Railinfrastructuur 2024/2025

Verbindendverklaring cao-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 juli 2024 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Railinfrastructuur

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van Bouwend Nederland, Vakgroep Railinfrastructuur mede namens de overige partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partijen ter ener zijde: Bouwend Nederland, Vakgroep Railinfrastructuur en Strukton Rail B.V.;

Partijen ter andere zijde: FNV, CNV en Vakvereniging Het Zwarte Corps.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:

Artikel 1 – Definities

In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:

a. Werkgever:

Iedere onderneming die is aangesloten bij Vereniging Bouwend Nederland, Vakgroep Railinfrastructuur, en Strukton Rail B.V.

en ieder natuurlijk of rechtspersoon, die in Nederland werkzaamheden doet verrichten als bedoeld onder c. Samengestelde ondernemingen die voornamelijk activiteiten buiten de railinfrastructuur verrichten, vallen voor die activiteiten niet onder deze cao.

c. Railinfrastructuur:

De bepalingen van deze cao gelden voor ondernemingen en afdelingen van ondernemingen, die uitsluitend of in hoofdzaak – gemeten naar de loonsom – werkzaamheden uitvoeren voor het functioneren van de railinfrastructuur. Dit gebeurt op grond van het erkenningssysteem van en volgens het veiligheidszorgsysteem van ProRail en/of andere opdrachtgevers. De werkzaamheden vinden plaats in de directe nabijheid (binnen de gevarenzone) van deze spoorwerken en spoorsystemen. Het betreft de volgende werkzaamheden indien en voorzover zij worden verricht ten behoeve van het functioneren van de railinfrastructuur, te weten het aanleggen, onderhouden en/of bedrijfsvaardig opleveren, inspecteren, verwijderen, herstellen, vernieuwen en beheren van rails-of spoorwerken en spoorsystemen, waaronder de daarvoor noodzakelijke funderingen, masten, antennes, bovenleidingsystemen, sein- en schakelkasten, verlichting, tractie-en energievoorzieningen, sterk- en zwakstroominstallaties en mechanische, elektrische en elektro(tech)nische installaties ten behoeve van beveiliging, signalering en overdracht van informatie.

d. Medewerker:

Iedere persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever en wiens functie is ingedeeld in een van de functiegroepen, als genoemd in bijlage 1 van deze cao; de stagiair(e), de oproepkracht en de vakantiewerker vallen hier niet onder.

e. Uitvoerende medewerker:

Medewerkers werkzaam in de gevarenzone of het profiel van vrije ruimte. Zij verrichten structureel en in overwegende mate werkzaamheden buiten het doordeweekse dagvenster en/of werken in weer en wind. Voor het verrichten van de werkzaamheden worden uitvoerende medewerkers ingepland. De werkzaamheden van de uitvoerende medewerkers zijn in overwegende mate fysiek van aard en direct gekoppeld aan de kernactiviteiten van de werkgever.

f. Niet-uitvoerende medewerker:
  • Medewerkers werkzaam op het kantoor van de werkgever;

  • Medewerkers werkzaam in de gevarenzone of het profiel van vrije ruimte, maar die daarbij niet structureel en/of in overwegende mate werkzaamheden verrichten buiten het doordeweekse dagvenster. In tegenstelling tot de uitvoerende medewerker verrichten zij in overwegende mate werkzaamheden die niet fysiek van aard zijn. Ook zijn deze medewerkers niet structureel en in overwegende mate werkzaam in weer en wind. Niet-uitvoerende medewerkers worden voor het verrichten van hun werkzaamheden niet ingepland.

g. Partner:
  • 1. Echtgenoot/echtgenote;

  • 2. Een persoon die met een medewerker samenleeft in een notarieel geregistreerd samenlevingsverband of geregistreerd partnerschap.

h. Cao:

Deze collectieve arbeidsovereenkomst voor de railinfrastructuur met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen is een minimum-cao. Dat betekent dat van alle bepalingen in deze cao alleen ten gunste van de medewerker afgeweken mag worden.

i. Werktijdenregeling:

Een regeling die aangeeft op welke tijdstippen medewerkers normaliter hun werkzaamheden aanvangen, onderbreken en beëindigen.

j. Periode:

Een vierwekelijkse periode.

k. Periodesalaris:

Het vastgestelde bruto salaris per periode, of naar rato als er sprake is van een deeltijd dienstverband.

l. Periode-inkomen:

Het periodesalaris, vermeerderd met de toeslagen in geld als bedoeld in artikel 8, leden 1 sub a en 3 sub b.

m. Jaarsalaris:

13 maal het periodesalaris en de vakantietoeslag als bedoeld in artikel 12.

n. Dienst:

Een teleenheid om het aantal diensten vast te stellen. Deze definitie geldt niet voor bereikbaarheidsdienst als bedoeld in artikel 6, lid 5 sub l.

o. Brugnacht:

Als binnen de harde planning een tussenliggende nachtdienst in een reeks van nachtdiensten vervalt, wordt deze dienst beschouwd als een brugnacht en als nachtdienst meegeteld.

p. Vrije zondag:

Een zondag waarop de medewerker geen werkzaamheden hoeft te verrichten. Het betreft een vrije periode van ten minste 28 uur tussen twee diensten die begint op zaterdag tussen 18.00 uur en 24.00 uur.

q. Onregelmatigheidstoeslag:

Toeslag voor het werken buiten het doordeweekse dagvenster.

Artikel 3 – Algemene verplichtingen van de werkgever

  • 1. Toepassing cao

    De werkgever houdt of neemt geen medewerkers in dienst op voorwaarden die in strijd zijn met deze cao.

  • 2. Arbeidsovereenkomst

    De werkgever gaat met iedere medewerker, vallend onder deze cao, schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst aan.

  • 4. Loopbaanbegeleiding en duurzame inzetbaarheid

    De werkgever ontwikkelt beleid voor loopbaanbegeleiding en voert dit uit. De werkgever kan binnen het kader van dit beleid initiatieven nemen om je opleidingen te laten volgen. Deze kunnen gericht zijn op:

    • jouw inzetbaarheid in je huidige functie;

    • verwerving van kwalificaties voor jouw verbreding (jobrotation) en/of promotie;

    • jouw inzetbaarheid op de arbeidsmarkt.

    Werkgevers voeren een beleid met als uitgangspunt de bevordering van duurzame inzetbaarheid. Daarbij gaat het om het inzetten van instrumenten die de kans vergroten dat alle medewerkers inzetbaar zijn en blijven, binnen hun eigen functiegebied en eventueel daarbuiten.

    Je bent samen met je werkgever verantwoordelijk voor blijvende inzetbaarheid. Je vult dit in door een actieve en flexibele opstelling en door gebruik te maken van de beschikbare instrumenten om jouw inzetbaarheid te behouden en te vergroten.

    Je houdt jouw kennis en vaardigheden bij. Waar nodig verbeter je deze om aan de veranderende eisen van de organisatie en haar omgeving te voldoen. Het is in jouw belang en belang van de werkgever dat je meegroeit met de huidige ontwikkelingen en inspeelt op komende ontwikkelingen. De werkgever heeft hierbij naast zijn verantwoordelijkheid als goed werkgever een faciliterende en begeleidende rol.

    Financiën

    De werkgever stelt budget beschikbaar voor opleidingen. De Ondernemingsraad van de werkgever zal erop toezien dat ook niet-functiegebonden budgetten op een systematische manier worden toegewezen.

    Randvoorwaarden

    De Ondernemingsraad is voor werkgevers de partij ten aanzien van overleg over de budgettering, de monitoring en de evaluatie van de procedure en het inzicht in de toewijzingen van faciliteiten. Werknemersorganisaties en werkgevers evalueren aan de hand van de rapportages regelmatig, bijvoorbeeld eenmaal per jaar, op bedrijfstakniveau.

    De arbeidsvoorwaardelijke faciliteiten zijn opgenomen in artikel 16, lid 4.

  • 6. Fusie en reorganisatie

    Wanneer de werkgever overweegt een fusie aan te gaan, een bedrijfsonderdeel te sluiten of een reorganisatie uit te voeren, heeft de werkgever hierbij oog voor de sociale gevolgen. De werkgever informeert de werknemersorganisaties, de Ondernemingsraad en de betrokken medewerkers zo snel mogelijk over de overwogen maatregelen. Zo nodig overlegt de werkgever met de werknemersorganisaties over de inhoud van een sociaal plan. Bij reorganisaties moet de werkgever zich inspannen voor herplaatsing van medewerkers. De werkgever volgt de verplichtingen vanuit de SER-fusiegedragsregels, de Wet op de ondernemingsraden en de Wet melding collectief ontslag.

Artikel 4 – Algemene verplichtingen van de medewerker

  • 1. Goed medewerkerschap

    Je behartigt de belangen van het bedrijf van de werkgever als een goed medewerker, ook als daartoe geen uitdrukkelijke opdracht is gegeven.

  • 2. Uitvoering opgedragen werkzaamheden

    • a. Je voert de opdrachten die je van of namens de werkgever krijgt zo goed mogelijk uit. Daarbij neem je alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht.

    • b. Deze verplichting geldt op elke plaats waar de werkgever zijn bedrijf uitoefent, alsmede voor opgedragen werkzaamheden bij andere ondernemingen die door de werkgever zijn aangewezen.

    • c. Werken in het buitenland doe je alleen vrijwillig, tenzij sprake is van reisuren en/of inzetpatronen, die passen bij je gangbare werkzaamheden in Nederland.

      Als de werksituatie in het buitenland afwijkt van je gangbare werksituatie in Nederland, geldt voor jou de zogenaamde ‘buitenlandregeling’. Deze is vastgesteld in overleg met de Ondernemingsraad. In de buitenlandregeling is vastgelegd onder welke voorwaarden je in het buitenland werkt. Het gaat in ieder geval over de beloning, huisvesting, verzekeringen en (verblijfs)vergoedingen.

    • d. Als je ernstig gevaar ziet voor jezelf en/of anderen, mag je het werk onderbreken met behoud van salaris. In zo’n geval zorg je voor de veiligheid en informeer je de direct leidinggevende.

  • 3. Loopbaanbegeleiding

    Je volgt scholing en opleiding die nodig zijn voor het uitvoeren van je huidige en/of toekomstige functie.

  • 5. Nevenwerkzaamheden

    • a. Als je naast je werk ander (betaald) werk wilt gaan doen, vraag je toestemming aan je leidinggevende. Jullie bespreken of dit andere werk samengaat met het belang van de werkgever. Als dat niet zo is, kan de werkgever toestemming voor het andere werk weigeren.

    • b. Als je arbeidsongeschikt wordt door werk dat je niet bij de werkgever hebt gemeld of waarvoor de werkgever je geen toestemming heeft gegeven, kun je geen aanspraak maken op doorbetaling van het bovenwettelijk deel van je loon (zie artikel 13) en aanvullende uitkeringen.

  • 6. Geheimhouding

    Tijdens én na het dienstverband praat je niet met derden over bedrijfszaken waarvan je weet of kunt vermoeden dat geheimhouding vereist is.

  • 7. Integriteit

    • a. Je voert zonder toestemming geen werkzaamheden uit voor derden.

    • b. Je neemt zonder toestemming geen cadeaus, provisie of beloning aan van anderen dan de werkgever.

    • c. Je verplicht collega’s niet tot het verrichten van persoonlijke diensten.

    • d. Je gebruikt zonder toestemming geen zaken van de werkgever voor eigen doeleinden.

Artikel 5 – Indienstneming en ontslag

  • 1. Proeftijd

    Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd langer dan zes maanden en korter dan twee jaar geldt wederzijds een proeftijd van een maand.

    Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van twee jaar of langer en een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt wederzijds een proeftijd van twee maanden. In de individuele arbeidsovereenkomst kunnen werkgever en werknemer een kortere termijn afspreken.

