Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Financiën | Staatscourant 2024, 20574 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Financiën | Staatscourant 2024, 20574 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Financiën en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
Gelet op artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019;
BESLUITEN:
In deze regeling wordt verstaan onder geconsolideerde jaarrekening: jaarrekening waarin de activa, passiva, baten en lasten van personen die een groep of groepsdeel vormen en andere in de consolidatie meegenomen personen, als één geheel zijn opgenomen.
1. Voor het kalenderjaar 2024 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, voor de personen die onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten vallen, bedoeld in bijlage 1, onderdeel B, van dat besluit, als volgt vastgesteld:
|
Toezichtcategorie |
Maatstaf |
Bandbreedtes |
Tarieven |
|---|---|---|---|
|
Aanbieders van krediet |
Particuliere cliënten (PC): Aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet |
€ 2.568 vermeerderd met: |
|
|
0 tot en met 5.000 PC |
€ 7,77 per PC |
||
|
>5.000 tot en met 10.000 PC |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 5,44 per PC |
||
|
>10.000 tot en met 100.000 PC |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,78 per PC |
||
|
>100.000 PC |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,41 per PC |
||
|
Accountantsorganisaties |
Omzet: Omzet uit wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang (OOB-controles) en bij controlecliënten die geen organisaties van openbaar belang zijn (niet OOB-controles) |
€ 2.390 in voorkomend geval vermeerderd met: |
|
|
Omzet uit OOB-controles: |
|||
|
€ 0 tot en met € 10 miljoen |
€ 49.478 per € miljoen omzet |
||
|
>€ 10 miljoen tot en met € 20 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 23.711 per € miljoen omzet |
||
|
>€ 20 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 12.783 per € miljoen omzet |
||
|
Omzet uit niet OOB-controles: |
|||
|
€ 0 tot en met € 20 miljoen |
€ 15.337 per € miljoen omzet |
||
|
>€ 20 miljoen tot en met € 100 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 8.615 per € miljoen omzet |
||
|
>€ 100 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 3.152 per € miljoen omzet |
||
|
Adviseurs, bemiddelaars en crowdfundingdienstverleners |
Omzet: Omzet gerelateerd aan de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend |
€ 767 vermeerderd met: |
|
|
0 tot en met € 2,5 miljoen |
€ 3,10 per € 1.000 omzet |
||
|
>€ 2,5 miljoen tot en met € 25 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2,17 per € 1.000 omzet |
||
|
>€ 25 miljoen tot en met € 50 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1,54 per € 1.000 omzet |
||
|
>€ 50 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,62 per € 1.000 omzet |
||
|
Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen |
Provisie-inkomsten (PI) |
Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3.0b, 2:3.0g, 2:3.0l, 2:3a, eerste lid en 2:10a, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht Personen met PI in het bereik van: |
|
|
€ 0 tot en met € 0,2 miljoen |
€ 522 |
||
|
>€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen |
€ 1.137 |
||
|
>€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen |
€ 1.853 |
||
|
>€ 1 miljoen tot en met € 5 miljoen |
€ 2.529 |
||
|
>€ 5 miljoen |
€ 3.245 |
||
|
Banken en clearinginstellingen |
Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV): Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald |
€ 12.180 vermeerderd met: |
|
|
€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV |
€ 1.939 per € miljoen MTV |
||
|
>€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 839 per € miljoen MTV |
||
|
>€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 436 per € miljoen MTV |
||
|
>€ 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 128 per € miljoen MTV |
||
|
Beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit) |
Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen: a. – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:3g Wft uitoefenen van het bedrijf van bewaarder; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:55 Wft aanbieden van beleggingsobjecten; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d, Wft of artikel 2: 97, vierde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’; – het op grond van een vergunning overeenkomstig artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010 aanbieden van broeikasgasemissierechten b. de omvang van het totaal van: – het balanstotaal van de aanbieder van beleggingsobjecten; – het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en); – het balanstotaal van de beheerde icbe(’s); – het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het beheren van individueel vermogen’, welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft; – het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het ‘adviseren over financiële instrumenten’ zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft. |
Vergunning als bedoeld in: |
|
|
Art. 2:3g, 2:55, 2:65, 2:69b van de Wet op het financieel toezicht of artikel 18, tweede lid, van verordening (EU) nr. 1031/2010 |
€ 6.690 |
||
|
Art. 2:96 van de Wet op het financieel toezicht |
€ 0 |
||
|
In combinatie met type beleggingsdienst of -activiteit |
|||
|
Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2.294 |
||
|
Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 6.879 |
||
|
Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 9.174 |
||
|
Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 6.879 |
||
|
Begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2.294 |
||
|
Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2.294 |
||
|
In combinatie met vermogen Balanstotaal (BT) |
|||
|
€ 0 tot en met € 5 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 57,89 per miljoen BT |
||
|
