Procesreglement Internationale ontvoering van kinderen, Rechtbank Den Haag

1. Algemeen

  • 1.1 Dit reglement is van toepassing op alle verzoeken aan de rechtbank voorgelegd op grond van het Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980, Trb.1987 (het Haags Kinderontvoeringsverdrag). Daarnaast is dit reglement van toepassing op alle zaken met betrekking tot de gedwongen afgifte van een internationaal ontvoerd kind aan degene wie het gezag daarover toekomt en de teruggeleiding van een zodanig kind over de Nederlandse grens, in gevallen waarin het Haags Kinderontvoeringsverdrag niet van toepassing is. Op grond van artikel 11 jo 13 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering van 2 mei 1990 (hierna: de Uitvoeringswet) is de rechtbank Den Haag exclusief bevoegd tot kennisneming van al deze verzoeken, hierna aangeduid als ‘teruggeleidingsverzoeken’. De rechtbank Den Haag heeft de behandeling van teruggeleidingsverzoeken ondergebracht bij Team Familie.

  • 1.2 Op de onder 1.1 bedoelde zaken zijn de bepalingen in het Procesreglement Gezag en Omgang van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in dit procesreglement wordt afgeweken.

  • 1.3 De rechtbank Den Haag hanteert voor de behandeling van teruggeleidingszaken een bijzondere werkwijze. Het betreft een spoedprocedure die in beginsel binnen zes weken moet worden afgerond. Dit betekent dat er wordt gewerkt met verkorte termijnen, zowel voor het plannen van de zitting, het oproepen van alle betrokkenen voor de zitting als voor de termijn van uitspraak.

  • 1.4 Voor de inhoudelijke behandeling van teruggeleidingszaken heeft de rechtbank vooraf per maand twee data en vier tijdstippen gereserveerd. Deze data en tijdstippen worden bij de ontvangstbevestiging van het verzoekschrift aan partijen bekend gemaakt. Betrokkenen dienen er in hun agenda rekening mee te houden dat de inhoudelijke behandeling van de zaak op één van die data en tijdstippen wordt gehouden. Er wordt dan ook geen rekening gehouden met eventuele verhinderdata van partijen (zie hierna onder 4.2). De rechtbank kan desalniettemin in een vroeg stadium van de procedure de verhinderdata van alle betrokkenen opvragen voor het geval de zaak op een afwijkende datum en tijdstip gepland moet worden. In dat geval zal de rechtbank een ad hoc zitting bepalen waarbij, indien mogelijk, met die verhinderdata rekening zal worden gehouden.

  • 1.5 De rechtbank zal doorgaans direct na binnenkomst van een verzoek tot teruggeleiding een regiezitting bepalen (zie hierna onder 4.1). De regiezitting heeft onder meer tot doel om met partijen te onderzoeken of zij in crossborder mediation willen gaan en om te onderzoeken of er afspraken zijn of kunnen worden gemaakt over contact tussen het/de kind(eren) en de achtergebleven ouder. Na afloop van de regiezitting worden partijen -indien zij daarvoor kiezen- in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan crossborder mediation, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering. Daar is geen verwijzing van de rechtbank voor nodig. Indien partijen niet deelnemen aan crossborder mediation wordt zo spoedig mogelijk een inhoudelijke mondelinge behandeling gepland. Indien partijen wel hebben deelgenomen aan crossborder mediation maar deze mediation niet tot (volledige) overeenstemming heeft geleid, dan zal eveneens een inhoudelijke mondelinge behandeling worden gepland.

  • 1.6 Indien de zaak doorgaat voor een inhoudelijke mondelinge behandeling dan zal er in de regel een bijzondere curator ex artikel 1:250 BW worden benoemd voor de minderjarigen van drie jaar en ouder. De bijzondere curator neemt rechtstreeks contact op met de ouder(s) voor het maken van afspraken voor het gesprek met de minderjarige(n). Hiertoe worden tijdens de regiezitting hun emailadres en telefoonnummer opgevraagd.