  • 2. Aard van het dienstverband

    In de individuele arbeidsovereenkomst staat of een dienstverband is aangegaan voor bepaalde of onbepaalde tijd. Als deze vermelding ontbreekt, is het dienstverband voor onbepaalde tijd aangegaan.

  • 3. Dienstverband voor bepaalde tijd

    Een dienstverband voor bepaalde tijd wordt alleen aangegaan:

    • a. voor werkzaamheden van kennelijk tijdelijke aard (projecten);

    • b. voor vervanging wegens langdurige ziekte/arbeidsongeschiktheid;

    • c. voor het verwerven van specifieke opleidingskwalificaties die nodig zijn voor het aansluitend aangaan van een dienstverband voor onbepaalde tijd.

    Voor het aangaan en voortzetten van een dienstverband voor bepaalde tijd, gelden de bepalingen van de artikelen 7:667 en 7:668 en 7:668a BW.

Artikel 6 – Arbeidsduur en werktijden

  • 1. Normale arbeidsduur

    • a. De normale arbeidsduur is bij een voltijd dienstverband 160 uur per periode van vier weken, dat is gemiddeld 40 uur per week.

    • b. Bij die 160 uur hoort ieder uur waarop je arbeid verricht, net als vakantieverlof, verlof op doordeweekse feestdagen, doorbetaald buitengewoon verlof, afwezigheid wegens ziekte, arbeidsongeschiktheid, verlof op basis van de wet arbeid en zorg, opgenomen tijdcompensatie, roostervrije diensten, brugnacht (artikel 6 lid 5 sub g) en scholing indien als dienst gepland.

  • 2. Incidentele overschrijdingen van de arbeidstijden

    Je werkt ook buiten de geldende werktijdenregeling. De werkgever moet dan wel de wettelijke voorschriften, de bepalingen van deze cao en de redelijkheid volgen. Een incidentele overschrijding van de geplande dagelijkse arbeidsduur van een half uur of minder wordt gerekend tot de normale arbeidsduur.

  • 3. Aanpassing arbeidsduur

    Je kunt de werkgever vragen de arbeidsduur aan te passen. De werkgever voldoet aan dit verzoek, behalve als er sprake is van een zwaarwegend bedrijfsbelang.

  • 4. Ouderenbeleid

    Ben je 55 jaar of ouder, dan krijg je, als het bedrijfsbelang dat toelaat, zoveel mogelijk gelegenheid om taken en werktijden aan te passen aan de individuele omstandigheden.

    Je kunt maximaal 5 jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd vrijwillig aanspraak maken op 23 extra seniorendagen per jaar. Je neemt deze gelijkmatig verdeeld over het jaar op in overleg met de werkgever. Je salaris wordt dan aangepast naar 90% van je geldende periodesalaris.

  • 5. Kaders inzake arbeidsduur en werktijden voor uitvoerende medewerkers

    Voor uitvoerende medewerkers gelden de volgende kaders voor (gemiddelde) arbeidsduur en de werktijden:

    • a. Planning arbeidstijd en vrije tijd

      • 1. De harde planning loopt van vrijdagavond 18.00 uur tot en met de volgende week maandagochtend 07.00 uur (10 dagen).

      • 2. De werkgever geeft je uiterlijk op donderdag, voor de harde week, de planning van jouw arbeidstijden. Daarnaast geeft de werkgever een voorlopige planning met een duur van 28 dagen. De werkgever houdt bij de planning en inzetpatronen zoveel mogelijk rekening met jouw wensen.

      • 3. Bij wijziging van een hele dienst ten opzichte van de harde planning ontvang je een vergoeding volgens artikel 8 lid 4.

      • 4. Je vraagt ten minste 28 dagen van tevoren verlof aan bij de werkgever.

      • 5. Je neemt vrijetijdsaanspraken op binnen zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar, waarin deze vrijetijdsaanspraken zijn toegekend en/of opgebouwd.

      Alleen in bijzondere individuele omstandigheden wordt hiervan afgeweken.

    • b. Verdeling arbeidstijd en vrije tijd

      • 1. Gemiddeld patroon arbeidstijd/vrije tijd

        Per periode van 26 weken heb je per week gemiddeld 2 vrije dagen. Deze dagen kunnen op elke dag van de week vallen. Roostervrije diensten en tijdcompensaties kunnen op alle dagen van de week vallen, dus ook op zaterdag en zondag.

      • 2. Roostervrije diensten

        Je hebt recht op 23 roostervrije diensten bij een voltijd dienstverband. Bij het begin van periode 1 krijg je een voorschot op deze diensten. Voor de planning van een roostervrije dienst gelden dezelfde regels voor rusttijden als voor een dienst waarop wordt gewerkt. Dit betekent dat één roostervrije dienst leidt tot een vrije periode tussen twee diensten van minimaal 28 uur. Deze roostervrije diensten worden door de werkgever ingeroosterd. Zo mogelijk houdt de werkgever rekening met jouw wensen.

        Je mag gedurende de looptijd van deze cao op jaarbasis 5 roostervrije diensten zelf inroosteren in hele of halve diensten na overleg met de werkgever.

        In afwijking van het bepaalde in artikel 6 lid 5 sub a kan de werkgever per kwartaal één roostervrije dienst vaststellen daags voordat de nieuwe dag- of nachtdienst volgens de oorspronkelijke planning zou aanvangen. Dit kan de werkgever doen zonder betaling van het bedrag volgens artikel 8 lid 4. Als de werkgever geen gebruik maakt van deze mogelijkheid, zal deze roostervrije dienst in het volgende kwartaal kunnen worden ingeroosterd.

        Een ingeplande roostervrije dienst vervalt tijdens ziekte/arbeidsongeschiktheid. Bij ziekte/arbeidsongeschiktheid worden voor de nieuwe harde planning geen roostervrije diensten ingepland, met uitzondering van collectieve sluitingen. Na een ononderbroken ziekte/arbeidsongeschiktheid van 30 werkdagen vervalt (bij een voltijd dienstverband) het recht op één roostervrije dienst. Na elke direct daarop aansluitende periode van ononderbroken ziekte/arbeidsongeschiktheid van 10 werkdagen vervalt steeds één roostervrije dienst.

        Bij een deeltijd dienstverband en bij in- of uitdiensttreding gedurende het jaar wordt het recht op roostervrije diensten naar rato toegekend.

    • c. Collectieve sluiting

      De werkgever kan na instemming van de OR besluiten tot een gehele of gedeeltelijke collectieve sluiting van het bedrijf gedurende één of meer dagen.

      Als je aan het einde van periode 13 onvoldoende roostervrije diensten hebt voor invulling van een collectieve sluiting kan de werkgever andere door jou opgebouwde of ter beschikking staande vrijetijdsaanspraken voor een collectieve sluiting gebruiken. In laatste instantie kan de werkgever hiervoor op jaarbasis jouw bovenwettelijke vakantiedagen gebruiken.

    • d. Arbeid op zondag of in het weekend

      • 1. Werktijd

        • De werkgever kan je verplichten op alle dagen van de week te werken.

        • Een dienst, die op zondag tussen 22.00 uur en 24.00 uur start, geldt als arbeid op zondag in de zin van de Arbeidstijdenwet.

      • 2. Vrije zondagen

        • Je hebt recht op 17 vrije zondagen. Hiervan zijn er 13 in te zetten en te plannen door jou en 4 door de werkgever.

        • Je hebt het recht de 17 vrije zondagen uit te breiden met een aansluitende vrije dag. Wanneer je op verzoek van de werkgever op een geplande vrije dag werkt, dan mag je deze dag alsnog inplannen als vrije dag.

        • De vrije zondag leidt tot een vrije periode tussen twee diensten van 28 uur.

        • Uitbreiding van de vrije zondag met een aansluitende dag geeft in totaal recht op een vrije periode tussen twee diensten van 52 uur.

        • Een vrije periode begint altijd tussen 18.00 uur en 24.00 uur de dag ervoor.

        • Als je geen vrije zondagen inzet en inplant, kan de werkgever deze dagen na overleg met jou inplannen.

    • e. Lengte arbeidsduur per dienst

      De minimale dienstlengte is 8 uur. Binnen deze dienst kan er ook gereisd worden. Over de reisuren buiten het doordeweekse dagvenster is onregelmatigheidstoeslag verschuldigd.

    • f. Geplande 12-uursdiensten

      • 1. In afwijking op het bepaalde in artikel 6 lid 5 sub e kan de werkgever jou verzoeken te werken in een geplande dienst van 12 uur inclusief rust en pauze. Je bent niet verplicht te voldoen aan dit verzoek.

      • 2. Het maximum aantal 12-uursdiensten per medewerker is 20 per jaar.

      • 3. Je ontvangt op de geplande arbeidsuren van een 12-uursdienst een extra toeslag volgens het bepaalde in artikel 8, lid 1 sub c.

    • g. Nachtdiensten

      Voor nachtdiensten geldt de Arbeidstijdenwet. In bijlage 7 vind je de regels voor nachtdiensten.

      In aanvulling hierop geldt het volgende:

      • Een reeks nachtdiensten beslaat ten hoogste 5 achtereenvolgende nachtdiensten. Als je instemt met een verzoek van de werkgever om deze reeks te verlengen met een 6e en 7e nacht, gelden extra vergoedingen volgens artikel 8 lid 8.

      • De werkgever zorgt ervoor dat er geen onderbreking binnen een reeks van nachtdiensten wordt gepland. Als binnen de harde planning een tussenliggende nachtdienst in een reeks van nachtdiensten vervalt, wordt deze dienst beschouwd als een brugnacht en als nachtdienst meegeteld voor het maximale aantal diensten per 13 weken.

      • Op een vakantiedag volgens artikel 9 lid 1 volgt geen aansluitende nachtdienst.

    • h. Gebroken diensten

      De werkgever plant geen gebroken diensten.

    • i. Pauze

      Diensten met een arbeidstijd van meer dan 5,5 uur worden onderbroken door een pauze van een half uur, eventueel op te splitsen in twee pauzes van een kwartier.

    • j. Rust na diensten

      Nachtdiensten:

      • de minimale rust na een nachtdienst die eindigt na 02.00 uur is 14 uur.

      Overige diensten:

      • na een dienst volgt een rusttijd van 11 uur; voor de rusttijd na een reeks van nachtdiensten kunnen de vrije dagen (de gemiddelde 2 per week, ex. artikel 6 lid 5 sub b 1) of vervangende vrije dagen worden ingepland;

      • roostervrije diensten en tijdcompensaties worden niet ingepland in de rusttijd na een reeks van nachtdiensten.

    • k. Reisuren

      Reguliere diensten:

      • werk je op wisselende plaatsen, dan gelden reisuren (van woning naar werk en terug) als arbeidstijd. Werkgever en medewerkers bepalen de benodigde reisuren samen naar redelijkheid, uitgaand van een zo efficiënt mogelijk middel van vervoer. De vergoeding van reisuren is vastgelegd in artikel 8 lid 7.

      Bereikbaarheidsdienst:

      • reisuren als gevolg van een oproep tijdens bereikbaarheidsdienst als bedoeld in artikel 8 lid 3, gelden volledig als arbeidstijd.

    • l. Bereikbaarheidsdiensten

      In het streven naar een stabiele jaarplanning spant de werkgever zich in om storingsherstel waar mogelijk uit te laten voeren in geplande diensten. Als een vorm van bereikbaarheidsdienst wordt gekozen, zijn vier modellen mogelijk, of een combinatie van deze vier modellen, die in overleg met de Ondernemingsraad binnen de organisatie of delen van de organisatie kunnen worden ingevoerd.

      De vier modellen zijn:

      • 1. Bereikbaarheid buiten het dagdienstvenster met gepland werk overdag

        • Rooster met dagdiensten van maandag tot en met vrijdag en zaterdag en zondag vrij.

