Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Raden voor Rechtsbijstand (Cluster) | Staatscourant 2024, 20296 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Raden voor Rechtsbijstand (Cluster) | Staatscourant 2024, 20296 | ander besluit van algemene strekking |
Het bestuur van de Raad voor rechtsbijstand,
Gelet op de artikelen 7, eerste lid onder a en b van de Wet op de rechtsbijstand juncto 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
de advocaat die op basis van artikel 3 van deze beleidsregel is toegelaten tot de pilot;
tijdelijke beleidsregel pilot kosteloze rechtsbijstand procedures in eerste aanleg met betrekking tot (spoed)uithuisplaatsing van de minderjarige ex artikel 1:265b BW en gezagsbeëindiging ex de artikelen 1:266 juncto 1:267 BW;
het bestuur van de Raad, als bedoeld in artikel 3 van de Wrb;
Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000;
rechtsbijstand als bedoeld in deze beleidsregel zonder inkomens- en vermogenstoets en zonder oplegging van een eigen bijdrage;
pilot kosteloze rechtsbijstand procedures in eerste aanleg met betrekking tot (spoed)uithuisplaatsing ex artikel 1:265b BW en gezagsbeëindiging ex de artikelen 1:266 juncto 1:267 BW;
de Raad voor rechtsbijstand, als bedoeld in artikel 2 Wrb;
rechtskundige bijstand door een advocaat aan een rechtzoekende ter zake een procedure in eerste aanleg met betrekking tot (spoed)uithuisplaatsing ex artikel 1:265b BW en gezagsbeëindiging ex de artikelen 1:266 juncto 1:267 BW;
de ouder(s) met gezag of derde(n) met voogdij die het kind als behorende tot zijn gezin dagelijks verzorgt en opvoedt;
de ouder(s) met gezag of derde(n) met voogdij van wie het gezag/de voogdij mogelijk wordt beëindigd;
de toevoeging ten behoeve van rechtsbijstand zoals bedoeld onder ‘h’ van dit artikel;
de op grond van het Bvr vast te stellen subsidie;
Wet op de rechtsbijstand.
Deze tijdelijke beleidsregel heeft tot doel om tijdens de pilot begunstigend beleid in afwijking van artikel 43, eerste en tweede lid, Wrb te voeren door adequate en kosteloze gefinancierde rechtsbijstand te bieden aan de rechtzoekende als bedoeld in artikel 1 onder i en j.
De regeling is van toepassing op advocaten die bij de Raad staan ingeschreven voor de specialisatie civiel jeugdrecht en/of de specialisatie personen- en familierecht en die bij de Raad aan hebben gegeven dat ze aanwijzingen van de rechtbank in het kader van de pilot willen ontvangen. De advocaat aanvaardt de aanwijzing van de rechtbank, tenzij er sprake is van een dringende verhindering.
1. Rechtsbijstand bij (spoed)uithuisplaatsing: De rechtbanken wijzen ten behoeve van de rechtzoekende een advocaat aan en stellen hiervan de Raad op de hoogte. De aanwijzing vermeldt de naam van een gespecialiseerd advocaat civiel jeugdrecht of personen- en familierecht overeenkomstig de verwijzingslijsten die bij de rechtbanken bekend zijn. De advocaat benadert de rechtzoekende om kosteloze rechtsbijstand aan te bieden.
2. Rechtsbijstand bij gezagsbeëindiging: De rechtbanken wijzen ten behoeve van de rechtzoekende een advocaat aan en stellen hiervan de Raad op de hoogte. Bij een verzoek tot beëindiging van gezamenlijk gezag volgt er een aanwijzing ten behoeve van één van de rechtzoekenden tenzij de Raad voor de Kinderbescherming aangeeft dat er een tegengesteld belang is tussen de rechtzoekenden. Dan volgen er twee aanwijzingen voor elke rechtzoekende afzonderlijk. De aanwijzing vermeldt, waarbij de advocaten op de lijst bij toerbeurt worden aangewezen, de naam van een gespecialiseerd advocaat civiel jeugdrecht of personen- en familierecht overeenkomstig de verwijzingslijsten van de rechtbanken. De advocaat benadert de rechtzoekende om kosteloze rechtsbijstand aan te bieden.
