Voorbereidingsbesluit Aramis

De Minister voor Klimaat en Energie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

gelet op de artikelen 4.14, lid 3 van de Omgevingswet in samenhang met artikel 10.1 van het Omgevingsbesluit

overwegende,

dat het met het oog op de voorbereiding van een projectbesluit voor Aramis gericht op het stellen van regels in het omgevingsplan van de gemeente Rotterdam, wenselijk is te voorkomen dat zich in het gebied van het projectbesluit ruimtelijke ontwikkelingen voordoen die het gebied minder geschikt maken voor de verwezenlijking van het doel van die regels;

hiertoe in de Omgevingswet de mogelijkheid wordt geboden een voorbereidingsbesluit te nemen;

dat hierover overleg heeft plaatsgevonden met de gemeente Rotterdam en andere overlegpartners die betrokken zijn bij de zorg voor de fysieke leefomgeving of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn;

Besluiten:

Artikel I

Te verklaren dat voor het projectgebied, zoals dat in bij dit besluit is opgenomen, een projectbesluit als bedoeld in artikel 5.44, eerste lid, van de Omgevingswet wordt voorbereid gericht op het stellen van regels in het omgevingsplan van de gemeente Rotterdam voor CO2-infrastructuur in het kader van het project Aramis.

Artikel II

Ten behoeve van het project het omgevingsplan van de gemeente Rotterdam te wijzigen met de voorbeschermingsregels, zoals deze in Bijlage A bij dit besluit zijn opgenomen.

Artikel III

Na bekendmaking van dit besluit in de Staatscourant, treedt dit besluit direct in werking.

's-Gravenhage, 31 mei 2024

Aldus besloten

w.g.

R. Jetten

Minister voor Klimaat en Energie







w.g.

H.M. de Jonge

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Bijlage A artikel II

Voorbeschermingsregels Aramis Gemeente Rotterdam

Voorrangsbepaling

Deze voorbeschermingsregels gelden aanvullend op de regels van het omgevingsplan van de gemeente Rotterdam. Voor zover de regels van het omgevingsplan van de gemeente Rotterdam in strijd zijn met deze voorbeschermingsregels, gelden primair de voorbeschermingsregels.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Afdeling 1.1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Voor de begrippen die in deze regels gebruikt worden, wordt verwezen naar bijlage II.

Artikel 1.2 Doelen

De voorbeschermingsregels hebben tot doel het creëren en behouden van ruimte voor de ontwikkeling van de CO2-infrastructuur.

Hoofdstuk 2 Voorbeschermingsregels

Artikel 2.1 Vergunningplicht ruimtelijke activiteiten

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten in het projectgebied:

    • a.

      het bouwen, in stand houden en gebruiken van bouwwerken;

    • b.

      het wijzigen van het gebruik van gronden en bouwwerken.

  • 2.

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt geweigerd indien de activiteiten naar het oordeel van het bevoegd gezag de locatie minder geschikt maken voor de verwezenlijking van de bij het in voorbereiding zijnde projectbesluit daaraan te geven regels in het omgevingsplan.

  • 3.

    Het bevoegd gezag vraagt ten behoeve van het oordeel, bedoeld in het tweede lid, om advies:

    • a.

      de Minister;

    • b.

      de toekomstige beheerder van de transportleiding voor koolstofdioxide die onderdeel gaat uitmaken van het projectbesluit, en;

    • c.

      de gebiedsbeheerder: het Havenbedrijf Rotterdam N.V..

  • 4.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op bestaande activiteiten of activiteiten die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van deze voorbeschermingsregels in overeenstemming met de op dat moment geldende toepasselijke regelgeving.

Artikel 2.2 Vergunningplicht uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

    • a.

      het aanbrengen of rooien van hoog opgaande of diep wortelende beplantingen en bomen;

    • b.

      het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

    • c.

      het indrijven van voorwerpen in de bodem;

    • d.

      het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

    • e.

      het permanent opslaan van goederen;

    • f.

      het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

    • g.

      andere werken en/of werkzaamheden die de aanleg van de CO2-infrastructuur kunnen belemmeren.

  • 2.

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt geweigerd indien de werken en werkzaamheden naar het oordeel van het bevoegd gezag de locatie minder geschikt maken voor de verwezenlijking van de bij het in voorbereiding zijnde projectbesluit daaraan te geven regels in het omgevingsplan.