        • Bereikbaarheid buiten de doordeweekse dagdiensturen en op zondagen/in het weekend.

        • Een bepaalde periode achtereen (in de regel 7 dagen).

      • 2. Bereikbaarheid thuis

        • Er wordt geen werk gepland.

        • Bereikbaarheid beslaat 13 uur per etmaal.

        • Bereikbaarheidsdiensten worden ingepland binnen twee tijdvakken: vroeg/dag en avond/nacht, waarbij een overlap van 2 uur per etmaal bestaat.

      • 3. Permanente aanwezigheid

        • Medewerkers zijn gepland aanwezig ten behoeve van storingsherstel.

      • 4. Semipermanente aanwezigheid

        • Medewerkers zijn gepland voor werk en aanwezig.

        • Buiten geplande werk en aanwezigheid is er vooraf of aansluitend bereikbaarheidsdienst gepland.

    Bij de modellen vermeld onder 3 en 4 zal minimaal het Wettelijk minimumloon worden betaald.

    In overleg met de Ondernemingsraad kan een combinatie van voorgaande modellen met bijbehorende compensatieregeling worden overeengekomen.

    Algemene bepalingen ten aanzien van bereikbaarheidsdienst en oproep

    • Tijdens een bereikbaarheidsdienst, als bedoeld in artikel 8 lid 3, is volgens de bepalingen van de Arbeidstijdenwet 13 uur arbeidstijd toegestaan in een voortschrijdende periode van 24 uur. Deze arbeidstijd kan naast een al dan niet geplande dienst bestaan uit één of meer oproepdiensten. Een oproepdienst vangt aan buiten het tijdvenster van een geplande dienst of een nog lopende oproepdienst.

    • Om te waarborgen dat je voldoende onafgebroken rust geniet tijdens oproepdiensten, is het volgende bepaald:

      • als je oproepdienst vóór of op 23.00 uur is beëindigd, vindt je geplande dagdienst daarna normaal plaats;

      • als je oproepdienst aanvangt op of na 05.00 uur wordt je geplande dienst aansluitend verricht binnen de elders in dit artikel 6 gestelde kaders;

      • als je oproepdienst ligt tussen 23.00 en 05.00 uur en meer dan één uur in beslag neemt, wordt jouw mogelijk tekort aan nachtrust gecompenseerd door aanpassing van je geplande dagdienst:

        • na oproepdiensten met een eindtijd tot 02.00 uur vervalt het ochtenddeel van je geplande dagdienst;

        • na oproepdiensten met een eindtijd tot 05.00 uur vervalt je gehele geplande dagdienst;

        • als je als gevolg van een oproep tijdens je bereikbaarheidsdienst arbeid verricht en als gevolg daarvan minder uren werkt dan gepland, worden je geplande uren gerekend tot het totaal van 160 uur per periode.

      • als je tijdens je bereikbaarheidsdienst op zaterdag werkzaamheden moet verrichten, heb je recht op één vervangende vrije dag. Als je tijdens je bereikbaarheidsdienst op zondag werkzaamheden moet verrichten, heb je recht op één vervangende vrije dag. Als je tijdens je bereikbaarheidsdienst op zaterdag wordt opgeroepen en je werkzaamheden als gevolg van deze oproep eindigen op zondag, heb je recht op één vervangende vrije dag. Je kunt dus maximaal twee vervangende vrije dagen opbouwen tijdens een geheel weekend bereikbaarheidsdienst.

    • Bereikbaarheidsdienst telt mee bij de bepaling van het aantal diensten per periode met een maximum van 5 diensten (40 uur) per 7 dagen. Zodra in een periode van 7 dagen bereikbaarheidsdienst een aaneengesloten periode van 28 of 52 uur geen arbeid is verricht, zijn er 1 respectievelijk 2 rustdagen genoten. Als er geen rustdag wordt, respectievelijk geen rustdagen worden genoten, doordat er gedurende 6 of 7 dagen arbeid is verricht, ontstaat recht op 1 of 2 vervangende vrije dag(en). De vervangende vrije dag als gevolg van een oproepdienst op een vrije dag, telt wel mee in het aantal diensten per periode. Gewerkte uren in een oproepdienst worden gerekend tot het totaal van 160 uur per periode. Een bereikbaarheidsdienst in het weekend telt mee in de vaststelling van de telling van gewerkte zondagen/weekenden, ook als er geen oproep is en dus niet gewerkt is.

    • Met instemming van de Ondernemingsraad kunnen bovengenoemde tijdstippen en tijdvensters worden afgestemd op en aangepast aan begin- en eindtijden van de geldende dagdienst per onderdeel met inachtneming van de intentie: een garantie van voldoende onafgebroken rusttijd.

Artikel 7 – Functiegroepen en salarissysteem

  • 1. Algemeen

    • a. De functies van de medewerkers worden ingedeeld in functiegroepen 1 tot en met 8 volgens het functiewaarderingssysteem van ORBA. Dat gebeurt op basis van systematische vergelijking met de inhoud en rangordening van referentiefuncties, zoals die in bijlage 1 van deze cao zijn vermeld.

    • b. Bij elke functiegroep hoort een salarisschaal met een startsalaris en een eindsalaris. Voor medewerkers die in dienst waren voor ingang van de 6e salarisperiode 2005 geldt een salarisschaal in groep C. Voor medewerkers die in dienst waren op of na de ingang van de 6e salarisperiode 2005 geldt een salarisschaal in groep N. De groepen van salarisschalen C en N, inclusief inloopschalen, zijn opgenomen in bijlage 2.

    • c. De medewerker ontvangt schriftelijk mededeling van de functiegroep waarin zijn functie is ingedeeld, samen met de salarisschaal en het periodesalaris.

    • d. De bezwaarprocedure functie-indeling is opgenomen in bijlage 3.

  • 2. Indeling in salarisschaal

    Als je bij indiensttreding nog niet de voor de functie vereiste kundigheden en ervaring hebt, kun je maximaal twee jaar worden ingedeeld in een lagere salarisschaal of in een inlooptrede van de bij die functie behorende salarisschaal.

  • 3. Jaarlijkse bepaling individueel salarisniveau

    Het salaris wordt jaarlijks per periode 1 op basis van de beoordeling verhoogd. Bij normaal functioneren geldt een normperiodiek totdat het eindsalaris van de salarisschaal is bereikt. De individuele salarisstijging bij normaal functioneren bedraagt:

    • 3% van het startsalaris van een salarisschaal uit de groep C;

    • 3,15% van het startsalaris van een salarisschaal uit groep N.

    Bij een beoordeling onder de norm kan worden besloten je geen normperiodiek toe te kennen. De werkgever kan met behulp van een beoordelingssysteem onderscheid maken tussen medewerkers. Op grond daarvan kan de werkgever besluiten verschil te maken in de hoogte van de salarisaanpassing.

  • 4. Plaatsing in een lager ingedeelde functie

    Als je wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek wordt geplaatst in een lager ingedeelde functie, word je vanaf de daaropvolgende periode in de bijbehorende lagere salarisschaal ingedeeld. Je salaris wordt dan aangepast naar een vergelijkbare positie van de lagere salarisschaal.

  • 5. Bonusregeling, behorende bij groep van salarisschalen N

    Als je het maximum van de salarisschaal hebt bereikt, kun je in het jaar daarna een bonus krijgen. Daarvoor moet je het betreffende kalenderjaar onafgebroken in dienst van de werkgever zijn geweest en minimaal op ‘normniveau’ hebben gefunctioneerd. Met een individuele beoordeling stelt de werkgever daarna elk kalenderjaar opnieuw vast of je een bonus krijgt. De hoogte van de bonus is 0%, 5%, 10% of 15% van de som van 13 maal je bruto periodesalaris, zoals dat geldt in de 13e salarisperiode van een kalenderjaar. Je ontvangt de bonus tijdens de 13e salarisperiode. De bonus vormt geen grondslag voor toeslagen, er wordt geen vakantiegeld over berekend en de bonus telt niet mee in de opbouw van pensioen.

    Jaarlijks zal de ROR toetsen of binnen de bedrijfstak de toegekende totale bonuspercentages goed verdeeld zijn (in de indicatieve verhouding van 20%/50%/20%/10%). De Ondernemingsraden per onderneming worden hierover geïnformeerd.

Artikel 8 – Bijzondere beloningen

Uitvoerende medewerkers

  • 1. Arbeid buiten het doordeweekse dagvenster

    • a. Je ontvangt een toeslag als je werkt buiten het doordeweekse dagvenster. Deze toeslag bestaat uit een percentage van je uurloon, op basis van de volgende tabel.

      Dagen / uren

      07.00 – 20.00

      20.00 – 07.00

      Maandag tot en met vrijdag

      0%

      50%

      Zaterdag / zondag / feestdag

      75%

      100%

    • b. Als een dagdienst begint tussen 06.30 uur en 07.00 uur of eindigt tussen 20.00 uur en 20.30 uur, krijg je geen toeslag volgens tijdsvenster 20.00 uur – 07.00 uur.

    • c. Bij een geplande 12-uursdienst ontvang je een extra toeslag van 25% van je uurloon.

  • 2.

    • a. Meeruren

      Wanneer je per dienst langer werkt dan 9 uur, ontvang je voor de meeruren een toeslag van een percentage van je uurloon, op basis van de volgende tabel.

      Dagen

      Toeslag

      Van maandag 07.00 uur tot vrijdag 24.00 uur

      55%

      Zaterdag

      80%

      Zondag / feestdag

      110%

      Maandag 00.00 uur tot 07.00 uur

      110%

    • b. Betaling van de meerurentoeslag sluit de betaling van de toeslag als bedoeld in artikel 8 lid 1 sub a uit.

    • c. Als je meer dan 160 contracturen per periode werkt, krijg je de uren boven de 160 direct betaald tegen het geldende uurloon.

  • 3. Bereikbaarheidsdienst

    • a. Moet je buiten de voor jou geldende werktijden beschikbaar zijn om zo nodig te werken, dan ontvang je de volgende vergoeding per etmaal:

      Dagen

      Vergoeding

      Maandag tot en met vrijdag

      1 uur geldend uurloon

      Zaterdag

      1,5 uur geldend uurloon

      Zondag / feestdag

      2 uur geldend uurloon

      De vergoeding voor een volledige week (7 maal 24 uur) is 8,5 uur maal het uurloon.

    • b. Als je tijdens een bereikbaarheidsdienst wordt opgeroepen om te werken, ontvang je per opkomst een toeslag ter hoogte van 50% van je uurloon.

      Betaling van deze toeslag sluit de betaling van de toeslag als bedoeld in artikel 8 lid 1 uit. Als je door een oproep werkt op een dag waarop geen reguliere dienst is gepland, wordt in overleg met jou een vervangende vrije dag zonder bereikbaarheidsdienst ingeroosterd. De gewerkte uren worden in dit geval gerekend tot het totaal van 160 uur per periode.

      Reis- en arbeidsuren die niet samenvallen met de geplande dienst worden vergoed op basis van de volgende tabel.

      Dagen / toeslag per uur

      Toeslag

      Maandag tot en met vrijdag

      100%

      Zaterdag

      125%

      Zondag / feestdag

      155%

  • 4. Verschoven diensten

    Als binnen de harde planning hele diensten worden verschoven van dag- naar nachtritme of omgekeerd of van werken naar niet-werken of omgekeerd, ontvang je per verschoven dienst een bruto bedrag van € 15,00.

    In de volgende gevallen is de vergoeding niet van toepassing:

    • als een dag voor een geplande dienst een roostervrije dienst wordt vastgesteld, volgens artikel 6 lid 5 sub b2;

    • als de verschuiving gebeurt op jouw verzoek;

    • als je ziek bent;

    • als de wijziging het gevolg is van het uitvoeren van een oproepdienst als bedoeld in artikel 8 lid 3 sub b.