3. Bij de toepassing van deze beleidsregel wordt de financiële draagkracht van de rechtzoekende buiten beschouwing gelaten en wordt er geen eigen bijdrage opgelegd.
4. Indien de rechtzoekende aangeeft een voorkeursadvocaat te wensen, wijst de Rechtbank die advocaat aan, dan wel muteert de rechtbank de eerdere aanwijzing, mits de voorkeursadvocaat staat ingeschreven bij de Raad voor de specialisatie personen- en familierecht en/of civiel jeugdrecht.
5. Indien de rechtzoekende aangeeft geen advocaat te wensen, dan wijst de rechtbank geen advocaat aan in het kader van deze beleidsregel.
6. Indien namens de rechtzoekende al een toevoeging is verleend onder oplegging van een eigen bijdrage en overeenkomstig de artikelen 6 en 8 van deze beleidsregel rechtsbijstand op grond van deze beleidsregel onder de werking van de beleidsregel blijkt te vallen en de rechtsbijstand overeenkomstig artikel 28, eerste lid aanhef en onder a, Wrb nog niet reeds feitelijk is verleend, kan de advocaat vragen om wijziging van die toevoeging zodat overeenkomstig het derde lid geen eigen bijdrage wordt opgelegd.
7. Indien de advocaat met de rechtzoekende afspraken heeft gemaakt over betaling van de kosten voor rechtsbijstand en overeenkomstig de artikelen 6 en 8 van deze beleidsregel die rechtsbijstand onder de werking van de beleidsregel blijkt te vallen en de rechtsbijstand overeenkomstig artikel 28, eerste lid aanhef en onder a, Wrb nog niet reeds feitelijk is verleend, kan alsnog rechtsbijstand op grond van de beleidsregel worden aangevraagd. De vergoeding op grond van het Bvr kan na beëindiging van de rechtsbijstand door de advocaat vervolgens worden aangevraagd onder het vereiste dat die vergoeding dan in de plaats treedt van de gemaakte afspraken.
Advocaten ontvangen overeenkomstig rij A8 van de bijlage bij het Bvr een vergoeding voor de verlening van rechtsbijstand aan de rechtzoekende ter zake van een procedure met betrekking tot (spoed)uithuisplaatsing ex artikel 1:265b BW of gezagsbeëindiging ex de artikelen 1:266 juncto 1:267 BW.
1. Procedures in eerste aanleg met betrekking tot (spoed)uithuisplaatsing als bedoeld in deze beleidsregel waar op of na 1 oktober 2023 een verzoek tot (spoed)uithuisplaatsing ex artikel 1:265b BW bij de rechtbank wordt ingediend, vallen onder deze beleidsregel.
2. Procedures in eerste aanleg met betrekking tot gezagsbeëindiging als bedoeld in deze beleidsregel waar op of na 1 januari 2023 een verzoek tot gezagsbeëindiging ex de artikelen 1:266 juncto 1:267 BW bij de rechtbank wordt ingediend, vallen onder deze beleidsregel.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Tijdelijke beleidsregel pilot kosteloze rechtsbijstand procedures in eerste aanleg met betrekking tot (spoed)uithuisplaatsing ex artikel 1:265b BW en gezagsbeëindiging ex de artikelen 1:266 juncto 1:267 BW.
1. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2023 voor wat betreft verzoeken ex de artikelen 1:266 juncto 1:267 BW. Voor wat betreft verzoeken ex artikel 1:265b treedt deze beleidsregel in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2023.
2. Deze beleidsregel vervalt per 1 januari 2025.
3. Deze beleidsregel vervangt de Tijdelijke beleidsregel pilot kosteloze rechtsbijstand procedures in eerste aanleg [...] gezagsbeëindiging ex de artikelen 1:266 juncto 1:267 BW d.d. 1 oktober 2023.
