Beleidsregel van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 12 juni 2024 nr. KO/ 44700691, houdende regels voor een experiment gericht op de inclusie van leerlingen middels integratie van het gespecialiseerd onderwijs in het regulier onderwijs (Beleidsregel experiment inclusieve leeromgeving 2024)

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op artikel 2 van de Experimentenwet onderwijs en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

basisschool:

basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC of artikel 1.1 van de WVO 2020;

experiment:

beleidsregel experiment inclusieve leeromgeving 2024;

instelling voor speciaal onderwijs:

instelling voor speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8, tweede en derde volzin van de WEC;

instelling voor voortgezet speciaal onderwijs:

instelling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede en derde volzin van de WEC;

minister:

Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;

samenwerkende bevoegde gezagsorganen:

bevoegde gezagsorganen van scholen of instellingen die gezamenlijk deelnemen aan het experiment;

penvoerder:

bevoegd gezag van een school of instelling dat namens de samenwerkende bevoegde gezagsorganen optreedt bij de aanvraag op grond van deze beleidsregel;

samenwerkingsverband:

samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 van de WPO of artikel 1.1 van de WVO 2020;

school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs:

school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel f, h, j, k, m of n, van de WEC;

school voor speciaal onderwijs:

school voor speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel f, h, j, k, m of n, van de WEC;

school voor voortgezet onderwijs:

school als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020;

school voor voortgezet speciaal onderwijs:

school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel f, h, j, k, m of n, van de WEC;

speciale school voor basisonderwijs:

speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

WEC:

Wet op de expertisecentra;

WPO:

Wet op het primair onderwijs;

WVO 2020:

Wet voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 2. Doel experiment

Het experiment is gericht op de sociale en onderwijskundige inclusie van leerlingen vanuit het gespecialiseerd onderwijs in het regulier onderwijs middels het zo veel mogelijk integreren van het speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs in het regulier basisonderwijs, van het speciaal onderwijs in het speciaal basisonderwijs en van het voortgezet speciaal onderwijs in het voortgezet onderwijs. Het doel van het experiment is te onderzoeken:

  • a. hoe het onderwijs organisatorisch en onderwijskundig ingericht wordt op de scholen waar de leerlingen in het kader van het experiment onderwijs gaan volgen;

  • b. welke variabelen in positieve zin bijgedragen hebben aan de inclusie van leerlingen.

  • c. welk effect het integreren van voorzieningen heeft op de ontwikkeling van de leerlingen van de scholen en instellingen die deelnemen aan het experiment;

  • d. in hoeverre het integreren van voorzieningen bijdraagt aan de sociale en onderwijskundige inclusie van de leerlingen van de scholen of instellingen die deelnemen aan het experiment; en

  • e. welke knelpunten worden ervaren.

Artikel 3. Afwijkingen van de wet door bevoegd gezag

  • 1. In afwijking van artikel 24 van de WEC kan het volledige schoolplan van een school of instelling voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs worden uitgevoerd door een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs.

  • 2. In afwijking van artikel 15, eerste lid, van de WPO telt, indien een leerling het volledige onderwijsprogramma ontvangt op een speciale school voor basisonderwijs, de tijd gedurende welke de leerling onderwijs ontvangt op een basisschool mee voor het aantal uren onderwijs dat de leerling ten minste moet ontvangen.

  • 3. Artikel 12 van het Onderwijskundig besluit WEC en artikel 4.1 van het Inrichtingsbesluit WPO zijn niet van toepassing op scholen die deelnemen aan dit experiment.

Artikel 4. Voorwaarden deelname aan experiment

Het bevoegd gezag kan deelnemen aan het experiment, indien sprake is van een samenwerking tussen:

  • a. het bevoegd gezag van een basisschool of speciale school voor basisonderwijs en het bevoegd gezag van een school of instelling voor speciaal onderwijs;

  • b. het bevoegd gezag van een basisschool en het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs;

  • c. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs en het bevoegd gezag van een school of instelling voor voortgezet speciaal onderwijs; of

  • d. het bevoegd gezag van een basisschool of school voor voortgezet onderwijs en het bevoegd gezag van een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.