  • 5. Brugnacht

    Bij een brugnacht, zoals bedoeld in artikel 6 lid 5 sub g, worden de geplande uren meegeteld als contracturen. De brugnacht telt mee bij de bepaling van het aantal diensten per periode, zoals bedoeld in artikel 8 lid 9 en in de vaststelling van meer dan vijf aaneengesloten nachtdiensten volgens artikel 8 lid 8. Over deze brugnacht worden geen toeslagen gegeven.

  • 6. Tijdsparen

    • a. Je kunt in overleg met de werkgever een toeslag in geld, voortvloeiend uit artikel 8 lid 2 sub a, omzetten in een compensatie in tijd. Deze keuze wordt vooraf vastgelegd voor het gehele kalenderjaar.

    • b. Je krijgt meer mogelijkheden om vrije tijd te sparen voor de langere termijn, in het kader van duurzame inzetbaarheid. Je mag toeslagen van arbeid buiten het doordeweekse dagvenster (artikel 8 lid 1 sub a) omzetten in vrije tijd. Deze waarde komt in een tijdspaarbank.

    • c. Zolang er nog geen tijdspaarbank is ingericht, kun je geld sparen. Dit wordt op controleerbare wijze (bijvoorbeeld op de loonstrook) genoteerd. Zodra de tijdspaarbank is ingericht, wordt deze waarde naar de spaarbank overgeheveld. Zolang de tijdspaarbank niet is ingericht, wordt de waarde van het gespaarde geïndexeerd met de cao-verhogingen.

  • 7. Reisuren

    Jouw reisuren worden als volgt vergoed:

    • a. je eerste reisuur wordt niet vergoed, tenzij je met goedkeuring van de werkgever bestuurder bent van een voertuig met meer dan één inzittende;

    • b. het reisuurloon is je geldende uurloon;

    • c. voor reisuren binnen de acht uur dienstlengte, die buiten het doordeweekse dagvenster vallen, is onregelmatigheidstoeslag verschuldigd.

  • 8. Extra vergoeding bij meer dan vijf aaneengesloten nachtdiensten

    Wanneer er sprake is van zes nachtdiensten of meer wordt de toeslag van artikel 8 lid 1 aangevuld tot 110%. Een brugnacht telt mee in de vaststelling van aaneengesloten nachtdiensten.

  • 9. Vergoeding bij meer dan 20 diensten (extra dienst) per periode

    Als je 21 of meer diensten hebt in één periode, worden de uren van deze extra dienst(en) direct uitbetaald met een aanvulling van 30% van je uurloon. Deze uren tellen niet mee als contracturen.

    Onder een dienst wordt verstaan arbeid, verlof en doordeweekse feestdagen, afwezigheid wegens ziekte, zwangerschap en bevalling, opgenomen tijdcompensatie, roostervrije diensten, scholing die als dienst is gepland, een brugnacht als bedoeld in artikel 6 lid 5 sub g en een vervangende vrije dag (toegekend vanwege een op een vrije dag verrichte oproepdienst), op het moment dat deze wordt genoten. Een oproepdienst wordt niet beschouwd als dienst in de zin van dit artikel.

  • 10. Samenloop vergoedingen 6e nacht en extra diensten

    Wanneer de vergoedingen voor 6e nacht en extra diensten samenvallen, geldt:

    • a. 6e nacht: deze uren tellen mee in het aantal contracturen. Het totaal van de toeslagen van artikel 8 lid 1 wordt vermeerderd met de aanvulling 6enacht;

    • b. extra dienst: deze uren worden direct uitbetaald en vermeerderd met een aanvulling van 30% van het uurloon. Deze uren tellen niet mee in het aantal contracturen. De toeslag volgens artikel 8 lid 1 wordt aangevuld tot 100%;

    • c. 6e nacht/extra dienst: deze uren worden direct uitbetaald en vermeerderd met een aanvulling van 30% van het uurloon. Deze uren tellen niet mee in het aantal contracturen. De toeslagen volgens artikel 8 lid 1 worden verhoogd tot 110%.

Niet-uitvoerende medewerkers

  • 11. Meeruren niet-uitvoerende medewerkers en deeltijdmedewerkers

    • a. Meeruren niet-uitvoerende medewerkers

      Je gemaakte meeruren in opdracht van de werkgever worden in tijd gecompenseerd. In overleg met de Ondernemingsraad stelt de werkgever een overwerkregeling voor niet-uitvoerende medewerkers op.

    • b. Meeruren deeltijd medewerkers

      Wanneer je buiten je reguliere werktijden werkt, maar niet het aantal uren van een voltijd dienstverband overschrijdt, heb je voor deze uren dezelfde aanspraken als de voltijd medewerker. Structurele meeruren in opdracht van de werkgever worden gecompenseerd in tijd. Wanneer in overleg (een deel van) deze uren toch worden uitbetaald, houdt de werkgever tot de voltijdsuren per week rekening met toekenning van vakantiedagen, vakantietoeslag en pensioenaanspraken.

  • 12. Arbeid buiten het doordeweekse dagvenster

    Ben je niet-uitvoerende medewerker dan ontvang je in overleg met de werkgever een vast te stellen toeslag/vergoeding.

Artikel 9 – Vakantie

  • 1. Vakantierechten

    • a. Je hebt bij een volledig dienstverband per kalenderjaar recht op 20 wettelijke en 5 bovenwettelijke vakantiedagen. Als je deeltijd werkt, heb je recht op vakantiedagen naar rato van het aantal uren van je dienstverband.

    • b. Ben je 50 jaar of ouder dan gelden de volgende rechten bij een volledig dienstverband met ingang van de periode waarin je deze leeftijd bereikt:

      Leeftijd

      Wettelijke vakantiedagen

      Bovenwettelijke vakantiedagen

      Totaal aantal vakantiedagen

      50 tot en met 54 jaar

      20

      8

      28

      55 jaar en ouder

      20

      10

      30

    • c. Als je vakantie opneemt dan ontvang je 100% van je salaris aangevuld met 100% van het gemiddelde van de verdiende toeslagen van het voorgaande jaar.

  • 2. Berekening vakantierechten

    Je vakantierechten worden naar boven afgerond op 4 of 8 uur (halve of hele dagen).

  • 4. Opnemen vakantierechten

    • a. Je mag in de periode van 1 juli tot en met 31 augustus 15 dagen aaneengesloten (inclusief 4 weekenden) vakantie opnemen.

    • b. De werkgever stelt de vrij opneembare vakantie vast volgens jouw wensen, voor zover de continuïteit van het bedrijfsproces dit toelaat.

    • c. De werkgever stelt je zoveel mogelijk in de gelegenheid je vakantierechten op te nemen in het jaar waarin zij worden verworven. Daarbij neemt de werkgever artikel 6, lid 5 sub a, 5 in acht (verplichte opname van vrijetijdsaanspraken, opgebouwd in enig kalenderjaar).

  • 5. Vakantie bij einde dienstverband

    Bij het eindigen van je arbeidsovereenkomst krijg je de gelegenheid je opgebouwde vakantiedagen op te nemen. Deze vakantierechten mogen alleen met toestemming van de werkgever onderdeel uitmaken van de opzeggingstermijn.

Artikel 10 – Buitengewoon verlof

  • 1. Doorbetaald verlof

    Je kunt in de volgende gevallen doorbetaald verlof opnemen, mits je de gebeurtenis bijwoont en die op een ingeroosterde dag plaatsvindt:

    Gebeurtenis

    Duur

    Huwelijk / geregistreerd partnerschap van de medewerker

    2 dagen

    Huwelijk / geregistreerd partnerschap van ouder, schoonouder, stief- of pleegouder, broer, zwager, zuster, schoonzuster, (stief- of pleeg)kind of kleinkind

    1 dag

    Bevalling van je partner/ van wie je het kind erkent / adoptie

    Eenmaal aantal werkuren per week

    Overlijden van je partner, een (stief- of pleeg-)kind

    4 dagen

    Overlijden van een (stief)ouder, schoonouder, broer of zus

    2 dagen

    Overlijden van een grootouder, grootouder van de partner, kleinkind, schoonzus, zwager, schoonzoon, schoondochter

    1 dag

    Jouw 25-, 40- of 50-jarig huwelijksfeest

    1 dag

    25-, 40-, 50- of 60-jarig huwelijksfeest van (stief)ouders of schoonouders

    1 dag

    Ondertrouw, voldoen aan wettelijke verplichtingen en persoonlijke verplichtingen ontstaan buiten jouw schuld en waarvoor geen

    vergoeding wordt verstrekt

    De benodigde tijd, voor zover dit niet buiten de werktijd kan plaatsvinden en omzetting van dienst niet mogelijk is

    Uitoefenen van het kiesrecht

    De benodigde tijd, voor zover dit niet buiten werktijd kan plaatsvinden, maximaal 2 uur

       

    Medisch/arbeidsgezondheidskundig onderzoek

    Maximaal 2 uur

    Bezoek aan huisarts, tandarts of specialist op verwijzing, zo mogelijk wordt van dit bezoek bewijs geleverd

    Voor zover dit niet buiten werktijd kan plaatsvinden:

    maximaal 3 uur

    Je informeert je leidinggevende hierover zo vroeg mogelijk.

  • 2. Verlof op basis van de wet arbeid en zorg

    Op de website van de rijksoverheid staan de verschillende soorten verlof op basis van de wet arbeid en zorg. Als je gebruik maakt van ouderschapsverlof, betalen zowel de werkgever als jij jullie deel van de premie voor pensioen.

Artikel 11 – Feestdagen

  • 1. Feestdagen

    Onder feestdagen worden in deze cao verstaan: Nieuwjaarsdag, 1e en 2e paasdag, Koningsdag, Hemelvaartsdag, 1e en 2e pinksterdag, 1e en 2e kerstdag en in het lustrumjaar ook 5 mei. Jij en je werkgever stemmen jouw inzet op feestdagen af.

  • 2. Betaling feestdagen

    Feestdagen die vallen op zaterdag of zondag behoren tot de gemiddeld 8 rustdagen per periode. Feestdagen, die vallen op een doordeweekse dag, zijn doorbetaalde feestdagen.

    Als je op een feestdag werkt, geldt de volgende regeling voor de betaling:

    • a. Als de feestdag op zaterdag of zondag valt, betaalt je werkgever je salaris uit plus de voor een feestdag geldende toeslag volgens de tabel in artikel 8 lid 1. Je krijgt geen extra vervangende feest- of rustdag.

    • b. Als de feestdag niet op zaterdag of zondag valt, krijg je een doorbetaalde vervangende vrije dag en betaalt je werkgever het salaris uit plus de voor een feestdag geldende toeslag volgens de tabel in artikel 8 lid 1. Je werkgever boekt de vervangende vrije dag bij vakantierechten.

    • c. Het verrichten van arbeid op een doordeweekse feestdag wordt als zodanig aangemerkt, wanneer meer dan de helft van je dienst op de feestdag valt.

    • d. De regeling hierboven vermeld in leden a tot en met c geldt niet voor een geplande bereikbaarheidsdienst en/of oproep.

Artikel 12 – Vakantietoeslagjaar en vakantietoeslag

  • 1. Vakantietoeslagjaar

    Het vakantietoeslagjaar loopt vanaf de 5e salarisperiode van een kalenderjaar tot en met de 4e salarisperiode van het daaropvolgende kalenderjaar.

  • 2. Vakantietoeslag

    De vakantietoeslag bedraagt 8% over de som van het periode-inkomen als bedoeld in artikel 1 lid l, dat je hebt ontvangen gedurende het vakantietoeslagjaar. Je werkgever betaalt de vakantietoeslag direct uit na afloop van het vakantietoeslagjaar, samen met het periodesalaris van de 5e salarisperiode.