  • 3.

    Het bevoegd gezag vraagt ten behoeve van het oordeel, bedoeld in het tweede lid, om advies:

    • a.

      de Minister;

    • b.

      de toekomstige beheerder van de transportleiding voor koolstofdioxide die onderdeel gaat uitmaken van het projectbesluit, en;

    • c.

      de gebiedsbeheerder: het Havenbedrijf Rotterdam N.V..

  • 4.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op activiteiten die:

    • a.

      het normale onderhoud en beheer betreffen ten dienste van de functies en activiteiten die op grond van het omgevingsplan zijn toegelaten;

    • b.

      bestaande activiteiten betreffen;

    • c.

      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van deze voorbeschermingsregels in overeenstemming met de op dat moment geldende toepasselijke regelgeving;

    • d.

      graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;

    • e.

      de uitvoering van het projectbesluit betreffen.

Bijlage I Overzicht informatieobjecten

projectgebied

/join/id/regdata/mnre1045/2024/vb_Aramis_regelinggebied/nld@2024‑05‑30

Bijlage II Begrippen

bestaand

bij bebouwing: bebouwing zoals legaal aanwezig op het tijdstip van vaststelling van de voorbeschermingsregels, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;



bij gebruik: gebruik zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van de voorbeschermingsregels.

Algemene toelichting

Toelichting op de regeling

De voorbeschermingsregels waarmee het omgevingsplan wordt gewijzigd, bestaan uit regels en geografische informatieobjecten (locaties), vergezeld van een toelichting en bijlagen. De regels en de geografische informatieobjecten vormen het juridisch bindende deel. De voorbeschermingsregels zijn gericht op het voorkomen dat zich in het gebied van het in voorbereiding zijnde projectbesluit Aramis ruimtelijke ontwikkelingen voordoen die het gebied minder geschikt maken voor de verwezenlijking van het project. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de uitleg van de regels.

Opbouw van de regels

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Dit hoofdstuk omvat twee artikelen:

  • Artikel 1.1: Begripsbepalingen. Dit artikel bevat alle noodzakelijke begripsbepalingen. Hierdoor wordt de interpretatie van de diverse begrippen vastgelegd, waardoor de duidelijkheid wordt vergroot;

  • Artikel 1.2: Doelen. Dit artikel bevat het doel in verband waarmee regels zijn gesteld die het omgevingsplan wijzigen.

Hoofdstuk 2 Voorbeschermingsregels

In hoofdstuk 2 zijn de vergunningplichtige activiteiten opgenomen die de locatie minder geschikt kunnen maken voor de verwezenlijking van de bij het in voorbereiding zijnde projectbesluit daaraan te geven regels in het omgevingsplan. Hierbij wordt het volgende stramien gevolgd:

  • de aanwijzing van vergunningplichtige activiteiten op basis van artikel 4.14, derde lid onder a Ow;

  • de beoordelingsregels waaraan een aanvraag voor de betreffende activiteit wordt getoetst. In dit kader vindt de afweging plaats of de aangevraagde activiteit naar het oordeel van het bevoegd gezag de locatie minder geschikt maken voor de verwezenlijking van de bij het in voorbereiding zijnde projectbesluit daaraan te geven regels in het omgevingsplan;

  • de aanwijzing van een bestuursorgaan of andere instantie die in de gelegenheid worden gesteld om aan het bevoegd gezag advies uit te brengen over een aanvraag op basis van artikel 4.14, derde lid onder c Ow.

Besluit Motivering

1. Inleiding

Onder de naam Aramis vormen TotalEnergies, Shell, Energie Beheer Nederland en Gasunie de initiatiefnemer voor het project Aramis, in samenwerking met Neptune Energy, Porthos en CO2next. Aramis wil op de Maasvlakte in Rotterdam een grootschalige infrastructuur realiseren voor transport van afgevangen CO2 naar leeg geproduceerde gasvelden onder de Noordzee voor opslag. Hiermee wordt beoogd een belangrijke bijdrage te leveren aan het verlagen van de CO2-uitstoot in de atmosfeer van industrieën die moeilijk te verduurzamen zijn.

