Bij sbo-scholen geldt de nieuwkomersbekostiging voor vreemdelingen.
Vanaf 1 juli 2024 geldt een andere startdatum van de aanvullende nieuwkomersbekostiging. Schoolbesturen kunnen vanaf peildatum 1 juli 2024 in hun aanvraag de datum van de eerste inschrijving op de eerste school in Nederland hanteren. Dit betekent dat schoolbesturen op aanvraag aanvullende bekostiging ontvangen voor nieuwkomersleerlingen voor de eerste twee jaar dat zij onderwijs volgen. Hiermee vervalt het gebruik van de datum vestiging in Nederland. Scholen ontvangen vanaf peildatum 1 juli 2024 van DUO een overzicht van het aantal nieuwkomers met waar mogelijk een onderscheid tussen asielzoekers en overige vreemdelingen. Dit overzicht kan gebruikt worden ten behoeve van het doen van de aanvraag.
Het bevoegd gezag kan een aanvraag voor aanvullende nieuwkomersbekostiging aanvragen via het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. Hiervoor gelden vier peilmomenten in het jaar; 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober.
Vanwege het aflopen van de financiering vanuit het Nationaal Programma Onderwijs per augustus 2023 is voor kalenderjaar 2024 voor alle vier de peildata de uitbreiding van de nieuwkomersbekostiging komen te vervallen. Met het Nationaal Programma Onderwijs was deze bekostiging tot en met einde schooljaar 2022-2023 uitgebreid naar 4 jaar voor zowel asielzoekers als overige vreemdelingen en was het bedrag voor asielzoekers en overige vreemdelingen gelijk getrokken. Vanaf kalenderjaar 2024 wordt voor alle vier de peildata weer teruggegaan naar de oude situatie en ontvangen scholen voor eerstejaars asielzoekers een hoger bedrag dan voor overige vreemdelingen. Daarnaast geldt de tweedejaarsbekostiging alleen voor asielzoekers. Ook is het budget voor samenwerkingsverbanden vo vanaf 2024 niet meer extra verhoogd.
Voor de aanvullende bekostiging voor asielzoekers en overige vreemdelingen is geregeld dat er geen bewijsstukken meer nodig zijn. Wel moet in de aanvraag worden opgegeven hoeveel asielzoekers en/of overige vreemdelingen op de school onderwijs ontvangen. Hierop kunnen nog steeds controles worden uitgevoerd. De school hoeft daarbij dan geen bewijsstukken te overleggen, maar in plaats daarvan worden dan bijvoorbeeld reeds bij de overheid bekende gegevens gebruikt om de aanvragen op juistheid te controleren.
Scholen kunnen aanvullende bekostiging aanvragen voor leerlingen die op 1 februari van het voorgaande jaar in een procesopvanglocatie of gezinslocatie verblijven. Het gaat om een bedrag per leerling en er is geen drempel voordat er recht ontstaat op deze aanvullende bekostiging. De aanvraag kan worden ingediend vanaf het moment van publicatie van de eerste bekostigingsregeling tot 1 februari in het bekostigingsjaar.
Een (v)so-school met een vestiging die fungeert als justitiële jeugdinrichting (JJI) of is verbonden aan een gesloten jeugdhulpinstelling (GJI) kan aanvullende bekostiging ontvangen. De aanvullende bekostiging bestaat uit een bedrag per vestiging, een bedrag per capaciteitsplek en een bedrag per onbezette capaciteitsplek. Het bedrag per capaciteitsplek voor JJI’s is hoger dan voor GJI’s. De peildatum voor de capaciteit is 1 januari van het bekostigingsjaar.
De onbezette capaciteit is het verschil tussen de totale capaciteit op 1 januari van het bekostigingsjaar en het aantal leerlingen dat op de teldatum 1 februari voorafgaand aan het bekostigingsjaar is ingeschreven. Indien een school meerdere GJI- of JJI-vestigingen heeft, dan wordt de onbezette capaciteit over het totaal berekend. De onbezette capaciteit kan niet kleiner dan ‘0’ zijn.
In eerste instantie wordt voor een vestiging een voorlopige beschikking toegekend, op basis van de capaciteit op 1 januari voorafgaand aan het bekostigingsjaar. Deze beschikking wordt herzien op basis van de (definitieve) capaciteit op 1 januari van het bekostigingsjaar. Voor vestigingen die worden gesticht tijdens het bekostigingsjaar, start de bekostiging vanaf 1 augustus en wordt de bekostiging voor dat jaar voor 5/12e toegekend. De gehanteerde capaciteit is de capaciteit op 1 januari van het bekostigingsjaar en dient voor 1 juli van het bekostigingsjaar te zijn vastgelegd. Aangezien er op de teldatum voor het aantal leerlingen (1 februari van het voorgaande jaar) nog geen leerlingen stonden ingeschreven wordt de volledige capaciteit als onbezet aangemerkt.