> € 5 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 32,24 per miljoen BT |
||
|
> € 10 miljard tot en met € 12 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2,57 per miljoen BT |
||
|
> € 12 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,16 per miljoen BT |
||
|
Beheerd individueel vermogen (BV) in voorkomend geval vermeerderd met het vermogen waarover wordt geadviseerd (AV) |
|||
|
€ 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 9,59 per miljoen BV + AV |
||
|
> € 1 miljard tot en met € 5 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 4,79 per miljoen BV + AV |
||
|
> € 5 miljard tot en met € 20 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1,58 per miljoen BV + AV |
||
|
> € 20 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1,20 per miljoen BV + AV |
||
|
Beleggingsondernemingen voor eigen rekening De jaarlijkse bijdrage aan de kosten voor het doorlopend toezicht bestaat uit drie delen: 1. Basisbedrag; 2. Een variabel deel dat berekend wordt aan de hand van 100 maal het minimum aan te houden toetsingsvermogen (uitkomst wordt voor 50% meegeteld); 3. Een variabel deel dat berekend wordt aan de hand van het aantal transacties (uitkomst wordt voor 50% meegeteld). |
Toetsingsvermogen (TV): Honderd maal het minimaal aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB is vastgesteld ten aanzien van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘verrichten van een beleggingsactiviteit’ |
€ 5.500 vermeerderd met: |
|
|
0 tot en met € 1 miljard TV |
€ 42,71 per € 1 miljoen TV |
||
|
>€ 1 tot en met € 10 miljard TV |
In voorkomend geval vermeerderd met € 25,63 per € 1 miljoen TV |
||
|
>€10 tot en met € 20 miljard TV |
In voorkomend geval vermeerderd met € 4,27 per € 1 miljoen TV |
||
|
>€ 20 miljard TV |
In voorkomend geval vermeerderd met € 0,43 per € 1 miljoen TV |
||
|
Transacties: Aantal transacties |
0 tot en met 1 miljoen transacties |
€ 25,63 per 1.000 transacties |
|
|
>1 tot en met 5 miljoen transacties |
In voorkomend geval vermeerderd met € 8,55 per 1.000 transacties |
||
|
>5 tot en met 50 miljoen transacties |
In voorkomend geval vermeerderd met € 1,71 per 1.000 transacties |
||
|
>50 miljoen transacties |
In voorkomend geval vermeerderd met € 0,43 per 1.000 transacties |
||
|
Centrale effecten bewaarinstellingen |
Transactievolume: Het aantal afwikkelingsinstructies dat verwerkt wordt door de effectenbewaarinstelling |
€ 9.089 vermeerderd met: |
|
|
0 t/m 1,25 mln. transacties |
€ 67,08 per 1.000 transacties |
||
|
> 1,25 mln. t/m 2,5 mln. transacties |
€ 52,17 per 1.000 transacties |
||
|
> 2,5 mln. t/m 5,0 mln. transacties |
€ 37,27 per 1.000 transacties |
||
|
> 5,0 mln. transacties |
€ 22,36 per 1.000 transacties |
||
|
Centrale tegenpartijen |
Omzet: De aan de hand van de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening (EU) nr. 648/2012 (EMIR-verordening) te bepalen waarde van het geheel aan middelen dat de centrale tegenpartij aanhoudt ter dekking van de risico’s die zij loopt. |
€ 51.140 vermeerderd met: |
|
|
€ 0 tot en met € 10 miljoen |
€ 3.089 per € miljoen omzet |
||
|
>€ 10 miljoen tot en met € 100 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 934 per € miljoen omzet |
||
|
>€ 100 miljoen tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 144 per € miljoen omzet |
||
|
>€ 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 95 per miljoen € omzet |
||
|
Effectenuitgevende instellingen: markt |
Marktkapitalisatie: De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling. |
Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft niet zijnde beleggingsmaatschappijen: |
€ 10.250 vermeerderd met: |
|
€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK |
€ 42,75 per € miljoen GMK |
||
|
>€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 26,04 per € miljoen GMK |
||
|
>€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 12,11 per € miljoen GMK |
||
|
>€ 5 miljard GMK |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,73 per € miljoen GMK |
||
|
Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft zijnde beleggingsmaatschappijen |
€ 1.410 |
||
|
Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het schuldpapier uitgevende personen betreft |
€ 1.050 |
||
|
Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving |
Marktkapitalisatie terwijl voor partijen die geen marktkapitalisatie kennen het eigen vermogen relevant is: Marktkapitalisatie: De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling. Eigen vermogen: Eigen vermogen (EV). |
Personen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij een geconsolideerde jaarrekening opstellen: |
€ 5.460 vermeerderd met: |
|
€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK of EV |
€ 20,51 per € miljoen GMK of EV |
||
|
>€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK of EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 12,46 per € miljoen GMK of EV |
||
|
>€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK of EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 6,24 per € miljoen GMK of EV |
||
|
>€ 5 miljard GMK of EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,37 per € miljoen GMK of EV |
||
|
Personen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij geen geconsolideerde jaarrekening opstellen |
€ 2.560 |
||
|
Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF, OTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporterings-dienstverleners, beheerders van benchmarks en securitisatiepartijen. |
Omzet: Omzet gerelateerd aan de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend Marktkapitalisatie Nederlandse noteringen: Marktkapitalisatie van Nederlandse genoteerde aandelen die ten eerste zijn genoteerd aan de door deze persoon geëxploiteerde markten, uitgedrukt als percentage van de totale marktkapitalisatie. |