Artikel 5. Aanvraag voor deelname aan experiment

  • 1. De penvoerder dient een aanvraag voor deelname aan het experiment met ingang van 1 augustus van het volgende schooljaar in bij de minister op uiterlijk 1 mei van het daaraan voorafgaande schooljaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid dient de penvoerder een aanvraag voor deelname aan het experiment met ingang van 1 januari 2025 in bij de minister op uiterlijk 1 oktober 2024.

  • 3. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, omvat:

    • a. de contactgegevens van de samenwerkende bevoegde gezagsorganen;

    • b. een schriftelijke verklaring van instemming met deelname aan het experiment van de medezeggenschapsraden van de deelnemende scholen of instellingen, de betrokken gemeente of gemeenten waar de scholen en instellingen van de samenwerkende bevoegde gezagsorganen gevestigd zijn en de samenwerkingsverbanden waarbij de scholen van de samenwerkende bevoegde gezagsorganen zijn aangesloten;

    • c. een experimenteerplan waarin in het kader van het experiment in ieder geval wordt beschreven:

      • 1°. de gezamenlijke visie van de deelnemende scholen en instellingen van de samenwerkende bevoegde gezagsorganen op de organisatorische en onderwijskundige inrichting van het onderwijs binnen dit experiment;

      • de organisatorische en onderwijskundige inrichting van de integratie van de voorzieningen;

      • de inzet van leraren en onderwijsondersteunend personeel;

      • de invulling van het onderwijs- en ondersteuningsaanbod voor alle leerlingen van de deelnemende scholen;

      • de wijze waarop zo nodig samengewerkt wordt met de zorg;

      • een begroting waarin wordt aangegeven hoe de scholen of instellingen van de samenwerkende bevoegde gezagsorganen hun bekostiging inzetten;

      • de visie van het samenwerkingsverband op inclusie en het realiseren daarvan;

      • op welke wijze het experiment bijdraagt aan het realiseren van inclusief onderwijs in het samenwerkingsverband;

      • 10° op welke wijze het samenwerkingsverband gaat stimuleren en faciliteren dat leerlingen uit het speciaal onderwijs die deel uitmaken van het experiment op termijn in het regulier onderwijs worden ingeschreven;

      • 11° welke ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband, de school en het bevoegd gezag beschikbaar is voor de leerlingen die deel uitmaken van het experiment vanaf het moment dat zij ingeschreven worden op de reguliere school;

      • 12° hoe de beschreven activiteiten worden uitgevoerd.

Artikel 6. Selectie en beslistermijn

  • 1. De minister besluit binnen acht weken na afloop van de uiterste aanvraagdatum, bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, op aanvragen tot deelname aan het experiment.

  • 2. De minister beoordeelt de aanvraag op basis van het experimenteerplan, bedoeld artikel 5, derde lid.

  • 3. De minister kan een aanvraag tot deelname aan het experiment afwijzen indien de kwaliteit van het onderwijs op een van de scholen van de samenwerkende bevoegde gezagsorganen zeer zwak is als bedoeld in artikel 10a, eerste of vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 19a van de Wet op de expertisecentra en artikel 2.94, eerste of derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.

  • 4. De minister wijst een aanvraag die is ingediend na 1 mei 2030 af.

Artikel 7. Looptijd van het experiment

  • 1. Het experiment vangt aan met ingang van 1 januari 2025 en eindigt met ingang van 1 augustus 2034.

  • 2. De minister verleent toestemming tot deelname aan het experiment voor de gehele duur van het experiment.

Artikel 8. Beëindiging deelname aan het experiment

De minister kan de toestemming tot deelname aan het experiment intrekken:

  • a. na een met redenen omkleed verzoek van het bevoegd gezag van een deelnemende school of instelling;

  • b. indien de samenwerkende bevoegde gezagsorganen niet voldoen aan de informatieplicht, bedoeld in artikel 9;

  • c. indien de voortzetting van het experiment op de scholen van de samenwerkende bevoegde gezagsorganen naar het oordeel van de minister niet in het belang van de leerlingen zou zijn.

Artikel 9. Onderzoek en evaluatie

  • 1. De minister evalueert deze beleidsregel voor 1 januari 2034.

  • 2. De minister voert voor 1 januari 2030 een tussentijdse evaluatie uit.

  • 3. De samenwerkende bevoegde gezagsorganen werken mee aan het verschaffen van inlichtingen ten behoeve van namens de minister ingestelde onderzoeken in het kader van de evaluatie en ontwikkeling van beleid.