De Minister voor Rechtsbescherming stelt per 1 januari 2023 voor een pilotperiode van 1,5 jaar kosteloze rechtsbijstand beschikbaar voor rechtzoekenden die te maken krijgen met een gezagsbeëindigende maatregel ex de artikelen 1:266 juncto 1:267 BW. Deze pilot voor kosteloze rechtsbijstand is per 1 oktober 2023 uitgebreid naar verzoeken tot een machtiging tot (spoed)uithuisplaatsing ex artikel 1:265b BW.
Deze pilot voor kosteloze rechtsbijstand wordt per 1 juli 2024 met zes maanden verlengd tot en met 31 december 2024.
Voor de leesbaarheid wordt in deze beleidsregel steeds gesproken van de minderjarige in enkelvoud. Wanneer het verzoekschrift betrekking heeft op meerdere kinderen uit hetzelfde gezin kan voor minderjarige minderjarigen gelezen worden. In dat geval geldt dat er voor één verzoekschrift één aanwijzing wordt verstrekt.
Het gaat hier uitdrukkelijk om verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie. Tevens wordt hier bedoeld het verzoek van degene die niet de ouder is en de minderjarige gedurende ten minste een jaar als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, indien de Raad voor de Kinderbescherming niet tot een verzoek overgaat. Ook het verzoek van de gecertificeerde instelling met ambtshalve beëindiging van het gezag uitgesproken door de rechtbank als bedoeld in het tweede lid van artikel 1:267 BW valt onder de reikwijdte van deze beleidsregel. Verzoeken tot gezagsbeëindiging als bedoeld in artikel 1:251a BW en verzoeken tot voorlopige voogdij ex artikel 1:241 BW vallen expliciet buiten de reikwijdte van deze beleidsregel.
Bij de (spoed)uithuisplaatsing kan de rechtzoekende aanspraak maken op de kosteloze toevoeging in het kader van deze pilot. Het gaat hier uitdrukkelijk om verzoeken van de gecertificeerde instelling, de Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie.
Bij de (spoed)uithuisplaatsing al dan niet samen met een voorlopige ondertoezichtstelling geldt dit zowel voor de zitting die twee weken na de (spoed)uithuisplaatsing plaatsvindt als voor de zitting die circa drie maanden daarna plaatsvindt in het geval van een voorlopige ondertoezichtstelling die wordt omgezet in een (reguliere) ondertoezichtstelling. Aangezien hier sprake is van hetzelfde rechtsbelang, wordt er slechts één toevoeging verstrekt voor beide zittingen. Beide zittingen worden geclassificeerd als zittingen ex artikel 7 Bvr. Voor de tweede zitting wordt een zittingstoeslag van 2,5 punten toegekend. Steeds wanneer er om een uithuisplaatsing ex artikel 1:265b BW wordt verzocht valt dit verzoek binnen de reikwijdte van deze beleidsregel, inclusief spoedeisende uithuisplaatsingen. Ter verduidelijking valt hier ook onder: (1) als een kind weer thuis is gaan wonen na een uithuisplaatsing en na een periode weer uit huis geplaatst wordt, (2) er wordt een nieuwe uithuisplaatsing verzocht vanwege een wijziging van de categorie van de machtiging uithuisplaatsing.
Voor (telefonisch) afgegeven spoedmachtigingen ex artikel 800 lid 3 Rv wordt geen advocaat toegevoegd onder deze beleidsregel aangezien dit een piketregeling vereist. Rechtzoekenden hebben wel recht op bijstand van een advocaat tijdens de zitting die binnen twee weken na deze afgegeven beschikking plaatsvindt. Kortom, als algemeen uitgangspunt heeft te gelden dat rechtzoekenden tijdens een zitting die volgt op een beschikking die telefonisch door de rechtbank is afgegeven, altijd recht hebben op een gratis advocaat in het kader van deze pilot.
Verlengingsverzoeken tot uithuisplaatsing zijn uitgezonderd van deze beleidsregel, waaronder in ieder geval verzoeken ex artikel 1:265c lid 2 BW. Zittingen waarop het aangehouden deel van een eerste verzoek worden behandeld, vallen wel onder deze beleidsregel.