Personen als bedoeld in artikel 5:26 Wft. waaraan een vergunning is verleend als Marktexploitant of een beleggings-onderneming die in Nederland een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit exploiteert en beheert, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 Wft of een in Nederland actief zijnde houder van een met een gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 Wft. |
|
|
0 tot en met € 5 miljoen omzet |
€ 67.200 |
||
|
>€ 5 tot en met € 50 miljoen omzet |
€ 197.531 |
||
|
>€ 50 miljoen omzet en marktkapitalisatie Nederlandse noteringen <50% van totaal |
€ 451.500 |
||
|
>€ 50 miljoen omzet en marktkapitalisatie Nederlandse noteringen >50% van totaal |
€ 982.013 |
||
|
Een datarapporteringsdienstverlener als bedoeld in artikel 2, derde lid van Verordening (EU) 600/2014 (MiFIR) waaraan een vergunning is verleend op grond van artikel 27 quater van die verordening; een marktexploitant waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 Wft, eerste lid, en in de vergunning is opgenomen dat zij voldoet aan Titel IV bis van Verordening (EU) 600/2014 (MiFIR) ter aanbieding van de diensten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen 34 tot en met 36 van die verordening; of een beleggingsonderneming waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, is verleend voor het exploiteren van een georganiseerde handelsfaciliteit of een multilaterale handelsfaciliteit, en in de vergunning is opgenomen dat zij voldoet aan Titel IV bis van Verordening (EU) 600/2014 (MiFIR) ter aanbieding van de diensten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen 34 tot en met 36 van die verordening. |
€ 27.405 |
||
|
Een beheerder van een benchmark als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) waaraan in Nederland een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van die verordening. |
€ 28.888 |
||
|
Een beheerder van een benchmark als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) waaraan in Nederland een registratie is verleend als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van die verordening |
€ 28.888 |
||
|
Een Nederlandse ondertoezichtstaande instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) beschikkende over een goedgekeurde bekrachtiging van een in een derde land aangeboden benchmark of benchmarkgroep als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van die verordening |
€ 28.888 |
||
|
Een wettelijke vertegenwoordiger van een derde land beheerder waaraan in Nederland erkenning is verleend als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van Verordening EU nr. 2016/1011 (Benchmarks) |
€ 28.888 |
||
|
Een Nederlandse ondertoezichtstaande instelling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van Verordening EU nr. 2017/2402 (Securitisaties) |
€ 2.521 |
||
|
een Nederlandse ondertoezichtstaande instelling als bedoeld in artikel 28 van Verordening EU nr. 2017/2402 (Securitisaties). |
€ 2.521 |
||
|
Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen |
Deze categorie kent twee heffingsmaatstaven die beide worden toegepast: 1. Deelnemers: Aantal actieve deelnemers 2. Vermogen: Som van de technische voorzieningen en het eigen vermogen (TV+EV) |
€ 1.392 vermeerderd met: |
|
|
Deelnemers: |
|||
|
0 tot en met 100.000 deelnemers |
€ 0,87 per deelnemer |
||
|
> 100.000 tot en met 500.000 deelnemers |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,08 per deelnemer |
||
|
>500.000 tot en met 1.000.000 deelnemers |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,07 per deelnemer |
||
|
>1.000.000 deelnemers |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,06 per deelnemer |
||
|
in combinatie met Vermogen: |
|||
|
€ 0 tot en met € 10 miljard TV+EV |
in alle gevallen vermeerderd met: € 5,35 per € miljoen TV+EV |
||
|
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,89 per € miljoen TV+EV |
||
|
>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,22 per € miljoen TV+EV |
||
|
>€ 100 miljard TV+EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,08 per € miljoen TV+EV |
||
|
Verzekeraars: Leven- en pensioen |
Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uit pensioenverzekeringen en levensverzekeringen |
€ 6.810 vermeerderd met: |
|
|
€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN |
€ 1.213,58 per € miljoen BPIN |
||
|
>€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 722,98 per € miljoen BPIN |
||
|
>€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 245,31 per € miljoen BPIN |
||
|
>€ 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 61,95 per € miljoen BPIN |
||
|
Verzekeraars: Schade niet zijnde zorg |
Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uitgezonderd het premie-inkomen uit zorgverzekeringen en aanvullende ziektekostenverzekeringen |
€ 2.100 vermeerderd met: |
|
|
€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN |
€ 235,28 per € miljoen BPIN |
||
|
>€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 140,90 per € miljoen BPIN |
||
|
>€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 46,98 per € miljoen BPIN |
||
|
>€ 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 11,65 per € miljoen BPIN |
||
|
Verzekeraars: zorg |
Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) voor zover afkomstig uit aanvullende ziektekostenverzekering |
€ 12.870 vermeerderd met: |
|
|
€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN |
€ 37,74 per € miljoen BPIN |
||
|
>€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 22,49 per € miljoen BPIN |
||
|
>€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 7,58 per € miljoen BPIN |
||
|
>€ 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1,83 per € miljoen BPIN |
2. Twee of meer aanbieders van beleggingsobjecten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:55 van de Wet op het financieel toezicht en die gedurende het gehele jaar, in steeds dezelfde samenstelling, gezamenlijk aanbiedingen doen aan consumenten, of deze aanbiedingen aan consumenten gezamenlijk beheren, worden voor de toepassing van dit artikel aangemerkt als één persoon.