    E.e.a. onverminderd het bepaalde in artikel 16, tweede lid van de Wet Minimumloon en Minimumvakantietoeslag.

Artikel 13 - Ziekte/arbeidsongeschiktheid

  • 1. Algemeen

    Als je door ziekte je werk niet kunt doen, gelden de bepalingen van artikelen 7:629 en 7:660a van het burgerlijk wetboek en de Wet Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA).

  • 2. Eerste 104 weken van ziekte

    Als je ziek bent, ontvang je de eerste 104 weken de wettelijke loondoorbetaling van 70% van je periodesalaris, tot maximaal het voor jou geldende maximum dagloon. Daar bovenop ontvang je gedurende de eerste 52 weken van ziekte een aanvulling tot 100% van je periodesalaris en een aanvulling ter hoogte van 80% van de toeslagen in geld die je gemiddeld per periode hebt ontvangen in de periode van het jaar, direct voorafgaand aan de datum van ziekte.

    Als je na 52 weken nog ziek bent, ontvang je gedurende de tweede 52 weken van ziekte een aanvulling tot 80% van je periodesalaris en een aanvulling ter hoogte van 80% van de toeslagen in geld die je gemiddeld per periode hebt ontvangen in de periode van het jaar, direct voorafgaand aan de datum van ziekte.

    Ter verduidelijking is bovenstaande tekst weergegeven in een tabel.

    Periode

    Loondoor-betaling

    Aanvulling

    Toeslagen

    1e ziektedag tot maximaal 52 weken

    70%

    tot 100%

    80%

    2e ziektejaar tot maximaal 104 weken

    70%

    tot 80%

    80%

    Je periodesalaris is het periodesalaris dat je verdiend zou hebben als je niet ziek zou zijn geweest. Je houdt je aan de ziekteverzuimvoorschriften van je werkgever en spant je samen met je werkgever in om in- of externe re-integratie mogelijk te maken.

    Als je actief deelneemt aan je re-integratieproces zal de werkgever je periodesalaris aanvullen tot 100% over de uren, waarin je daadwerkelijk arbeid verricht.

  • 3. Na de eerste 104 weken van ziekte

    Als je langer dan 104 weken ziek bent, gelden voor jou de bepalingen van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) en de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (WGA). Na 88 weken ziekte dien je bij het UWV een uitkering aan te vragen. Je werkgever kan je hierbij behulpzaam zijn. Je wordt dan gekeurd door het UWV en de arts en arbeidsdeskundige van het UWV bepalen je eventuele mate van arbeidsongeschiktheid. Het percentage arbeidsongeschiktheid zegt welk soort werk je nog kunt doen en wat dat betekent voor je restverdiencapaciteit. Op basis van de beslissing van het UWV maak je met je werkgever afspraken over je dienstverband en inkomen.

  • 4. Sancties

    • a. Je werkgever heeft het recht de in artikel 13 lid 2 bedoelde loondoorbetaling en aanvullingen te weigeren als je:

      • door opzet arbeidsongeschikt bent geworden;

      • arbeidsongeschikt bent geworden als gevolg van een gebrek waarover je in het kader van een aanstelling dan wel aanstellingskeuring valse of onvolledige informatie hebt verstrekt en waardoor de toetsing van de voor de functie gestelde belastbaarheidseisen niet juist kon worden uitgevoerd;

      • voor de tijd gedurende dat je je genezing hebt belemmerd of vertraagd;

      • voor de tijd gedurende dat je zonder deugdelijke grond geen passend werk verricht.

    • b. Als je je niet houdt aan de voor jou geldende regels en aanwijzingen bij ziekte (controlevoorschriften) heeft je werkgever het recht je loondoorbetaling en aanvullingen op te schorten.

    • c. Je werkgever heeft het recht je aanvullingen te weigeren als je:

      • weigert medewerking te verlenen aan een door de werkgever gevraagde second opinion;

      • weigert gebruik te maken van voorhanden zijnde veiligheidsmiddelen dan wel de voorschriften met betrekking tot veiligheid en gezondheid overtreedt;

      • misbruik maakt van de voorzieningen.

Artikel 15 – Arbocatalogus en veiligheid

  • 1. TCVT-certificaat van vakbekwaamheid

    Bij hijswerkzaamheden met een belasting van 10 tonmeter of meer, dient de machinist in het bezit te zijn van de door de Arbowet voorgeschreven papieren.

  • 2. Arbocatalogus

    De Arbocatalogus voor de Railinfrastructuur is van toepassing op alle werkgevers en (inhuur)medewerkers vallend onder de werkingssfeer van deze cao. In de Arbocatalogus staan de door werkgevers en werknemersorganisaties gemaakte afspraken over de wijze waarop binnen de sector invulling wordt gegeven aan de door de overheid gestelde doelvoorschriften om gezond en veilig te werken. De in de Arbocatalogus opgenomen voorschriften zijn getoetst door de Nederlandse Arbeidsinspectie, zij ziet ook toe op handhaving. De werkgever en jij zijn verplicht de regels ten aanzien van arbeidsomstandigheden en veiligheid, op grond van de Arbowet- en regelgeving en de branchespecifieke uitgangspunten uit te voeren.

    Voor een borging van de veiligheids- en gezondheidsvoorschriften is door sociale partners de ‘Stichting Arbeidsomstandigheden en Spoorwegveiligheid’ (SAS) opgericht. De SAS is op 28 december 2018 gefuseerd met de stichting railAlert en ondergebracht in de werkkamer Arbo. De Arbocatalogus wordt beheerd door deze werkkamer en is te vinden op railAlert.nl.

  • 3. Veiligheid

    • a. De werkgever verstrekt de noodzakelijke werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen.

    • b. Het digitaal veiligheidspaspoort is voor iedere medewerker (in dienst of via inhuur werkzaam binnen de werkingssfeer zoals bedoeld in artikel 1 lid c) verplicht. Dit paspoort wordt ingezet om te bewaken dat mensen niet aansluitend voor verschillende werkgevers diensten vervullen.

Artikel 16 – Kostenvergoedingen en bedrijfsregelingen

  • 1. Vergoedingsregelingen

    Als je kosten maakt voor het werk, krijg je deze vergoed. De werkgever stelt hiervoor samen met de Ondernemingsraad regelingen vast.

  • 2. Zorgverzekering

    • a. De werkgever streeft ernaar een collectieve zorgverzekering af te sluiten. Je kunt hier vrijwillig aan deelnemen. Je betaalt de premie aan de verzekeraar.

    • b. Bij re-integratie vergoedt de werkgever de kosten voor bijvoorbeeld fysiotherapie en psychologische begeleiding wanneer deze kosten niet gedekt worden door jouw verzekering.

  • 3. Maaltijdvergoeding

    Als een dienst langer duurt dan 9 uur en 3 kwartier en hierbinnen een avondmaaltijd valt, ontvang je een maaltijdvergoeding van € 15,00. Het kan ook zijn dat de werkgever voor een gevarieerde en verantwoorde maaltijd zorgt.

  • 4. Studiekosten

    • a. De werkgever betaalt opleidingen voor veilig werken en ontwikkeling en onderhoud van jouw vakbekwaamheid.

    • b. Als je een opleiding volgt die gericht is op een bredere inzetbaarheid die ook in het belang van de werkgever is, maak je vooraf met je werkgever afspraken over een eventuele vergoeding.

    • c. De werkgever bepaalt samen met de Ondernemingsraad een regeling voor studiekosten en -faciliteiten, inclusief een terugbetalingsregeling.

  • 5. Ongevallenverzekering

    De werkgever heeft een collectieve ongevallenverzekering afgesloten.

    De uitkering is als volgt:

    • bij overlijden: één keer jouw jaarsalaris met een minimum van bruto € 34.034,00;

    • bij blijvende invaliditeit: twee keer jouw jaarsalaris met een minimum van bruto € 68.068,00.

    Informatie over deze verzekering is beschikbaar bij de werkgever.

  • 6. Jubileumuitkering

    Je ontvangt bij 25-jarig of 40-jarig jubileum een netto extra geldbedrag volgens de fiscale wet- en regelgeving.

  • 7. Grensoverschrijdend gedrag

    De werkgever bepaalt samen met de Ondernemingsraad een regeling die tenminste voorziet in het aanstellen van minimaal één vertrouwenspersoon en het instellen van een klachtencommissie.

  • 9. Kilometervergoeding

    Voor een dienstreis met de eigen auto ontvang je een vergoeding van € 0,30 per kilometer, rekening houdend met fiscale wet- en regelgeving.

Artikel 17 – Faciliteiten ten behoeve van werknemersorganisaties

  • 2. Vakbondsverlof

    Je krijgt verlof voor de volgende activiteiten van jouw werknemersorganisatie:

    • a. als officieel afgevaardigde deelnemen aan bijeenkomsten van bondscongres, bondsraad, districtsvergaderingen en bedrijfsconferenties of aan overleg met een werkgever over collectieve kwesties;

    • b. deelnemen aan een door de werknemersorganisatie georganiseerde scholingsbijeenkomst. Dit gebeurt in overleg, op basis van een jaarplanning die de werknemersorganisatie schriftelijk en tijdig naar de werkgever stuurt.

  • 4. Vakbondscontributie

    Je kunt aan het einde van elk kalenderjaar de betaalde vakbondscontributie fiscaal met je salaris laten verrekenen.

Artikel 19 – Uitleg van de cao

  • 1. Algemeen

    De uitleg van deze cao berust bij partijen.

Artikel 21 – Dispensatieverzoek, nalevingsonderzoek en werkingssfeeronderzoek

Partijen mogen, zo nodig met nadere voorwaarden, afwijken van deze cao.

Dispensatieverzoek

Met een dispensatieverzoek vraagt een partij vrijstelling van één of meer bepalingen van deze cao. Een partij moet zo’n verzoek minimaal 14 dagen voor het begin van de afwijking schriftelijk indienen. Aan het verzoek wordt voldaan als partijen het eens zijn. De Commissie Dispensatie mag hierover een besluit nemen. De procedure, bevoegdheden en werkwijze van de Commissie Dispensatie zijn vastgelegd in het Reglement Dispensatie. Een dispensatieverzoek kan worden ingediend bij Bouwend Nederland, Vakgroep Railinfrastructuur (Postbus 340, 2700 AH Zoetermeer).

Nalevingsonderzoek

Met een nalevingsonderzoek wordt bekeken of de werkgever de bepalingen van de cao naleeft. De werkgever moet altijd meewerken aan een nalevingsonderzoek. Wanneer de werkgever de cao niet naleeft, kan een schadevergoeding worden gevraagd voor de kosten van het onderzoek, gevoerde procedures en geleden (imago)schade. De Commissie Naleving houdt toezicht op de nalevingsonderzoeken en mag uitspraken doen over de nalevingsonderzoeken. De procedure, bevoegdheden en werkwijze van de Commissie Naleving zijn vastgelegd in het Reglement Naleving. Een verzoek tot nalevingsonderzoek wordt schriftelijk ingediend bij Bouwend Nederland, Vakgroep Railinfrastructuur (Postbus 340, 2700 AH Zoetermeer).

Werkingssfeeronderzoek

Met een werkingssfeeronderzoek wordt bekeken of de werkzaamheden van (afdelingen van) een onderneming vallen binnen de werkingssfeer van de cao Railinfrastructuur. De Commissie Werkingssfeer houdt toezicht op de werkingssfeeronderzoeken en mag uitspraken doen over de werkingssfeeronderzoeken.

De procedure, bevoegdheden en werkwijze van de Commissie Werkingssfeer zijn vastgelegd in het Reglement Werkingssfeer. Een verzoek tot een werkingssfeeronderzoek wordt schriftelijk ingediend bij Bouwend Nederland, Vakgroep Railinfrastructuur (Postbus 340, 2700 AH Zoetermeer).