Artikel 10. Intrekking beleidsregel en overgangsrecht

De Beleidsregel experimenten samenwerking regulier en speciaal onderwijs 2020 wordt ingetrokken, met dien verstande dat de rechten en verplichtingen die op grond van die beleidsregel, zoals die luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop deze beleidsregel in werking treedt, tot stand zijn gekomen in stand blijven.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel experiment inclusieve leeromgeving 2024.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul

TOELICHTING

Deze beleidsregel regelt de aanvraagprocedure en de voorwaarden voor de deelname aan het experiment inclusieve leeromgeving 2024 (hierna: het experiment).

De Experimentenwet onderwijs (EWO)

Op basis van de Experimentenwet Onderwijs (EWO) kunnen onderwijskundige experimenten worden georganiseerd die binnen de kaders van de afzonderlijke onderwijswetten niet mogelijk zijn. Op het regulier en het gespecialiseerd onderwijs zijn verschillende wetten van toepassing, namelijk de WPO, de WVO 2020 en de WEC.

In deze toelichting wordt gesproken over ‘gespecialiseerd onderwijs’. Daarmee wordt gedoeld op het onderwijs aan scholen en instellingen in de zin van de Wet op de expertisecentra (hierna: WEC), namelijk scholen of instellingen voor ‘speciaal onderwijs’. Ook scholen voor speciaal basisonderwijs, die zijn geregeld in de Wet op het primair onderwijs (hierna: WPO), worden in het kader van deze beleidsregel als gespecialiseerd onderwijs beschouwd. Scholen voor praktijkonderwijs zijn reguliere scholen voor voortgezet onderwijs, en vallen daarom niet onder de noemer ‘gespecialiseerd onderwijs’.

Achtergrond

In maart 2023 is in de Contouren van de Werkagenda Inclusief onderwijs 20351 vastgelegd dat het uitgangspunt is dat leerlingen met en zonder ondersteuningsbehoeften dichtbij huis naar dezelfde school gaan en bij voorkeur in dezelfde klas zitten. In april 2024 is deze ambitie verder geconcretiseerd in het beleidskader Met elkaar voor alle kinderen en jongeren.2 Dit vraagt om een vergaande integratie van regulier en gespecialiseerd onderwijs.

Sinds 2018 wordt op grond van de beleidsregel ‘experimenten samenwerking regulier en speciaal onderwijs’ geëxperimenteerd met samenwerking tussen regulier en gespecialiseerd onderwijs, waarbij volledige integratie van het gespecialiseerd onderwijs in het regulier onderwijs het uitgangspunt is. Dit betekent dat alle leerlingen van een school of instelling voor gespecialiseerd onderwijs, onderwijs gaan volgen binnen een reguliere school. Onderzoek naar die experimenten wijst uit dat dit tot positieve resultaten leidt.3 De samenwerking tussen de betrokken scholen en de integratie van de betrokken voorzieningen verloopt goed. Tegelijkertijd wordt het uitgangspunt van volledige integratie van de betrokken onderwijsvoorzieningen als te beperkend ervaren omdat het alle leerlingen van de school of instelling voor gespecialiseerd onderwijs gaat. Voor een deel van de leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs is dit in veel gevallen echter niet haalbaar. Er is behoefte aan ruimte om ook te experimenteren met intensieve samenwerking tussen het regulier onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs waarbij een deel van de leerlingen uit het gespecialiseerd onderwijs in het regulier onderwijs naar school gaat. Daarin voorziet deze nieuwe beleidsregel.

Deze beleidsregel maakt het mogelijk om intensieve samenwerking tussen reguliere en gespecialiseerde scholen en instellingen aan te gaan en past daarmee in een bredere ontwikkeling richting inclusief onderwijs. Met een geïntegreerde voorziening kunnen scholen leerlingen een zo thuisnabij mogelijke onderwijsplek bieden en integraal tegemoetkomen aan de ondersteuningsbehoeften van alle leerlingen. Deze beleidsregel biedt juridische ruimte om, ondersteund door onderzoek, ervaring op te doen die bijdraagt aan de totstandkoming van wetgeving op het gebied van inclusief onderwijs.