Voor het kalenderjaar 2024 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, voor de personen die onder toezicht van de Nederlandsche Bank vallen, bedoeld in bijlage 2, onderdeel B, van dat besluit als volgt vastgesteld:
|
Toezichtcategorie |
Maatstaf |
Bandbreedtes |
Tarieven |
|---|---|---|---|
|
Aanbieders van diensten met betrekking tot virtuele valuta |
Omzet verkregen uit het aanbieden van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta Omzet verkregen uit het aanbieden van bewaarportemonnees. Omzet wordt indien mogelijk bepaald aan de hand van de bruto provisie-inkomsten (PI) |
Aanbieders voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta die op grond van artikel 23b, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd of aanbieders van bewaarportemonnees die op grond van artikel 23b, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd. Voor de partijen geldt een maximumheffing van 10 procent van de omzet op jaarbasis met een minimum van € 2.000 (het basisbedrag) en een absoluut maximum van € 996.000. |
€ 2.000 in voorkomend geval vermeerderd met: |
|
> € 0 tot en met € 1 miljoen omzet |
€ 63,65 per € 1.000 omzet |
||
|
> € 1 miljoen tot en met € 10 miljoen omzet |
€ 44,56 per € 1.000 omzet |
||
|
> € 10 miljoen tot en met € 50 miljoen omzet |
€ 19,10 per € 1.000 omzet |
||
|
> € 50 miljoen omzet |
€ 7,64 per € 1.000 omzet |
||
|
Banken en kredietunies |
Voor banken (personen a,b,c,d): Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV): Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald. |
Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:11, 2:20, 3:4, eerste lid, of 3:110, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht |
€ 45.000 vermeerderd met: |
|
>€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV |
€ 8.873 per € miljoen MTV |
||
|
>€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 3.822 per € miljoen MTV |
||
|
>€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2.009 per € miljoen MTV |
||
|
>€ 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 586 per € miljoen MTV |
||
|
Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s, beleggingsondernemingen, bewaarders alsmede marktexploitanten die een MTF of georganiseerde handelsfaciliteit exploiteren |
Voor bewaarders (personen a): een vast bedrag. Voor beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede beleggingsondernemingen (personen b, c en d): Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen: a. – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit als genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d Wft of artikel 2:97, vierde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’ – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verrichten van een van de beleggingsactiviteiten genoemd in de onderdelen a en b van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verrichten van een beleggingsactiviteit’; |
Type beleggingsdienst of – activiteit |
€ 4.500 in voorkomend geval vermeerderd met: |
|
Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
€ 0 |
||
|
Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 5.300 |
||
|
Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 5.300 |
||
|
Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0 |
||
|
Begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 8.250 |
||
|
Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 4.500 |
||
|
b. de omvang van het totaal van: – het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en); – het balanstotaal van de beheerde icbe(’s); – het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het beheren van individueel vermogen’, welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft; – het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het ‘adviseren over financiële instrumenten’ zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft; – honderd maal het minimum aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB is vastgesteld van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verrichten van een beleggingsactiviteit’. |
In combinatie met vermogen |
||
|
Balanstotaal (BT) € 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 16,68 per miljoen BT |
||
|
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 10,62 per miljoen BT |
||
|
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 4,22 per miljoen BT |
||
|
> € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,67 per miljoen BT |
||
|
Beheerd individueel vermogen (BV), beheerd door beleggingsondernemingen |
|||
|
€ 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 16,86 per miljoen BV |
||
|
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 10,62 per miljoen BV |
||
|
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 4,22 per miljoen BV |
||
|
> € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,67 per miljoen BV |
||
|
Beheerd individueel vermogen (BV), beheerd door beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s |
|||
|
> € 0 |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,00 per miljoen BV |
||
|
Vermogen waarover geadviseerd wordt: |
in voorkomend geval vermeerderd met: |
||
|
€ 0 tot en met € 1 miljard |
€ 1.500 |
||
|
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
€ 3.000 |
||
|
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard |
€ 6.000 |
||
|
> € 50 miljard |
€ 15.000 |
||
|
Honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
|||
|
€ 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 16,86 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
|
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 10,62 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
|
€ 10 miljard tot en met € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 4,22 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
|
> € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,67 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
|
Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen |
Bruto-provisie-inkomsten (PI) |
Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3a, eerste lid, 2:4, of 2:10a van de Wet op het financieel toezicht: |
€ 8.250 in voorkomend geval vermeerderd met: |
|
Bij 2 toegestane betaaldiensten op basis vergunning |
€ 5.500 |
||
|
Bij 3 of meer toegestane betaaldiensten op basis vergunning |
€ 8.250 |
||
|
Personen met PI in het bereik van: |
|||
|
€ 0 tot en met € 1,1 miljoen |
€ 75,75 per € 1.000 |
||
|
> € 1,1 miljoen tot en met € 11 miljoen |
€ 32,39 per € 1.000 |
||
|
> € 11 miljoen tot en met € 55 miljoen |
€ 2,51 per € 1.000 |
||
|
> € 55 miljoen |
€ 0,26 per € 1.000 |
||
|
Betaaldienstverleners als bedoeld in artikel 2:3e, eerste lid, Wft, waarop op grond van artikel 1a, derde lid, onderdeel b, Wwft de verplichting rust tot naleving van die wet |
€ 3.000 per bijkantoor € 500 per agent |
||
|
Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54i, eerste lid, of 2:54l, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht |
€ 3.300 |
||
|
Depositogarantiestelsel: banken |
Gegarandeerde deposito’s (GDs) |
€ 500 vermeerderd met: |
|
|
< 1 miljard GDs |
€ 16,10 per € 1.000.000 GDs |
||
|
1 tot en met 10 miljard GDs |
€ 12,88 per € 1.000.000 GDs |
||
|
> 10 miljard GDs |
€ 9,66 per € 1.000.000 GDs |
||
|
Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen |
Instellingen met vereist eigen vermogen (excl. premie-pensioeninstellingen): Som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), vermenigvuldigd met een bonus/malus factor. De bonus/malus factor is gelijk aan de som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), gedeeld door de som van de technische voorziening pensioenverplichtingen en het (aanwezige) eigen vermogen (TV+EV). |
€ 2.000 vermeerderd met: |
|
|
>€ 0 tot en met € 10 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
€ 79,67 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
|
>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 11,95 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
|
>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 3,19 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
|
>€ 100 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,80 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
|
Instellingen zonder vereist eigen vermogen (en premie-pensioeninstellingen): Technische voorziening pensioenverplichting (TV) |
€ 2.000 vermeerderd met: |
||
|
>€ 0 tot en met € 10 miljard TV |
€ 79,67 per € miljoen TV |
||
|
>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 11,95 per € miljoen TV |
||
|
>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 3,19 per € miljoen TV |
||
|
>€ 100 miljard TV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,80 per € miljoen TV |
||
|
Resolutie: banken en beleggingsondernemingen |
Total assets: Het totaal van activa op de balans zoals door banken en beleggingsondernemingen gerapporteerd aan De Nederlandsche Bank. |
€ 500 vermeerderd met: € 3,43 per € miljoen total assets |
|
|
Resolutie: verzekeraars |
Omvang technische voorziening (TV) |
€ 100 vermeerderd met: € 20,04 per € miljoen TV |
|
|
Trustkantoren |
Omzet |
Personen met een omzet in het bereik van: |
|
|
€ 0 tot en met € 0,1 miljoen |
€ 5.700 |
||
|
>€ 0,1 miljoen tot en met € 0,2 miljoen |
€ 17.400 |
||
|
>€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen |
€ 36.400 |
||
|
>€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen |
€ 67.700 |
||
|
>€ 1 miljoen tot en met € 2 miljoen |
€ 112.000 |
||
|
>€ 2 miljoen tot en met € 5 miljoen |
€ 172.200 |
||
|
>€ 5 miljoen tot en met € 20 miljoen |
€ 277.800 |
||
|
>€ 20 miljoen tot en met € 50 miljoen |
€ 368.900 |
||
|
>€ 50 miljoen |
€ 470.400 |
||
|
Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars |
Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen (BPI) |
€ 2.000 vermeerderd met: |
|
|
>€ 0 |
€ 1.363 per € miljoen BPI |
||
|
Zorgverzekeraars |
Aantal verzekerden |
€ 2.000 vermeerderd met: |
|
|
>0 verzekerden |
€ 0,12 per verzekerde |
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Financiën, S.P.R.A. van Weyenberg
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Jaarlijks worden voor het desbetreffende kalenderjaar de bandbreedtes en tarieven vastgesteld voor de vergoeding van toezichtkosten door de financiële sector. Deze regeling stelt de bandbreedtes en tarieven voor het kalenderjaar 2024 vast. Hieronder wordt eerst de systematiek van de verdeling van de kosten van het toezicht op de financiële sector uitgelegd. Daarna wordt ingegaan op de verschillen in de kostenverdeling met de regeling voor het kalenderjaar 2023.