Branches en sectoren mogen alleen van de cao afwijken als beide partijen het eens zijn over deze afwijking.

BIJLAGE 1 – FUNCTIEGROEPEN RAILINFRASTRUCTUUR

De werkgever deelt de functies, vallend onder deze cao, in in de functiegroepen 1 tot en met 8.

Groep

Referentiefunctie (uitvoerend)

1

2

3

4

5

6

7

8

Chauffeur (zwaar transport)

     

X

       

Hoofdmonteur (werktuigbouwkundig)

     

X

       

Hoofdmonteur elektro/installatietechniek)

       

X

     

Kabelwerker

X

             

Leider werkplekbeveiliging

     

X

       

Machinist

     

X

       

Monteur (werktuigbouwkundig)

 

X

           

Monteur (elektro/installatietechniek)

     

X

       

Technicus

         

X

   

Groep

Referentiefunctie (niet-uitvoerend)

1

2

3

4

5

6

7

8

Administratief medewerker

     

X

       

Calculator

           

X

 

Hoofduitvoerder

             

X

Inkoper

             

X

KAM-coördinator

           

X

 

Maatvoerder

           

X

 

Magazijnbeheerder/logistiek medewerker

     

X

       

Medewerker interne dienst

 

X

           

Netwerkbeheerder

           

X

 

Ontwerper

             

X

Onderhoudstechnicus

           

X

 

Personeelsadviseur

             

X

Planner

         

X

   

Projectvoorbereider/projectorganisator

           

X

 

Salarisadministrateur

           

X

 

Telefoniste/receptioniste

   

X

         

Uitvoerder

           

X

 

Werkenadministrateur/projectadministrateur

         

X

   

Werkplekbeveiliger

           

X

 

Werkvoorbereider

           

X

 

Afhankelijk van kennis, ervaring en bewezen functievolwassenheid wordt een functie eventueel als junior, medior of senior gewaardeerd. De genoemde groep in het referentieraster moet als mediorniveau (vakvolwassen) gelezen worden.

Nota bene:

Aan dit referentieraster kunnen geen rechten worden ontleend op basis van verwijzing van functienamen. De feitelijke inhoud van de functie bepaalt uiteindelijk het niveau van de functiegroep en functiegroepindeling.

Bij elke functiegroep hoort een salarisschaal, vermeld in bijlage 2 van deze cao.

BIJLAGE 2 – SALARISSCHALEN EN SALARISONTWIKKELING

De periodesalarissen in de tabellen zijn bindend, de uurlonen zijn een indicatie en afgeleid van de periodesalarissen.

Salarisschalen Railinfrastructuur (40-urige werkweek): berekening uitgaande van 260 werkdagen.

Per periode 1 van 2024, inclusief 6,25% cao-verhoging (bedragen in €)

per periode

per uur

norm

salarisschaal

startsalaris

eindsalaris

98,5% ivm rvd

startsalaris

eindsalaris

periodiek

C1

2.240,00

2.765,73

2.724,24

14,00

17,29

67,20

C2

2.240,00

2.932,99

2.888,99

14,00

18,33

67,20

C3

2.403,94

3.219,11

3.170,82

15,02

20,12

72,12

C4

2.602,22

3.486,29

3.434,00

16,26

21,79

78,07

C5

2.694,56

3.745,93

3.689,74

16,84

23,41

80,84

C6

2.876,22

4.083,50

4.022,24

17,98

25,52

86,29

C7

3.324,30

4.691,31

4.620,94

20,78

29,32

99,73

C8

3.824,65

5.493,62

5.411,22

23,90

34,34

114,74

Salarisschalen nieuw personeel in dienst getreden na periode 6 van 2005

per periode

per uur

norm

salarisschaal

startsalaris

eindsalaris

98,5% ivm rvd

startsalaris

eindsalaris

periodiek

N1

2.240,00

2.489,13

2.451,79

14,00

15,56

67,20

N2

2.240,00

2.639,70

2.600,11

14,00

16,50

67,20

N3

2.283,75

2.897,20

2.853,75

14,27

18,11

68,51

N4

2.472,12

3.137,64

3.090,57

15,45

19,61

74,16

N5

2.559,83

3.371,32

3.320,75

16,00

21,07

76,79

N6

2.732,40

3.675,15

3.620,02

17,08

22,97

81,97

N7

3.158,08

4.222,17

4.158,84

19,74

26,39

94,74

N8

3.633,41

4.944,27

4.870,10

22,71

30,90

109,00

Per periode 1 van 2025, inclusief 2,25% cao-verhoging (bedragen in €)

per periode

per uur

norm

salarisschaal

startsalaris

eindsalaris

98,5% ivm rvd

startsalaris

eindsalaris

periodiek

C1

2.240,00

2.827,96

2.785,54

14,00

17,67

67,20

C2

2.240,00

2.998,98

2.954,00

14,00

18,74

67,20

C3

2.458,02

3.291,54

3.242,17

15,36

20,57

73,74

C4

2.660,77

3.564,73

3.511,26

16,63

22,28

79,82

C5

2.755,18

3.830,21

3.772,76

17,22

23,94

82,66

C6

2.940,94

4.175,37

4.112,74

18,38

26,10

88,23

C7

3.399,10

4.796,86

4.724,91

21,24

29,98

101,97

C8

3.910,70

5.617,23

5.532,97

24,44

35,11

117,32

Salarisschalen nieuw personeel in dienst getreden na periode 6 van 2005

per periode

per uur

norm

salarisschaal

startsalaris

eindsalaris

98,5% ivm rvd

startsalaris

eindsalaris

periodiek

N1

2.240,00

2.545,14

2.506,96

14,00

15,91

67,20

N2

2.240,00

2.699,10

2.658,61

14,00

16,87

67,20

N3

2.335,13

2.962,39

2.917,95

14,59

18,51

70,05

N4

2.527,74

3.208,23

3.160,11

15,80

20,05

75,83

N5

2.617,42

3.447,18

3.395,47

16,36

21,54

78,52

N6

2.793,88

3.757,84

3.701,47

17,46

23,49

83,82

N7

3.229,14

4.317,17

4.252,41

20,18

26,98

96,87

N8

3.715,16

5.055,51

4.979,68

23,22

31,60

111,45

Salarisontwikkeling gedurende de looptijd van de cao

Per periode 1 van 2024 een structurele verhoging van 6,25% en per periode 1 van 2025 een structurele verhoging van 2,25%.

De automatische prijscompensatie is inbegrepen in deze verhoging. De systematiek van automatische prijscompensatie blijft in de cao gehandhaafd.

Wet Minimum Uurloon (WML)

Vaste maandsalarissen op WML-niveau kunnen bij individuele medewerkers alleen toegepast worden wanneer er sprake is van een vaste overeengekomen arbeidsduur per week. Aan de individuele medewerker wordt tenminste het minimumloon betaald, dat geldt in het betreffende tijdvak over het gemiddeld aantal arbeidsuren van de betreffende maand, afgeleid van het totaal aantal arbeidsuren van de individuele werknemer in dat kalenderjaar.

BIJLAGE 3 – BEZWAARPROCEDURE FUNCTIE-INDELING

Je hebt de mogelijkheid om tegen de indeling van je functie in een bepaalde functiegroep bezwaar te maken. Door partijen is het kader vastgelegd voor het indienen van een dergelijk bezwaar.

De bezwaarprocedure is onderverdeeld in twee delen: een interne en een externe behandeling.

1. Interne behandeling

In geval van bezwaar richt je dit aan diegene die formeel, namens het bedrijf het indelingsbesluit heeft vastgesteld. Het bezwaar wordt met redenen omkleed. Het bezwaar wordt behandeld door een (bedrijfs)commissie welke een toetsende en adviserende rol heeft. De toetsing is gericht op:

  • a. de inhoud van de functie: bevat deze voldoende informatie om te komen tot een indeling;

  • b. zo nodig wordt aanvullende informatie opgevraagd en toegevoegd aan de functieomschrijving;

  • c. de juistheid van de indeling van de functie in de functiegroep.

De commissie bepaalt in een reglement haar samenstelling, werkwijze en besluitvorming.

De volgende drie punten zijn hierbij van toepassing.

  • a. Bij de behandeling van het bezwaar worden beide partijen tegelijkertijd gehoord i.c. in de gelegenheid gesteld om hun argumentatie toe te lichten. De partijen zijn jijzelf of een delegatie namens jou en het betrokken management of een vertegenwoordiger hiervan. Vervolgens vindt door de commissie een toetsing van de argumentatie plaats in relatie tot de eerdere indeling.

  • b. In de (bedrijfs)commissie hebben tenminste zitting:

    • het hoofd HR of een vertegenwoordiger namens het hoofd HR;

    • een OR-lid of een vertegenwoordiger namens de OR;

    • een vertegenwoordiger uit of namens het management(team) die niet betrokken is bij de inrichting en/of indeling van de functie.

  • c. De commissie adviseert de directie (van het organisatieonderdeel) over het aan te houden functieniveau.

Uiteindelijk wordt een besluit genomen. Dit besluit wordt schriftelijk aan jou bekend gemaakt.

De interne bezwaarprocedure wordt afgewikkeld binnen een doorlooptijd van maximaal drie maanden.

2. Externe behandeling

Ingeval de interne behandeling van het bezwaar niet heeft geleid tot een oplossing van het geschil, is de mogelijkheid aanwezig om nogmaals bezwaar aan te tekenen. Het bezwaar wordt met redenen omkleed.

Bij de externe behandeling is het voor medewerkers die lid zijn van een vakvereniging mogelijk zich bij te laten staan door een deskundige van een vakvereniging. In dat geval maak jij je bezwaar kenbaar bij:

  • a. de bestuurder van de vakvereniging waarbij je bent aangesloten. Deze zorgt voor het inschakelen van een functiewaarderingsdeskundige van de vakvereniging;

  • b. diegene die formeel, namens het bedrijf het indelingsbesluit heeft vastgesteld.

Als je niet bent aangesloten bij een vakvereniging wordt het bezwaar kenbaar gemaakt bij diegene die formeel, namens het bedrijf het indelingsbesluit heeft vastgesteld.

De afwikkeling van het bezwaar vindt plaats door een adviseur van de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN), de systeemhouder van de ORBA-methode.

Ingeval van inschakeling van een vakvereniging: door een functiewaarderingsdeskundige(n) van de vakbond(en) en een adviseur van de AWVN.

De deskundige(n) herhaalt/herhalen in principe de eerder vermelde stappen.

De betrokkenen vanuit bedrijfszijde en jijzelf of een delegatie namens jou worden in de gelegenheid gesteld om de argumentatie voor de indeling, dan wel het bezwaar toe te lichten.

De deskundige(n) vormt/vormen zijn/hun mening op basis van:

  • de betreffende functieomschrijving en de informatie verkregen uit de gevoerde gesprekken;

  • het branchereferentieraster railinfrastructuur;

  • de ORBA-methode en het daaraan verbonden normmateriaal.

De uitkomst wordt gerapporteerd aan de directie van het betrokken bedrijf, waarna jij door het bedrijf wordt geïnformeerd. Dit besluit wordt schriftelijk aan jou bekend gemaakt. Ingeval van inschakeling van een vakvereniging word jij ook door jouw vakvereniging in kennis gesteld van de uitkomst.

De externe bezwaarprocedure wordt afgewikkeld binnen een doorlooptijd van maximaal drie maanden.

BIJLAGE 7 – REGELS VOOR NACHTDIENSTEN

1. Wanneer is er sprake van een nachtdienst?

Er is sprake van een nachtdienst als er tijdens een dienst meer dan 1 uur gewerkt wordt tussen 00.00 uur en 06.00 uur.

2. Aantal uren in een nachtdienst

  • Per nachtdienst mag je niet meer dan 10 uur werken.

