Besluit van de Minister van Asiel en Migratie van 10 juli 2024, nummer WBV 2024/16, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister van Asiel en Migratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C2/4.1.2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

4.1.2.1. Biologische gezinsbanden

Minderjarige biologische kinderen

De IND neemt aan dat het minderjarige biologische kind feitelijk behoort tot het gezin van de referent als er sprake is van gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM. Uitzondering hierop is de situatie dat het minderjarig kind zelfstandig woont en in zijn eigen levensonderhoud voorziet (zie paragraaf B7/3.8.1 Vc).

De IND beoordeelt of zich na binnenkomst van de referent in Nederland omstandigheden hebben voorgedaan waardoor kan worden aangenomen dat de feitelijke gezinsband is verbroken. Mede gelet op artikel 32, eerste lid, aanhef onder e, Vw, beoordeelt de IND de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan nadat de vreemdeling meerderjarig is geworden conform het beleid voor meerderjarige biologische kinderen. De IND werpt feiten en omstandigheden die noodgedwongen door de vlucht zijn ingegeven, niet tegen.

Bij het ontbreken van documenten die de identiteit en/of de familierechtelijke relatie tussen de referent en het biologische minderjarige kind moeten aantonen, zal de IND de aanvraag in beginsel niet afwijzen, maar nader onderzoek opstarten. Zie ook paragraaf C2/4.1.2 Vc.

Toestemmingsverklaring

De IND verleent uitsluitend een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, Vw als:

  • De achterblijvende biologische ouder toestemming geeft voor het vertrek van het kind naar Nederland;

  • De achterblijvende biologische ouder die het kind feitelijk verzorgt, en het kind derhalve niet ten laste van de referent komt, toestemming geeft voor het vertrek van het kind naar Nederland;

  • De achterblijvende biologische ouder die het recht heeft om het kind te verzorgen en het kind derhalve niet ten laste van de referent komt, toestemming geeft voor het vertrek van het kind naar Nederland.

  • De referent recente documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat het gezag over de kinderen is belegd bij een andere volwassene dan de achterblijvende biologische ouder én de gezaghebbende volwassene toestemming geeft voor het vertrek van het kind naar Nederland;

  • De referent recente documenten heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de achterblijvende biologische ouder, dan wel de gezaghebbende volwassene, geen toestemmingsverklaring kan overleggen; of

  • De referent aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen heeft verstrekt over de reden waarom de toestemmingsverklaring niet kan worden overgelegd, indien de referent het ontbreken van een toestemmingsverklaring niet met documenten kan onderbouwen. Paragraaf C2/4.1.2 Vc is hierbij van toepassing.

Meerderjarige kinderen

De IND neemt aan dat het meerderjarige kind feitelijk behoort tot het gezin van de referent als er sprake is van zodanige afhankelijkheid dat het meerderjarige kind om die reden tot het gezin van de referent behoort (artikel 29, lid 2, Vw). Deze zodanige afhankelijkheid moet onafgebroken tijdens meerderjarigheid hebben bestaan. Het is aan het meerderjarige kind om dit aannemelijk te maken. Als niet duidelijk is of een meerderjarig kind nog feitelijk tot het gezin van de referent behoort, dan kan de IND nader onderzoek opstarten (zie paragraaf C2/4.1.2 Vc).

De IND toetst de zodanige afhankelijkheid van het meerderjarige kind aan de hand van onderstaande cumulatieve voorwaarden.

Het meerderjarige kind:

  • komt ten laste van de referent;

  • heeft geen zelfstandig gezin gevormd; en

  • heeft tot aan vertrek van de referent altijd in gezinsverband samengeleefd met de ouder(s).

Ten laste komen van

Als een meerderjarig kind stelt ten laste te komen van de referent, dan beoordeelt de IND of dit meerderjarige kind in het land van herkomst, dan wel een derde land waar het meerderjarige kind verblijft, materieel wordt ondersteund door de referent. Deze materiële ondersteuning moet noodzakelijk en reëel zijn.

De IND neemt aan dat de materiële ondersteuning noodzakelijk is, als het meerjarige kind vanwege zijn economische en sociale toestand niet (volledig) in zijn basisbehoeften voorziet. Het meerderjarige kind moet uitleggen waarom hij een beroep doet op materiële ondersteuning.

De IND neemt aan dat de materiële ondersteuning reëel is als de referent aan het meerderjarige kind gedurende de meerderjarigheid tot aan het moment van het nareisverzoek onafgebroken in de basisbehoeften heeft voorzien of regelmatig een som geld heeft gegeven welke voor het kind noodzakelijk is om in zijn basisbehoeften te voorzien in zijn land van herkomst dan wel een derde land waar het meerderjarige kind verblijft.

Als het meerderjarige kind niet daadwerkelijk door de referent materieel wordt ondersteund, moet de referent aannemelijk maken kennelijk het gezinslid te zijn dat het best in staat is om de vereiste materiële ondersteuning te verlenen, gelet op alle relevante omstandigheden, zoals graad van verwantschap, aard en hechtheid van andere familiebanden en leeftijd en economische situatie van andere verwanten.

