Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 17 juni 2024, nr. IENW/BSK-2024/105227, tot wijziging van het Besluit Noordzeeoverleg in verband met de verlenging van het Noordzeeoverleg

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Minister voor Natuur en Stikstof en de Minister voor Klimaat en Energie;

BESLUIT:

ARTIKEL I

In artikel 7 van het Besluit Noordzeeoverleg wordt ‘1 januari 2025’ vervangen door ‘1 januari 2031’.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

TOELICHTING

In het Besluit Noordzeeoverleg is destijds een bepaling opgenomen, waarbij het Noordzeeoverleg (NZO) een looptijd tot 1 januari 2025 had.

Dit besluit verlengt het Besluit Noordzeeoverleg door middel van het aanpassen van de vervaldatum met een termijn van zes jaar. De nieuwe vervaldatum is daarmee gezet op 1 januari 2031. Dit sluit aan op de termijn van het Noordzeeakkoord dat geldend is tot en met 2030. Verlenging is naar aanleiding van de evaluatie van het Noordzeeakkoord en het ‘Transitiefonds’, uitgevoerd in 2023 door Lysias Advies. Uit de evaluatie komt naar voren dat de deelnemers het NZO van meerwaarde vinden en wensen het op consensus gericht overleg voort te zetten. Ook binnen het Rijk is brede steun voor het verlengen van het NZO, dat essentieel wordt bevonden voor een goed stakeholdersproces en voorbereiding van politieke besluitvorming ten behoeve van de uitvoering van het Noordzeeakkoord.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Naar boven