De wijze waarop de kosten van het doorlopend toezicht op de financiële markten door de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) jaarlijks in rekening worden gebracht bij onder toezicht staande instellingen1 is geregeld in artikel 15 van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 (Wbft 2019) en nader uitgewerkt in het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 (Bbft 2019).
Eerst wordt het totaal te heffen bedrag berekend. Vervolgens worden de kosten verdeeld over de toezichtcategorieën. Als laatste worden de criteria voor de verdeling binnen een toezichtcategorie vastgesteld, bestaande uit bandbreedtes en tarieven.
Totaal te heffen bedrag
Allereerst wordt vastgesteld welke bedragen in totaal in rekening worden gebracht voor het toezicht. De berekening van het jaarlijks door te berekenen bedrag is geregeld in artikel 15 van de Wbft 2019. Daaruit volgt dat de doorberekende kosten het geheel vormen van:
a. de begrote kosten voor 2024, verminderd met de opbrengsten van de eenmalige toezichthandelingen en de overheidsbijdrage voor het toezicht op de BES-eilanden;
b. het te verrekenen exploitatiesaldo over 2023;
c. met aftrek van de inzet van de heffingsreserve;
d. het in rekening te brengen gespreid exploitatiesaldo.
Sinds 2023 beschikken de toezichthouders over twee stabiliteitsinstrumenten: de heffingsreserve en de spreiding van het exploitatiesaldo.2 De toezichthouders kunnen de heffingsreserve inzetten om grote fluctuaties in de doorberekende toezichtkosten als gevolg van incidentele situaties te dempen. De heffingsreserve kan ingezet worden ten bate van alle of specifieke toezichtcategorieën. Het bedrag dat in enig jaar uit de reserve wordt bekostigd, komt daarom in mindering van het door te berekenen bedrag. Ook kunnen de toezichthouders hun exploitatiesaldo over meerdere jaren spreiden. In dat geval wordt het in dat jaar in rekening te brengen gedeelte bij het te heffen bedrag opgeteld. De inzet van de stabiliteitsinstrumenten behoeft de goedkeuring van de ministers.3
De stabiliteitsinstrumenten kunnen ingezet worden bij aanzienlijke fluctuaties die ontstaan zijn door incidentele omstandigheden. Die kunnen bijvoorbeeld samenhangen met nieuwe wettelijke taken waarvoor de toezichthouders voorbereidingskosten moeten maken, terwijl de betreffende instellingen nog niet onder toezicht staan of nog geen profijt hebben van dit toezicht. Ook kunnen onvoorziene kostenfluctuaties ontstaan door de uittreding van grote instellingen of een groot aantal instellingen.
De berekening van de totaal door te berekenen toezichtkosten voor het doorlopend toezicht in het jaar 2024 is in onderstaand overzicht weergegeven. Tabel 1 heeft betrekking op de totale toezichtkosten van de AFM en DNB.
|
AFM |
DNB (Zbo) |
||||
|---|---|---|---|---|---|
|
a. |
Voor doorberekening relevante begrote kosten |
132,1 |
252,7 |
||
|
Totaal begrote toezichtkosten |
140,9 |
257,3 |
|||
|
Begrote opbrengsten ter dekking eenmalige toezichthandelingen |
– 8,2 |
-2,7 |
|||
|
Begrote kosten BES-toezicht |
–0,6 |
-2,0 |
|||
|
b. |
Te verrekenen exploitatiesaldo 2023 |
–6,4 |
–6,2 |
||
|
c. |
Inzet heffingsreserve |
–2,4 |
–1,7 |
||
|
d. |
In rekening te brengen gespreid exploitatiesaldo |
0 |
0 |
||
|
Totaal te heffen op grond van art. 13 van de Wbft |
123,3 |
244,8 |
Verdeling over toezichtcategorieën
Nadat de totaal te heffen bedragen zijn bepaald, worden zij voor de doorberekening door de AFM aan de hand van procentuele aandelen die zijn opgenomen in bijlage 1, onderdeel A, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 toegerekend aan de daar opgenomen toezichtcategorieën. Bij DNB volgen de doorberekende bedragen per toezichtcategorie uit de zbo-begroting 2024. In tabel 2 zijn deze bedragen te zien.