Het doel is om nader te onderzoeken welke effecten intensieve samenwerking tussen gespecialiseerd onderwijs en regulier onderwijs heeft, welke randvoorwaarden nodig zijn en welke knelpunten worden ervaren. De sociale en onderwijskundige inclusie van leerlingen die afkomstig zijn uit het gespecialiseerd onderwijs in het regulier onderwijs, door het onderwijs zoveel mogelijk te integreren, staat hierbij centraal. Deze beleidsregel maakt het mogelijk een deel van de leerlingen die zijn ingeschreven op een school of instelling voor gespecialiseerd onderwijs, onderwijs te laten volgen op een reguliere basisschool of school voor voortgezet onderwijs en om een deel van de leerlingen die ingeschreven staan op een school of instelling voor speciaal onderwijs, onderwijs te laten volgen op een school voor speciaal basisonderwijs. Daarnaast blijft het met deze beleidsregel mogelijk om alle leerlingen die zijn ingeschreven op een school of instelling voor gespecialiseerd onderwijs, onderwijs te laten volgen op een reguliere basisschool of school voor voortgezet onderwijs en om alle leerlingen die ingeschreven staan op een school of instelling voor speciaal onderwijs, onderwijs te laten volgen op een school voor speciaal basisonderwijs.

Inhoud van het experiment

Leerlingen die zijn ingeschreven op een school of instelling voor (voortgezet) speciaal onderwijs, kunnen op grond van artikel 24 van de WEC al een deel van hun onderwijs volgen op een basisschool, school voor speciaal basisonderwijs of school voor voortgezet onderwijs. Ook kan op grond van artikel 15 van de WPO gewerkt worden aan integratie van het speciaal basisonderwijs en het reguliere basisonderwijs door leerlingen vanuit een school voor speciaal basisonderwijs tijdelijk onderwijs te laten volgen op de basisschool. Dit experiment gaat een stap verder en maakt het mogelijk dat alle of een deel van de leerlingen van deelnemende scholen, instellingen of vestigingen gedurende de volledige looptijd van het experiment onderling kunnen worden gemengd.

Het samenvoegen van leerlingen die afkomstig zijn uit regulier en gespecialiseerd onderwijs heeft grote gevolgen voor de inrichting van het onderwijs, de school, het personeel, de ouders en de leerlingen. Er is voor dit experiment gekozen voor een looptijd tot augustus 2034, om scholen voldoende tijd te geven om te experimenteren met de samenwerking en te komen tot optimale integratie van het onderwijs. Zij kunnen daarmee onderzoeken hoe de onderwijskundige inzet flexibeler ingezet kan worden zodat in de ondersteuningsbehoefte van alle leerlingen kan worden voorzien. Het geeft de scholen ook tijd om te verkennen hoe de expertise vanuit het gespecialiseerd onderwijs het beste ingezet en gewaarborgd kan worden binnen het regulier onderwijs. Er vindt voor januari 2030 een tussentijdse evaluatie plaats op basis waarvan de vereiste wijzigingen in wet- en regelgeving voorbereid kunnen worden.

De beleidsregel biedt ruimte voor volledige integratie van het regulier en gespecialiseerd onderwijs (waaronder ook het speciaal basisonderwijs) en volledige integratie van het speciaal onderwijs en het speciaal basisonderwijs. Daarnaast biedt het experiment ruimte voor het includeren van een deel van de leerlingen uit het gespecialiseerd onderwijs (waaronder ook het speciaal basisonderwijs) in reguliere scholen en van een deel van de leerlingen uit het speciaal onderwijs in het speciaal basisonderwijs, bijvoorbeeld:

  • Het includeren van leerlingen van een bepaald uitstroomprofiel van het voortgezet speciaal onderwijs in het regulier onderwijs.

    Vaak zijn niet alle leerlingen van een school voor voortgezet speciaal onderwijs of vestiging van die school in staat om deel te nemen aan regulier onderwijs. Door onderscheid te kunnen maken tussen verschillende uitstroomprofielen kunnen de leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs (vso) met een bepaald uitstroomprofiel deelnemen aan regulier onderwijs. Alle of een deel van de vso-leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs kunnen bijvoorbeeld onderwijs volgen op een reguliere school voor vmbo, havo of vwo, en vso-leerlingen met het uitstroomprofiel arbeidsmarktgericht kunnen onderwijs volgen op een school voor praktijkonderwijs.