  • Als een nachtdienst eindigt ná 02.00 uur werk je hierna minimaal 14 uur niet.

  • Als een nachtdienst eindigt vóór 02.00 uur geldt net als bij dagdiensten dat je na de dienst 11 aaneengesloten uren niet mag werken.

  • Je mag maximaal 5 keer per twee weken en 22 keer per jaar 12 uur in een nachtdienst werken. Na een nachtdienst van 12 uur mag je minimaal 12 uur niet werken.

  • Na een reeks van 3 of meer nachtdiensten mag je minimaal 46 uur niet werken. Wanneer de laatste nachtdienst bijvoorbeeld op dinsdagochtend 06.00 uur eindigt, dan mag je vanaf donderdag 04.00 uur weer werken.

3. Aantal nachtdiensten

  • Je mag per 16 weken maximaal 36 nachtdiensten draaien.

  • Je mag niet meer dan 7 achtereenvolgende diensten werken als één daarvan een nachtdienst is. Dit mogen er 8 zijn als het soort werk of de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en dit in een collectieve regeling is afgesproken.

  • Als je slechts af en toe een nachtdienst draait (minder dan 16 keer per 16 weken), geldt hetzelfde als voor dagdiensten: gemiddeld 48 uur werken per week.

  • Als je regelmatig nachtdiensten draait (16 keer of meer per 16 weken), dan mag je niet meer dan gemiddeld 40 uur per week werken binnen die 16 weken.

4. Verhogen aantal nachtdiensten

Het aantal nachtdiensten mag bij collectieve regeling worden verhoogd van 117 naar 140 nachtdiensten per jaar als het soort werk of de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken.

Werk je alleen in de ‘randen van de nacht’, bijvoorbeeld als de werkdag om 04.00 uur begint, dan mag bij collectieve regeling ook worden afgesproken dat je maximaal 38 uur per 2 weken werkt tussen 00.00 en 06.00 uur.

Collectieve regelingen worden afgesproken tussen werkgevers- en werknemerspartijen.

BIJLAGE 8 – REGLEMENT NALEVING (ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 21)

Artikel 1 – Definities

  • 1. Onder ‘de cao’ wordt verstaan de cao Railinfrastructuur.

  • 2. Onder ‘partijen’ wordt verstaan de werkgevers- en werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao Railinfrastructuur.

  • 3. Onder ‘nalevingsonderzoeken’ wordt verstaan onderzoeken naar de vraag of een werkgever de bepalingen van de cao naleeft.

  • 4. Onder ‘werkgever(s)’ wordt verstaan de werkgever als bedoeld in de cao.

  • 5. Onder ‘medewerker(s)’ wordt verstaan de medewerker als bedoeld in de cao.

  • 6. Onder ‘commissie’ wordt verstaan de Commissie Naleving.

Artikel 2 – Nalevingsonderzoeken

  • 1. De commissie stelt namens partijen nalevingsonderzoeken in. De onderzoeken kunnen worden gedaan door een extern bureau.

  • 2. De commissie controleert op basis van een gegrond vermoeden van overtreding van de cao. Van een gegrond vermoeden is sprake als:

    • 1. de commissie signalen in de branche krijgt dat werkgevers de bepalingen van de cao overtreden en deze signalen concreet kunnen worden onderbouwd;

    • 2. een aangeschreven onderneming weigert medewerking te verlenen;

    • 3. een aangeschreven onderneming onvolledige of onjuiste informatie verstrekt;

    • 4. de commissie op basis van de aangeleverde bescheiden één of meer overtredingen constateert.

  • 3. Alle betrokkenen bij een nalevingsonderzoek praten hierover niet met derden en nemen strikte geheimhouding in acht.

Artikel 3 – Melding

  • 1. Een melding kan worden gedaan door:

    • a. elk van de partijen;

    • b. iedere onderneming betrokken bij railinfrawerkzaamheden;

    • c. iedere medewerker van ondernemingen als bedoeld onder b.

  • 2. Een melding wordt schriftelijk ingediend bij de commissie onder vermelding van ‘nalevingsonderzoek’.

  • 3. De melding dient tenminste te bevatten:

    • 1. naam en adres van de melder;

    • 2. ondertekening door de melder;

    • 3. naam en adres van de werkgever waarop de melding betrekking heeft;

    • 4. een nauwkeurige beschrijving van de bedrijfsactiviteiten en argumenten waaruit blijkt dat de cao niet wordt nageleefd;

    • 5. de dagtekening.

  • 4. De melder levert (aanvullende) gegevens en bescheiden aan die voor de beoordeling van de melding nodig zijn en waarover hij of zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 5. Wanneer de melding volledig is, wordt deze in behandeling genomen. Zowel de melder als de werkgever waarop de melding betrekking heeft, ontvangen hiervan bericht.

  • 6. De melder mengt zich niet in de behandeling van de melding. Gedurende het nalevingsonderzoek doet de melder niets wat de uitkomst van het onderzoek kan beïnvloeden.

Artikel 4 – Werkwijze

  • 1. De werkgever krijgt schriftelijk bericht van het instellen van een nalevingsonderzoek. Dat gebeurt ten minste twee weken voordat het onderzoek plaatsvindt, met vermelding van datum en plaats van het onderzoek.

  • 2. Een nalevingsonderzoek begint met controle ter plaatse. Als de werkgever daar niet mee instemt, kan een schriftelijk onderzoek worden ingesteld.

  • 3. Wanneer een schriftelijk onderzoek wordt ingesteld, moet de werkgever specifieke gegevens, die nodig zijn voor de controle en het toezicht op de naleving van de arbeidsvoorwaarden in de cao, binnen drie weken aanleveren.

  • 4. De onderneming moet altijd meewerken aan een nalevingsonderzoek.

Artikel 5 – Commissie Naleving

  • 1. De commissie houdt (toezicht op) de nalevingsonderzoeken.

  • 2. De commissie mag uitspraken doen over de nalevingsonderzoeken.

  • 3. De commissie is gelijkwaardig samengesteld uit 2 vertegenwoordigers van werkgeverszijde en 2 vertegenwoordigers van werknemerszijde van partijen.

  • 4. De commissie wordt ondersteund door de secretaris van de ROR en kan zich laten bijstaan door een medewerker van het extern onderzoeksbureau.

  • 5. Besluitvorming vindt plaats bij gewone meerderheid. De secretaris van de ROR en – indien van toepassing – de medewerker van het extern onderzoeksbureau hebben geen stemrecht.

  • 6. Voor het nemen van besluiten moeten ten minste één lid van werkgeverszijde en ten minste één lid van werknemerszijde aanwezig zijn.

  • 7. Als in een commissievergadering meer werkgeversleden aanwezig zijn dan werknemersleden of omgekeerd, dan brengen de leden van de groep met de meeste aanwezigen samen evenveel stemmen uit als de andere groep leden.

  • 8. Als de commissie niet tot besluitvorming komt nadat een zaak twee keer is behandeld, wordt de zaak aan partijen voorgelegd.

Artikel 6 – Uitspraak

  • 1. De commissie deelt de uitspraak schriftelijk mee aan de melder en de betreffende werkgever.

  • 2. Wanneer de uitspraak inhoudt dat de werkgever de cao niet naleeft, krijgt de werkgever zes weken de tijd om verbeteringen aan te brengen. Als dat niet gebeurt, kan een schadevergoedingsactie als bedoeld in artikel 7 van bijlage 8 worden ingesteld.

Artikel 7 – Schadevergoedingsactie en boetebepaling

  • 1. Partijen dragen hun bevoegdheid tot het instellen van een schadevergoedingsactie als bedoeld in artikel 15 Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en artikel 3 Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten in beginsel over aan de commissie.

  • 2. Voordat de commissie een werkgever informeert over het niet naleven van cao-bepalingen, stelt zij hiervan partijen in kennis.

  • 3. Iedere partij kan binnen veertien dagen kenbaar maken dat zij zelfstandig richting de betreffende werkgever een schadevergoedingsactie wil instellen, waardoor de commissie als bedoeld in artikel 1 van bijlage 8 vervalt. De commissie wordt geïnformeerd over de uitkomst van de schadevergoedingsactie.

  • 4. Als partijen niet binnen veertien dagen reageren, kan de commissie de actie instellen, zonder dat partijen dat nog kunnen doorkruisen.

  • 5. Wanneer een schadevergoeding wordt opgelegd, worden de gronden voor en de omvang van de schadevergoeding schriftelijk aan de werkgever meegedeeld. Bij het bepalen van de schadevergoeding wordt in ieder geval rekening gehouden met de aard, de omvang en de duur van de niet-naleving en de loonsom van de onderneming van de betrokken werkgever. Daarnaast kan rekening worden gehouden met de mate waarin die werkgever alsnog achterstallige verplichtingen naar zijn personeel nakomt en zekerheid stelt voor een correcte naleving van de cao.

  • 6. De schadevergoeding is voor de kosten van het onderzoek, gevoerde procedures en geleden imagoschade en wordt betaald aan de commissie. De commissie hoeft niet aan te tonen dat zij de schade in de omvang als door haar gevorderd ook daadwerkelijk heeft geleden.

  • 7. Als een werkgever een nabetaling aan een werknemer moet doen na een zelfstandige vordering tot naleving van de cao door een medewerker via de rechter of een vordering ingesteld door de commissie, geldt een opslag van 10% (bruto) extra.

Artikel 8 – Kosten

  • 1. Aan het indienen van een melding en het onderzoek zoals omschreven in artikel 4 van bijlage 8 zijn voor de melder en de partij waarop de melding betrekking heeft geen kosten verbonden.

  • 2. De indiener van een melding en de partij waarop de melding betrekking heeft, dragen ieder de eigen kosten. Ze komen niet in aanmerking voor vergoeding daarvan van elkaar, de commissie, een eventuele derde onderzoeker of partijen.

  • 3. Afhankelijk van de hoeveelheid geconstateerde nalatigheden kan de commissie na de periode van zes weken zoals omschreven in artikel 6 lid 2 van bijlage 8 besluiten tot controle van de verbeteringen. De kosten van deze controle worden vooraf door de onderneming aan de commissie voldaan.

  • 4. Dit artikel is niet van toepassing wanneer een schadevergoedingsactie als bedoeld in artikel 7 van bijlage 8 wordt ingesteld.

Artikel 9 – Wijziging reglement

Partijen mogen dit reglement wijzigen.

Artikel 10 – Slotbepaling

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslissen partijen.

BIJLAGE 9 – REGLEMENT WERKINGSSFEER (ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 21)

Artikel 1 – Definities

  • 1. Onder ‘de cao’ wordt verstaan de cao Railinfrastructuur.

  • 2. Onder ‘partijen’ wordt verstaan de werkgevers- en werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao Railinfrastructuur.

  • 3. Onder ‘werkingssfeeronderzoeken’ wordt verstaan onderzoeken naar de vraag of ondernemingen werkzaamheden (gaan) verrichten die onder de werkingssfeer van de cao vallen.

  • 4. Onder ‘werkgever(s)’ wordt verstaan de werkgever als bedoeld in de cao.

  • 5. Onder ‘medewerker(s)’ wordt verstaan de medewerker als bedoeld in de cao.

  • 6. Onder ‘commissie’ wordt verstaan de Commissie Werkingssfeer.

Artikel 2 – Werkingssfeeronderzoeken

  • 1. De commissie stelt namens partijen werkingssfeeronderzoeken in. Deze onderzoeken kunnen worden gedaan door een extern bureau.

  • 2. Het werkingssfeeronderzoek bestaat in eerste instantie uit een (eenzijdig) bureauonderzoek. Zo nodig wordt een veldonderzoek ingesteld om voldoende gegevens te krijgen.

  • 3. Alle betrokkenen bij een werkingssfeeronderzoek praten hierover niet met derden.