Als een vestiging wordt opgeheven, loopt de aanvullende bekostiging door tot het einde van de bekostigingsperiode.
Om als vestiging verbonden aan een GJI voor aanvullende bekostiging in aanmerking te komen, dienen op de vestiging alleen leerlingen van de betrokken GJI ingeschreven te zijn. Indien ook andere leerlingen op deze vestiging zijn ingeschreven, wordt de vestiging geacht niet te voldoen aan de voorwaarden in dit artikel.
Het bevoegd gezag hoeft alleen de gevraagde aantallen en gegevens op te sturen naar DUO. Het is niet de bedoeling om persoonsgegevens als bijlage mee te sturen. De in de regeling genoemde bewijsstukken worden bewaard in de eigen schooladministratie.
Voor het aantal leerlingen met een ernstige meervoudige beperking dat op de teldatum 1 februari voorafgaand aan het bekostigingsjaar is ingeschreven op de school, kan aanvullende bekostiging worden aangevraagd. Het gaat voor kalenderjaar 2024 om een bedrag van maximaal € 8.000 per leerling. Het werkelijke bedrag per leerling met een ernstige meervoudige beperking is afhankelijk van het aantal leerlingen met een ernstige meervoudige beperking waarvoor aanvullende bekostiging is aangevraagd en het totale beschikbare budget. Het totale beschikbare bedrag is voor kalenderjaar 2024 € 10,0 miljoen per jaar. Ook voor 2025 en 2026 is het budget € 10,0 miljoen per jaar. De school dient voor 1 februari 2024 een aanvraag in bij DUO om in aanmerking te komen voor de aanvullende bekostiging. Het aantal leerlingen met een ernstige meervoudige beperking waarvoor aanvullende bekostiging aangevraagd kan worden is maximaal het aantal leerlingen met een toelaatbaarheidsverklaring in de ondersteuningscategorie hoog.
Indien het IQ van de leerling niet met een IQ test vastgesteld kan worden om te bepalen of leerlingen binnen deze doelgroep vallen, wordt de ontwikkelleeftijd van deze leerlingen gebruikt. De richtlijn is een (te verwachte) ontwikkelingsleeftijd tot maximaal 5 jaar.
Het bevoegd gezag hoeft alleen de gevraagde aantallen en gegevens op te sturen naar DUO. Het is niet de bedoeling om persoonsgegevens als bijlage mee te sturen. De in de regeling genoemde bewijsstukken worden bewaard in de eigen schooladministratie.
Sommige fusies worden als samenvoeging aangemerkt, waardoor er bepaalde bekostigingsfaciliteiten beschikbaar komen. Een fusie wordt als samenvoeging aangemerkt als:
• De fusie plaatsvindt op 1 augustus en binnen vier weken na de fusiedatum wordt gemeld bij DUO. Eventuele bewijsstukken hiervoor kunnen op een later moment aangeleverd worden;
• 25% van het aantal leerlingen dat in het nieuwe schooljaar nog in dezelfde onderwijssector zitten van de opgeheven school naar de overblijvende school gaat. Dus bijvoorbeeld basisschoolleerlingen die in beide jaren op een basisschool zitten tellen wel mee in het totaal, maar basisschoolleerlingen die naar een sbo-school of school voor voortgezet onderwijs zijn gegaan, tellen niet mee.
Dit artikel is niet van toepassing op een samenvoeging van scholen waarbij één of meer van de scholen die onderdeel uitmaken van de samenvoeging op het moment van deze samenvoeging minder dan 8 jaar worden bekostigd.
Indien er sprake is van een samenvoeging, dan:
• Wordt de bekostiging van de samengevoegde scholen gehandhaafd tot het einde van het kalenderjaar waarin de fusie plaatsvindt;
• Wordt de bekostiging voor het kalenderjaar volgend op de fusie bepaald op basis van het aantal leerlingen dat op de teldatum stond ingeschreven op alle bij de samenvoeging betrokken scholen;
• Wordt aanvullende bekostiging verstrekt voor de twee kalenderjaren volgend op de fusie. Voor de bekostiging in het kalenderjaar volgend op de samenvoeging wordt een nieuwe achterstandsscore berekend voor de nieuwe school als geheel. Als de samenvoeging voor 1 augustus van het jaar van samenvoeging is gemeld, wordt de nieuwe achterstandsscore bij aanvang van de bekostiging van het daaropvolgende kalenderjaar gebruikt. Als de samenvoeging later wordt gemeld, wordt de bekostiging berekend zonder de parameter onderwijsachterstandsscore, maar wordt die later berekend en bekostigd.
Indien een fusie geen samenvoeging is of als de samenvoeging te laat wordt gemeld, gelden bovenstaande voordelen niet. In dat geval wordt de bekostiging van de opgeheven school of scholen stopgezet op het moment van fusie. De bekostiging voor het kalenderjaar daaropvolgend gaat dan alleen uit van het aantal leerlingen op 1 februari voorafgaand aan het bekostigingsjaar van de overgebleven school.