  • Het includeren van leerlingen uit de onder- of bovenbouw van het gespecialiseerd in het regulier onderwijs.

    Soms hebben leerlingen wat meer tijd nodig om de overstap naar het regulier onderwijs te kunnen maken. De mogelijkheid om onderscheid te maken tussen onder- en bovenbouw biedt scholen ruimte om ervoor te kiezen om alleen (een deel van de) leerlingen uit de onder- of bovenbouw van het gespecialiseerd onderwijs deel te laten nemen aan regulier onderwijs.

  • Het inrichten van traject- of ondersteuningsklassen in het regulier onderwijs.

    Door ondersteunings- of trajectklassen mogelijk te maken, kan een deel van de leerlingen uit het gespecialiseerd onderwijs met extra ondersteuning les volgen op een reguliere school. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan leerlingen met een sensorische, fysieke of internaliserende problematiek. Uitgangspunt bij het inrichten van een ondersteunings- of trajectklas is dat de leerlingen naast deelname aan de ondersteunings- of trajectklas deels en op termijn zo volledig mogelijk onderwijs volgen in een reguliere klas.

  • Het includeren van leerlingen binnen de eigen gemeente.

    De leerlingen die nu in een andere gemeente gespecialiseerd onderwijs volgen, kunnen met ondersteuning vanuit de school voor gespecialiseerd onderwijs op een reguliere school in de eigen gemeente les krijgen.

Inschrijving leerlingen

De leerlingen uit het gespecialiseerd onderwijs die deel gaan nemen aan het experiment zijn bij de start van het experiment ingeschreven in het gespecialiseerd onderwijs. Het doel is deze leerlingen gedurende de looptijd van het experiment in te schrijven op de reguliere school zodra zij in staat zijn regulier onderwijs te volgen waar nodig met extra ondersteuning vanuit de school, het bestuur en/of het samenwerkingsverband. Zolang de leerling is ingeschreven op het gespecialiseerd onderwijs behoudt de leerling de toelaatbaarheidsverklaring (tlv) en blijft de wet- en regelgeving van toepassing die geldt ten aanzien van die onderwijsvorm. Ook de bijbehorende plichten (bijvoorbeeld ten aanzien van het melden van ongeoorloofd verzuim bij DUO en het opstellen van een ontwikkelingsperspectief) blijven de verantwoordelijkheid van de school van inschrijving. Dat betekent bijvoorbeeld ook dat de leerlingen die nog ingeschreven staan op het voortgezet speciaal onderwijs alleen als extraneus examen kunnen doen op de reguliere vo-school op grond van artikel 2.51 van de WVO 2020. Leerlingen die zijn ingeschreven op een reguliere vo-school kunnen geen staatsexamen doen, ook niet als ze in dezelfde klas zitten met leerlingen die nog ingeschreven staan op een school voor gespecialiseerd onderwijs die die mogelijkheid wel hebben. De leerlingen blijven totdat zij worden ingeschreven op de deelnemende reguliere school in ROD (Regeling Onderwijs Deelnemers) geregistreerd op de school voor gespecialiseerd onderwijs. Wanneer een leerling ingeschreven wordt op een reguliere school, wordt ten aanzien van die leerling de wet- en regelgeving van die onderwijsvorm van toepassing. Ook de bijbehorende plichten gaan dan over naar deze school. De RRO (Regeling Register Onderwijsdeelnemers) zal in de loop van 2024 aangevuld worden zodat inzichtelijk wordt welke leerlingen deelnemen aan dit experiment.

Bekostiging leerlingen

Zolang de leerling is ingeschreven op de school voor gespecialiseerd onderwijs ontvangt die school rechtstreekse bekostiging voor deze leerling, ook als de leerling onderwijs op een reguliere school volgt. Scholen en instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs mogen op grond van artikel 113, vierde lid, onderdeel b, van de WEC middelen overdragen aan een reguliere basisschool of reguliere vo-school wanneer een leerling uit het gespecialiseerd onderwijs, onderwijs volgt op een reguliere school. Met een inschrijving in het regulier onderwijs stopt de rechtstreekse bekostiging van die leerling in het gespecialiseerd onderwijs en ontvangt het samenwerkingsverband meer ondersteuningsmiddelen. De reguliere school ontvangt de basisbekostiging voor deze leerling. Wanneer de leerling na de inschrijving in het reguliere onderwijs extra ondersteuning nodig heeft, kan deze worden bekostigd vanuit de ondersteuningsmiddelen van het samenwerkingsverband waartoe de reguliere school behoort.

