Besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 juni 2024, kenmerk 3846658-1067468-DMO, houdende instelling van de Wetenschappelijke Adviescommissie voor het programma ‘Eén tegen Eenzaamheid’ (Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie ‘Eén tegen Eenzaamheid’)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

actieprogramma:

het actieprogramma Eén tegen Eenzaamheid;

commissie:

de commissie, bedoeld in artikel 2;

staatssecretaris:

de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Wetenschappelijke Adviescommissie voor het actieprogramma Eén tegen Eenzaamheid.

  • 2. De commissie heeft tot taak:

    • a. het voeden van de lokale en landelijke coalities van het actieprogramma met kennis en inzichten door:

      • kennis te synthetiseren: kennis over eenzaamheid samenbrengen en inbrengen bij landelijke en lokale coalities;

      • onderzoek te programmeren: kennisbehoeften uit praktijk en wetenschap bundelen, op basis daarvan een onderzoeksagenda opstellen en deze jaarlijks actualiseren;

    • b. landelijke en lokale coalities adviseren over de monitoring van de effectiviteit van het actieprogramma door middel van jaarlijkse meting van proces- en uitkomstindicatoren.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste 6 en ten hoogste 10 andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de staatssecretaris benoemd.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de staatssecretaris een ander lid benoemen.

  • 5. De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de staatssecretaris.

Artikel 4. Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 januari 2024 en wordt opgeheven per 1 januari 2026.

Artikel 5. Leden

  • 1. Te rekenen vanaf 1 januari 2024 worden voor de duur van de commissie tot lid van de commissie benoemd:

    • a. de heer H. Smid, te Den Haag, tevens voorzitter;

    • b. de heer dr. C. van Campen, te Utrecht;

    • c. mevrouw prof. dr. C.M.T. Fokkema, te Leiden;

    • d. mevrouw dr. ir. M.H. Kwekkeboom, te Weesp;

    • e. mevrouw prof. dr. J.E.M. Machielse, te Breda;

    • f. de heer dr. E.C. Schoenmakers, te Berkel-Enschot;

    • g. de heer prof. dr. T.G. van Tilburg, te Amsterdam;

    • h. mevrouw dr. M Verhagen, te Gemert.

Artikel 6. Secretariaat

  • 1. De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2. In het secretariaat van de commissie wordt voorzien door de staatssecretaris.

  • 3. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.

  • 4. Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.

  • 5. De secretaris en de medewerkers van het secretariaat zijn geen lid van de commissie.

  • 6. Indien ambtenaren, in dienst van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, tot secretaris of medewerker worden benoemd, zijn zij tegenover anderen dan de commissie verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen in het verband van de werkzaamheden van de commissie bekend is geworden.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 8. Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de staatssecretaris desgevraagd de door hen gewenste inlichtingen. De staatssecretaris kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 9. Vergoeding

  • 1. De voorzitter, de andere leden en de personen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, ontvanger een vergoeding per vergadering, voor zover zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en hiermee niet het in artikel 6, eerste lid, van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bedoelde maximumbedrag overschrijden.

  • 2. De vergoeding per vergadering van de leden en de personen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren.

  • 3. De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt 130% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere leden van de commissie is toegekend.

Artikel 10. Kosten van de commissie

  • 1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de staatssecretaris. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning;

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek; en

    • c. de kosten voor het beschikbaar stellen van de opgedane kennis aan de lokale coalities.

  • 2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de staatssecretaris aan.

Artikel 11. Verantwoording

De commissie doet jaarlijks verslag aan de staatssecretaris over de activiteiten van de commissie in het betreffende jaar.

Artikel 12. Eindverslag

De commissie brengt vóór 1 januari 2026 haar eindverslag uit aan de staatssecretaris.

Artikel 13. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Maatschappelijke Ondersteuning van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2026.