Indien een sbo-school samengaat met een basisschool kan het schoolbestuur ook in aanmerking komen voor aanvullende bekostiging. Net als in artikel 40 is ook hierbij van belang dat 25% van de leerlingen van de sbo-school op de basisschool zijn ingeschreven op 1 augustus. Om in aanmerking te komen voor de aanvullende bekostiging moet de aanvraag voor 1 oktober 2024 door DUO ontvangen zijn.
In de oude systematiek werd er per schooljaar bijzondere bekostiging verstrekt, maar dit wordt nu aangepast in aanvullende bekostiging per kalenderjaar. Voor scholen die voor of op 1 augustus 2023 zijn gefuseerd, of, in geval een bassischool en een sbo-school, zijn samengegaan, worden lopende verplichtingen in één keer uitbetaald in 2024. Reden hiervoor is dat dit de uitvoering van DUO eenvoudiger maakt. Uitzondering hierop is de bijzondere bekostiging voor fusies waarbij sprake is van substantiële fusie-instroom.
Een basisschool, sbo-school of (v)so-school ontvangt ambtshalve aanvullende bekostiging voor professionalisering en begeleiding van starters en schoolleiders. De hoogte van de aanvullende bekostiging wordt bepaald op basis van het aantal ingeschreven leerlingen op 1 februari voorafgaand aan het bekostigingsjaar.
Middels dit artikel kan aanvullende bekostiging worden verstrekt aan basisscholen die minder of geen kleine scholentoeslag ontvangen door het opvangen van eerstejaars asielzoekers en overige vreemdelingen. Het opvangen van (extra) nieuwkomers kan namelijk een financieel nadelig effect hebben voor kleine basisscholen. De aanvullende bekostiging wordt berekend als het verschil tussen de kleine scholentoeslag 2024 en de kleine scholentoeslag 2024 herrekend met het aantal leerlingen op de basisschool op 1 februari 2023 minus het aantal eerstejaarsasielzoekers en overige vreemdelingen op de basisschool op 1 januari 2023 voor wie bekostiging is toegekend op grond van artikel 34 van Regeling bekostiging WPO en WEC 2023.
Als eerstejaars asielzoekers en overige vreemdelingen gelden de leerlingen waarvoor aanvullende bekostiging op grond van artikel 34 van de Regeling WPO en WEC 2024 is toegekend voor peildatum 1 januari 2023. Aanvragen die zijn afgewezen worden buiten beschouwing gelaten.
Het betaalritme is aangepast naar maandelijks gelijke termijnen voor alle bekostigingsonderwerpen, met uitzondering van de bekostigingsbedragen in artikel 4, 7, 13, 18, 34, 35, en 36. Deze bedragen worden in één termijn uitbetaald. In dit artikel is een vijfde lid toegevoegd voor de bekostiging in artikel 43a.
Het bedrag per leerling op basis van de oude systematiek wordt alleen voor het jaar van de inwerkingtreding (2023) berekend en blijft gedurende de gehele overgangsregeling van toepassing. Dit bedrag per leerling, in de berekening van de overgangsbekostiging A genoemd, wordt wel aangepast als gevolg van loon- en prijsbijstelling en eventuele andere mutaties op de prijzen met een percentage die geldt voor alle scholen. In deze regeling is dit percentage is op dit moment 5,55%.
Met de wet vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs is de teldatum voor de bekostiging gewijzigd van 1 oktober t-1 naar 1 februari t-1. In artikel XV, onderdeel H, van de Reparatiewet OCW 2024 wordt dit hersteld. Om die reden wordt nu ook de datum, voor het bepalen van het aantal leerlingen ten behoeve van een verzelfstandiging, in de regeling voorzieningenplanning po 2021 weer overeenkomstig gewijzigd naar 1 oktober van het voorgaande jaar. Deze wijziging heeft het onbedoeld gemakkelijker gemaakt om een school te verzelfstandigen. Immers, op 1 februari t-1 zitten er doorgaans meer leerlingen op een basisschool, dan op 1 oktober t-1.
De Regeling bekostiging WPO en WEC 2024 wordt ingetrokken en wordt vervangen door de definitieve regeling.
Deze regeling treedt in werking de dag na publicatie in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 2024, omdat de verhoogde bedragen over geheel 2024 van toepassing zijn. Omdat de wijziging in artikel 46 samenhangt met de wijziging in artikel XV, onderdeel H, van de Reparatiewet OCW 2024, die in werking treedt met ingang van 1 augustus 2024, treedt artikel 46 per die datum in werking, zonder terugwerkende kracht.
De Minister voor Primair- en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
In het basisonderwijs start 56% van de nieuwkomers die korter dan een jaar in Nederland zijn met een nieuwkomersvoorziening. (Bron: Staat van het Onderwijs 2023).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-21748.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.