Artikel 3 – Melding

  • 1. Een melding kan worden gedaan door:

    • a. elk van de partijen;

    • b. iedere onderneming, over de eigen of een andere onderneming;

    • c. iedere medewerker van een onderneming als bedoeld onder lid 1 sub b.

  • 2. Een melding wordt schriftelijk ingediend bij de commissie onder vermelding van ‘werkingssfeeronderzoek’.

  • 3. De melding bevat tenminste:

    • a. naam en adres van de melder;

    • b. ondertekening door de melder;

    • c. naam en adres van de onderneming waarover de melding gaat;

    • d. een nauwkeurige beschrijving van de bedrijfsactiviteiten en argumenten waaruit blijkt dat de cao van toepassing is;

    • e. de dagtekening.

  • 4. De melder verschaft zo nodig (aanvullende) gegevens en bescheiden die voor de beoordeling van de melding nodig zijn en waarover hij of zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 5. Wanneer de melding volledig is, wordt deze in behandeling genomen. De melder ontvangt hiervan bericht.

  • 6. De melder mengt zich niet in de behandeling van de melding. Gedurende het werkingssfeeronderzoek doet de melder niets wat de uitkomst van het onderzoek kan beïnvloeden.

  • 7. Onder ‘meldingen’ wordt ook verstaan signaleringen die volgen uit bestandsvergelijkingen.

Artikel 4 – Werkwijze

  • 1. De onderneming krijgt schriftelijk bericht over het instellen van een veldonderzoek. Dit gebeurt ten minste twee weken voordat het onderzoek plaatsvindt, met vermelding van datum en plaats van het onderzoek.

  • 2. Een veldonderzoek begint met controle ter plaatse. Als de onderneming daar niet mee instemt, kan een schriftelijk onderzoek worden ingesteld.

  • 3. Wanneer een schriftelijk onderzoek wordt ingesteld, moet de onderneming specifieke gegevens, die nodig zijn voor de beoordeling, binnen drie weken aanleveren.

  • 4. De onderneming moet altijd meewerken aan een werkingssfeeronderzoek. als de onderneming weigert medewerking te verlenen of onvolledige of onjuiste informatie verstrekt, is sprake van een gegrond vermoeden van toepasselijkheid van de cao.

Artikel 5 – Commissie Werkingssfeer

  • 1. De commissie houdt (toezicht op) de werkingssfeeronderzoeken.

  • 2. De commissie mag uitspraken doen over de werkingssfeeronderzoeken.

  • 3. De commissie is gelijkwaardig samengesteld uit 2 vertegenwoordigers van werkgeverszijde en 2 vertegenwoordigers van werknemerszijde van de cao-partijen.

  • 4. De commissie wordt ondersteund door de secretaris van de ROR en kan zich laten bijstaan door een medewerker van het extern onderzoeksbureau.

  • 5. Besluitvorming vindt plaats bij gewone meerderheid. De secretaris van de ROR en – indien van toepassing – de medewerker van het extern onderzoeksbureau hebben geen stemrecht.

  • 6. Voor het nemen van besluiten moeten ten minste één lid van werkgeverszijde en ten minste één lid van werknemerszijde aanwezig zijn.

  • 7. Als in een commissievergadering meer werkgeversleden aanwezig zijn dan werknemersleden of omgekeerd, dan brengen de leden van de groep met de meeste aanwezigen samen evenveel stemmen uit als de andere groep leden.

  • 8. Als de commissie niet tot besluitvorming komt nadat een zaak twee keer is behandeld, wordt de zaak aan partijen voorgelegd.

Artikel 6 – Uitspraak

De commissie deelt de uitspraak schriftelijk mede aan de melder en de betreffende onderneming. Daarbij wordt gewezen op de verder te volgen procedure en op de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de uitspraak.

Artikel 7 – Bezwaar

  • 1. Zowel de melder als de onderneming waarop de uitspraak betrekking heeft, kunnen bezwaar maken tegen de uitspraak.

  • 2. De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt zes weken vanaf de dag na schriftelijke bekendmaking van de uitspraak.

  • 3. Het bezwaar wordt schriftelijk ingediend bij de commissie onder vermelding van ‘Bezwaar werkingssfeeronderzoek’ en vermeldt tenminste:

    • a. naam en adres van de bezwaarhebbende;

    • b. ondertekening door de bezwaarhebbende;

    • c. de gronden van het bezwaar;

    • d. de dagtekening.

  • 4. Bij het bezwaarschrift wordt een kopie gevoegd van de uitspraak waartegen het bezwaar is gericht.

  • 5. Zowel de bezwaarhebbende als de melder dan wel onderneming, ontvangen bericht van de indiening van het bezwaar.

  • 6. De commissie doet uitspraak op bezwaar.

Artikel 8 – Uitspraak op bezwaar

De commissie deelt de uitspraak op bezwaar schriftelijk mee aan de bezwaarhebbende en de melder dan wel onderneming.

Artikel 9 – Kosten

  • 1. Aan het indienen van een melding of een bezwaar en de behandeling ervan zijn voor de melder, de partij waarop de melding betrekking heeft en de indiener van het bezwaar, geen kosten verbonden.

  • 2. De indiener van een melding en de partij waarop de melding betrekking heeft, respectievelijk de indiener van het bezwaar, dragen ieder de eigen kosten. Ze komen niet in aanmerking voor vergoeding daarvan van elkaar, de commissie, het bureau, een eventuele derde of cao-partijen.

Artikel 10 – Wijziging reglement

Cao-partijen mogen dit reglement wijzigen.

Artikel 11 – Slotbepaling

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslissen partijen.

BIJLAGE 10 - REGLEMENT DISPENSATIE (ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 21)

Artikel 1 - Definities

  • 1. Onder ‘de cao’ wordt verstaan de cao Railinfrastructuur.

  • 2. Onder ‘partijen’ wordt verstaan de werkgevers- en werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao Railinfrastructuur.

  • 3. Onder ‘dispensatieverzoek’ wordt verstaan een verzoek tot dispensatie (vrijstelling) van een of meer bepalingen van de cao.

  • 4. Onder ‘werkgever(s)’ wordt verstaan de werkgever als bedoeld in de cao.

  • 5. Onder ‘medewerker(s)’ wordt verstaan de medewerker als bedoeld in de cao.

  • 6. Onder ‘commissie’ wordt verstaan de Commissie Naleving.

Artikel 2 – Mandaat

  • 1. Partijen doen uitspraken over dispensatieverzoeken.

  • 2. De Commissie Naleving mag namens partijen uitspraken doen.

Artikel 3 – Commissie Naleving

  • 1. De commissie is gelijkwaardig samengesteld en bestaat uit 2 vertegenwoordigers van werkgeverszijde en 2 vertegenwoordigers van werknemerszijde van partijen bij de cao.

  • 2. De commissie wordt ondersteund door de secretaris van de ROR.

  • 3. Besluitvorming vindt plaats bij gewone meerderheid. De secretaris van de ROR heeft geen stemrecht.

  • 4. Voor het nemen van besluiten moeten ten minste één lid van werkgeverszijde en ten minste één lid van werknemerszijde aanwezig zijn.

  • 5. Als in een commissievergadering meer werkgeversleden aanwezig zijn dan werknemersleden of omgekeerd, dan brengen de leden van de groep met de meeste aanwezigen samen evenveel stemmen uit als de andere groep leden.

  • 6. Als de commissie niet tot besluitvorming komt nadat een dispensatieverzoek twee keer is behandeld, wordt de zaak aan partijen voorgelegd.

Artikel 4 – Geheimhouding

Alle betrokkenen bij een dispensatieverzoek praten hierover niet met derden.

Artikel 5 – Indienen van een verzoek

  • 1. Een dispensatieverzoek kan worden ingediend door iedere (groep) werkgever(s) of (groep) medewerker(s) die vindt dat de toepassing van deze cao-bepalingen hem/haar/hun onmogelijk of onwenselijk is.

  • 2. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de commissie onder vermelding van ‘Dispensatie’.

  • 3. Het verzoek vermeldt tenminste:

    • a. naam en adres van de verzoeker;

    • b. ondertekening door de verzoeker;

    • c. een nauwkeurige beschrijving van de aard en het bereik van het dispensatieverzoek en de argumenten van verzoeker;

    • d. de dagtekening.

  • 4. De verzoeker levert desgevraagd (aanvullende) gegevens en bescheiden aan die voor de beoordeling van het verzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 5. De verzoeker kan zich door een gemachtigde laten bijstaan of vertegenwoordigen. Van een gemachtigde kan een schriftelijke machtiging worden verlangd, tenzij de gemachtigde advocaat of procureur is.

Artikel 6 – Buiten behandeling

Een verzoek wordt niet in behandeling genomen wanneer, nadat de verzoeker in de gelegenheid is gesteld om het verzoek aan te vullen, de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van het verzoek.

Artikel 7 – Behandeling van een verzoek

Binnen 2 weken na ontvangst van verzoek (of binnen 2 weken na ontvangst van de gevraagde aanvullende gegevens) stuurt de commissie de verzoeker bericht van het in behandeling nemen van het verzoek en een exemplaar van dit reglement. De verzoeker mag het verzoek mondeling toelichten.

Om te beoordelen of er vrijstelling kan worden verleend, hanteert de commissie de volgende criteria:

  • 1. Er is (tijdelijk) sprake is van bijzondere omstandigheden, afwijkend van hetgeen in de bedrijfstak gebruikelijk is, op grond waarvan het in redelijkheid niet van verzoeker kan worden gevergd dat de cao (of bepalingen ervan) wordt toegepast;

  • 2. Er is sprake van een andere, tenminste aan de cao (of bepalingen ervan) gelijkwaardige regeling, tot stand gekomen in samenspraak met een werknemersorganisatie die onafhankelijk is van de werkgever.

Artikel 8 – Uitspraak

  • 1. De verzoeker ontvangt de uitspraak en motivatie hiervan schriftelijk van de commissie.

  • 2. De uitspraak vindt plaats binnen 8 weken nadat het verzoek in behandeling is genomen. De commissie kan deze termijn eenmaal met 8 weken verlengen.

Artikel 9 – Kosten

  • 1. Aan het indienen van een verzoek en de behandeling ervan zijn voor de verzoeker geen kosten verbonden.

  • 2. De indiener van een verzoek draagt de eigen kosten en komt niet in aanmerking voor vergoeding daarvan van de commissie of partijen.

Artikel 10 – Wijziging reglement

Partijen mogen dit reglement wijzigen.

Artikel 11 – Slotbepaling

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslissen partijen.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 13 juli 2025.

Dictum III

Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetgeving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Voor gewijzigde wet- en regelgeving door de inwerkingtreding van de Wet invoering minimumuurloon per 1 januari 2024 geldt ook dat bij strijdigheid genoemde gewijzigde wet- en regelgeving prevaleert zoals de regelen in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent onder andere dat indien de salarisbedragen lager zijn dan het wettelijk minimum(uur)loon, de wettelijke bedragen van toepassing zijn en dat in de loonopgave ook melding gemaakt moet worden van het voor desbetreffende werknemer van toepassing zijnde minimumuurloon.

Dictum IV

Voor zover in de in dictum I opgenomen bepalingen wordt verwezen naar informatie die gepubliceerd is op een website, geldt dat de informatie zoals opgenomen op die website geen onderdeel uit maakt van dit besluit tot algemeenverbindendverklaring. Deze informatie wordt aangemerkt als toepassingspraktijk van cao-bepalingen, zoals bedoeld in paragraaf 3.1. van het Toetsingskader AVV. De inhoud van deze informatie valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uitgezonderd zijn de verwijzingen die wettelijk zijn toegestaan.

Dictum V

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 14 juli 2025 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 18 juli 2024

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, P.S. Nanhekhan

Naar boven