Artikel 15. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie ‘Eén tegen eenzaamheid’.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

TOELICHTING

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de staatssecretaris) hecht grote waarde aan een wetenschappelijke onderbouwing van de aanpak van eenzaamheid en de activiteiten binnen het actieprogramma ‘Eén tegen eenzaamheid’. Om hier invulling aan te geven was een externe ad hoc commissie ingesteld, bestaande uit externe onderzoekers, die vanuit een bepaalde deskundigheid op het gebied van eenzaamheid de nationale en lokale coalities van het actieprogramma adviseren.

Het besluit waarmee deze Wetenschappelijke Adviescommissie van het programma ‘Eén tegen Eenzaamheid’ (hierna: de commissie) was ingesteld verviel per 1 januari 2024, terwijl inmiddels het actieprogramma verlengd is tot 1 januari 2026. Daarom wordt met dit nieuwe besluit dezelfde commissie opnieuw ingesteld tot 1 januari 2026, met terugwerkende kracht tot en met de dag waarop het vorige instellingsbesluit verviel, te weten 1 januari 2024.

De voorzitter en leden van de commissie hebben de aantoonbare inhoudelijke, wetenschappelijke deskundigheid en ervaring die voor deze advisering nodig is. Hun kennis en (onderzoeks)vaardigheden op het terrein van eenzaamheid vullen elkaar aan. Daarnaast hebben zij maatschappelijke kennis en ervaring op of binnen dit beleidsterrein. De statuur van de voorzitter en leden past bij taakopdracht van de commissie: alle leden zijn ‘toonaangevend’ op het gebied van onderzoek naar eenzaamheid.

De commissie heeft twee opdrachten:

Opdracht 1. Het voeden van de lokale en landelijke coalities van het actieprogramma met kennis en inzichten door:

  • kennis te synthetiseren: kennis over eenzaamheid samenbrengen en inbrengen bij landelijke en lokale coalities.

  • onderzoek te programmeren: kennisbehoeften uit praktijk en wetenschap bundelen, op basis daarvan een onderzoeksagenda opstellen en deze jaarlijks actualiseren.

Opdracht 2: Landelijke en lokale coalities adviseren over de monitoring van de effectiviteit van het programma door middel van jaarlijkse meting van proces- en uitkomstindicatoren.

Aangezien de commissie het programma ‘Eén tegen eenzaamheid’ voedt, heeft de problematiek waarop zij zich richt betrekking op de vermindering van eenzaamheid, in alle leeftijdsgroepen. De commissie is aanvankelijk ingesteld in 2018 en is succesvol gebleken. Daarom wordt de commissie nu opnieuw ingesteld tot 1 januari 2026.

De Wetenschappelijke Adviescommissie stelt haar werkwijze zelf vast. Van de commissie wordt verwacht dat zij haar werkzaamheden zorgvuldig verricht en rapporten zodanig verantwoordt dat de staatssecretaris zich een oordeel kan vormen over de deugdelijkheid van de grondslag van de rapporten. Op grond van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn commissieleden verplicht tot geheimhouding van alle gegevens waarover zij uit hoofde van hun functie de beschikking krijgen. Deze geheimhoudingsplicht moet overigens wijken als een wettelijk voorschrift tot openbaarmaking van bepaalde gegevens verplicht (hetgeen bijvoorbeeld het geval kan zijn als een commissie lid dient te getuigen in een rechtelijke procedure).

De commissie brengt ter verantwoording jaarlijks verslag uit aan de staatssecretaris over de activiteiten van de commissie, en/of de activiteiten die zij coördineert, in het betreffende jaar. Het gaat hierbij om een feitelijk verslag van activiteiten, zoals bijeenkomsten, uitgebrachte publicaties en rapportages en de stand van zaken rond opgestarte onderzoeken.

In het kader van het collectieve leren zijn rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, openbaar en worden door de staatssecretaris aan de landelijke en lokale coalities beschikbaar gesteld.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

Naar boven