Het omslaan van kosten over personen binnen een toezichtcategorie
Het aan een toezichtcategorie toegerekende bedrag wordt omgeslagen over de personen die deel uitmaken van die categorie. Dit gebeurt met behulp van maatstaven die zijn opgenomen in bijlage 1, onderdeel B, en 2, onderdeel B, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019. De maatstaven worden in deze regeling nader ingedeeld in bandbreedtes. Voor elke bandbreedte geldt een tarief. Daarnaast geldt in de meeste gevallen een minimumtarief.
Bij het vaststellen van de minimumtarieven en de tarieven van de bandbreedtes worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
a. bij het vaststellen van de minimumtarieven wordt rekening gehouden met het draagkrachtbeginsel;
b. de tariefstructuur wordt in principe gevormd door een minimumtarief in combinatie met maximaal vier (degressieve) bandbreedtes waarbij de verschuldigde bedragen van het minimumtarief en de bandbreedte(s) die op de persoon onder toezicht van toepassing zijn bij elkaar worden opgeteld;
c. er bestaat zo veel mogelijk consistentie in de tariefstructuren (bandbreedtes en mate van degressiviteit) van categorieën die zowel onder toezicht staan van de AFM als van DNB.
Om de op te leggen heffing vast te stellen, bepaalt de toezichthouder in welke bandbreedte de betreffende onder toezicht staande persoon valt. Indien een persoon in meerdere bandbreedtes valt, is hij voor ieder van die bandbreedtes het daarbij behorende tarief verschuldigd. Dit komt in de regeling tot uitdrukking door de woorden ‘in voorkomend geval vermeerderd met’. Het aldus verschuldigde bedrag wordt meestal verhoogd met een vast minimumtarief.
In een aantal gevallen wordt van deze systematiek afgeweken, waarbij:
• de heffing gelijk is aan een vast tarief dat is vastgesteld voor de hoogste bandbreedte waarin de onder toezicht staande persoon valt. Dit is het geval voor de categorieën ‘Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen’ en ‘Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporteringsdienstverleners, beheerders van benchmarks en securitisatiepartijen’ van de AFM, en voor de categorie ‘Trustkantoren’ van DNB.
• de bandbreedte gekoppeld is aan twee maatstaven, waardoor de toezichthouder tweemaal moet vaststellen in welke bandbreedtes de betreffende onder toezicht staande persoon valt. Dit is het geval bij de toezichtcategorieën ‘Accountantsorganisaties’, `Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit)’, ‘Beleggingsondernemingen voor eigen rekening’ en ‘Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen’ van de AFM.
• enkel een vast tarief geldt. Dit is het geval voor een aantal personen in de categorieën ‘Effectenuitgevende instellingen: markt’, ‘Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving’ en ‘Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporteringsdienstverleners, beheerders van benchmarks en securitisatiepartijen’ van de AFM.
• de hoogte van de heffing op groepsniveau wordt vastgesteld. In de toezichtcategorieën ‘Banken en clearinginstellingen’ van de AFM en ‘Banken en kredietunies’ van DNB worden de heffingen bepaald aan de hand van de minimumomvang van het toetsingsvermogen, die DNB krachtens artikel 3:57 van de Wft vaststelt. Vanwege het geconsolideerd uitoefenen van het toezicht wordt deze maatstaf door DNB op geconsolideerde basis vastgesteld, waarbij de maatstafwaarden van zowel de (niet-vrijgestelde) moeder- als dochterondernemingen worden meegenomen. Dat betekent dat de toezichthouders allebei per groep van ondernemingen één heffing opleggen, die geldt als heffing voor de (niet-vrijgestelde) moeder- en dochterondernemingen.
Het door te berekenen bedrag voor het doorlopend toezicht 2024 stijgt met 5,7% ten opzichte van 2023. De begroting is met 12,1% verhoogd vanwege loon- en prijsbijstelling en ingroei van het kostenkader. Daarnaast is het kostenkader eind 2023 opgehoogd in verband met (de voorbereiding op) nieuwe taken van de AFM, waaronder DORA, MiCAR, CSRD, SFDR, de Toegankelijkheidsrichtlijn en NPLD.4 De stijging van de begroting wordt gedempt door een aanzienlijk exploitatieoverschot over 2023 (à € 6,4 mln.) en de inzet van de heffingsreserve voor de voorbereidingskosten van MiCAR (€ 2,4 mln.).
De procentuele verdeling is in 2024 hetzelfde als in 2023. Het totaal te heffen bedrag per toezichtcategorie stijgt daarom in alle categorieën met hetzelfde percentage van 5,7%. Per categorie kan de procentuele verandering van de tarieven afwijken van dit percentage. Dat wordt veroorzaakt doordat de omvang van de toezichtpopulatie en de maatstafwaarden fluctueren. Over het algemeen zullen de tarieven met minder dan 5,7% toenemen voor categorieën met een grotere populatie en/of hogere maatstafwaarden ten opzichte van voorgaand jaar. De tarieven zullen met meer dan 5,7% toenemen als de populatie en maatstafwaarden dalen ten opzichte van voorgaand jaar. De grootste wijzigingen worden hieronder toegelicht.
Inzet heffingsreserve
Op verzoek van de AFM wordt in 2024 € 2,4 mln. aan de heffingsreserve onttrokken om de voorbereidingskosten voor het toezicht op MiCAR te dekken. MiCAR brengt een nieuwe groep cryptodienstverleners onder AFM-toezicht en wordt met ingang van 30 december 2024 van toepassing. De AFM maakt in 2024 kosten voor de voorbereiding op dit toezicht. Deze kosten kunnen nog niet worden doorberekend aan de cryptodienstverleners, omdat die nog niet onder toezicht staan. Het bedrag van € 2,4 mln. bestaat uit de begrote kosten voor MiCAR (€ 3,6 mln.) verminderd met de begrote opbrengsten voor eenmalige handelingen (€ 1,2 mln.). Het bedrag dat aan de heffingsreserve onttrokken wordt, komt ten gunste aan alle toezichtcategorieën volgens de gebruikelijke procentuele verdeling.