  • 1.7 Op grond van het bepaalde in artikel 13 lid 4 Uitvoeringswet Internationale Kinderontvoering kan de rechtbank ambtshalve een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet belasten met de voorlopige voogdij. De rechtbank kan hiertoe in iedere stand van het geding overgaan. Voorafgaand aan deze beslissing zullen in beginsel alle betrokkenen in de gelegenheid worden gesteld om zich hier schriftelijk dan wel mondeling over uit te laten. In geval van klemmende redenen waardoor de reactie van de betrokkenen niet kan worden afgewacht, kan de rechtbank direct op het verzoek beslissen.

  • 1.8 In geval van een verzoek tot het uitspreken van de voorlopige voogdij als bedoeld in artikel 13 lid 4 Uitvoeringswet Internationale Kinderontvoering worden in beginsel alle betrokkenen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk dan wel mondeling op het verzoek te reageren. In geval van klemmende redenen waardoor de reactie van alle betrokkenen niet kan worden afgewacht, kan de rechtbank direct op het verzoek beslissen.

2. Verzoekschrift

  • 2.1 Zaken als bedoeld onder 1.1 worden ingeleid met een verzoekschrift en worden bij voorrang behandeld (artikel 12 en 13 Uitvoeringswet).

  • 2.2 Zolang digitale toegang nog niet verplicht is ingevoerd, worden van het verzoekschrift, het verweerschrift en de bijgevoegde stukken 4 exemplaren ingediend.

  • 2.3 Bij de indiening van het verzoekschrift geeft de advocaat van de verzoeker de verhinderdata op van zijn zijde en, zo mogelijk, de verhinderdata van de zijde van iedere andere belanghebbende over de periode van twee weken volgend op de datum van indiening van het verzoekschrift.

  • 2.4 Het verzoekschrift bevat de vereiste informatie en stukken op grond van artikel 9 lid 2 van het Haags Kinderontvoeringsverdrag. Daarnaast wordt in het verzoekschrift vermeld:

    • of en zo ja, op welke wijze, er recentelijk contact is tussen de achtergebleven ouder en het (de) kind(eren);

    • of verzoeker en verweerder reeds afspraken hebben gemaakt over deelname aan crossborder mediation gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering;

    • of er sprake is van andere omstandigheden waardoor het plannen van een regiezitting al dan niet wenselijk is.

3. Verweerschrift

  • 3.1 Het verweerschrift moet uiterlijk drie werkdagen voorafgaand aan de inhoudelijke mondelinge behandeling worden ingediend bij de griffie van de rechtbank met gelijktijdige verzending aan de verzoeker.

4. Mondelinge behandeling

4.1 Regiezitting

  • 4.1.1 De rechtbank bepaalt zo snel mogelijk na binnenkomst van het verzoekschrift of er al dan niet een regiezitting zal worden gehouden.

  • 4.1.2 Indien er een regiezitting wordt gehouden, dan vindt deze zitting in beginsel plaats binnen 14 dagen na indiening van het verzoekschrift. Bij het bepalen van dag en tijdstip van de regiezitting wordt, zo die door de rechtbank zijn verkregen, rekening gehouden met de verhinderdata van partijen. Wanneer – rekening houdend met de opgegeven verhinderdata – het plannen van een mondelinge behandeling binnen 14 dagen na indiening van het verzoekschrift niet gerealiseerd kan worden, kan de rechtbank aan de verhinderdata voorbijgaan.

  • 4.1.3 Uitstel wordt in beginsel niet verleend, tenzij sprake is van klemmende redenen. De Raad voor de Kinderbescherming – in hoedanigheid van belanghebbende dan wel als adviserende instantie – en anderen die niet door een advocaat worden vertegenwoordigd, worden van deze beslissing schriftelijk dan wel telefonisch of via Veilig Mailen op de hoogte gesteld.

  • 4.1.4 De partij die uitstel vraagt, dient -zo mogelijk- de verhinderdata van beide partijen op te geven voor de eerstkomende twee weken dan wel voor een door de rechtbank te bepalen periode.

  • 4.1.5 De dag en het tijdstip van de regiezitting worden aan partijen, de Raad voor de Kinderbescherming en het Mediationbureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering meegedeeld.