Bevoegdheid leraren

De bevoegdheidseisen die gelden voor de verschillende typen onderwijs worden met dit experiment niet aangepast. Voor het (v)so en het reguliere basisonderwijs gelden dezelfde eisen. Docenten die lesgaven op het vso mogen dat ook doen op een vo-school. Voor docenten die met een pabo-bevoegdheid lesgaven op het vso geldt dat zij onder begeleiding van een docent met een bevoegdheid voor het vo ook op het regulier vo les mogen geven. De vso-docent met een pabo-bevoegdheid werkt dan onder de verantwoordelijkheid van en in samenwerking met een bevoegde vo-docent.

Evaluatie van het experiment

Voordat het experiment afloopt besluiten de deelnemende scholen en instellingen of en op welke wijze de samenwerking wordt gecontinueerd. De evaluatie van het experiment wordt uitgevoerd door een onafhankelijke instelling.

Artikelsgewijs

Artikel 2. Doel experiment

Dit experiment is gericht op de sociale en onderwijskundige inclusie van leerlingen vanuit het gespecialiseerd onderwijs in het regulier onderwijs middels het zo veel mogelijk integreren van het speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs in het regulier basisonderwijs, van het speciaal onderwijs in het speciaal basisonderwijs en van het voortgezet speciaal onderwijs in het voortgezet onderwijs.

Met het experiment kan nader worden onderzocht hoe intensieve samenwerking tussen het gespecialiseerd onderwijs en regulier onderwijs mogelijk gemaakt kan worden, en welke knelpunten zich daarbij voordoen. Voor het realiseren van die intensieve samenwerking zijn verschillende vormen mogelijk, waarvoor deze beleidsregel mogelijkheden biedt. Onderzocht wordt in hoeverre de verschillende vormen van samenwerking en de invulling van integratie daadwerkelijk bijdragen aan een inclusieve leeromgeving voor alle leerlingen en welke knelpunten scholen en samenwerkingsverbanden daarbij in beleid en praktijk ervaren. Dit draagt uiteindelijk bij aan de besluitvorming over wetgeving die een inclusieve leeromgeving voor alle leerlingen mogelijk maakt.

Artikel 3. Afwijkingen van de wet door bevoegd gezag

Om het experiment te kunnen uitvoeren, moet worden afgeweken van verschillende artikelen in de sectorwetten en onderliggende regelgeving. Met de huidige wetgeving is het niet mogelijk om leerlingen uit reguliere en gespecialiseerde voorzieningen voltijds bij elkaar in de klas te zetten om gezamenlijk onderwijs te volgen. Artikel 24 van de WEC en artikel 15 van de WPO bieden voor leerlingen een mogelijkheid om een deel van het schoolplan of onderwijsprogramma van een school voor gespecialiseerd onderwijs uit te voeren op een reguliere school, maar niet het volledige schoolplan of onderwijsprogramma.

De op dit moment toegestane vormen van samenwerking vinden veelal op individuele basis plaats, en de omvang en duur ervan zijn beperkt. Met dit experiment wordt het mogelijk om het volledige schoolplan of onderwijsprogramma voor de gehele looptijd van het experiment uit te voeren op een andere school dan de school waar de leerling is ingeschreven. Om dit te kunnen realiseren worden ook artikel 12 van het Onderwijskundig besluit WEC en artikel 4.1.1. van het Inrichtingsbesluit WPO, waarin de eisen aan de samenwerkingsovereenkomst worden geregeld, buiten werking gesteld. De school van inschrijving blijft verantwoordelijk voor het aanbieden van de wettelijk vastgestelde uren onderwijstijd. Omdat de samenwerkende scholen samen het onderwijs verzorgen kan dit goed geregistreerd worden.