Op grond van artikel 5.44, eerste lid, van de Omgevingswet (hierna: Ow) en 141a Mijnbouwwet wordt het projectbesluit over de CO2-infrastructuur van dit project genomen door de Minister voor Klimaat en Energie (hierna: K&E) en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna BZK). Bij die besluitvorming wordt de coördinatieregeling (afdeling 3.5 Awb) toegepast.

Op grond van artikel 4.16, tweede lid, gelezen in samenhang met de artikelen 4.14, derde lid, en 4.15, vierde lid van de Ow zijn de ministers bevoegd gezamenlijk een voorbereidingsbesluit te nemen. In dit voorbereidingsbesluit verklaren de ministers dat voor het gebied, bedoeld in bijlage 1, een projectbesluit wordt voorbereid. Doel van het voorbereidingsbesluit is dat gebied te vrijwaren van ruimtelijke ontwikkelingen die aan verwezenlijking van het doel van het projectbesluit in de weg kunnen staan. Er staat geen bezwaar of beroep open tegen het voorbereidingsbesluit (artikel 1 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht).

Op grond van artikel 4.16, vijfde lid, van de Ow vervalt dit voorbereidingsbesluit binnen een jaar en zes maanden of, als binnen die termijn voor de betreffende gronden het projectbesluit is bekendgemaakt, op het tijdstip waarop het projectbesluit in werking treedt of is vernietigd. Mocht het voorbereidingsbesluit gronden betreffen die buiten het projectbesluit komen te liggen, dan kan het voorbereidingsbesluit voor die gronden ingetrokken worden zodat er geen onnodige belemmeringen blijven bestaan.

2. Het gebied

Het gebied waarop dit voorbereidingsbesluit betrekking heeft (hierna: het regelingsgebied) betreft de onshore leiding op de Maasvlakte (voor zover niet reeds bestemd) en het deel van de infrastructuur op zee (zeeleiding) dat binnen het gemeentelijk ingedeeld gebied valt. Het regelingsgebied is neergelegd op de kaart die bij dit besluit hoort en die als bijlage (in pdf) is te raadplegen in de Staatscourant of via www.bureau-energieprojecten.nl. Het regelingsgebied is tot stand gekomen door aan te sluiten bij de bestemde leidingzone en de reeds bestemde infrastructuur van Porthos. Porthos wordt het eerste Nederlandse CCS-project en is qua opzet vergelijkbaar met Aramis. Het gehele project is breder dan alleen het regelinggebied, omdat het regelinggebied alleen ziet op die onderdelen van het project die binnen het gemeentelijk ingedeeld gebied liggen en planologische bescherming behoeven. Het totale project wordt hieronder beschreven.

Het project

Voor de CO2 terminal waar de CO2 verzameld wordt is een centraal gelegen verzamelpunt op land gezocht dat met schepen of leidingen makkelijk bereikbaar is vanuit de industriële clusters, en mogelijk in de toekomst ook per spoor of truck. Er zijn meerdere locaties onderzocht voor een centraal verzamelpunt op land. De voorkeur ging uit naar een havengebied, met het oog op een goede toegankelijkheid van schepen en om de ruimtelijke impact van de zeeleiding op land zo beperkt mogelijk te houden. Er zijn drie regio’s bekeken: Den Helder, IJmuiden en de Maasvlakte.

Bij de afweging is gekeken naar de fysieke leefomgeving, toekomstbestendigheid, toegankelijkheid en beschikbare ruimte in het havengebied. Er is ruimte nodig voor de installaties van het verzamelpunt en voor kades. Den Helder en IJmuiden blijken onvoldoende ruimte voor nu en in de toekomst te hebben in tegenstelling tot de Maasvlakte. De Maasvlakte is voor de grote industriële clusters met aanzienlijke CO2-uitstoot zoals in Limburg en de havengebieden van Zeeland en Rotterdam goed bereikbaar. Bovendien is de hinder voor de fysieke leefomgeving (zoals externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit) op de Maasvlakte beperkter dan in Den Helder of IJmuiden vanwege de relatief grote afstand tot gevoelige gebieden. Wel is vanaf de Maasvlakte de route van de zeeleiding naar de opslagvelden het langst, maar op basis van de andere afwegingspunten is de Maasvlakte de meest geschikte locatie. Op de Maasvlakte kan het verzamelpunt bovendien zo worden aangelegd dat er synergie mogelijk is met bestaande en toekomstige functies. Dit geldt voor de landleidingfaciliteiten van Porthos en aansluiting op het compressorstation van Porthos. Zo is gekozen voor de Maasvlakte als locatie voor het verzamelpunt.