Daarnaast vallen de volgende categorieën eveneens buiten de reikwijdte van deze beleidsregel: artikel 1:265c lid 2 BW (verlenging van UHP), artikel 1:265d BW (verzoeken tot beëindiging of verkorting van de duur van UHP), artikel 1:265e BW (verzoeken van de GI of de RvdK om te bepalen dat gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de gecertificeerde instelling die het toezicht uitoefent), artikel 1:265f BW (schriftelijke aanwijzingen van een gesloten instelling om het contact tussen een ouder met gezag en de minderjarige te beperken), en tot slot de artikelen 1:265g, 1:265h en 1:265i BW (verdeling van zorg- en opvoedingstaken, uitoefening van het recht op omgang, toestemming voor wijziging van verblijf en medische behandeling). Evenzo valt gesloten jeugdhulp niet onder de reikwijdte van deze beleidsregel, omdat de minderjarige in deze gevallen reeds een eigen advocaat tot zijn beschikking heeft. Deze opsomming is niet limitatief, er kunnen andere categorieën zijn die niet binnen de reikwijdte van deze beleidsregel vallen.
Rechtzoekenden die niet binnen de kaders van deze pilot voor kosteloze rechtsbijstand vallen, kunnen in beginsel (via een sociaal advocaat) zelf een reguliere toevoeging aanvragen, waarbij de draagkracht wordt getoetst en een eigen bijdrage conform de Wrb kan worden opgelegd.
Tijdens deze pilot wordt gemonitord in hoeverre de kosteloze rechtsbijstand van een advocaat aan rechtzoekenden de benodigde rechtsbescherming biedt en met welke kosten, uitvoeringslasten en neveneffecten dit gepaard gaat. Deze monitoring wordt uitgevoerd onder auspiciën van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum.
De Wet op de rechtsbijstand kent op dit moment in artikel 43, eerste en tweede lid, een limitatieve opsomming van gevallen waarbij kosteloze rechtsbijstand, zonder inkomens- en vermogenstoets en oplegging van een eigen bijdrage, is toegestaan. Dit zijn gevallen waarbij de vrijheid van de rechtzoekende is ontnomen en gevallen waarbij een evenwicht in de rechtsbescherming ontbreekt doordat de staat de rechtzoekende in rechte betrekt. Bovendien kan de uitkomst van de rechtszaak dusdanige gevolgen hebben voor het leven van de rechtzoekende, dat kwalitatief goede rechtsbescherming noodzakelijk wordt geacht. Ook bij gezagsbeëindigende maatregelen en/of een machtiging tot (spoed)uithuisplaatsing is er sprake van in rechte betrekken door de staat en kan de uitkomst een grote impact hebben op het leven van de rechtzoekende en de betrokken kinderen. Het doel van deze beleidsregel is om de rechtzoekende ondersteuning te bieden tijdens de initiële fase van gezagsbeëindigende maatregelen en/of machtiging tot (spoed)uithuisplaatsing. Om die reden wordt, in de genoemde gevallen, met deze beleidsregel begunstigend beleid gevoerd ten aanzien van de limitatieve opsomming van artikel 43, eerste en tweede lid, Wrb.
Met de rechtspraak is afgesproken dat zij bij een verzoek tot een gezagsbeëindigende maatregel of een (spoed)uithuisplaatsing ten behoeve van de rechtzoekende een gespecialiseerde advocaat in het civiele jeugdrecht en/of het personen- en familierecht zullen aanwijzen. Met deze aanwijzing wordt geëxperimenteerd om te bezien of een wettelijke basis gecreëerd moet worden om te voorzien in een last tot toevoeging. Een rechtbank verstrekt een aanwijzing in principe aan een advocaat die binnen haar arrondissementsgrenzen valt, behoudens gevallen waarin sprake is van een voorkeursadvocaat die zich bevindt buiten het arrondissement van de rechtbank.