Artikel 4. Deelname aan experiment

Aan het experiment kunnen basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor voortgezet onderwijs en scholen en instellingen voor speciaal onderwijs (so), scholen en instellingen voor voortgezet speciaal onderwijs (vso) en scholen en instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (sovso) meedoen. Hieronder vallen ook de nevenvestigingen van scholen en instellingen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

Artikel 5. Aanvraag voor deelname experiment

De aanvraag wordt ingediend bij het Ministerie van OCW, directie Kansengelijkheid en Onderwijsondersteuning, onder vermelding van: aanvraag experiment inclusieve leeromgeving. Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag. De aanvraag kan ook digitaal worden gestuurd naar secretariaatKO@minocw.nl. De bevoegde gezagsorganen wijzen onderling een penvoerder aan. De penvoerder dient de aanvraag voor deelname aan het experiment in namens de bevoegde gezagsorganen van de deelnemende scholen en instellingen en ontvangt de beschikking. De scholen kunnen voor het schooljaar 2024-2025 een aanvraag indienen tot en met 1 oktober 2024. Voor het schooljaar 2025-2026 en daarop volgende schooljaren dient de aanvraag uiterlijk op 1 mei van het daaraan voorafgaande schooljaar ingediend te zijn.

Een aanvraag moet naast contactgegevens bestaan uit de volgende onderdelen:

  • 1. Een aantal verklaringen:

    • Een schriftelijke verklaring van instemming met deelname aan het experiment van de medezeggenschapsraden van alle scholen en instellingen die aan het experiment willen deelnemen.

    • Een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat alle gemeenten waarin de deelnemende scholen of instellingen zijn gevestigd instemmen met het experiment. Dit is van belang vanwege hun verantwoordelijkheid voor leerlingenvervoer en onderwijshuisvesting. Het is raadzaam de leerplichtambtenaren van de gemeenten waar de leerlingen wonen ervan op de hoogte te brengen dat de leerlingen (voorlopig) weliswaar nog ingeschreven blijven staan op een school of instelling of instelling voor gespecialiseerd onderwijs, maar elders onderwijs volgen.

    • Een schriftelijke verklaring van instemming met deelname aan het experiment van de samenwerkingsverbanden waarbij de betrokken scholen van de bevoegde gezagsorganen zijn aangesloten.

  • 2. Een experimenteerplan waarin een aantal zaken beschreven worden:

    • de gezamenlijke visie van de deelnemende scholen en instellingen op de organisatorische en onderwijskundige inrichting van het onderwijs binnen dit experiment. Hierbij wordt ook beschreven op welke wijze de betrokken scholen en instellingen inzetten op het gedurende het experiment inschrijven van de leerlingen die afkomstig zijn uit het speciaal basisonderwijs, het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs in de deelnemende basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs. Het is van belang dat het samenwerkingsverband waartoe de reguliere school hoort hierbij betrokken wordt omdat de leerling, wanneer deze uiteindelijk op de reguliere school wordt ingeschreven, onder de verantwoordelijkheid van dit samenwerkingsverband valt.

    • de manier waarop de integratie van voorzieningen georganiseerd wordt en op welke wijze de deskundigheid van het personeel afkomstig uit de gespecialiseerde voorziening zal worden ingezet binnen de reguliere school. Eventuele inzet vanuit de zorg maakt hiervan onderdeel uit. Om zo optimaal mogelijk gebruik te maken van de expertise vanuit het gespecialiseerd onderwijs, is het wenselijk om in het kader van dit experiment alleen leraren in te zetten die over de juiste expertise beschikken en afkomstig zijn van de school of instelling voor gespecialiseerd onderwijs waar de leerlingen vandaan komen.

    • een voorstel hoe het onderwijs- en ondersteuningsaanbod voor alle deelnemende leerlingen (zowel binnen als buiten in te richten traject- of ondersteuningsklassen) van de basisschool, de speciale school voor basisonderwijs of school voor voortgezet onderwijs er uit zal zien. Hierbij dient te worden aangegeven hoe de deelnemende scholen tot afspraken verwachten te komen. Alle leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs hebben een Ontwikkelingsperspectief (OPP). De ouders van de deelnemende leerlingen worden in het kader van hun OPP betrokken bij het inrichten van het onderwijs- en ondersteuningsaanbod.

    • op welke manier de deelname aan het experiment is ingebed in het systeem van kwaliteitszorg van de scholen.

    • hoe de beschreven activiteiten worden uitgevoerd.

    Ten aanzien van het betrokken samenwerkingsverband wordt bovendien verwacht dat uit het experimenteerplan blijkt:

    • Wat de visie van het samenwerkingsverband is op inclusie en het realiseren daarvan.