Accountantsorganisaties
In de accountancysector zijn de maatstafwaarden sterk gestegen, wat ervoor zorgt dat de tarieven dalen ten opzichte van 2023.
Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen
De populatie instellingen is gedaald. Daarnaast laat de maatstaf vermogen een sterke afname zien, die met name wordt veroorzaakt door de stijgende rente. Daarom stijgen de tarieven met 15,1%.
Verzekeraars: leven en pensioen
Dalende maatstafwaarden en consolidatieslagen in deze sector zorgen voor een stijging van de tarieven met 11,1%.
Het totaal te heffen bedrag van DNB stijgt met ca. € 11,4 mln, een stijging van 4,9% ten opzichte van 2023. De begroting stijgt in totaal met 6,1%. Dit wordt gedempt door de verrekening van het exploitatieresultaat, dat in totaal positiever is dan het saldo over 2023. Voor een overzicht van de doorberekende toezichtkosten wordt verwezen naar tabel 2.
|
Begroting |
Verrekening exploitatie-saldo 2023 |
Eenmalige handelingen |
Inzet heffings-reserve |
Door te berekenen |
t.o.v. 2023 |
|
|---|---|---|---|---|---|---|
|
Aanbieders virtuele valutadiensten |
3.898 |
1.793 |
–260 |
–1.715 |
3.715 |
+14% |
|
Banken |
105.742 |
–2.899 |
–640 |
102.203 |
+8% |
|
|
Beleggingsinstellingen |
9.475 |
–40 |
–230 |
9.204 |
+12% |
|
|
Betaalinstellingen |
12.677 |
–494 |
–740 |
11.443 |
+12% |
|
|
DGS: banken |
6.187 |
–35 |
– |
6.152 |
–16% |
|
|
Pensioenfondsen |
44.251 |
–1.130 |
–50 |
43.070 |
+3% |
|
|
Resolutie: banken |
8.959 |
–268 |
– |
8.692 |
–13% |
|
|
Resolutie: verzekeraars |
7.282 |
–930 |
– |
6.352 |
+13% |
|
|
Trustkantoren |
7.521 |
503 |
–125 |
7.899 |
+11% |
|
|
Overige verzekeraars |
47.151 |
–2.539 |
–640 |
43.973 |
+0,4% |
|
|
Zorgverzekeraars |
2.198 |
–122 |
– |
2.075 |
+26% |
|
|
Totaal |
255.341 |
–6.162 |
-2.685 |
244.779 |
+5% |
Hieronder wordt ingegaan op de categorieën waar sprake is van substantiële verschillen in de tarieven vergeleken met 2023.
Inzet heffingsreserve
Op verzoek van DNB wordt € 1,715 mln. aan de heffingsreserve onttrokken en toegekend aan de categorie Aanbieders van virtuele valutadiensten. Dit heeft te maken met rechterlijke uitspraken in een juridische procedure die enkele cryptodienstverleners tegen DNB hebben aangespannen. Op last van de rechter heeft DNB in 2023 enkele heffingen voor doorlopend toezicht terugbetaald. Volgens de reguliere bekostigingssystematiek drukken deze kosten op het exploitatieresultaat 2023 en moeten zij dit jaar door de ondertoezichtstaande instellingen worden terugbetaald. Omdat dit een onwenselijke situatie zou opleveren, worden deze kosten gedekt uit de heffingsreserve.
Betaalinstellingen
Het te heffen bedrag voor de sector Betaalinstellingen neemt met € 1,2 mln (12%) toe. Dit wordt veroorzaakt door een stijging in de begroting van € 0,8 mln (7%) en daarnaast doordat de verrekening van de nacalculatie van vorig jaar € 0,4 miljoen minder gunstig uitvalt dan het voorgaande jaar.
De basistarieven en de bandbreedtes van de schijven zijn een aantal jaar gelijk gehouden en vorig jaar allemaal met 10% verhoogd. Als gevolg daarvan blijven de basistarieven en bandbreedtes van de schijven dit jaar ongewijzigd. Daarentegen worden tarieven worden met 4% tot 4,6% verhoogd om de stijging in het te heffen bedrag op te vangen.
Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s, beleggingsondernemingen, bewaarders alsmede marktexploitanten die een MTF of georganiseerde handelsfaciliteit exploiteren
Samen met DNB is geconstateerd dat een juridisch juiste toepassing van de systematiek voor de heffing van toezichtkosten voor beleggingsondernemingen en beheerders van beleggingsinstellingen (Bobi’s) in het Bbft 2019 en de afgelopen Regelingen bekostiging financieel toezicht tot substantiële dubbeltellingen in de maatstaf kan leiden. Er is geconstateerd dat de maatstaf ‘beheerd individueel vermogen (BV)’ ook van toepassing is op beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s (hierna: beheerders) in het Bbft 2019, terwijl DNB deze maatstaf de afgelopen jaren niet heeft toegepast voor beheerders.
Als gevolg hiervan blijkt dat DNB, bij het opleggen van de heffing voor doorlopend toezicht aan Bobi’s in de periode 2016 tot en met 2022, niet conform het Bbft heeft gehandeld. Het jaarlijkse tarievenvoorstel van DNB hield eveneens geen rekening met de maatstafcomponent BV bij beheerders. Daardoor is er telkens een tariefstelling in het Rbft terechtgekomen die, bij een juridisch juiste toepassing van de maatstaf, tot een overschot aan opgehaalde heffingen had geleid. DNB heeft aangegeven dat zij andere tarieven had geadviseerd als zij eerder op de hoogte was geweest van de juridisch correcte toepassing van de maatstafcomponent BV.
