Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 25 juni 2024, nr. 2024-0000366604 tot wijziging van de Regeling specifieke uitkering versnelling natuurinclusief isoleren in verband met het verlengen van de bestedingstermijnen en het verduidelijken van het vereiste dat bepaalde activiteiten moeten zijn gericht op Soortenmanagementplannen die ten minste het volledige stedelijk gebied van een gemeente beslaan

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 2, eerste lid, onderdeel m, en artikel 3 van het Besluit van 29 oktober 2022, houdende het stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling specifieke uitkering versnelling natuurinclusief isoleren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt ‘2027’ vervangen door ‘2030’.

2. In het derde lid wordt ‘1 januari 2026’ vervangen door ‘1 juli 2028’.

3. Onder vernummering van het vierde tot en met het negende lid tot het vijfde tot en met het tiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Het uitvoeren van de activiteiten genoemd in het derde lid, kan plaatsvinden op een wijze waarbij telkens een deel van het stedelijk gebied wordt beslagen, zolang dit erop is gericht dat deze delen gezamenlijk een soortenmanagementplan vormen dat het volledige stedelijk gebied van ten minste één gemeente beslaat, en deze wijze naar oordeel van gedeputeerde staten bijdraagt aan een doelmatige versnelling van de isolatie van gebouwen.

4. In het zevende lid (nieuw) wordt ‘2027’ vervangen door ‘2030’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

TOELICHTING

Gedurende de invoering van de Regeling specifieke uitkering natuurinclusief isoleren is geconstateerd dat deze op twee punten aanpassing behoefde.

Allereerst is in praktijk is gebleken dat het in één keer opstellen van een soortenmanagementplan in veel gemeenten momenteel niet uitvoerbaar is, met name vanwege een tekort aan ecologische bureaus die opdrachten van die omvang kunnen aannemen. Voortschrijdend inzicht brengt met zich mee dat een minder strenge uitleg van deze bepaling noodzakelijk is voor een effectieve uitvoering van de regeling.

In tegenstelling tot wat in de toelichting van de Regeling specifieke uitkering versnelling natuurinclusief isoleren wordt gesuggereerd, sluit de regeling namelijk niet uit dat het mogelijk is om het SMP in delen op te stellen, waarbij telkens een SMP voor een gedeelte van het stedelijk gebied wordt opgesteld, zodat er uiteindelijk sprake is van activiteiten die gericht waren op een SMP dat het hele stedelijk gebied beslaat. Het gaat hierbij om een inspanningsverplichting om tot een volledig dekkend SMP te komen. Het in delen opstellen van een SMP is mogelijk, indien dit naar het oordeel van de Gedeputeerde Staten een manier is die bijdraagt aan een doelmatige versnelling van de isolatie van gebouwen.

Bij de eindverantwoording moet dan wel blijken dat de activiteiten gedurende de bestedingstermijn gericht zijn geweest op een SMP dat het hele stedelijke gebied beslaat. Bijvoorbeeld omdat in verschillende jaren gedurende de bestedingstermijn een ander deel van het stedelijk gebied is beslagen, wat optelt tot het volledige stedelijke gebied. Indien aan het einde van de activiteitenperiode blijkt dat het niet gelukt is het hele stedelijke gebied te beslaan, dan zal de ontvanger moeten onderbouwen dat de activiteiten hier wel op gericht waren. Bijvoorbeeld omdat er bij aanvang een planning is opgesteld waaruit duidelijk wordt dat is beoogd dat het hele stedelijke gebied werd beslagen, en een onderbouwing voor waarom dit – ondanks inspanning daartoe – niet gelukt is. Bijvoorbeeld door een blijvend tekort aan ecologen waardoor er niet wordt ingeschreven op aanbestedingen.

Daarnaast is geconstateerd dat de termijnen waarop de middelen uiterlijk moeten zijn besteed, en de activiteiten dus uiterlijk zijn verricht, in veel gevallen ontoereikend is. Hierbij spelen ook de huidige marktomstandigheden mee. Hierom is besloten deze termijn te verlengen, waarmee ook het moment waarop uiterlijk eindverantwoording moet worden afgelegd verschuift.

De termijn opgenomen in artikel 5, derde lid, die regelt wanneer provincies de middelen moeten hebben verstrekt aan gemeenten, verschuift ook. Uit de praktijk zijn signalen binnengekomen die erop wijzen dat het voor veel gemeenten niet haalbaar is om voor 1 januari 2026 plannen aan te leveren om aanvragen voor middelen te onderbouwen.

Deze wijzigingen zijn eveneens van toepassing op reeds verstrekte specifieke uitkeringen. De verdere voorwaarden, zoals de hoogte van de uitkering, blijven ongewijzigd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

Naar boven