    • Op welke wijze dit experiment bijdraagt aan het realiseren van inclusief onderwijs in het samenwerkingsverband.

    • Op welke wijze het samenwerkingsverband gaat stimuleren en faciliteren dat leerlingen uit het gespecialiseerd onderwijs die deel uitmaken van het experiment op termijn in het regulier onderwijs worden ingeschreven.

    • Hoe de leerlingen die deel uitmaken van het experiment vanuit het samenwerkingsverband ondersteund worden nadat zij zijn ingeschreven op de reguliere school.

  • 3. Een begroting waarin wordt aangegeven:

    • Op welke manier de reguliere bekostiging van de betrokken scholen of instellingen wordt aangewend in het kader van het experiment.

    • Op welke manier de ondersteuning van de leerlingen bekostigd wordt nadat zij zijn ingeschreven op de reguliere school.

Artikel 6 Selectie en beslistermijn

Op basis van de aanvraag, beslist de minister of kan worden deelgenomen aan het experiment. Als de kwaliteit van het onderwijs op één van de betrokken scholen of instellingen als onvoldoende of zeer zwak is beoordeeld kan de minister de aanvraag afwijzen. Deelname aan het experiment wordt in dat geval niet in het belang van de leerlingen geacht.

De looptijd van het experiment is tot 1 augustus 2035, maar de aanvragen kunnen worden gedaan in zeven tranches. De tranches starten in januari 2025, augustus 2025, augustus 2026, augustus 2027, augustus 2028, augustus 2029 en de laatste in augustus 2030. Deze zeven tranches lopen allemaal tot 1 augustus 2035. Na 1 augustus 2030 worden geen scholen meer toegelaten tot het experiment.

Artikel 7. Looptijd van het experiment

Een experiment op grond van de Experimentenwet Onderwijs kan maximaal 10 jaar duren en eenmalig nog 5 jaar worden verlengd. Het experiment inclusieve leeromgeving 2024 start op 1 januari 2025. De beleidsregel vervalt met ingang van augustus 2034 (het eind van het schooljaar). Deze jaren zijn nodig om de deelnemende scholen voldoende tijd te gunnen om te verkennen hoe de expertise vanuit het gespecialiseerd onderwijs het beste ingezet en gewaarborgd kan worden binnen het regulier onderwijs.

Artikel 8. Beëindiging deelname aan het experiment

Deelname aan dit experiment kan op verzoek van het bevoegd gezag van een deelnemende school of instelling worden beëindigd. Het bevoegd gezag moet hierbij duidelijk omschrijven wat de achtergrond van dit verzoek is. Deelname aan dit experiment kan ook worden beëindigd als de deelnemende scholen niet deel nemen aan het onderzoek of als de minister oordeelt dat deelname niet langer in het belang van de leerlingen zou zijn. Daaronder wordt in ieder geval de situatie verstaan dat deelnemende scholen en instellingen een beoordeling als ‘onvoldoende’ of ‘zeer zwak’ van de Inspectie van het Onderwijs ontvangen. Als een school of instelling gedurende de experimenteerperiode het predicaat ‘onvoldoende’ of ‘zeer zwak’ krijgt, zal het experiment voor deze school of instelling worden beëindigd door de minister. De scholen of instellingen waarmee wordt samengewerkt kunnen het experiment alleen voortzetten als zij ook zonder de school waarvoor het experiment beëindigd wordt voldoen aan de voorwaarden voor deelname.

Artikel 9. Onderzoek en evaluatie

De scholen die deelnemen aan het experiment werken mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoeken en evaluaties.

Artikel 10. Intrekking beleidsregel en overgangsrecht

De vigerende beleidsregel wordt met dit besluit ingetrokken, maar de rechten en verplichtingen die daar uit zijn voortgekomen blijven bestaan. Dat betekent dat de scholen die een beschikking hebben verkregen op basis van de eerdere beleidsregel waarvan de looptijd nog niet is verlopen hun activiteiten kunnen afronden. Als de betreffende scholen en instellingen hun activiteiten liever willen voortzetten onder het juridisch kader zoals dat in de nieuwe beleidsregel is opgenomen, dan is dat ook mogelijk. In dat geval kunnen ze een nieuwe aanvraag indienen en wordt de beschikking aangepast.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul

Naar boven