Het meerderjarige kind wordt in ieder geval niet daadwerkelijk door de referent materieel ondersteund als:

  • gedurende de vlucht van de referent een familielid het meerderjarige kind heeft onderhouden; of

  • het meerderjarige kind zichzelf noodgedwongen heeft onderhouden (al dan niet met behulp van zijn of haar directe omgeving/de samenleving).

In deze gevallen moet de referent dus aannemelijk maken kennelijk het gezinslid te zijn dat het best in staat is om de vereiste materiële ondersteuning te verlenen. Als de referent dit aannemelijk kan maken neemt de IND aan dat het meerderjarige kind ten laste komt van de referent.

Geen zelfstandig gezin gevormd

Het meerderjarige kind moet aannemelijk maken dat diegene geen zelfstandig gezin heeft gevormd door het sluiten van een huwelijk, het aangaan van een duurzame relatie of het krijgen van en/of het zorgen voor één of meerdere kinderen.

In gezinsverband samenwonen

Het meerderjarige kind moet aannemelijk maken dat diegene tot aan het vertrek van de referent onafgebroken heeft samengewoond en nog steeds met de achterblijvende ouder samenwoont als er een achterblijvende ouder is.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 juli 2024

De Minister van Asiel en Migratie namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

A

Aanleiding

Deze wijziging van paragraaf C2/4.1.2.1 Vc is de uitvoering van de motie van de leden Van den Brink en Brekelmans van 27 september 2023, zoals gemeld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ambtsvoorganger van de minister van Asiel en Migratie) in zijn brief van 26 juni 2024 (kenmerk 5218873).

Inhoud

Hoe ouder een kind, hoe onafhankelijker en zelfstandiger over het algemeen. Het bereiken van de meerderjarige leeftijd, wat gepaard gaat met rechtsgevolgen zoals opgenomen in het Burgerlijk Wetboek, is een indicatie dat een kind vrij onafhankelijk en zelfstandig kan functioneren in het maatschappelijk verkeer. In de praktijk is het echter niet ongebruikelijk dat een meerderjarig kind nog enkele jaren in meer of mindere mate afhankelijk is van zijn ouders. Met dit kader wordt verduidelijkt dat een beperkte mate van afhankelijkheid onvoldoende is voor het recht op nareis: het is noodzakelijk dat het meerderjarige kind ten laste komt van de referent, geen eigen gezin heeft gesticht en altijd heeft samengewoond met referent. Ten aanzien van het samenwoningsvereiste geldt dat in ieder geval verwacht mag worden dat het meerderjarige kind na de vlucht van de referent altijd is blijven samenwonen met de achtergebleven ouder (als hiervan sprake is) die tot hetzelfde kerngezin behoort. De gestelde afhankelijkheid van de ene ouder zou immers, in afwezigheid van die ouder, (gedeeltelijk) moeten worden opgevangen door de andere ouder.

Met deze wijziging wordt de toenemende mate van zelfstandigheid tot uiting gebracht door de bewijslast bij de vreemdeling te leggen.

Met het stellen van de eis ‘ten laste komen van’ wordt direct aangesloten bij het vereiste zoals opgenomen in artikel 10, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Dit begrip wordt ook in het kader van vrij verkeer van Unieburgers gebruikt. Het Hof van Justitie, en daarmee de IND, hanteert dezelfde definitie in beide situaties. De IND ziet ruimte om, nu het niet om Unieburgers gaat1, deze definitie op enkele punten anders in te vullen dan bij Unieburgers. Zo moet het meerderjarige kind uitleggen waarom hij een beroep doet op de materiële ondersteuning. Bij de beoordeling van de aannemelijkheid, zal uiteraard wel in overweging genomen worden dat het gaat om een statushouder, conform het arrest T.B.2

Voorts lopen de peilmomenten inzake artikel 10, tweede lid, gezinsherenigingsrichtlijn en artikel 29, tweede lid, Vw 2000 uiteen. Uit het arrest van het Hof van Justitie in de zaak T.B., waarin artikel 10, tweede lid, wordt uitgelegd, blijkt dat het meerderjarige kind ten tijde van het verzoek ten laste moet komen van de referent; in artikel 29, tweede lid, is opgenomen dat het meerderjarige kind op het tijdstip van binnenkomst zodanig afhankelijk moet zijn. Dit wordt ondervangen door naar een brede periode te kijken, gedurende welke de referent het meerderjarige kind daadwerkelijk materieel moet hebben gesteund dan wel de referent aannemelijk maakt dat hij/zij kennelijk het best in staat is om het meerderjarige kind te steunen.

De Minister van Asiel en Migratie namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie


X Noot
1

Zie arrest 16 januari 2014 inzake Reyes, C 423/12, EU:C:2014:16, r.o. 23

X Noot
2

HvJEU C-519/18

Naar boven