De rechtbanken beschikken reeds over actuele verwijzingslijsten met daarop de namen van gespecialiseerde advocaten in het civiele jeugdrecht en/of het personen- en familierecht, die zij bij toerbeurt aanwijzen. Advocaten die bij de Raad ingeschreven staan voor het specialisme civiel jeugdrecht kunnen zich via een opt-out regeling uitschrijven voor deze regeling. Advocaten met het specialisme personen- en familierecht kunnen via een opt-in regeling bij de Raad kenbaar maken dat ze willen deelnemen aan deze regeling. Het verdient sterke aanbeveling dat advocaten die deelnemen aan deze regeling ervaring hebben in het vertegenwoordigen van rechtzoekenden in (spoed)uithuisplaatsingszaken, ondertoezichtstellingen en gezagsbeëindigende maatregelen zoals beschreven in de artikelen 1:266 en 1:267 BW. Het is wenselijk dat advocaten die zich aanmelden voor deelname aan deze pilot in de afgelopen twee jaar ten minste vijf zaken op dit gebied hebben behandeld. Primair kan met dit specialisme worden voorzien in adequate rechtsbijstand zoals bedoeld in artikel 2 van de beleidsregel.
Daarnaast kan het voorkomen dat rechtzoekenden al een (voorkeurs)advocaat hebben, omdat er rondom de gezagsbeëindigende maatregel of de (spoed)uithuisplaatsing tevens personen- en familierechtelijke aspecten een rol hebben gespeeld. Omwille van de vrije advocaatkeuze en om te voorkomen dat meerdere advocaten betrokken worden bij gerelateerde geschillen, kan de rechtzoekende dit aangeven bij de verwezen advocaat die contact heeft opgenomen. Als een advocaat van de verwijzingslijsten wordt aangewezen door de rechtbank, dan kan de advocaat zich bij de Raad melden met de aanwijzing die door de rechtbank is verstrekt. Als de rechtzoekende vervolgens aangeeft al een voorkeursadvocaat te hebben, dan stuurt de verwezen advocaat de aanwijzing naar de voorkeursadvocaat. Vervolgens dient de voorkeursadvocaat een verzoek in bij de rechtbank om de aanwijzing te wijzigen. Beide situaties worden gedekt door artikel 4.3 van deze beleidsregel. Aangezien het noodzakelijk is om kwalitatief goede rechtsbijstand te verlenen, moet de voorkeursadvocaat ingeschreven staan voor de specialisatie civiel jeugdrecht en/of ingeschreven zijn voor de specialisatie personen- en familierecht overeenkomstig de inschrijvingsvoorwaarden van de Raad.
Om de privacy van de rechtzoekenden optimaal te waarborgen, hebben de ketenpartners een werkproces met elkaar afgesproken waarbij de hoeveelheid te verwerken persoonsgegevens tot het minimum is beperkt. Tevens worden met deze werkwijze geen bijzondere persoonsgegevens gedeeld. Verder geldt dat advocaten reeds vanwege hun beroepsgeheim gebonden zijn tot geheimhouding. Als de pilot in de toekomst op enigerlei wijze structureel wordt georganiseerd, kan de gegevensuitwisseling in een formele wet worden opgenomen.
Hierin zijn de begripsbepalingen van de beleidsregel opgenomen.
In artikel 1 onder i is definitie van rechtzoekende bij een uithuisplaatsing opgenomen. Indien hierover nog twijfel bestaat, is de inschrijving van de minderjarige in de Basisregistratie Personen doorslaggevend;
In artikel 1 onder j is de definitie van rechtzoekende bij een gezagsbeëindiging opgenomen. Hieronder vallen ook derde(n) met voogdij van wie de voogdij mogelijk wordt beëindigd ex de artikelen 1:327 juncto 1:329 BW.
Dit artikel definieert het doel van de tijdelijke beleidsregel. In het algemene deel van de toelichting is al ingegaan waartoe deze beleidsregel dient en waarom er begunstigend beleid in afwijking van artikel 43, eerste en tweede lid, Wrb gevoerd zal worden in de pilotfase.
Dit artikel bepaalt de voorwaarden die aan de advocaat worden gesteld om deel te nemen aan de pilot. In het algemene deel is reeds ingegaan op het specialisme vereiste.