Het transport van CO2 vanaf het verzamelpunt op de Maasvlakte gebeurt door een leiding die bestaat uit een traject op land, een traject onder de zeewering en de Maasgeul en een traject in de zee, tot aan een eindpunt op de Noordzee. Het eindpunt ligt op circa 230 kilometer ten noordwesten van het verzamelpunt op de Maasvlakte. De zeewering en de Maasgeul worden gekruist met een microtunnel of met een segmented tunnel. Dit is een geboorde tunnelbuis met een diameter van circa 3,5 meter. De lengte is circa 2 kilometer vanaf de Haaievin op de Maasvlakte tot voorbij de strekdam van Hoek van Holland. De zeeleiding met een diameter van circa 0,8 meter komt in de microtunnel te liggen.

Voor de route van de zeeleiding op de Noordzee zijn in de Ruimtelijke Verkenning (Ruimtelijke Verkenning CO2 transport en opslag, Pondera, CE Delft en Arcadis, 2021) verschillende routes in beeld gebracht. In de Ruimtelijke Verkenning zijn zes routes onderzocht, waarbij de drie oostelijke routes vooral van belang waren voor de aansluiting van een CO2-leiding vanaf Tata Steel (het CCS Athosproject). Omdat het Athosproject vroegtijdig is beëindigd, zijn de oostelijke routes niet meer van toepassing. De drie westelijke routes lopen langs de opslagvelden van TotalEnergies, Shell en Neptune Energy, maar bij de routes is ook rekening gehouden met de mogelijkheid van toekomstige aansluitingen van andere opslagpartijen en met het ontzien van andere gebruiksfuncties. Het gaat dan om zandwingebieden, huidige en toekomstige windparken, militaire gebieden, scheepswrakken, vaarroutes, visserijgebieden en natuurgebieden. Ook wordt voorkomen dat de leiding te dicht bij andere leidingen en elektrische kabels komt te liggen. De drie westelijke routes zijn uitgewerkt tot tracéalternatieven. In het MER zijn de effecten van deze drie tracéalternatieven onderzocht.

Een complete motivering van de uiteindelijke ligging van dit project zal te zijner tijd door de ministers worden opgenomen bij het ontwerp-projectbesluit. Dat ontwerp-projectbesluit wordt in een later stadium ter inzage gelegd; een ieder kan op dat moment op alle aspecten van het project en de gemaakte keuzes zijn zienswijze indienen. De keuzes die ten grondslag liggen aan het regelingsgebied waarop dit voorbereidingsbesluit betrekking heeft, zijn niet definitief en niet bindend voor het projectbesluit. Dit voorbereidingsbesluit dient als tijdelijke reservering. Met het voorbereidingsbesluit worden dus geen onomkeerbare beslissingen over het project genomen.

3. Noodzaak voorbeschermingsregels

Dit voorbereidingsbesluit heeft tot gevolg dat in het regelingsgebied waarvoor het voorbereidingsbesluit geldt, het uitvoeren van werken en werkzaamheden alsmede het gebruik van gronden en bouwwerken op grond van artikel 4.14, derde lid, van de Ow worden beperkt. Naar het oordeel van de ministers zijn deze beperkingen redelijkerwijs noodzakelijk om te voorkomen dat het regelingsgebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van de daaraan bij het projectbesluit te geven regels. Het projectbesluit is bedoeld om een complex energieproject met een publiek belang mogelijk te maken en zo ruimte te creëren voor de (transitie naar duurzame) energievoorziening van nationaal belang. De regels van dit voorbereidingsbesluit zorgen ervoor dat er tussentijds geen activiteiten plaatsvinden binnen het regelingsgebied die de realisatie van dat energieproject kunnen bemoeilijken. Dit leidt tevens tot een versnelling en verbetering van de besluitvorming over het energieproject ter plaatse van het regelingsgebied.

Naar boven