4.2 Inhoudelijke mondelinge behandeling

  • 4.2.1 De rechtbank stelt de dag en tijdstip vast van de inhoudelijke mondelinge behandeling. De inhoudelijke mondelinge behandeling wordt in beginsel gepland binnen twee weken nadat de regiezitting heeft plaatsgevonden, op vooraf vastgestelde data en tijdstippen waarop zittingen van de meervoudige kamer gepland zijn. Deze data en tijdstippen worden na indiening van het verzoekschrift aan partijen bekend gemaakt. Er wordt geen rekening gehouden met eventuele verhinderdata van partijen.

  • 4.2.3 Uitstel van de mondelinge behandeling wordt niet verleend, tenzij sprake is van klemmende redenen.

  • 4.2.4 De partij die uitstel vraagt, dient -zo mogelijk- de verhinderdata van beide partijen op te geven voor de eerstkomende twee weken dan wel voor een door de rechtbank te bepalen periode.

4.3 Deelname via beeldbellen

  • 4.3.1 Een verzoek tot deelname via beeldbellen aan de regiezitting of de inhoudelijke mondelinge behandeling dient uiterlijk drie werkdagen vóór de zitting te worden ingediend, met opgave van redenen.

  • 4.3.2. De rechtbank beoordeelt het verzoek tot deelname via beeldbellen per geval. Deelname via beeldbellen worden uitsluitend toegestaan wanneer er sprake is van dringende redenen waardoor van de procesdeelnemer niet verwacht kan worden dat die fysiek deelneemt aan de zitting.

  • 4.3.3. Indien een procesdeelnemer aan de zitting deelneemt via beeldbellen en gebruik maakt van een tolk, dan moet de advocaat van deze procesdeelnemer ervoor zorgen dat de tolk ook via beeldbellen bij de (regie)zitting aanwezig is en dat de tolk rechtstreeks met de procesdeelnemer door middel van een telefonische verbinding tolkt.

5. Kindgesprek

  • 5.1 Kinderen van zes jaar en ouder die zijn betrokken in zaken betreffende internationale kinderontvoering worden door de rechtbank in de gelegenheid gesteld hun mening mondeling of schriftelijk aan de rechtbank kenbaar te maken.

  • 5.2 Indien er voor het kind een bijzondere curator is benoemd, ontvangt de bijzondere curator eveneens een oproep voor het kindgespek.

6. Uitspraak

  • 6.1 Uiterlijk binnen veertien dagen na de mondelinge behandeling zal uitspraak worden gedaan, tenzij bijzondere omstandigheden dit verhinderen.

  • 6.2 Opname afspraken (spiegelovereenkomst)

    Partijen kunnen tot aan de inhoudelijke mondelinge behandeling de rechtbank verzoeken om eventueel onderling gemaakte afspraken voor de beide situaties – enerzijds: de situatie waarin het verzoek tot teruggeleiding wordt toegewezen en anderzijds: de situatie waarin het verzoek tot teruggeleiding wordt afgewezen – (hierna: spiegelovereenkomst) op te nemen in de beschikking.

  • 6.3 De rechtbank zal in de beschikking waarin wordt beslist over de teruggeleiding, partijen in de gelegenheid stellen om binnen drie weken na die beschikking de schriftelijk vastgelegde afspraken in het geding te brengen.

7. Verzoeken tot voorlopige voogdij ex artikel 13 lid 4 Uitvoeringswet Internationale Kinderontvoering

  • 7.1 Op (verzoeken tot) voorlopige voogdij ex artikel 13 lid 4 Uitvoeringswet Internationale Kinderontvoering zijn de bepalingen in het Procesreglement Civiel Jeugdrecht van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in dit procesreglement wordt afgeweken.

  • 7.2 Een verzoek tot voorlopige voogdij ex artikel 13 lid 4 Uitvoeringswet Internationale Kinderontvoering kan in iedere stand van de procedure worden ingediend tot aan het moment waarop de datum van de beslissing op het teruggeleidingsverzoek wordt bepaald.

Naar boven