Dit artikel omschrijft het proces rondom het aanwijzen van de gespecialiseerde advocaat door de rechtspraak. De rechtspraak heeft laten weten dat zij de aanwijzingen zullen doen als zijnde een last tot toevoeging. Dit is van belang voor de aansluiting met artikel 43, eerste en tweede lid, Wrb en het voeren van begunstigend beleid. In het algemene deel is ingegaan op de verwijzingen en de keuzes rondom het specialisme van de advocaat. De rechtbank wijst steeds de eerstvolgende advocaat (bij toerbeurt) op de lijst aan.
Lid 2 regelt de aanvraag van rechtsbijstand bij de gezagsbeëindiging. Wanneer zich de situatie van artikel 1:267 lid 2 BW voordoet, is de Raad voor de Kinderbescherming verantwoordelijk voor het informeren van rechtzoekenden over het verzoek om een oordeel van de rechtbank of gezagsbeëindiging moet volgen.
In lid 6 is bepaald dat de advocaat die al een toevoeging had aangevraagd en verleend heeft verkregen en nog rechtsbijstand op die toevoeging verleent op het moment dat de beleidsregel in werking treedt, om nihilstelling van de eigen bijdrage kan verzoeken.
Lid 7 regelt de situatie dat rechtzoekenden die op basis van hun inkomen en/of vermogen niet in aanmerking zouden komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand of die er voor hadden gekozen om hun advocaat zelf te betalen, alsnog aanspraak kunnen maken op het begunstigende beleid. De rechtsbijstand moet dan nog niet reeds feitelijk zijn verleend overeenkomstig artikel 28, eerste lid aanhef en onder a Wrb. Wordt er dan alsnog aanspraak gemaakt op het bepaalde in deze beleidsregel, dan verplicht de advocaat zich ertoe om niet nader te declareren bij de rechtzoekende.
Dit artikel bepaalt dat de vergoeding vastgesteld en toegekend wordt overeenkomstig het Bvr. Bij de declaratie wordt forfaitair de vergoeding vastgesteld op 8 punten.
Hierin wordt geregeld op welke zaken de beleidsregel van toepassing zal zijn. Om goed te kunnen monitoren en te evalueren is afgesproken om de beleidsregel van toepassing te laten zijn op procedures in eerste aanleg met betrekking tot een verzoek tot gezagsbeëindiging ex de artikelen 1:266 juncto 1:267 BW waar op of na 1 januari 2023 een verzoek tot gezagsbeëindiging bij de rechtbank wordt ingediend (lid 1). De beleidsregel is verder van toepassing op procedures in eerste aanleg met betrekking tot een verzoek tot (spoed)uithuisplaatsing ex artikel 1:265b BW waar op of na 1 oktober 2023 een verzoek tot (spoed)uithuisplaatsing bij de rechtbank wordt ingediend (lid 2).
De beleidsregel loopt in principe tot en met 31 december 2024. De Raad kan na overleg met betrokken partijen besluiten de beleidsregel te verlengen tot een nader te noemen datum. Verzoeken tot gezagsbeëindiging ex de artikelen 1:266 juncto 1:267 BW en verzoeken tot (spoed)uithuisplaatsing ex artikel 1:265b BW die na inwerkingtreding van deze beleidsregel en voor deze datum aanhangig zijn gemaakt, vallen onder de reikwijdte van de beleidsregel. Mocht er tussentijds en/of op die datum duidelijk worden of zijn dat de beleidsregel verlengd moet worden – denk hierbij aan verdere evaluatie of een transitiefase waarbij de last tot toevoeging in de wet verankerd wordt – dan kan de Raad in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid bepalen om de beleidsregel te verlengen. Dit zal de Raad niet doen dan nadat betrokken partijen zoals bijvoorbeeld de Nederlandse Orde van Advocaten, de specialisatieverenigingen (i.e.g. VNJA en vFAS), de Raad voor de Rechtspraak, de Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdzorg Nederland en het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn geconsulteerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-20296.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.