Hoewel DNB in de periode 2016 tot en met 2022 steeds is uitgegaan van het onjuist gebleken uitgangspunt dat de maatstaf BV niet geldt voor beheerders, sloot en sluit de verdeling van de toezichtkosten binnen de categorie aan bij de geleverde toezichtinspanningen. De toezichtkostenverdeling zoals DNB die steeds heeft toegepast, wordt daarom in stand gehouden. Indien dit niet zou worden gedaan, zouden er bovendien significante fluctuaties zijn in de heffing van individuele instellingen zonder dat de toezichtinspanningen wezenlijk veranderen.
Gelet op het voorgaande wordt in deze regeling onderscheid gemaakt tussen de tarieven die gelden voor beheerders enerzijds en beleggingsondernemingen anderzijds. Bij beheerders wordt het BV-tarief vastgesteld op € 0. Hiermee wordt de heffingssystematiek die DNB de afgelopen jaren heeft toegepast, in 2024 voortgezet. Voor beleggingsondernemingen (met een vergunning op basis van art. 2:96 Wft), en voor beheerders die niet onder de maatstaf BV vallen, leidt de voorgestelde aanpassing niet tot andere heffingen.
Het kabinet is voornemens om de maatstaf voor Bobi’s in het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 bij de eerstvolgende mogelijkheid aan te passen om de onvolkomenheden van de huidige formulering te adresseren. Voor de heffingen over 2023 heeft DNB aangegeven dat zij, indachtig de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 26 maart 2024,5 ernaar zal streven om de toezichtkostenverdeling zoals zij die steeds heeft toegepast, in stand te houden.
DGS: banken
Het te heffen bedrag neemt met € 1,2 mln (-16%) af, hetgeen enerzijds komt door een kleine toename van € 0,2 mln (3%) van de begroting, tegenover een positieve verrekening van de nacalculatie over het voorgaande jaar van € 1,3 mln. De tarieven worden grofweg met hetzelfde percentage (17%) verlaagd.
Resolutie banken en beleggingsondernemingen
De te heffen kosten van resolutie banken en beleggingsondernemingen nemen met € 1,3 mln (-13%) af. De tarieven dalen met 15%.
Resolutie: verzekeraars
Het te heffen bedrag voor resolutie verzekeraars stijgt met € 0,7 mln (13%), enerzijds door een toename van de begroting van € 0,5 mln (8%) en anderzijds doordat de verrekening van de nacalculatie over het voorgaande jaar van € 0,2 mln (-17%) ongunstiger is ten opzichte van de nacalculatie van 2023.
Het aantal verzekeraars is met 17% gedaald, van 134 naar 111 instellingen. Ook is de totale maatstafwaarde met 25% afgenomen. Daarom moeten de tarieven met een hoger percentage verhoogd worden. De tarieven stijgen dus met 49%, zodat de gemaakte kosten (die met 13% waren gestegen) kunnen worden gedekt.
Trustkantoren
Het te heffen bedrag voor het trusttoezicht neemt met EUR 0,8 mln (11%) toe. Dit is toe te rekenen aan een stijging in de begroting van € 0,4 mln (6%) en daarnaast doordat de verrekening van de nacalculatie van vorig jaar € 0,3 mln minder gunstig uitvalt dan het voorgaande jaar. Daarnaast zijn het aantal ondertoezichtstaande instellingen en de totale maatstafwaarde gedaald.
In verband daarmee wordt een extra schijf toegevoegd aan de huidige heffingssystematiek voor trustinstellingen met een omzet van meer dan € 50 mln. Er zijn twee instellingen die in deze categorie vallen en in voorgaande jaren een lage heffing als percentage van hun omzet hebben ontvangen. Het tarief van deze nieuwe schijf wordt substantieel verhoogd (61%) ten opzichte van het tarief dat deze partijen vorig jaar hebben ontvangen. Hiermee ligt het tarief van deze schijf direct in lijn met de tarieven van de lagere schijven.
Daarnaast worden de tarieven van de al bestaande schijven met 4-26% verhoogd. Doordat bij de heffing van trustkantoren een standaard tarief wordt gerekend in plaats van een staffel, zou een grote stijging bij de lagere tarieven voor een disproportionele heffing zorgen. De tariefverhoging wordt bij de kleinste instellingen beperkt tot 4% en groeit daarna exponentieel per schaal naar 26%.
Zorgverzekeraars
Het te heffen bedrag neemt met € 0,4 mln (26%) toe door een relatief kleine toename van de begroting en een grote afname van € 0,4 mln (77%) van de verrekening van de nacalculatie over het vorige jaar.
Om het verschil in de te heffen bedrag op te vangen wordt het variable tarief per verzekerde verhoogd van € 0,09 in 2023 naar € 0,12 in 2024. Ter vergelijking, in 2022 was dit tarief € 0,14 per verzekerde.
De nieuwe tarieven hebben financiële gevolgen voor de ondertoezichtstaande personen die op basis van deze regeling een heffing verschuldigd zijn. De gevolgen zijn afhankelijk van de categorie waartoe een persoon behoort. Hierboven is reeds ingegaan op de belangrijkste wijzigingen in de tarieven ten opzichte van 2023. De regeling is beperkt tot het vaststellen van tarieven en heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten of de Rijksbegroting.
De regeling treedt de dag na publicatie in werking. Op basis van de regeling zullen de AFM en DNB vervolgens facturen sturen aan de instellingen die bij hen onder toezicht staan.
De Minister van Financiën, S.P.R.A. van Weyenberg
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
In overeenstemming met de in de Wet bekostiging financieel toezicht gehanteerde begrippen wordt hierna gesproken van 'personen'.
Zie ook de toelichting bij de Wijzigingswet financiële markten 2022, Kamerstukken II 2021/22, 35 950, nr. 3.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-20574.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.